Welkom op mijn blog!

      Vertellingen en verhalen
              uit mijn jeugd
           van 1940 tot 1960

KLIK HIER !
  • Na... de tijd van toen (mijn nieuw blogje vanaf 1960)
  • Inhoud blog
  • Gouden Bruiloft
  • Petrol in de soep
  • Ajuinstoemp
  • De Melktand
  • Patatten van ... 'De Neus'
  • Een broertje erbij... en nog één
  • In blijde verwachting...
  • De Kolenzifters
  • Renéeke
  • Een vijver vol met!
  • Fietsperikelen
  • Nieuw blog: Periode vanaf 1960
  • A votre service, monsieur !
  • Werkloos
  • De Kerstkalkoen
  • De mooiste dag!
  • Een zware teleurstelling
  • 'œ Slisse en Cesaer '
  • De Officiële Kennismaking
  • Zwarte Piet
  • Vlaamse Kermis, de Eerste Kus
  • Appél aan bed!
  • Naar het Leger
  • Het Eerste Contact
  • De Edele Kookkunst
  • De Edele Kookkunst (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 1)
  • 't 'œVliegmachien'
  • Gaan werken in het 'œatelier'
  • Mathileke Vis
  • De Nieuwe Laarsjes
  • Ons eerste fietsje
  • De Brug over het Albertkanaal
  • Nonkel Jan ( 2 ) - De grappenmaker
  • De Rode Zwembroekjes
  • Nonkel Jan
  • Bij 'Tenne' met vakantie
  • Het Koffieservies (deel 2)
  • Het Koffieservies (deel 3)
  • Het koffieservies. (deel 1)
  • De bevrijding - 4 September 1944
  • De Bedrieger, bedrogen
  • De laatste loodjes ...
  • Gestapo
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 3)
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 2)
  • Meester 'Bagger' - (Deel 1)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes (Deel 2)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
  • Weer thuis
  • Koekelberg
  • Geboren vóór den oorlog
  • Waarom schrijven?
    E-mail mij

    Ik waardeer uw mening en mail u zeker terug

    Foto
    Op schoolreis in Dinant 1950
    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Mijn favorieten
  • Andersdangewoon
  • Uilenspiegel
  • Nieuwjaarsbrieven 2
  • Met hart en ziel
  • Warket (Ikbijhaar)
  • Didi's Vluchtstrook
  • Rocor
  • Begrijphetnietje
  • Hercule Poireau
  • Titipoes
    Archief per week
  • 05/04-11/04 2010
  • 12/11-18/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
    Foto
    De tijd van toen ...
    Nostalgische verhalen
    Over de oorlog, kindertijd, jeugd, verliefdheid, legerdienst en later leven.
    20-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. De Officiële Kennismaking
    Klik op de afbeelding om de link te volgen                  
    - Herfst 1956 - 

    Het stond er al een tijdje aan te komen, maar toch overvalt het me wanneer ze het vraagt.
    Die bewuste zondagavond in oktober heeft ze blijkbaar al haar moed bijeengeraapt en zegt:
    ‘Ik heb aan mijn ma beloofd dat je vanavond eens mee binnenkomt. Is ’t goed?’
    'Nu al?' vraag ik zo gewoon mogelijk, en voel me een beetje bleek worden.
    Ze slaat haar ogen neer.
    ‘Ik heb haar gezegd dat we komen kennis maken.’

    ‘Waarom?’ Probeer ik voorzichtig, ‘ze kent mij toch al.’
    Haar grote blauwe ogen kijken smekend naar me op.
    ‘Allé toe, ik heb het beloofd.’

    ‘Zal jou pa er ook zijn?’
    Er klinkt ongerustheid in mijn stem maar ik wil haar niet teleurstellen.
    ‘Ik peins van wel.’ zegt ze terwijl ze probeert mijn gedachten te lezen.
    ‘Jij bent toch niet bang voor hem?’
    ‘Ikke? Nee helemaal niet!’ Het klinkt niet echt overtuigend.
    Ik slik even terwijl ik voel hoe mijn maag  samentrekt.
    De zitbanken op het blauwe buurttreintje dat ons van Brussel naar ons dorp brengt voelen koud aan.
    Zij rilt even. Ik leg mijn arm om haar schouder en trek haar nog iets dichter tegen me aan.
    Het gesprek is stilgevallen en in gedachten probeer ik mijn ongerustheid weg te redeneren.
    Ik kom regelmatig bij haar thuis want ze hebben een kruidenierswinkeltje. Ook in de woonkamer ben ik al meermaals geweest om haar jongste broer - mijn vriend - Willy op te halen wanneer we samen naar de repetitie van de toneelkring gaan.
    Richard, haar vader is ook soms daar en leest de krant die breeduit voor hem op tafel ligt.
    Hij is weinig spraakzaam, trekt meestal een stuurs gezicht en ziet me amper staan.
    Het is een reus van een vent en men zegt van hem dat het ‘gene gemakkelijke’ is.
    Een diepe zucht ontsnapt mij.
    “Is er iets?” vraagt ze bezorgd.
    “Nee, niks!” Zeg ik even verschrikt maar herpak mij vlug en probeer onbezorgd te klinken.
    “Gaan we volgende zondag weer naar de cinema of wil je liever gaan dansen?”
    Ze glimlacht.
    “We zullen wel zien…”
        We gaan nu al geruime tijd met elkaar uit maar haar ouders weten officieel nog van niets.
    Eigenlijk zijn we nog veel te jong om nu al aan een vaste verkering te beginnen denk ik.
    Mijn legerdienst zit er bijna op maar Tineke is pas zeventien en ik word in december twintig.
    Binnenkomen is een verbintenis aangaan tegenover haar en tegenover haar ouders.
    Het besef dat dit het einde betekent van mijn jeugd maakt me wat terughoudend.
    Toch weet ik nu al met zekerheid dat Tineke voor mij de ware is en wil haar in geen geval verliezen. 
    Mijn besluit staat vast en als de tram stopt neem ik resoluut haar arm en we stappen in de richting van de dorpskom.
    Net als we de kerk passeren slaat het tien uur. Ze zal juist op tijd binnen zijn.
    Ik los haar pas wanneer we voor het winkeltje stoppen en met kloppend hart volg ik Tineke als ze de deur openduwt.
    Het schelle gerinkel van de winkelbel kondigt luidruchtig onze komst aan.
    Ik begin al lichtjes te zweten.
    ‘ Ha ! Daar zijn ze!’ Hoor ik iemand roepen nog voordat we de deur achter ons kunnen sluiten.
    Het is Bert, de oudste broer van Tineke die mij met een brede glimlach en vol verwachting aankijkt.
    Het kaartspel is gestopt en nu kijken alle aanwezigen in onze richting.
    Blijkbaar hebben ze op ons gewacht en willen niets missen van datgene wat nu komen gaat.
    De enkele seconden stilte die volgen lijken mij een eeuwigheid.
    Mijn anders zo bedeesde Tineke, aarzelt niet lang, gaat naar haar vader en zegt:
    ‘Kijk pa, dat is nu Roger.’
    Mijn kop is rood maar toch steek ik kordaat mijn hand uit en zeg:
    ‘Dag Richard...’

    ‘Dag... ’ mompelde hij en geeft mij een slappe handdruk.
    Hij lijkt nogal verrast en ik heb de indruk dat hij de enige is die niet op de hoogte is gebracht van mijn komst.
    ‘Aan wie is 't om uit te komen?’ Roept Willy luid en hij pinkt naar mij en zwaait veelbetekenend met zijn kaarten.
    Alle aandacht gaat onmiddellijk terug naar het spel en het ijs is gebroken.
    Oef,...Bedankt Willy.
    ‘Pak die taart nu maar,’ zegt Bert tegen zijn moeder ‘we hebben al lang genoeg moeten wachten.’
    Julia staat op en Tineke volgt haar naar de keuken. Blijkbaar is dit voor haar het gepaste moment om even aan haar moeder te vragen of alles naar wens verloopt.
    ‘Waar zijn jullie geweest?’ vraagt Bert.
    ‘Naar de cinema.’ Antwoord ik.
    ‘Als ge nog eens ne goeie film wilt zien, dan bezorg ik je wel twee gratis kaarten, ik krijg die van mijn klanten.’
    ‘Bedankt, 'k zal er aan denken.’
    Ik volg schijnbaar geïnteresseerd het kaartspel maar lonk af en toe naar de ‘peetvader’ van de familie. Hij is aan het winnen en gaat geheel op in het spel.
    Als de voorgesneden taart met krieken en slagroom op tafel wordt gezet gebruiken de kaarters hun vrije rechterhand om een stuk taart te nemen . Ondertussen gaat het spel gewoon verder.
    ‘Allé Roger pak ook een stukje.’ zegt Julia.
    Ik treuzel een beetje maar Willy maant mij aan. “Allé jong, pak vast ge zijt toch niet beschaamd zeker?”
    Aarzelend steek ik mijn hand uit en neem het kleinste stuk.
    “Doe maar alsof ge thuis zijt.” Zegt Willy, ‘en kom hier naast mij zitten.’
    Voorzichtig breng ik de taart naar mijn mond en… pardoes !
    Willy geeft een forse duw tegen mijn elleboog waardoor de kersen met slagroom tegen mijn neus open spatten.
    Bulderend van het lachen slaan de twee broers met hun vlakke hand op tafel en Richard, die de handeling eerst niet gezien had kijkt kwaad rond maar laat zijn serieuze houding snel varen zodra hij mijn gezicht ziet.
    ‘Willy!’ krijst Julia, “ zijt ge niet beschaamd? Kijk nu eens die jongen zijn hemd is helemaal besmeurd !’
    ‘Het spijt mij ma, maar het was sterker dan mezelf.’ Proest mijn vriend.
    Ik sta voor gek maar vind het niet zo erg en voel me eigenlijk opgelucht want, ... Richard kan lachen.


    20-05-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (1)
    19-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Zwarte Piet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen September -1955-                  

    In de vierde compagnie is het soldatenleven heel wat gemakkelijker dan in de tweede. De twee maanden zware dril-oefeningen zijn achter de rug en met de driftige sergeanten van de tweede compagnie hebben we voortaan niks meer te maken.
    Nu kunnen die hun frustraties maar botvieren op nieuwe rekruten.
    Ongeveer de helft van de miliciens uit de tweede kennen nu al  voldoende morse en radiotechniek om naar de vierde compagnie te verhuizen, de rest moet naar een andere eenheid in Duitsland.
    We zijn geen groentjes meer en zullen in de vierde serieus getraind worden  in het seinen met de morsesleutel en het tot stand brengen van radioverbindingen.
    De legerleiding heeft iedereen uitgenodigd op een klein afscheidsfeestje.
    In de cinemazaal is het witte doek weggenomen en het podium opgeruimd.
    Omdat er in onze kamer bijna elke avond muziek gemaakt wordt is men ons komen vragen om op te treden als gelegenheidsartiesten.
    Julien heeft een paar muzikanten bereid gevonden om met hem een klein orkestje te vormen, terwijl Fik - de lange -, en ik, - de korte - het geschikte duo geacht worden om enkele sketches van de Woodpeckers na te spelen.
    Ook de sergeanten die ons twee maanden gepest hebben zijn aanwezig en schijnen  bijzonder goedgeluimd te zijn.
    De loeders zitten op de eerste rij en wij maken van de gelegenheid gebruik om, tussen de teksten van de sketches en de liedjes, spottende taal te verweven aan hun adres.
    Dit valt bijzonder in goede aarde bij de soldaten die zich kostelijk amuseren en luidruchtig beamen wat wij allemaal uit onze botten slaan. 
    Na afloop van de voorstelling krijgen we onze soldij van de maand en dat is voor sommigen véél geld. Tien frank per dag maakt al vlug driehonderd frank.
    Omdat er pas na het feest mag gedronken worden blijft de kantine vanavond uitzonderlijk lang open, tot twaalf uur.
    En er wordt meer gedronken dan eigenlijk goed voor ons is ...

    Goed aangeschoten komen we iets na middernacht op de kamer binnengewaggeld. Slechts enkele droogstoppels en gierigaards zijn na het feest al direct gaan slapen en proberen ons aan te sporen tot stilte.
    Heinz Van Doren, de korporaal kameroverste, is hun leider. Hij doet nogal gewichtig, zoals gewoonlijk, en dreigt ermee dat hij ons zal aanklagen bij de sergeant van wacht en dat er zware straffen zullen volgen.
    Dat afdreigen had hij, nu juist vandaag, beter niet gedaan.

    Al twee maanden lang hangt dat ventje, met zijn autoritair gedoe en zijn heimelijke streken, ons de keel uit.
    De eerste dagen van onze legerdienst werd hij tot kameroverste gebombardeerd en kreeg dadelijk een héle dikke nek. Zonder de minste aanleiding liet hij jongens op het rapport komen bij de commandant en eiste dat ze gestraft werden. Dit maakte hem in de kortste keren tot de meest gehate milicien.
    Hij voelde zich onaantastbaar in zijn rol als ‘kameroverste’ en we konden hem niets doen zolang hij in functie was.
     

    In functie?,... wás! Ha, maar nu niet meer hé?
    Morgenvroeg moet hij samen met de anderen de trein van zeven uur halen en naar Duistland vertrekken, zijn kitbag staat al klaar gepakt.

    Dikke Morée (wij hebben nooit zijn voornaam gekend) gaat uitdagend vóór het arrogante ventje staan en vraagt dreigend: ‘Is er iets Heinzke?’

    Nog heeft de ezel het niet begrepen want hij maakt zich zelfs kwaad.
    ‘Stilte! Of ik zet jullie allemaal op het rapport! Dit is een bevel!’
    Ik voel stilaan mijn bloed sneller stromen maar de Fik en Morée nemen Heinz al bij zijn armen en benen en smijten hem onzacht op zijn bed.
    Nu wordt hij bang. Hij begint te roepen en tegen te spartelen maar het is te laat, ... niets kan ons nog tegenhouden.
    ‘Geef mij eens de doos schoensmeer.’ Zegt de Fik doodbedaard.
    Morée heeft ondertussen zijn zware hand op de mond van het slachtoffer gelegd en  het schreeuwen verstomt.
    ‘Trek zijn pyjamabroek uit.’ Beveelt de Fik.
    Onmiddellijk zijn er tien gretige handen klaar om te helpen strippen.
    Heinz spartelt, bijt en schreeuwt nu als een speenvarken, terwijl Fik en ik dikke pakken zwarte schoensmeer aan zijn geslachtsdelen en achterwerk wrijven. Daarna trekken we zijn broek weer omhoog, stoppen hem in bed onder de lakens en trekken de dekens zo strak aan dat hij zich niet meer kan verroeren.
    Van Doren ziet vuurrood en van machteloze woede spuwt hij naar ieder van ons.
    ‘Luister nu goed,’ zegt Morée heel kalm, ‘ge moogt content zijn da’ ge er daarmee vanaf komt, en zwijg maar want als ik je nu nog hoor, dan smeren wij je helemaal in, van kop tot teen! Begrepen?’
    Wanneer het kereltje is uitgeraasd, laten we de dekens los en vlug als de weerlicht springt hij de kamer uit.
    ‘Ge moet niet naar de waszaal gaan, die is al gesloten.’ Roept de Fik hem na.

    De volgende ochtend voor zes uur zijn de vrachtwagens reeds daar om de soldaten naar de trein te brengen.
    De waszaal ging pas om halfzeven open en het korporaaltje is naar Duitsland vertrokken,...  met zijn zwart pietje.



    19-05-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (1)
    15-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaamse Kermis, de Eerste Kus
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Zomer - 1955               

    Na één maand legerdienst mogen we voor een tweede weekeindje naar huis. Als ik aankom zitten de vrienden al op mij te wachten.
    ‘Eindelijk zeg, wij vroegen ons al af waar je bleef.’ De Mâne (Manuel) maakt zijn linkerpols bloot en tikt ostentatief op zijn nieuwe polshorloge.
    Ik gooi mijn kidbag op de grond en laat me met een zucht op een stoel neervallen.
    ‘Ik ben kapot jongens. Die rotsergeant heeft ons nog één uur dril gegeven voordat we mochten vertrekken.’
    ‘Wat ne smeerlap!’ Zegt de Gène. ‘Ga je nu maar vlug omkleden want we gaan naar Tervuren, ‘t is bal in de ‘Saint Hubert’ met n’ een orgel.’
    ‘Maar dat is toch morgen, vandaag is het nog geen zondag zulle!’
    ‘Nee, vandaag hebben ze gezegd, en doe maar liever je burgerkleren aan want met die kazerne van de MP’s (Militaire Politie) in Tervuren ben je in soldatenkleren gene moment op uw gemak.’ Mijn broer Mil staat al lichtjes te trappelen van ongeduld.
    ‘’k Ga me toch eerst nog scheren hoor mannen.’
    ‘Ja en ziet dat ge geen stoppelbaard hebt want dat voelen de ‘mokskes’ niet graag.’
    De drie hebben er blijkbaar zin in en als ik klaar ben haasten we ons naar het blauwe trammetje dat ons tot in Tervuren-station brengt.
    Het is maar een eindje wandelen door het park en dan zijn we in het centrum.
    Als we bij de Sint Hubertuszaal aankomen zien we nog niet veel beweging en gaan dan maar binnen om alvast een pint te pakken.
    Er zitten enkele kaarters aan een tafeltje maar verder is er geen jong volk te bespeuren en voor we iets kunnen vragen zegt de cafébaas;
    ‘Jullie zijn een dagske te vroeg jongens. Als ‘t voor het bal is moeten jullie morgen maar terugkomen.’
    ‘Miljaarde, en daarvoor zitten jullie mij zo af te jagen.’
    We drinken een glas geuze en besluiten dan maar om naar de cinema te gaan want vandaag is er toch verder niks te doen.

    De volgende dag zitten we met twijfels.
    Naar het bal in Tervuren gaan of naar de Vlaamse kermis van de voetbalploeg in ons eigen dorp?

    We besluiten dan maar om in de namiddag eerst een kijkje te gaan nemen op de Vlaamse kermis en nadien te gaan dansen in de Sint Hubertus.
    Rond vijf uur arriveren we aan het voetbalplein. Het is mooi weer en we horen de vrolijke tonen van een dansorkest. Tussen de kraampjes is er een grote plankenvloer aangelegd en op een verhoog dat opgetimmerd is uit opeengestapelde lege bierbakken zit een viertal muzikanten.
    De tafeltjes en stoelen rond de dansvloer zijn bijna allemaal bezet.

    ‘Kom mannen we nemen deze vier plaatsen dicht bij het orkest.’
    We moeten onze consumpties zelf gaan halen aan de taptent.
    Met vier glazen kriek kom ik terug naar ons tafeltje en dan zie ik haar,...

    Ze staat samen met haar vriendin Nelly te kijken naar het kegelspel.
    Ik weet dat ze me gezien heeft maar toch laat ze het niet merken.

    ‘Gaan we ne keer dansen?’ vraagt  de Gène en meteen is hij al weg en gaat recht naar de twee meisjes. Hij vraagt Nelly.
    Samen zetten ze een Boogie Woogie in.

    ‘Ik ga die andere halen.’ Zegt Manuel.
    ‘Nee, wacht,...’
    Maar ik ben te laat, hij is al weg. Ik zie dat ze met haar hoofd schudt als hij haar vraagt. Schouderophalend komt hij terug.
    ‘Ze kan geen Boogie dansen zegt ze, wat een flauwe kiek is dat.’
    Hij wil weer gaan zitten.

    ‘Oh, wacht daar is Marie-Louiske, die zal wel willen.’
    Manuel doet van ver teken en nog voor hij bij haar is staat ze al op de dansvloer en waggelt uitnodigend met haar heupen.

    Eer Mil de kans krijgt om recht te staan haast ik me naar de tent-met-kegels.
    Ze staat met haar rug naar mij en verschiet een beetje als ik haar naam zeg.

    Een ogenblik weet ik niet wat zeggen maar dan raap ik al mijn moed bijeen en vraag.

    ‘Wil je met mij dansen, Clementine?’ 
    Haar ogen zeggen ja maar haar mond zegt; ‘Nee, dat kan ik niet doen want ik heb al aan jouw vriend geweigerd.’
    ‘Die heeft al iemand anders gevonden,’ zeg ik haastig, en voor ze zich kan bedenken vat ik haar hand en neem haar mee.
    Ze volgt gewillig en mijn hart bonst weer in mijn keel.
     

    Zou ze het nog weten van die aanraking in de autocar? Wat moet ik nu zeggen?
    Zal ze niet doen alsof ze van niks weet als ik erover begin?
    Veel tijd om over dit alles na te denken heb ik niet want op het moment dat we de dansvloer willen opstappen stopt de muziek. De dans is ten einde.
    Ik laat instinctief haar hand los maar als ze weg wil neem ik ze dadelijk weer vast.
    ‘Nee, wacht. De volgende is voor ons.’
    Het orkest zet een trage slow in en we staan een ogenblik roerloos tegenover elkaar.
    Dan leg ik mijn hand in haar zij en we bewegen zachtjes op de tonen van de muziek.

    Er gaan tientallen vragen en verwijten door mijn hoofd.
    Waar ga je nu toch aan beginnen jong?
    Je had nochtans voorgenomen om geen vaste verkering te hebben als je bij den troep bent.
    Als je hiermee doorgaat kun je het uitgaan met de kameraden wel vergeten.
    Hoe oud is ze eigenlijk? 17?, of nee 16! Want haar broer is drie jaar ouder dan zij en ikzelf ben één jaar jonger dan Willy, dus,... eh...

    Jezus, ik kan niet meer rekenen!

    De stilte duurt maar even en toch lijkt het of er geen eind aan komt.
    Plots wordt ik wakker uit mijn overpeinzingen omdat ik een zachte druk voel in mijn linkerhand.
    Ze knijpt in mijn hand! Dus, ze wéet het nog!
    Ik knijp zachtjes terug en zij knijpt harder.
    ‘Weet je het nog?’ Vraag ik met een rode kop en een krop in de keel.
    Ze knikt en haar blauwe ogen stralen van verliefdheid.
    ‘Ik kan niet lang blijven.’ zegt ze, ‘mijn pa is vies gezind vandaag en ik moet vóór acht uur thuis zijn.’ ‘Nelly moet pas om tien uur naar huis.’
    ‘Ik zal met je mee gaan,’ zeg ik grootmoedig.
    ‘Nee! Ze mogen ons niet samen zien weggaan, als ze dat thuis vernemen dan,...’
    ‘Ga jij binnen tien minuten weg, ik haal je wel in.’
    ‘Ik ga langs de beekstraat.’
    ‘Goed, ik zie je daar wel.’

    Als ik aan de vrienden uitleg wat ik ga doen barst er een storm van protest los.
    ‘Maar enfin jong, zijde gij op uwe kop gevallen. Dan kunde gij niet mee naar het bal in Tervuren straks!’
    ‘Ga maar ik heb toch geen goesting en ik moet vanavond nog ‘binnen’ in Mechelen.’

    Rond zeven uur zie ik haar weggaan en even later volg ik op een afstand.
    Als we aan de ijzeren brug onder de spoorweg komen heb ik haar ingehaald, neem haar zachtjes bij de arm en leidt haar in een donker hoekje.
    Zonder een woord te spreken kus ik haar op de mond en zij laat dit gewillig toe.
    In mijn achterhoofd hoor ik de “goede raad” van dé kusspecialisten Eugène en Manuel: ge moet uw tong gebruiken bij het kussen jong!

    Dit wordt dan mijn eerste tongkus, denk ik bij mezelf en open langzaam mijn lippen terwijl mijn tong haar weg zoekt.

    Verschrikt doet ze haar ogen open en houdt haar hoofd achterover.
    ‘Moet dat zo?’ Vraagt ze verlegen.
    ‘Ja,... eh, dat zeggen ze toch.’
    Gewillig opent ze haar lippen en voorzichtig geven we nu onze eerste echte liefdeskus.

    Even later gaan we verder en als we op driehonderd meter van haar huis genaderd zijn wil ze niet dat ik nog meekom.
    ‘Ik zal je een brief schrijven.’ Zeg ik haastig.
    ‘Nee!, die zullen ze bij ons thuis openmaken.'
    'Kom je naar de kermis in Wezembeek binnen veertien dagen?’ Vraagt ze lief.

    ‘Als ik niet gestraft ben en buiten mag.’
    ‘Ik zie je daar dan wel. Ga nu maar!’ Zegt ze, bang dat we zullen opgemerkt worden.
    Dan stapt ze resoluut weg en kijkt niet meer om.


    Ik blijf even staan en weet niet waar ik aan toe ben. Aan de ene kant ben ik heel blij met zo een schat van een meisje en aan de andere kant ben ik bang dat mijn vrij bestaan, dat nog maar pas begonnen is, hier al een einde neemt.
    Als ik verder naar huis toe stap, neem ik een besluit.
    Een meisje zoals zij vind ik nergens anders meer, dat vóel ik.
    We zijn nog zo jong en zullen lang geduld moeten hebben.
    Maar dat heb ik er voor over en heb er nooit spijt van gehad.



    15-05-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (3)
    14-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Appél aan bed!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1955

    Boem, boem, boem! Drie slagen daveren door de kamer!
    De deur wordt opengesmeten en smakt met een knal tegen het ijzeren stapelbed.
    Iemand brult uit volle borst. - 'APPEL AAN BED !!!' - En steekt het licht aan.
    De volle lichtbundel schijnt in mijn aangezicht.
    Waar ben ik?
    Er staan ijzeren staven en bedden rondom mij, ... ach ja, we zijn in de kazerne.
    Ondertussen is de sergeant al weer weg want verder op de gang horen we opnieuw drie  keer bonzen en de klokstem die het bevel herhaalt:
    -‘Appél aan bed!’
    ‘Hé, doe dat licht eens uit!’Protesteert een stem in het bed boven mij.
    Ik ben nu klaar wakker en maak aanstalten om uit bed te komen.
    ‘’t is nog maar zes uur!’
    In het bed naast mij kijkt de Fik op zijn polshorloge en wrijft met zijn twee vuisten in zijn ogen.
    Langzaam komt er een beetje beweging in de kamer.

    Daar is hij weer. ‘Aan bed!’ Schreeuwt hij, en gaat kaarsrecht in de deuropening staan.
    Niet goed begrijpend wat er van ons verlangd wordt, kijken we hem aan.
    ‘Van de Gaar?’ Roept hij en kijkt naar het voeteinde van het eerste bovenbed rechts. Kreunend richt zich iemand op maar het is al te laat, ...
    ‘Afwezig!’ Verklaart hij en maakt een aantekening in zijn schrijfboek.
    Hij kijkt naar het bordje van het onderste bed. ‘Van de Perre?’
    Aarzelend komt het antwoord van onder de lakens in het onderste bed.
    ‘Ja…euh, ik…’
    ‘Afwezig!’ Weer noteert hij.
    ‘Ja maar…ik ben Van de Perre!’ Beweert de jongen en springt vliegensvlug recht.
    ‘Sta jij vóór je bed?’ Vraagt de militair en brengt zijn gezicht dichter bij de slaper.
    ‘Nee, maar ik ben hier toch?’
    ‘Luister, …’ ‘ ik zeg het nog één keer’ sist de sergeant in al zijn goedheid.
    ‘Wie bij de naamafroeping niet VÓÓR zijn bed staat en TEGENWOORDIG antwoordt, is afwezig. VERSTAAN?’
    Het is nochtans de éérste keer dat we dit horen, maar hebben het nu wel goed begrepen.
    Dadelijk haast iedereen zich naar de gevraagde plaats.
    Hij gaat verder met namen afroepen en met een krachtig ‘Tegenwoordig’ bevestigen we onze aanwezigheid.
    Bij de deur draait hij zich nog eens om en zegt triomfantelijk:
    ‘Er waren dus twee afwezigen vandaag! Van de Gaar en Van de Perre. Na het avondeten zijn jullie van “Bidon”, begrepen?’ 
    ‘En nog iets! Binnen tien minuten verzameling aan de refter, en vergeet jullie eetgerief niet, anders,… geen eten!’
    Zo begint de eerste dag van onze opleiding bij de transmissietroepen te Mechelen.

    De dag voordien waren we opgehaald aan het station.
    Op het binnenplein van de kazerne stonden grote letterplaatjes tegen de muur en elkeen moest in de rij staan bij de letter waarmee zijn naam begint.
    In groepen werden we dan naar het eerste verdiep van één der gebouwen gebracht en kregen onze slaapplaatsen aangewezen.

    Meerdere kamers geven uit op een brede gang. Langs weerskanten in elke kamer staan vier ijzeren stapelbedden met de hoofdeinden tegen de muur.
    De namen worden op kleine plaatjes geschreven en door een soldaat, met twee strepen op zijn mouwen, aan elk bed opgehangen.
    ‘Ik ben korporaal Van Doren’, zegt hij met een brede grijns, ‘jullie zullen me nog wel leren kennen.’
    Naast elk bed staat een ijzeren kastje van 30 bij 30 cm en 1m60 hoog om je kleren in te hangen, meer niet.
    Een mooi opgevouwen stapeltje lakens en een deken liggen naast het hoofdkussen op ieder bed.
    Tien minuten later is de korporaal er weer.
    ‘Aandacht!’ Roept hij. Op de voet wordt hij gevolgd door een andere militair met drie strepen op zijn mouwen. ‘Dit is sergeant De Wilde, jullie pelotonoverste.’
    De sergeant zet zich wijdbeens in het midden van de kamer.
    ‘Vanaf nú zijn jullie onder de wapens.’ Verkondigt hij met luide stem.
    ‘Dit betekent: Gehoorzamen aan elk bevel.’
    ‘Wie denkt dat hij hier zijn goesting mag doen krijgt met mij af te rekenen!’
    ‘Bij het leger is er tucht,… en wie zich niet aan de regels houdt krijgt karwei of cachot!’ ‘Denk aan de spreuk boven de ingangspoort; Wij temmen hier ook leeuwen!’

    Ze verdwijnen even snel als ze gekomen zijn.

    Als intimidatie kan dat tellen. Wij kijken even verwonderd naar mekaar en vragen ons af waar we nu terechtgekomen zijn.
    ‘’t Zal wel allemaal koelen zonder blazen.’ Zegt de Fik laconiek.
    Even later moeten we naar beneden om onze uitrusting op te halen.
    Gisteren hebben ze alleen onze maten genomen en nu liggen onze kleren klaar in het  magazijn.  Bovenop onze volgeladen armen werpen ze nog een helm en een geweer.
    Pas als we in de kamer zijn zie ik dat er ook vier witte flanellen broeken bijzijn, twee met korte en twee met lange broekspijpen.
    ‘Wat is dat?’ Vraag ik verwonderd.
    ‘Onderbroeken, dat kent ge toch?’ Vraagt de Fik, en hij fronst zijn wenkbrauwen.
    ‘Ach ja, natuurlijk...’ lieg ik.  Pas nu besef ik dat we huis nooit eerder een mannenonderbroek gezien of gedragen hebben.

    Julien  Schouppe staat al in zijn ondergoed. Hij heeft een gitaar van thuis meegebracht en tokkelt vrolijk op de snaren. Hij kent er wat van en het is dadelijk grote ambiance als hij ‘Daar bij de waterkant…’ aanheft.
    De Fik laat zich niet onbetuigd, trekt een onderbroek met lange pijpen over zijn hoofd en danst door de kamer. Om niet te laten zien dat onderbroeken dragen niet mijn gewoonte is, trek ik er een aan en dans vrolijk mee.
    Dit werkt aanstekelijk op de anderen en in een mum van tijd staat de kamer in rep en roer.
    ‘Pas op! Daar komt iemand!’ Waarschuwt de jongen die het dichtst bij de deur slaapt.
    De muziek en het dansen stoppen abrupt en iedereen tracht zich een houding te geven.
    Een officier met heel wat sterren op zijn kraag stapt onze kamer binnen en steekt een verwijtend vingertje in de hoogte.
    ‘Kalm aan jongens, als de sergeant dit ziet krijgen jullie straf. Tussen zes en tien uur ’s avonds mogen jullie op de kamer muziek en lawaai maken, daarbuiten is het verboden.’
    Hij gaat weer weg en wijselijk besluiten we om toch maar voorzichtig te zijn en er mee op te houden.

    De avonden met vrienden op de kamer zijn totaal nieuw voor mij. Ik ben net als een jonge hond die na lange tijd van opsluiting is losgelaten en vier uitbundig mee. Wat een tijd!
    Julien Schouppe is een echte rasartiest en spoort ons aan.
    Twee maanden later mogen we samen met hem een optreden verzorgen bij het afscheid van de 2e compagnie.

    Mijn vriend Fik en ik deden de sketches en Julien de muziek.
    Hadden we succes? Ja hoor, maar vooral: veel lol!

    Het leger is voor mij een goede leerschool wat sociale contacten aangaat. Discipline vormt geen probleem maar toch krijg ik regelmatig, net als iedereen, straf. Zelfs al is er geen reden toe, straf krijg je toch.
    Het volstaat dat de sergeant slecht gezind is en meent dat je schoenen niet genoeg blinken of je geweer niet 100% proper is, om vier of acht dagen ‘koekjes’ te krijgen.
     
    Na veertien dagen legerdienst mogen we de eerste keer voor een weekeindje naar huis.
    Zaterdagmiddag na het eten kunnen we vertrekken en moeten zondagavond om tien uur alweer binnen zijn.
    We staan in een lange rij aan te schuiven bij de poort waar een KRO  (Kandidaat Reserve Officier) onze verlofvergunning controleert.
    Al dadelijk zien we dat er iets mis is. Heel wat jongens komen terug binnen en lopen in de richting van de kantine. Als het mijn beurt is kijkt die jonge KRO dadelijk achteraan in mijn nek en zegt met een heimelijk lachje om zijn mond. ‘Te lang, eerst knippen of niet naar huis.’
    Als ik bij de haarkapper, die naast de kantine zit, aankom staan er al minstens twintig jongens aan te schuiven voor zijn deur.
    De Fik is er ook bij. Dit gaat nog uren duren eer wij aan de beurt zijn.
    Dikke Moree, een andere kamergenoot komt ook aangelopen.
    ‘’t Is niet waar hé mannen?’ Zucht hij. ‘Vooruit! Kom mee naar de kamer, ik weet iets beter.’
    Op de kamer zitten ook al een paar pechvogels met lange haren te vloeken en te jammeren.
    ‘Kom eens hier,’ zegt Moree. Hij neemt Julien bij de schouders en haalt een kleine schaar tevoorschijn.
    ‘Ha, nee, ik wil niet dat ge daarmee aan mijn haar komt.’ Schreeuwt Schouppe.

    'Hier zie Fikske’, zegt Moree, en duwt de schaar in mijn handen, ‘doe het dan maar eerst bij mij.'
    Hij noemt mij altijd Fikske, omdat ik steeds met de grote Fik uit Antwerpen samen ben en er al een tweede kamergenoot is die Roger heet.
    Iedereen kijkt vol spanning naar mij, wat moet ik doen? Er zit niets anders op, en het is tenslotte Moree zelf die er om gevraagd heeft. Dus, ... knippen maar!
    Moree heeft miezerig, lang, blond haar in de nek en ik snijd het heel voorzichtig weg.
    ‘Een beetje rapper Fikske,’ maant hij me aan, ‘straks mis ik mijn trein naar Brugge nog.
    Vooruit dan maar, denk ik, en zet er de schaar diep in. Het resultaat lijkt nergens op, maar met zijn soldatenmuts goed op zijn oren getrokken kan het er door en wil hij als eerste zijn kans wagen.
    We leunen met zij allen door het venster en zien dat hij zonder problemen voorbij de wachtpost komt.
    Nu kan het niet rap genoeg gaan. Er wordt bijna gevochten om als volgende door mij geknipt te worden.
    Al wat van onder de mutsen uitkomt knip ik gewoon weg. Het is niet om aan te zien maar nood breekt wet.
    Eén na één stuiven ze de kamer uit op weg naar de vrijheid.
    Ik moet de Fik laten zweren dat hij niet zal weglopen voordat ook mijn haren geknipt zijn want anders blijf ik alleen achter.
    Wat hij aan mijn haardos gedaan heeft kan ik niet zien, maar na afloop proest hij het uit en dat doet mij het ergste vermoeden.
    We gaan door de poort en niemand doet nog controle. De KRO is al lang naar huis.
    Alle moeite was dus voor niks!
    Op de trein naar huis sta ik heel de tijd recht met mijn achterhoofd zo dicht mogelijk in een hoekje tegen de wand geplakt. Iedereen kijkt naar mij, tenminste die indruk heb  ik toch.
    In plaats van recht naar huis te gaan loop ik de andere kant op; naar Jean 'de coiffeur'.
    Jean krijgt de slappe lach als ik hem vertel waarom mijn haartooi er zo raar uitziet.
    ‘Er zit niets anders op dan je schedel kaal te scheren!’ Plaagt hij, maar uiteindelijk doet hij toch zijn best en krijg ik een nieuwe haarsnit.
     
    Als ik in de spiegel naar mijn haardos kijk lijkt het net een kleerborstel.
     

    Is dit het kapsel van de nieuwe mode misschien?                    
               

    14-05-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (1)


    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!