Moge Allah ‘azza wa djal onze kennis doen vermeerderen, Ameen. Moge Allah ons leiden naar de waarheid en ons weerhouden van het slechte, Ameen. Moge Allah ons sieren met de schoonheid van Imaan & Taqwa, Ameen.
Niet lang geleden, kwamen drie vrienden naar New York City. Ze besloten om in een hotel te verblijven gedurende hun bezoek. Zo gebeurde het dat ze een kamer kregen op de 60ste verdieping. Het beleid van het hotel was dat iedere nacht na 12 uur 's nachts de liften gesloten werden vanwege de veiligheidsredenen. Dus de volgende dag, huurden de drie vrienden een auto en gingen uit om de stad te verkennen. Ze genoten van films, concerten en andere dingen de hele dag door. Op een gegeven moment, herinnerden zij dat ze terug moesten gaan naar het hotel voor middernacht. Toen ze aankwamen, was het al over twaalven. De liften waren gesloten. Er was geen andere weg om terug naar hun kamer te gaan behalve de trap op helemaal tot de 60ste verdieping. Plotseling kreeg een vriend een idee. Hij zei, "De eerste 20 verdiepingen, zal ik grapjes vertellen om ons bezig te houden. Dan kan een ander verhalen met wijsheid vertellen de volgende 20 verdiepingen. Uiteindelijk kan de laatste persoon 20 verdiepingen met droevige verhalen vullen." Dus, één van de vrienden begon met de grappen. Met gelach en plezier, bereikten zij de 20ste verdieping. daarna begon een andere vriend verhalen te vertellen vol met wijsheid. Dus leerden zij heel wat, terwijl zij de 40ste verdieping bereikten. Nu was het tijd voor de droevige verhalen. Dus de derde vriend begon, "Mijn eerste droevig verhaaltje is dat ik de kamersleutel in de auto heb achtergelaten."
wat is het moraal van dit verhaal? Dit verhaal lijkt op ons levenscyclus. De eerste twintig jaren van ons leven spenderen wij de tijd met grappen en genieten van wat dan ook. Dan nadat we 20 zijn geworden, gaan wij werken, trouwen, krijgen kinderen en dit is de tijd dat wij onze wijsheid gebruiken. en als we 40 zijn geworden, zien we uiteindelijk de witte haren en beginnen we te denken dat ons leven aan een eind is gekomen en de droefheid/spijt begint.
Het is beter dat we het begin van ons leven starten met de dood te herinneren dan dat we op het eind van ons leven ons erop voorbereiden wanneer weinigen van ons nog de energie hebben om Allah volledig te gehoorzamen
Enkele sahaabah (metgezellen) zaten bijeen in de afwezigheid van de Profeet (vrede zij met hem) onder hen waren Khalied ibnoe al-Walied, cAbd ar-Rahman ibnoe cAuwf, Bilaal en Aboe Dharr, terwijl deze laatste in een driftige bui was. Zij waren een bepaald onderwerp aan het bespreken. Aboe Dharr deed een voorstel met betrekking tot een strategische kwestie, hij zei: "Ik stel voor dat het leger zo en zo wordt opgesteld.", waarop Bilaal zei: "Nee, dit is een slecht voorstel. Hierop zei Aboe Dharr: "Zelfs jij, o zoon van een zwarte (vrouw) komt mij verbeteren. Er is geen god dan Allah. Wie ben jij?"
Bilaal stond vervolgens verbaasd, geschrokken en in een staat van grote woede op en zei: "Bij Allah, ik zal de Profeet (vrede zij met hem) hierover informeren!" en hij vertrok vervolgens. Toen hij bij de Profeet (vrede zij met hem) aankwam, zei hij: "Heb jij niet gehoord wat Aboe Dharr over mij heeft gezegd?" Hij (de Profeet, vrede zij met hem) vroeg: "Wat zij hij dan?" Hij (Bilaal) zei: "Hij heeft zus en zo gezegd." Het gezicht van de Boodschapper (vrede zij met hem) veranderde hierop van kleur en Aboe Dharr die reeds op de hoogte was gebracht van het beklag van Bilaal kwam de moskee binnenstormen en zei: "O Boodschapper van Allah, as-salaamoe caleikoem wa rahmatoellahi wa barakaatoeh."
De Profeet (vrede zij met hem) was erg boos, zo erg dat zelfs werd gezegd: "Wij wisten niet of hij (de Profeet, vrede zij met hem) hem terug groette, of niet." Hij zei: "O Aboe Dharr, heb jij hem uitgescholden vanwege het feit dat zijn moeder zwart is. Waarlijk jij bent een persoon die nog iets van Djaahiliyah (onwetendheid) in zich heeft! Hierop begon Aboe Dharr te huilen en kwam naar de Profeet (vrede zij met hem), hij ging zitten en zei: "O Boodschapper van Allah, vraag vergeving voor mij, vraag Allah om mij te vergeven." Daarna verliet Aboe Dharr huilend de moskee.
Hij vertrok en plaatste zijn hoofd op de grond voor Bilaal die kwam aanlopen. Bilaal die in de tijd van de Djaahiliyah niets voorstelde (in de ogen van de mensen) vanwege de heersende discriminatie. Deze discriminatie werd overigens compleet weggevaagd met de komst van de Islam. cOmar zei zelfs: "Aboe Bakr is onze heer en hij heeft onze heer (Bilaal) vrijgekocht."
Toen Aboe Dharr zijn hoofd op de grond had, zei hij: "Bij Allah! O Bilaal, ik zal mijn hoofd niet van de grond optillen, totdat jij erop stampt met je voet. Jij bent eervol en ik ben laag." Bilaal begon te huilen van dit aanblik. Hij boog zich vervolgens voorover en kuste de wang van Aboe Dharr en zei: "Deze wang verdient het niet om met de voet gestampt te worden, maar verdient het om gekust te worden." Hierop stonden zij beiden op, omhelzden elkaar en huilden.
Dit was de omgang van de metgezellen onderling sinds zij de Islam omarmden.
"Al'isra'e" is het nachtelijk vertrek van de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, van Mekka naar de Alaqsa-moskee in Jeruzalem en "almi'raadj" is het stijgen naar de bovenaardse wereld (d.i. de hemel). Dit heeft zowel lichamelijk als ook geestelijk echt plaatsgevonden. ,,Heilig is Degene die 's nachts Zijn dienaar (Mohammed) van de Masdjid al Haram (de Gewijde Moskee te Mekkah) naar de Masdjid al Aqsah heeft gebracht, waarvan Wij de omgeving hebben gezegend, opdat Wij hem van Onze Tekenen lieten zien. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende." [Alisra': 1].
"Almi'raadj" zou in soerat An-nadjm genoemd zijn, in de verzen zeven tot achttien. Een andere stelling is dat in de desbetreffende verzen uit de Koran iets anders bedoeld wordt. Toen dit plaats heeft gevonden ontstonden er verschillende meningen. Er is overgeleverd dat deze gebeurtenis plaats heeft gevonden in hetzelfde jaar dat de profeet gezonden werd; volgens andere overleveringen was het in het jaar vijf na het gezantschap; ook wordt genoemd de 27ste van de maand Radjab in het jaar tien na het gezantschap of anders 17 Ramadan in het jaar 12 na het gezantschap. Volgens een nog andere overlevering vond het plaats op 17 Raibi'e I van het jaar 13 na het gezantschap.
Volgens de meest betrouwbare overleveringen is het verhaal samengevat als volgt: De engel Jibriel, vrede zij met hem, bracht de "buraaq" (een dier groter dan een ezel en kleiner dan een muilezel). De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, besteeg de "buraaq" vanuit de gewijde moskee in Mekka tot de Aqsa-moskee vergezeld door Jibriel. Hij knoopte het vast op de plek waar alle profeten dat deden en liep de moskee binnen en verrichte een gebed bestaande uit twee "rak'ah" waarbij hij de andere profeten voorging tijdens het gebed (als imam).
Jibriel heeft hem twee kommen aangeboden met in de ene drank en in de andere melk waarbij de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, voor de kom met melk koos. Jibriel zei: ,,U maakte een keus die is aangeboren. U bent naar het rechte pad geleid en heeft uw volk daar naar toe geleid. Als u voor de kom met drank had gekozen dan had u uw volk naar het verkeerde pad geleid." De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, steeg daarna vanuit de aqsa-moskee naar de wereldlijke hemel. Jibriel vroeg om toestemming voor hem waarna hij door mocht. Daar heeft de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, Adam, vader van de mensheid, ontmoet en heeft hem begroet. Adam groette hem terug, verwelkomde hem en erkende zijn gezantschap. Aan de rechterkant van Adam bevond zich een mistige wolk. Elke keer als hij ernaar keek begon hij te lachen, het waren de zielen van degenen die de voorspoed reeds hadden bereikt maar als hij naar zijn linkerkant keek huilde hij want daar bevonden zich de zielen van degenen die alleen tegenspoed vonden. Daarna steeg de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, naar de tweede hemel waar Jibriel weer toestemming voor hem vroeg en die opnieuw kreeg. Daar ontmoette hij Yahiah, de zoon van Zakariah en Iesa, de zoon van Maryam, vrede zij met hen. Hij begroette hen waarna zij hem hebben geantwoord, verwelkomd en zijn gezantschap erkend. Daarna steeg de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, naar de derde hemel. Daar ontmoette hij Yoesoef, vrede zij met hem. Hij was een beeldschone jongeman. De profeet en hij begroetten elkaar waarna hij de profeet verwelkomde en zijn gezantschap erkende. Vervolgens steeg de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, naar de vierde hemel waar hij Idries ontmoette, vrede zij met hem. De profeet begroette ook hem waarna deze teruggroette, de profeet verwelkomde en zijn gezantschap erkende. In de vijfde hemel ontmoette hij Haroen Ibn Imraan, vrede zij met hem, en in de zesde hemel ontmoette hij Moesa Ibn Imraan, vrede zij met hem.
Toen de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, Moesa passeerde heeft hij gehuild. Er werd aan hem gevraagd: ,,Waarom huil je?" Hij antwoordde: ,,Ik huil om een jongeman die later dan mij is gezonden, waardoor meermensen van zijn volk het paradijs binnenkomen dan er van mijn volk binnen komen". Hierna steeg de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, naar de zevende hemel waar hij Ibrahim, vrede zij met hem, ontmoette en hem begroette. Ibrahiem, vrede zij met hem, leunde met zijn rug tegen de "albayt alma'moer", een huis dat dagelijks door zeventig duizend engelen wordt bezocht die daarvan nooit meer terugkeren. Na zijn bezoek aan de hemelen is de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, gestegen naar "sidratil-muntaha" d.w.z. "de lotusboom van de eindbestemming"; een boom waarvan de bladeren op de oren van olifanten lijken en de vruchten op kannen. Deze boom werd plotseling bedekt met een gouden laag. Allah, de Verhevene, verhulde de boom zodat geen mens meer de schoonheid ervan zou kunnen beschrijven.
Hierna is de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, gestegen naar Allah, de Verhevene en kwam dichtbij Hem. Op een gegeven moment stond hij op twee booglengten afstand of nog dichterbij. Allah gaf zijn dienaar de volgende openbaring; hierin werd de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, en zijn volk het gebod opgelegd om vijftig gebeden per dag en nacht uit te voeren.
De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, keerde daarop terug en kwam onderweg langs Moesa, die hem vroeg: ,,Wat heeft jouw Heer opgedragen?". Hij antwoordde: ,,Vijftig gebeden". Moesa zei: ,,Je volk kan dit niet aan, ga terug naar je Heer en vraag Hem om vermindering. De profeet draaide om naar Jibriel en kreeg van hem een teken dat hij het wel kon doen als hij het wilde. Toen de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, was teruggekeerd, kreeg hij een vermindering van tien gebeden waarna hij weer langs Moesa kwam die hem adviseerde om nogmaals om vermindering te vragen. Zodoende bleef hij heen en weer gaan tussen Allah, de Verhevene, en Moesa totdat het aantal slechts vijf gebeden was geworden. Daarna verwees Moesa hem weer om vermindering te vragen en Moesa, vrede zij met hem, voegde eraan: ,,Bij Allah, ik heb de mensen van Israël minder dan dit gevraagd, toch zijn zij verzwakt en hebben het nagelaten". De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, zei: ,,Ik durf uit verlegenheid mijn Heer het niet nog een keer te vragen. Ik geef hieraan toe en ik ben zo tevreden". Toen de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, op een verre afstand was werd er geroepen: ,,Ik heb mijn verplichting opgelegd en heb haar verlicht voor mijn dienaren. Het is vijf maar in feite vijftig. Mijn uitspraak is niet aan verdere veranderingen onderhevig". De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, keerde na deze nacht terug naar het gewijde Mekka, alwaar hij de volgende ochtend zijn verhaal aan de mensen van Quraish deed. Hij stelde hen op de hoogte van wat Allah, de Verhevene, hem had laten zien van Zijn wonderlijke tekenen. Zij scholden hem voor leugenaar uit en begonnen hem weer lastig te vallen. Sommigen begonnen met spot in hun handen te klappen. Anderen zetten hun armen boven hun hoofd. Iemand vertrok naar Abu Bakr en vertelde hem het verhaal van de profeet. Abu Bakr zei: ,,Als hij dat heeft verteld, dan heeft hij ook de waarheid verteld". De mensen vroegen toen: ,,Geloof jij hem hierin?". Hij antwoordde: ,,Ik geloof hem in meer dan alleen dit. Ik geloof hem in alle berichten die van de hemel heen en weer gaan". Vandaar dat hij "as-siddieq" d.w.z. "de vertrouweling" werd genoemd. De ongelovigen wilden de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, toetsen en vroegen hem de Alaqsa-moskee te beschrijven. Hij had deze moskee immers niet eerder gezien. Allah, de Verhevene, maakte de moskee voor hem zichtbaar,waarna hij alle hoeken en deuren van de moskee aan hen kon beschrijven. Zij konden hem niet tegenspreken en zeiden: ,,Hij heeft een juiste omschrijving gegeven". Zij vroegen hem naar een karavaan van hen die vanuit het shaam gebied onderweg was. Hij informeerde hen over het aantal kamelen en de omstandigheden waarin deze karavaan zich bevond. Ook wist hij te vertellen wanneer deze zou aankomen en welke kameel voor de karavaan zou lopen. Het vond allemaal precies plaats zoals hij had gezegd. Zij hielden echter vast aan hun ongelovigheid. De volgende ochtend na de isra'e-nacht kwam Jibriel en leerde de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, de wijze waarop de vijf gebeden verricht werden en de tijdstippen ervoor. Daarvoor was het gebed altijd twee "rak'ah" geweest, tweemaal in de ochtend en tweemaal 's avonds.
Aboe Dhahdah kiest voor een dadelpalm in het Paradijs
Aboe Dhahdah kiest voor een dadelpalm in het Paradijs
Anas ibnoe Maalik overlevert dat een jonge man naar de Profeet (vrede zij met hem) kwam en vroeg: "O Boodschapper van Allah, ik ben een muur aan het bouwen rondom mijn tuin en mijn buurman heeft een dadelpalm die in de weg staat. Vraag hem die dadelpalm aan mij te schenken als liefdadigheid."
De profeet (vrede zij met hem) sprak tot de buurman en zei: "Geef hem die dadelpalm en jij zult een dadelpalm in Paradijs krijgen." Maar hij weigerde.
De metgezel Aboe Dahdah (moge Allah met hem tevreden zijn) die aanwezig was ging naar de buurman en zei: "Geef mij die dadelpalm in ruil voor mijn tuin met vijfhonderd dadelpalmen." Verbaasd ging de buurman akkoord met de ruil. Aboe Dahdah (moge Allah met hem tevreden zijn) ging naar de Profeet (vrede zij met hem) en zei dat hij die dadelpalm als liefdadigheid aan de jonge man schonk die een muur aan het bouwen was.
De Profeet (vrede zij met hem) was erg verheugd en herhaalde telkens: "Er is zoveel moois voor Aboe Dahdah in het Paradijs."
Later rende Aboe Dahdah (moge Allah met hem tevreden zijn) naar zijn vrouw die in zijn tuin was met haar kinderen. Hij ging niet naar binnen, maar riep daarentegen van buiten: "O Oem Dahdah, de tuin is geruild voor een dadelpalm in het Paradijs."
Hierop reageerde zij: "Wat een gezegende ruil, wat een gezegende ruil" en stuurde haar kinderen weg uit de tuin terwijl ze zei: "Dit is niet meer onze tuin." Voor de poort van de tuin keek ze aandachtig naar haar kinderen en zag dat één van hen dadels in zijn hand had waarna ze op hem af stapte, deze uit zijn hand nam en teruglegde.
Wanneer hij thuis terugkomt brengt hij zijn vrije tijd door achter het beeldscherm van zijn computer om de wereld van het internet te doorspitten. Echter, hij kent enkel het duistere gedeelte ervan. Wanneer hij in aanwezigheid van andere mensen en zijn familieleden is, is hij iemand die oprecht en serieus is. Hij is een de prins waarvan elke vrouw droomt. Maar op het moment dat hij zijn kamer binnentreedt, verandert hij in een slaaf van zijn lusten. 'Abdoerrahman is zijn beste vriend maar hij is een dienaar van Allah die graag uitnodigt tot de weg van Allah (Verhevene is Hij).
'Abdoerrahman reed in de auto van Mounir mee. Onderweg naar hun bestemming kwamen ze een controlepost tegen. 'Abdoerrahman deed de la van het dashboard open om de autopapieren uit te halen en hij zag dat daar een foto van een naakte vrouw lag!!
Een lange stilte overmeesterde de auto die gevolgd werd door een diepe zucht van Mounir, die van de schaamte gloeiend rood werd en begon te zweten. De politieman wees hem aan om door te rijden. Hij keek naar 'Abdoerrahman terwijl deze laatste Allah vroeg om vergeving en de lofprijzing over Hem sprak waarna de volgende discussie plaatsvond.
'Abdoerrahman zei: Mounir; wat doet deze foto hier? Mounir zei: Een student vroeg hierom en ik ben onderweg naar hem om het aan hem te geven.
'Abdoerrahman zei: Weet je dan niet dat je bezig bent met het begaan van een zonde? Weet je niet dat degene die naar een zonde uitnodigt, de zonde zal delen met een ieder die het zal volgen? Heb je geen vrees voor Allah? Hoe kun je vrees voor de politie hebben en geen vrees voor de Schepper?
Mounir antwoordde schreeuwend: genoeg!! Houd je preken voor mensen in de moskee, ik ben nog jong en waar ik mee bezig ben is niet erger dan het begaan van overspel/ontucht en ik zal berouw tonen wanneer Allah mij zal leiden. IK WIL JE PREKEN NIET MEER AANHOREN!!!
'Abdoerrahman zei: Laat mij hier uitstappen alsjeblieft ik wil de zonde niet met je delen!
Mounir keert terug naar huis en doet de deur van zijn kamer dicht. En zet de computer aan. Hij gaat weer door met zijn hobby, het bekijken van pornografische websites. Pornografische websites te bekijken, onzedelijke foto's en films; dit is wat ik nodig heb om te ontspannen en mezelf op te vrolijken na het aanhoren van de woorden van die achterlijke. O wat zijn deze foto's opwindend...hij staat op en doet de deur op slot..ja, ik ga me uitkleden, blijf naakt en fantaseer dat ik met hen ben. Het is een opwindend gevoel. Ik ga mezelf masturberen en ik zal dan het echte genot ondervinden. Het is het genot dat elke mens zal opvrolijken, denkt hij. En het zijn slechts enkele moment en hij is klaar met zijn satanische lusten maar hij voelt plotseling een zware pijn in zijn hart. Hij schreeuwt, aaaaaaaaaaaaah terwijl zijn hand bevuild is. O mijn Rabb. Mijn Rabb.Aaaaaaaaaaaah pijn!!! En de pijn werd steeds erger.
Zijn ouders hoorden het geschreeuw en hij deed de deur van de kamer open terwijl het pijn hem overmeestert had waardoor hij niet aan het aantrekken van zijn kleren kon denken. Het is "een genot" dat hij meemaakte EN HET IS NU een schandaal geworden. Hij probeert op dat moment zijn toestand uit te leggen, maar de Engel Des doods was sneller dan hij en hij sterft in deze toestand.
Dit is slechts een fictief verhaal, beste broeders en zusters, maar kunnen degenen die verslaafd zijn aan pornografische websites ons verzekeren dat het verhaal van Mounir niet plaats zal/kan vinden? En wie wenst er eigenlijk in deze toestand te sterven?
Niemand zal hier tevreden mee zijn, of wel?
Toon daarom berouw beste broeder voordat je je leven slecht beëindigt en weet dat Allah blij zal zijn met het berouw van de dienaar ook al zou hij een moordenaar zijn: "Zeg: " O mijn dienaren die buitensporig zijn tegenover zichzelf, wanhoopt niet aan de Genade van Allah. Voorwaar, Allah vergeeft alle zonden."
Een willekeurige dienaar van Allah zei: In een donkere nacht ben ik eens in discussie geraakt met de vervloekte shaytaan zei, toen ik opeens de oproep tot het Fadjr-gebed hoorde en ik mij naar de moskee wilde begeven. Hij zei tegen mij: Je hebt een lange nacht achter de rug, ga nog even liggen.
Ik antwoordde: Ik ben bang dat ik het verplichte gebed mis.
De shaytaan zei: Je hebt tijd zat.
Ik antwoordde: Maar ik ben bang dat ik het gezamenlijke gebed mis.
De shaytaan zei: Wees niet te hard voor jezelf als het gaat om het gehoorzamen van Allah.
Daarna werd ik pas na zonsopgang wakker en hij fluisterde in mijn oor: Heb geen spijt van wat reeds voorbij is. De dag is nog lang.
Ik ging zitten om de lofuitingen van de ochtend te verrichten, waarna hij mij op allerlei gedachten begon te brengen. Ik zei: Je leidt mij af van het verrichten van mijn lofuitingen.
De shaytaan zei: Stel dit uit tot een later tijdstip.
Toen ik besloot berouw te tonen zei de shaytaan: Geniet toch van je jeugd.
Ik antwoordde: Ik ben bang voor de dood.
De shaytaan zei: Je hebt nog een heel leven voor je.
Toen ik de Koran wilde leren zei hij: Ontspan je door wat muziek te luisteren.
Waarop ik antwoordde: Maar dat is haraam.
De shaytaan zei: Er zijn geleerden die daar anders over denken.
Ik antwoordde: Maar ik heb alle overleveringen die duiden erop dat muziek Haram is genoteerd.
De shaytaan zei: Dit zijn allemaal zwakke overleveringen.
Later kwam een mooie vrouw langs waarna ik mijn blik neersloeg. Hierop zei hij: Wat is er nu weer mis met het werpen van een blik?
Ik antwoordde: Dat is gevaarlijk.
De shaytaan zei: Er is niets mis met het bewonderen van schoonheid.
Toen ik mij begaf naar het Oude Huis in Mekka kwam ik hem tegen op mijn weg, waarna hij mij vroeg: Waar ben je van plan naar toe te gaan?
Ik antwoordde: Ik wil de cOemrah verrichten.
De shaytaan zei: Je stelt jezelf daardoor bloot aan gevaren terwijl er zoveel verschillende manieren zijn om het goede te verrichten en waarmee vele beloningen te verdienen valt.
Ik antwoordde: Het is noodzakelijk dat wij aan onszelf werken.
De shaytaan zei: Het paradijs betreedt je niet door je daden.
Toen ik op het punt stond iemand advies te geven, zei hij: Doe jezelf geen schande aan.
Ik antwoordde: Maar de dienaren van Allah hebben hier baat bij.
De shaytaan zei: Ik vrees dat je hierdoor bekendheid zult verkrijgen wat tevens de hoofdoorzaak is van hoogmoed.
Ik vroeg hem daarna: Wat vind je van een aantal personen?
De shaytaan antwoordde: Ik kan je over iedereen wat vertellen.
Ik vroeg: Ahmad ibn Hanbal?
De shaytaan antwoordde: Hij heeft mij kapot gemaakt met zijn volgende uitspraak: ,,Houdt jullie vast aan de Soennah en de Koran die geopenbaard is.
Ik zei: En vertel eens over Ibn Taymiyyah.
De shaytaan antwoordde: Zijn slagen voel ik nog dagelijks op mijn hoofd.
Ik vroeg: En al-Boechari?
De shaytaan antwoordde: Met zijn boek heeft hij mijn huis afgebrand.
Ik vroeg: En Fircauwn?
De shaytaan antwoordde: Hem komt al onze hulp en steun toe.
Ik vroeg: En Salaah ud-Dien, de held van de slag van Hittien?
De shaytaan antwoordde: Begin niet over hem. Hij heeft met ons de grond aangeveegd.
Ik vroeg: En Mohammed Ibnoe cAbd ul-Wahhaab?
De shaytaan antwoordde: Hij heeft mij met zijn dacwah door vuur verteerd laten worden.
Ik vroeg: En Aboe Djahl?
De shaytaan antwoordde: Voor hem zijn wij broeders en familie.
Ik vroeg: En Aboe Lahab?
De shaytaan antwoordde: Wij zijn met hem waar hij ook gaat.
Ik vroeg: En wat kun je vertellen over zedenloze tijdschriften?
De shaytaan antwoordde: Die zijn voor ons als wetsvoorschriften.
Ik vroeg: En tv-schotels?
De shaytaan antwoordde: Daarmee maken wij van mensen monsters.
Ik vroeg: En koffieshops?
De shaytaan antwoordde: Daar verwelkomen wij iedere ijdele tijdsverdrijver.
Ik vroeg: Wat zijn jullie lofuitingen?
De shaytaan antwoordde: Muziek.
Ik vroeg: En jullie daden?
De shaytaan antwoordde: Het geven van valse hoop.
Ik vroeg: En wat vind je van marktplaatsen?
De shaytaan antwoordde: Onze vaandel triomfeert daar en op deze plaatsen komen onze vrienden bijeen.
Ik vroeg: Hoe misleid je eigenlijk de mensen?
De shaytaan antwoordde: Door middel van wellusten, het zaaien van twijfels over de Islam, amusement, het geven van valse hoop en muziek.
Ik vroeg: Hoe misleid je de vrouwen?
De shaytaan antwoordde: Door hen hun aantrekkelijkheden te laten tonen, en hen aan te sporen de geboden van Allah te verlaten en zonden te plegen.
Ik vroeg: Hoe misleid je de geleerden?
De shaytaan antwoordde: Door pronkzucht, zelfbewondering, hoogmoed en afgunst die de harten vult.
Ik vroeg: hoe misleid je het gepeupel?
De shaytaan antwoordde: Door roddels, lasterpraat, ijdele gesprekken en alles wat waardeloos is.
Ik vroeg: Hoe misleid je de koopliederen?
De shaytaan antwoordde: Door hen met rente te laten handelen, gierig te maken en buitensporig te laten zijn in hun uitgaven.
Ik vroeg: Hoe misleid je de jongeren?
De shaytaan antwoordde: Door flirten, verliefdheid, het opwekken van lustgevoelens, het minachten van de voorschriften van Allah en het plegen van zonden.
Ik vroeg: Wat vind je van de doecaat (verkondigers tot de Islam)?
De shaytaan antwoordde: Zij hebben mij kapot, moe en ziek gemaakt. Zij slopen wat ik heb gebouwd. Zij reciteren de Koran als ik zing en zoeken hun toevlucht tot Allah als ik verschijn.
Ik vroeg: En wat zeg je tegen de dronkaards?
De shaytaan antwoordde: Ik zeg tegen hen: ,,Drink maar lekker door, en spoel jouw zorgen en verdriet weg. Je kunt nog altijd berouw tonen.
Ik vroeg: Wat vernietigt jou?
De shaytaan antwoordde: Aayat ul-Koersiy, die bezorgt me ellende en berooft mij van vrijheid waardoor ik in ergernis beland.
Ik vroeg: Van wie hou je het meest?
De shaytaan antwoordde: Van zangers, afgedwaalde dichters, zondaars en een iedere onrustzaaiende verdorvene.
Ik vroeg: Wie haat je het meest?
De shaytaan antwoordde: De bezoekers van de moskeeën en iedere aanbidder van Allah, asceet en strijder.
Toen zei ik: Ik zoek toevlucht tot Allah tegen jou. Waarna hij verdween alsof hij door de grond wegzakte. Dat is het lot wat de leugenaar verdient.
Ik wil jullie een waar gebeurd (Allahoe a3laam) verhaal vertellen, waardoor insha Allah iedereen bewuster wordt van keuzes die die maakt.
Er was eens een oude Man die in zichzelf dacht ik ga nu eens een goede moslim worden, dus hoe hij dacht, ging hij hoog in een berg helemaal alleen wonen om alleen Allah swt te aanbidden. De duivels (shitaans) die probeerden alles en nog wat om hem af te leiden, maar het lukt gewoon niet want die man had een sterke Imaan. De duivels die kregen hem niet van zijn plaats. De duivels die gingen naar de grootse 'duivelkoning' (Ibliss) en zeiden over die man. Ibliss zei ik zal jullie laten zien hoe het echt moet. De Ibliss die vermomde zich ook in een oude man en die kwam bij de man langs. Hij klopte aan en zei: Mag ik aub bij jou komen logeren want ik ben op reis en weet niet waar ik kan slapen? De man met een open hart die zei Marhaba je bent welkom kom binnen mijn vriend. Ze dronken samen thee en baden samen. De volgende dag vroeg de man (Ibliss) weer: zou ik aub nog een dag bij jou kunnen slapen, want ik vind het echt gezellig bij jou. De man die was blij en zei: ik heb zo lang geen bezoek gehad blijf maar tot jij weg wilt gaan. De man (Ibliss) die zei jij bent echt een goede man ik denk doordat jij zo gelovig bent dat jij mensen beter kunt maken met de hulp van Allah