Nostalgische verhalen Over de oorlog, kindertijd, jeugd, verliefdheid, legerdienst en later leven.
11-04-2007
Mil 'Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
Onder de oorlog - 1942 ?
De brede aardeweg loopt vanaf de straat tot aan het laatste van de drie tot woning omgebouwde paardenstallen.
Wij wonen in het laatste rijtjeshuis.
Het is een schamele woning met twee kleine houten ramen waartussen de
zware staldeur staat. Deze deur doet nog steeds dienst als inkom. Door
het smal portaal kom je via een tweede deur in de woonkamerkeuken
terecht.
Ma en pa slapen in de achterste kamer en het bijkamertje aan de
voorkant is van Mil en mij. Ons ijzeren bed met stromatras is helemaal
in de hoek geschoven waardoor de deur net genoeg open kan om binnen te
kunnen gaan. Mijn slaapplek is tegen de muur, dat is veiliger want ik
ben een beetje bang in het donker.
Mil ligt aan de deurkant en minachtend zegt hij:
Ik ben een echte rakker, en gij zijt nen broekschijter.
Een rakker geniet het respect van alle jongens op school en schrikschijters worden uitgelachen.
Mijn broer is een echte schelm en durft veel meer dan ik die nochtans
één jaar ouder ben. De grote jongens in onze buurt hitsen hem steeds op
om kattenkwaad uit te steken en om hem dadelijk in actie te laten
schieten volstaat het om te zeggen: Allé Mileke, als ge 'dat' durft
zijt ge een echte rakker!
De soldatenmuts met de rode flos, die hij van vader leende, is nog geen uur van zijne kop geweest.
Onze buurman Tuur ziet hem voor het eerst en roept: Hé, Mileke, nu ziet ge er uit als een echte Piot.
Meteen heeft hij zijn bijnaam vast: Mil Piot!
Voorbij ons huisje versmalt de aardeweg en loopt tot aan de boomgaard van René van Fritz.
Er staat een grote kerselaar, een boom met winterperen en verder staan er hoofdzakelijk hoogstamappelbomen.
Het is laat in de namiddag wanneer we onopvallend bij de
prikkeldraadafspanning blijven staan, juist tegenover een hoge
appelboom met kleine zoete rode vruchten. Wij noemen ze 'zoetelingskes'.
We proberen enkele afgevallen appeltjes op te rapen en steken onze arm
zo ver mogelijk door de draad. De meeste zijn al rot of plat getrapt
door de koeien die in het malse gras onder de bomen komen grazen. Eén
mooie rijpe appel is midden in een verse koeienvla terechtgekomen en
lijkt nog helemaal gaaf.
Hou die draden uit elkaar, ik ga hem halen, zegt de rakker. Met mijn
zakdoek om mijn rechterhand gewikkeld trek ik voorzichtig de
prikkeldraad omhoog. Vervolgens plaats ik mijn linkervoet op de
onderste draad en duw hem fors naar beneden.
Lenig als een kat wipt de kleine door de opening en is in twee tellen
bij de buit. In één beweging grist hij de appel uit de groene smurrie
en veegt hem snel proper aan het vochtige gras. Gulzig bijt hij er in
maar spuwt onmiddellijk alles weer uit.
Bah, er zit een worm in! proest hij.
Zonder even te twijfelen loopt hij naar de hoge boom en begint de klim
en hijst zijn mager lijfje moeiteloos langs de stam omhoog. In geen
tijd zit hij tussen de takken. Langs de halsopening van de trui die
stevig in zijn broek steekt, propt hij haastig de mooie ronde appeltjes
naar binnen. Een paar minuten later staat het kledingstuk helemaal bol
en hangt zwaar door. Mil lijkt nu sterk op het bandenmannetje van
Michelin.
Plots stopt de plukker en kijkt gespannen in de richting van het pachthof...