Welkom op mijn blog!

      Vertellingen en verhalen
              uit mijn jeugd
           van 1940 tot 1960

KLIK HIER !
  • Na... de tijd van toen (mijn nieuw blogje vanaf 1960)
  • Inhoud blog
  • Gouden Bruiloft
  • Petrol in de soep
  • Ajuinstoemp
  • De Melktand
  • Patatten van ... 'De Neus'
  • Een broertje erbij... en nog één
  • In blijde verwachting...
  • De Kolenzifters
  • Renéeke
  • Een vijver vol met!
  • Fietsperikelen
  • Nieuw blog: Periode vanaf 1960
  • A votre service, monsieur !
  • Werkloos
  • De Kerstkalkoen
  • De mooiste dag!
  • Een zware teleurstelling
  • 'œ Slisse en Cesaer '
  • De Officiële Kennismaking
  • Zwarte Piet
  • Vlaamse Kermis, de Eerste Kus
  • Appél aan bed!
  • Naar het Leger
  • Het Eerste Contact
  • De Edele Kookkunst
  • De Edele Kookkunst (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 1)
  • 't 'œVliegmachien'
  • Gaan werken in het 'œatelier'
  • Mathileke Vis
  • De Nieuwe Laarsjes
  • Ons eerste fietsje
  • De Brug over het Albertkanaal
  • Nonkel Jan ( 2 ) - De grappenmaker
  • De Rode Zwembroekjes
  • Nonkel Jan
  • Bij 'Tenne' met vakantie
  • Het Koffieservies (deel 2)
  • Het Koffieservies (deel 3)
  • Het koffieservies. (deel 1)
  • De bevrijding - 4 September 1944
  • De Bedrieger, bedrogen
  • De laatste loodjes ...
  • Gestapo
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 3)
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 2)
  • Meester 'Bagger' - (Deel 1)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes (Deel 2)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
  • Weer thuis
  • Koekelberg
  • Geboren vóór den oorlog
  • Waarom schrijven?
    E-mail mij

    Ik waardeer uw mening en mail u zeker terug

    Foto
    Op schoolreis in Dinant 1950
    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Mijn favorieten
  • Andersdangewoon
  • Uilenspiegel
  • Nieuwjaarsbrieven 2
  • Met hart en ziel
  • Warket (Ikbijhaar)
  • Didi's Vluchtstrook
  • Rocor
  • Begrijphetnietje
  • Hercule Poireau
  • Titipoes
    Archief per week
  • 05/04-11/04 2010
  • 12/11-18/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
    Foto
    De tijd van toen ...
    Nostalgische verhalen
    Over de oorlog, kindertijd, jeugd, verliefdheid, legerdienst en later leven.
    12-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meester '˜Bagger' - (Deel 3)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 'De dorstigen laven' is één van de zeven werken van barmhartigheid beweert de meester met klem en hij gebiedt een paar jongens om een emmer koel water te gaan halen aan de pomp.

    De zomers van vroeger waren veel warmer dan die van nu, vind ik, en bij het hardlopen op de speelplaats hangt de tong vaak van groten dorst uit onze mond.
    Meester Bagger vat post in de schaduw van het afdak, ‘den hangaar’ genoemd. Alle dorstige jongens staan in een lange rij te wachten. Gewapend met een kopje in de hand buigt de weldoener zich over de emmer water en schept voor elke leerling om beurten wat in.
    Wie het kopje niet helemaal leegdrinkt moet het overschot met een brede zwaai uitgieten over het speelplein. ‘Dat is proper en voorkomt dat we ziekten doorgeven,’ heeft hij ons geleerd.
    Als ik aan de beurt ben gooi ik met een ferme zwier de resterende inhoud van het kopje over het plein. Groot is mijn verbazing als het kopje meevliegt en in honderd stukken op de stenen kapot spat. Ontstelt kijk ik naar mijn wijsvinger waarrond het afgebroken oor is blijven hangen.
    ‘Lompe vlegel! Kijk nu wat je gedaan hebt.’ Scheld den Bagger en ik krijg een lap rond mijn oren. ‘Morgen breng je een ander kopje mee, is dat verstaan?’

    Op haar beurt scheldt moeder op mij als ik uitleg waarom ik een vervangkopje moet hebben.
    Wij hebben enkel grote koppen zonder oor waaruit we ook soep drinken en daarmee moet ik het dan maar doen.
    Ze geeft me haar slechtste exemplaar mee waar duidelijk zichtbaar een bruine barst in zit.
    Ik ben echt beschaamd als ik het aan de meester afgeef maar hij begrijpt het en voor de rest van de zomer heeft deze ‘soepkom’ gediend om de dorstige kelen te laven.

    Ik ben maar één keer kwaad geweest op meester Bagger en dat was toen hij, blijkbaar in een norse bui, zijn pijp op mijn hoofd uitklopte.
    We stonden in de gang van de school te wachten om naar huis te gaan en op zijn teken om naar buiten te stormen. Ik was een beetje traag naar zijn goesting en liep hem voor de voeten.
    Plots voelde ik drie harde tikken op mijn achterhoofd. Het deed vreselijk pijn en de as en restjes tabak hingen in mijn haar en vielen achter in mijn nek. Gelukkig brandde de pijp niet meer, maar de tranen sprongen in mijn ogen en ik durfde niks te zeggen uit schrik om te moeten nablijven.
    Een week lang heb ik een dikke bult op mijn hoofd gehad.
    Thuis wilde ik bij vader mijn beklag doen en vertelde het gebeurde maar hij vond het een goeie grap van ‘den Bagger’ en scheet me vierkant uit. Hij schokte van het lachen.
    ‘Ge zult wel iets uitgestoken hebben.’ Zei hij tenslotte, ‘Anders doet den Bagger zoiets niet. Het is anders de braafste meester van heel de school, dat zegt ge zelf toch altijd.’ En daarmee was de kous af.
    Toendertijd thuis gaan vertellen dat je van de meester straf of slaag gekregen had was een riskante onderneming want meestal kreeg je er nog een paar oorvijgen van ma of pa bovenop.

    Veel later, toen ik al getrouwd was, en bij de waterdienst van de gemeente werkte moest ik jaarlijks de stand van de tellers gaan opnemen en ben ik nog eens bij den Bagger aan huis geweest. De meester was toen al jaren met pensioen en wij hebben samen gezellig koffie en een paar druppels jenever gedronken en nog héél lang nagepraat over vroeger en de school. Het voorval met de pijp herinnerde hij zich niet meer, zei hij, maar van het voetballen wist hij nog alles.
    Den Bagger is enkele jaartjes later gestorven maar bij onze laatste ontmoeting wist ik nog niet dat zijn jongste kleindochter de vrouw zou worden van mijn oudste zoon.

    12-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meester '˜Bagger' - (Deel 2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen .... De schoolbel rinkelt luid. Ha, speeltijd!

    We staan te trappelen in de gang en als ‘de meester’ het teken geeft stormen we als een wervelwind naar buiten. De voormiddag is alweer bijna om.

    Iedere week krijgen we bij ‘den Bagger’ één uurtje gymnastiek.
    Aan de achterkant van de school ligt nog een klein onbewerkt stukje grasland. Het enige dat overgebleven is nadat alle mogelijke en onmogelijke lapjes grond, tot zelfs sommige stoepen toe, zijn omgespit en beplant met aardappels of ander eetbare gewassen.
    Het pleintje, zoals we dit stukje noemen, moet dienen om de schoolgaande jeugd te laten 'bewegen'.
    'Bewegen' is bij meester Bagger bijna altijd: voetbal! Eén uurtje is kort en de meester vergeet vaak op zijn horloge te kijken, dus… het kan wat uitlopen.
    Een echte lederen voetbal is nergens te krijgen en daarom behelpen we ons met wat voorhanden is.
    De school zelf bezit geen bal maar meestal brengt een van de jongens een versleten speelbal van thuis mee die hij stiekem van zijn zusje gestolen heeft.
    Deze meisjesballen zijn gemaakt uit rubber van zeer bedenkelijke kwaliteit en meestal met veelkleurige bloemen of strepen beschilderd. Heel dikwijls zijn ze al zo plat geworden dat er geen veerkracht meer in zit, maar het is in elk geval beter dan te moeten sjotten op een voddenbal of een conservenblik.

    De voetbalteams werden samengesteld. Twee jongens, door den Bagger aangeduid, kiezen elk om beurt een jongen uit de groep. Wie niet goed kan voetballen wordt als laatste gekozen, punt uit.
    Enkele mutsen een sjaal of een vest doen dienst als doelpaal.
    Er wordt lustig gestampt en meester Bagger, de scheidsrechter, staat kaarsrecht als een boom midden op het veld. Bewegen doet hij niet, maar als er een bal wat dicht in zijn buurt komt trapt hij die met de met de punt van zijn rechterschoen keihard in de richting van één van beide goals.
    Vandaag trapt hij met zulke kracht op de slappe bal dat deze met een luide knal openscheurt en als een schotelvod over zijn zwarte lakeischoen blijft hangen.
    Zijn aangezicht wordt vuurrood van het verschieten en wanneer de eigenaar van de bal hartstochtelijk begin te wenen weet hij met zichzelf geen raad. Om zijn gezicht te redden belooft hij een nieuwe bal te zullen kopen maar niemand gelooft hem.
    ’s Anderendaags echter heeft hij twee nieuwe ballen mee.
    ‘Hier zie,’ zegt hij tegen de huilebalk van gisteren, ‘en maak hem nu niet meer kapot hé!’
    De andere bal verbergt de meester in zijn lessenaar. Niemand van de andere klassen mag hem ooit gebruiken. ‘ Ze moeten maar zelf een bal kopen.’ Zegt hij egoïstisch.

    12-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meester 'Bagger' - (Deel 1)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen - 1942 - 1945
    Onder de oorlog naar school gaan was niet altijd gemakkelijk.
    Toen een Engelse bommenwerper waarvan één van de motoren uitgevallen was zijn lading niet ver uit de buurt van de school moest laten vallen waren alle ruiten aan diggelen en hadden we onverwacht enkele weken verlof.
    De diepe kraters van de bommen waren voor ons een extra speelplaats geworden en ondanks het verbod van onze ouders waren we er met geen stokken weg te slaan.

    Aan één bepaalde meester uit deze gemeenteschool bewaar ik een speciale herinnering.
    Een van de meest kleurrijke figuren uit onze kinderjaren is Frans De Keyzer.
    Als schoolmeester heeft hij een grote invloed op ons en er kan bijna geen dag voorbij gaan of wij krijgen op een of andere manier met hem te maken.
    Mede door zijn donkere hoornen bril waarboven twee zware zwarte wenkbrauwen uitsteken en zijn dikke zwarte snor, heeft hij een streng uiterlijk, maar hij is het eigenlijk niet.
    Toch houdt hij erg van orde en stiptheid want niets kan hem meer doen steigeren dan iemand die te laat komt in de klas of zich slordig gedraagt of kleedt. Hijzelf heeft altijd een piekfijn en afgeborsteld kostuum aan van donkergrijze stof, en op zijn hoofd de onafscheidelijke zwarte deukhoed.
    Wanneer hij ’s middags of ’s avonds de rij schoolkinderen over de tramrails tot aan het ‘veldeke’ richting dorp toe begeleidt, zwaait hij voortdurend met zijn wandelstok en tikt ermee tegen je benen als je ook maar durft met één voet van de stoep te stappen.
    Voor zover ik weet geeft hij al jaren les in het voorlaatste klaslokaal en voor dezelfde twee leerjaren tegelijk, het derde en het vierde. Alle klaslokalen in onze gemeenteschool zijn dubbel zodat je steeds twee jaar bij dezelfde meester of juffrouw doorbrengt.
    Waar zijn bijnaam ‘Den Bagger’ vandaan komt weet ik niet maar toch noemt iedereen hem zo, tenminste als hij het niet hoort.
    Meestal rookt hij een pijp, ook tijdens de les en dat wordt in deze tijd nog als normaal beschouwd.
    Voor velen is hij de plezantste meester die we al ooit gehad hebben, vooral omdat je bij hem niet veel moet doen in de klas en je heel weinig of geen huiswerk krijgt.

    Frans De Keyzer houdt van vaste rituelen en één daarvan is het dagelijks doen maken van de tafels van vermenigvuldiging. Volgens hem zijn de tafels de basis van alle kennis.
    Elke morgen om acht uur dertig wanneer we in onze banken hebben plaatsgenomen en het gebed is opgezegd, nemen we lei en griffel en beginnen er de tafels op te schrijven.
    Ondertussen  zit “de meester” rustig in zijn gemakkelijke stoel en laat dikke rookwolken van achter zijn dunne oorlogskrant omhoogstijgen. Stiekem loert hij af en toe over de rand van zijn dagblad en verrast een toevallige babbelaar met een snedig; ‘Verder werken en niet babbelen Jef… of Pierrre of Jan.’
    Na verloop van tijd zegt hij steevast ‘Wie gedaan heeft houdt zich nu maar verder nuttig bezig.’
    Dit betekent dat hij nog niet klaar is met lezen.
    Zich ‘nuttig bezighouden’ kan van alles zijn: lezen in ons leesboek, een tekening maken of gewoon stil in je bank blijven zitten, liefst met de armen gekruist.
    Niet iedereen houdt zich daaraan en er wordt wel wat gefezeld en geduwd met de ellebogen zodat het nooit helemaal stil is in de klas.
    Na verloop van tijd wordt het toch wat te rumoerig en legt hij met tegenzin zijn pijp neer, vouwt de krant vierdubbel samen en komt wijdbeens op de rand van de houten trede staan, naast zijn lessenaar.
    Zoals een dirigent steekt hij plots een meetstokje in de hoogte en wacht tot het rumoer in de orkestbak ophoudt.
    Dan valt zijn rechterhand met een korte beweging naar beneden en beginnen we allen tegelijk de tafels van vermenigvuldiging af te dreunen.
    ‘- Eén maal één is één.’
    ‘- Twee maal één is twee.’
    De meester gaat weer achter zijn lessenaar zitten en blijft aan zijn opnieuw gestopte pijp zuigen zonder ze aan te steken.
    ‘… acht maal zes is achtenveertig...’
    Weer heeft hij zijn krant genomen en over de rand loeren zijn vinnige oogjes in onze richting…
    ‘- Negen maal tien is negentig.’…
    Opnieuw stijgen wolken op van achter de papieren muur.
    ‘- Tien maal tien is hondeeeerd!!’
    Lang rekken wij dat laatste woord om te laten weten dat het gedaan is. Je weet maar nooit of hij in slaap gesukkeld is…
    De schoolbel rinkelt luid. Ha, speeltijd ...


    12-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    11-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mil '˜Piot' en de zoetlingskes (Deel 2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Plots stopt de plukker en kijkt gespannen in de richting van het pachthof...

    Een forse mannenstem roept: ‘Raymond, kom eens helpen om de koeien binnen te halen!’ Liefst van al wil ik nu weglopen maar besef dat mijn broer me nodig heeft om door de opening te geraken.
    Als een wervelwind glijdt de Piot uit de boom en rent in mijn richting. Net op tijd beseft hij dat de buit hem belet om soepel door de prikkeldraden te glippen. Hij laat zich voor de heiningdraad op de knieën vallen en trekt in één beweging de trui uit zijn broek. De appeltjes rollen in de kleine greppel onder aan de afspanning. Snel wil hij nu door het gat komen maar zijn loshangende pull-over blijf vasthaken in de scherpe punten.
    ‘Ik zit vast!’ Piept hij nerveus.
    We zien hoe het hek aan de benedenkant van de boomgaard openzwaait en boer René in de boomgaard stapt. Plots draait hij zich om, richting pachthof. ‘Raymond, waar blijft gij?’ Brult hij.
    Met zijn stok in aanslag stapt hij op de dichtstbijzijnde koe af. Het dier schrik en loopt de andere kant op, de man loopt achter haar aan, hij heeft ons niet gezien.
    Ondertussen probeer ik mijn broer te bevrijden en friemel aan het wollen kledingstuk. Onwillekeurig laat ik de bovenste draad wat losser en maak hierdoor het kluwen nog erger. De kleine zit nu aan beide kanten vast. Als een worm wringt hij zich uit zijn trui en laat zich hijgend naast mij in het gras vallen. Over zijn linkerwang zit een schram van een vijftal centimeter maar hij schijnt er niets van te voelen.
    We liggen plat in de greppel en wachten met kloppend hart op wat nu komen gaat. René zit nog steeds die ene koe achterna en wanneer hij ze door de poort naar buiten drijft staat hij met zijn rug naar ons en roept voor de derde keer naar zijn jongste zoon: ‘Raymond, luiaard, waar zit ge weer?’
    Mil maakt van die gelegenheid gebruik om met een paar rukken zijn pull-over los te trekken. Twee grote gaten in het breiwerk zijn het resultaat.
    We proppen onze broekzakken vol met zoetlingskes en sluipen op handen en voeten weg van deze gevaarlijke plek. De overige appels in de greppel halen we straks wel op als het donker is. Eenmaal aan ons tuinpoortje gekomen durven we weer rechtop lopen en schuiven vlug langs de achterdeur naar binnen. Aan de keukentafel laten we ons op een stoel neervallen en zonder dralen werken we onze buit naar binnen.
    Als moeder van haar werk komt en met haar fiets het steegje inrijdt, ziet ze ons buiten spelen. Nog vóór ze van haar fiets stapt heeft ze de rode schram op Mil zijn wang al gezien.
    ‘Hé wel, wat heb je nu weer uitgestoken? En waar is uw trui? Hebt gij gene kou?” Drie vragen tegelijk.
    ‘’t Is te warm,’ zegt Mil en glipt vlug naar binnen waar hij de kapotte trui snel in de kamer verstopt.
    ‘Vooruit gij ook naar binnen,’ en als ik haar passeer geeft ze me een tik tegen mijn achterhoofd. Eenmaal binnen haalt ma het brood uit de kast en begint dadelijk een boterham te snijden. ‘Vooruit aan tafel, we gaan eten!’
    Het kost haar heel wat moeite om het zwart rantsoenbrood te snijden want het plakt zodanig aan het mes dat ze een tweede mes nodig heeft om het eerste af te schrapen. Met tegenzin ga ik aan tafel zitten.
    ‘Ik heb geen honger,’ probeer ik.
    ‘Dan legt ge er uwe kop maar bij.’ Zegt ze resoluut.
    Ze is blijkbaar niet in de stemming om veel complimenten te maken.
    ‘En gij, schavuit, ook geen honger?’ vraagt ze aan Mil die ondertussen alweer zijn piottenmuts op heeft.
    ‘Wij hebben zoetelingskes gegeten die we gekregen hebben van Raymond,’ liegt hij ‘en straks krijgen we er nog.’ Hij pinkt in mijn richting en met zijn hand op zijn maag laat hij ostentatief een dikke boer.

    Ach ja, wat gebeurde er met die trui?
    Eigenlijk weet ik dat niet goed meer. Er zullen wel een paar oorvegen gevallen zijn zeker?
    De rest van de appeltjes zijn we gaan ophalen als het donker was. De boer heeft ons (toen, later wel) niet betrapt. Als we met de vracht thuiskwamen hebben we verteld dat Raymond ons die appeltjes gegeven had. Ons ma heeft ze in dank aanvaard en nadien nog eens 'nen dikke merci' gezegd tegen Maria, de moeder van Raymond. Dat mens wist eigenlijk van niks maar heeft toen toch niet verder gevraagd naar het waarom van die 'merci', gelukkig maar...

    11-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mil '˜Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Onder de oorlog - 1942 ?
    De brede aardeweg loopt vanaf de straat tot aan het laatste van de drie tot woning omgebouwde paardenstallen. Wij wonen in het laatste rijtjeshuis.
    Het is een schamele woning met twee kleine houten ramen waartussen de zware staldeur staat. Deze deur doet nog steeds dienst als inkom. Door het smal portaal kom je via een tweede deur in de woonkamerkeuken terecht.
    Ma en pa slapen in de achterste kamer en het bijkamertje aan de voorkant is van Mil en mij. Ons ijzeren bed met stromatras is helemaal in de hoek geschoven waardoor de deur net genoeg open kan om binnen te kunnen gaan. Mijn slaapplek is tegen de muur, dat is veiliger want ik ben een beetje bang in het donker.
    Mil ligt aan de deurkant en minachtend zegt hij:
    ‘Ik ben een echte rakker, en gij zijt nen broekschijter.’
    Een ‘rakker’ geniet het respect van alle jongens op school en schrikschijters worden uitgelachen.
    Mijn broer is een echte schelm en durft veel meer dan ik die nochtans één jaar ouder ben. De grote jongens in onze buurt hitsen hem steeds op om kattenkwaad uit te steken en om hem dadelijk in actie te laten schieten volstaat het om te zeggen: ‘Allé Mileke, als ge 'dat' durft zijt ge een echte rakker!’
    De soldatenmuts met de rode flos, die hij van vader leende, is nog geen uur van zijne kop geweest. Onze buurman Tuur ziet hem voor het eerst en roept: ‘Hé, Mileke, nu ziet ge er uit als een echte Piot.’
    Meteen heeft hij zijn bijnaam vast: Mil Piot!

    Voorbij ons huisje versmalt de aardeweg en loopt tot aan de boomgaard van René van Fritz. Er staat een grote kerselaar, een boom met winterperen en verder staan er hoofdzakelijk hoogstamappelbomen.
    Het is laat in de namiddag wanneer we onopvallend bij de prikkeldraadafspanning blijven staan, juist tegenover een hoge appelboom met kleine zoete rode vruchten. Wij noemen ze 'zoetelingskes'.
    We proberen enkele afgevallen appeltjes op te rapen en steken onze arm zo ver mogelijk door de draad. De meeste zijn al rot of plat getrapt door de koeien die in het malse gras onder de bomen komen grazen. Eén mooie rijpe appel is midden in een verse koeienvla terechtgekomen en lijkt nog helemaal gaaf.
    ‘Hou die draden uit elkaar, ik ga hem halen,’ zegt de rakker. Met mijn zakdoek om mijn rechterhand gewikkeld trek ik voorzichtig de prikkeldraad omhoog. Vervolgens plaats ik mijn linkervoet op de onderste draad en duw hem fors naar beneden.
    Lenig als een kat wipt de kleine door de opening en is in twee tellen bij de buit. In één beweging grist hij de appel uit de groene smurrie en veegt hem snel proper aan het vochtige gras. Gulzig bijt hij er in maar spuwt onmiddellijk alles weer uit.
    ‘Bah, er zit een worm in!’ proest hij.
    Zonder even te twijfelen loopt hij naar de hoge boom en begint de klim en hijst zijn mager lijfje moeiteloos langs de stam omhoog. In geen tijd zit hij tussen de takken. Langs de halsopening van de trui die stevig in zijn broek steekt, propt hij haastig de mooie ronde appeltjes naar binnen. Een paar minuten later staat het kledingstuk helemaal bol en hangt zwaar door. Mil lijkt nu sterk op het bandenmannetje van Michelin.
    Plots stopt de plukker en kijkt gespannen in de richting van het pachthof...

    11-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    10-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weer thuis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1941 ?            De terugkeer
     

    We zagen hem voor het laatst bij de basiliek van Koekelberg toen zijn peloton de hoek om marcheerde maar konden niet vermoeden dat hij zo lang weg zou blijven.
    Het kleine huisje waar wij wonen is nu te groot voor ons gezinnetje, zonder pa. Mijn broer en ik zijn nog jong en missen hem niet echt maar moeder is aanvankelijk radeloos omdat ze niet weet waar hij is en of hij nog leeft.
    Ondertussen hebben de Duitsers ons land de oorlog verklaard en doen de geruchten de ronde dat het Belgisch leger al na enkele dagen heeft moeten zwichten voor de overmacht.
    Ma hoopt dat ze nu gauw iets van hem zal vernemen maar het duurt nog een hele tijd eer ze een eerste briefje krijgt vanuit een krijgsgevangenenkamp in Spandau, ergens in de buurt van Berlijn.
    Haar man is gezond en wel maar klaagt over het voedsel in het kamp dat onvoldende en van slechte kwaliteit is.
    Ma begint dadelijk met het opsturen van voedselpaketten maar niet alles komt bij hem terecht. Dikwijls zijn de pakken geopend en de beste dingen eruit gehaald. Na verloop van tijd heeft ze geen geld meer en stuurt nog zelden iets op.
    Kortom, vele maanden later, als pa eindelijk thuis komt is hij zo mager als een graat en helemaal uitgehongerd. Zijn kleren hangen als losse vodden aan zijn lijf en hij stinkt naar zweet en urine.
    Nog voordat ma hem in de kamer kan loodsen, om zich te wassen en proper kleren aan te trekken, zit hij al aan tafel.
    ‘Honger..., ’k heb honger, ik wil eten...’ herhaalt hij steeds.
    Zonder dralen snijdt ma een boterham af van het plakkerige oorlogsbrood en smeert er wat smout op.
    Het beeld van pa, die in één keer een halve boterham in zijn mond steekt en hem bijna zonder kauwen doorslikt, zal ik mijn leven lang blijven onthouden.
    Met open mond staan mijn broer en ik hem aan te staren. Het is eigenlijk komisch hoe hij de ene boterham na de andere naar binnen werkt, maar wij durven niet lachen.
    Pas als pa verzadigd is schijnt hij ons op te merken en mogen we even op zijn schoot komen zitten.
    ‘Vertel nu.’ Zegt ma, en schuift bij ons aan tafel, maar hij is te moe om te vertellen. Hij wil gaan slapen.
    De volgende dag is hij erg zwijgzaam en geeft steeds een ontwijkend antwoord als ma hem iets over zijn gevangenneming en over Duitsland vraagt.
    Ook de dagen en weken daarna zegt hij haast niets en geeft te kennen dat ze hem maar moet gerust laten.
    Niemand kan hem aan de praat krijgen, ook buren en familie niet, en na een tijdje geven ze het op. Louis wil niet over zijn krijgsgevangenschap spreken en dat moeten ze maar aanvaarden.
    Later, pas veel later, als die vreselijke oorlog voorbij is, zal hij het misschien kunnen ...

    10-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koekelberg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Vaak heb ik mijn hersens gepijnigd om te weten te komen wat nu eigenlijk mijn verste herinnering is die ik heb.
    Ik was nog heel jong toen de oorlog uitbrak, maar hoe hij voor ons eigenlijk begon weet ik niet meer.
    Slechts één bepaalde gebeurtenis, die duidelijk nog moet hebben plaatsgevonden vóór het uitbreken van die oorlog, staat me nog vrij scherp voor de geest.


                 September 1939 : Algemene mobilisatie!


    Ik ben bijna vier jaar en Mil, mijn broer, drie, als ma ons die zondagochtend meeneemt naar Koekelberg.
    Dat het zondag is weten we omdat ma ons vandaag een proper hemdje aantrekt en onze haren kamt.
    ‘Vooruit,’ zegt ze, ‘we moeten ons haasten. Geef mekaar de hand! Ik wil jullie onderweg niet verliezen.'

    Ze pakt mijn jongere broer bij de arm en met haar andere hand grijpt ze de zware boodschappentas.
    ‘Treuzel toch zo niet Roger, kom buiten!’ Ze staat al met de klink van de voordeur in haar hand en ik kan nog maar net tussen de deur doorglippen voordat ze wordt dichtgeslagen.

    Met zijn korte beentjes trippelt Mil aan haar hand. Hij moet wel lopen want ons moeder sleurt hem voort.
    Ik heb moeite om hen bij te houden en wanneer ik het vrije handje van mijn broer kan vastgrijpen gaat het beter; we bengelen samen achter de locomotief aan ... Als we bijna aan de tramhalte zijn slaakt ma een gilletje en blijft even staan.
    ‘God! Ik vergat de deur op slot te doen!’ Even twijfelt ze of ze zal teruglopen maar de hoorn van het blauw trammetje klinkt al in de verte.
    ‘Ach, wat zou iemand nu bij ons komen stelen?’ Voegt ze er schouderophalend aan toe en versnelt haar pas.
    ‘Hij komt er aan ...’ Met een laatste spurtje halen we hem nog net.

    Buiten adem laten we ons op de houten zitbanken neervallen. Oef, dat was op het nippertje. Nu wordt ma wat rustiger.
    In Brussel moeten we nog een andere tram nemen, hij is geel en schokt veel meer dan het vertrouwde ‘blauwe treintje’ en bovendien doet hij niets anders dan bellen aan elke hoek van de straat.
    Uiteindelijk rijden we voorbij een indrukwekkend bouwwerk en moeten uitstappen.
    Op het grote grasplein rond de basiliek zitten vele Belgische soldaten in bosjes bij elkaar op de vochtige grond. Ze hebben hun geweren met de lopen tegen elkaar rechtop gezet. Het lijken wel kleine indianententjes.
    Ma neemt ons bij de hand en gaat op zoekt tussen de vele groepjes. Ze vindt pa bij de kerk waar hij samen met enkele kameraden tegen de muur aanleunt. Hij heeft ons blijkbaar niet verwacht. Met een kreet van vreugde neemt hij ma even vast en daarna tilt hij mijn broer en ik gelijktijdig op alsof we twee pluimpjes zijn, zo licht.
    Wij zitten nu elk op één van zijn armen. Onze gezichten héél dicht bij hem. De man ruikt naar aarde en nat gras.
    Het kaki soldatenkostuum voelt erg ruw aan en schuurt onze blote billetjes rood. Wat ons aan pa het meeste opvalt is zijn soldatenmuts. Ze lijkt precies een omgekeerd bootje waar vooraan een rode flos bengelt die bij elke beweging heen en weer wiebelt over zijn voorhoofd.
    We mogen tussen hem en ma op de grond zitten bij de soldaten en andere mensen met kinderen. Hij ravot met ons, rolt over het gras en wij springen bovenop hem en rijden paardje op zijn rug. Om beurten zet hij het rare bootje op zijn en onze hoofden. Wij schateren het uit.
    ‘Ik heb honger,’ zegt pa.
    Uit haar tas haalt ma boterhammen die we samen snel verorberen.
    Ze heeft ook nog een blikken doos met koekjes mee voor pa. De doos blijft dicht maar we mogen eens proeven van zijn rantsoen soldatenkoeken. Die koeken zijn beenhard en proeven naar karton.
    Ma en pa strekken zich languit op het groene plein terwijl wij nog wat spelen met de andere kinderen.
    Het wordt een kort afscheid want plots weerklinken de schelle tonen van een klaroen en moeten de mannen verzamelen. De soldaten lopen naar de indianententjes en breken ze snel af.
    Haastig geeft pa een kus op de mond van ma en strijkt nog even met zijn zware hand door onze haren.
    Daarna is hij weg.
    Even later, in het gelid, de helm op het hoofd en het geweer op de schouder, marcheren alle soldaten de brede laan voor de Basiliek op.
    Mijn broer en ik beseffen niet wat er gebeurt en weten niet wanneer we pa nog terug zullen zien.

    Als ze uit het zicht verdwijnen merken we pas dat Mil nog steeds de soldatenmuts met rode flos op zijn kop heeft. Zijn witte haren steken fel af tegen de kaki kleur van het hoofddeksel.
    Vliegensvlug ritst ma de muts van zijn hoofd en wil de soldaten achterna hollen maar ziet nog net de troep wegdraaien achter de hoek.
    Er blinkt een traan in haar ogen wanneer ze ons bij de hand neemt Ze bijt op haar onderlip en zet de muts weer op Mil zijn witte kop.
    ‘Jij bent de kleinste,’ zegt ze, ‘ hou jij ze maar…’

    10-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    09-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geboren vóór den oorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    Ooit zei Jos Ghijsen...
    Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de mensen die de oorlog wel en zij die hem niet hebben meegemaakt. Diegenen die de oorlog niet hebben gekend zijn duidelijk jonger en hebben hem niet aan den lijve ondervonden.
    Daarom is een oorlog iets dat men moeilijk kan uitleggen. Als mensen die hem wél hebben meegemaakt, er over praten begrijpen ze elkaar instinctief en weten dadelijk waarover het gaat. Jongeren doen hun best om het hoe en waarom te verstaan maar kunnen zich maar moeilijk in bepaalde situaties inleven. Ze weten niet wat het is om te leven onder de bezetting, in een atmosfeer van angst en beperkingen.
     
    Iedereen leed eronder. De volwassenen nog meer dan de kinderen, denk ik.

    09-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    08-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Waarom schrijven?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen “Toe peter vertel nog eens iets van toen ge klein waart. Of van den oorlog, dat is ook goed.”

    Hoe dikwijls hebben mijn kleinkinderen dat al niet gevraagd?
    “Je moest eens een boek schrijven.” Zegt onze oudste zoon Bert.
    “Ja, en ik zal jouw schrijfsels dan wel in een goede vorm gieten.” Belooft zijn jongere broer Walter.
    Eerst weet ik niet goed hoe er aan te beginnen.
    Een boek schrijven over uw jeugdervaringen, hoe doe je dat?

    Pas na enkele probeersels besluit ik om al die herinneringen niet in boekvorm op te schrijven maar wel onder de vorm van 'kleine verhaaltjes', zoals ik ze altijd aan de kleinkinderen heb verteld.
    Niet meer dan één gebeurtenis of verhaaltje tegelijk, anders raken we de draad kwijt.
    Onze dochter Marleen vindt het ook beter op die manier. “Dan is het niet te lang om lezen en kan ik stoppen als ik er genoeg van heb.” Lacht ze.

    08-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (1)


    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!