Donderdag, 5 mei 2011.
Gasthof Belchen Multen, Aitern.
4. Het Gouden Woud.
Het ontbijt van Auberge de Froeningen verdiende, met allergrootste onderscheiding, de prijs voor Suiker-bom. Brioche, suikerbrood, rozijnenbrood met als toespijs drie mierzoete confituren en honing. Ik voelde de zoetigheid langs mijn wijsheidstanden tot in mijn hersenen sluipen. Hier was in de verste verte geen kaas of paté of een eitje te bespeuren. En Paul vond het dan ook nog onbeleefd om onze eigen schapraai uit de auto te halen. Onnozel wel, want daar zitten nog de lekkerste hartige happen in. En voor dat zogenaamd ontbijt werd dan ook nog zo maar even 19 euro aangerekend.
Na de kamer terug in zijn oorspronkelijke staat gebracht te hebben en al onze zakken naar de auto gesleept, besloten we om eens richting Duitsland te rijden. Of misschien wel Zwitserland? Ik zou nu toch eindelijk mijn sneeuwbottinen eens willen testen, dan hebben die tenminste niet voor niets zoveel plaats in de koffer ingenomen.
Erg genoeg gaat in die contreien de keuken er niet beter op worden, daar gaan we helemaal terechtkomen in de bordvullende schapenbout-afdeling.
In een tankstation zochten we een landkaart, want eentje van Duitsland hebben we niet bij. Uiteindelijk zijn we toch voornamelijk onze neus achterna gereden en zo in Badenweiler terechtgekomen. Een zeer sjiek kuurstadje - voornamelijk voor 70-plussers, het verbaast me dat ze uw identiteitskaart niet vragen bij t betreden - met van die prachtige degelijke, ouderwetse, paleiselijke hotels aan de rand van een heuvelachtig park met fonteinen en een wandelweg naar een ruïne. De wandeling voerde ons doorheen bloeiende seringen, knalrode klaprozen, vurige tulpen, en zo ongeveer alle kleurtjes van veldbloemen die ge kon bedenken.
Vanop de ruïnes hadden we alweer een uitzicht over de hele streek. Ik heb me deze keer zelfs niet eens afgevraagd wat deze hoop oude stenen ooit had moeten voorstellen? ik was te druk bezig ze op een zinnige manier proberen te fotograferen.
Een hondertal meter lager vonden we de Romeinse ruïnes van het grote badhuis. Ze waren overkapt met een hypermoderne glazen koepel. Met zonnewering. Een heel knappe oplossing om het monument te beschermen. Interessant om zien is dat onze huidige teenslippers reeds door de Romeinen gedragen werden, en dat ze zelfs al mengkranen in hun badhuis gebruikten. Zelfs hun privé-huizen hadden al een badkamer en een apart toilethuisje. Een toilet dat toen reeds met water werd doorgespoeld! Wij mogen dan als Galliërs misschien wel de dappersten geweest zijn, maar zeker ook de geurigsten en in geen geval de slimsten.
Bij het verlaten van het kuuroord kozen we voor een slingerende weg dwars door het Zwarte Woud. Dat viel me eerst wat tegen. Alleen maar bos, bos, bos. Maar toen... reden we regelrecht The Sound of Music binnen! Alpenweiden overvol bloemen... Heuvels met glooiende bloemenweiden waarop hier en daar een sjieke solitaire boom... Beekjes... Bemoste rotsen... En dat allemaal op 1 enkel schilderij.
Opeens viel mijn oog op de ideale picknickplaats, onderaan een veld dat zachtjes afhelde naar een beekje. Het gras stond wel redelijk hoog en de weide was nogal aan de schuine kant dus besloot ik eerst zelf op verkenning te gaan. Ik was zo gelukkig in deze heerlijke stille natuur dat ik de weide afdolde al springend en zingend : The hills are alive... with the sound of muuuuuuuuuuusic! Tot ik midden in mijn lange u over een molshoop struikelde en halsoverkop op de drassige bodem terecht kwam, en nog een beetje verder de helling afrolde. Paul stond boven naast de auto toe te kijken en hij leek mijn plek precies al niet meer zo geschikt te vinden. Eens ik terug naar boven was gekrabbeld kon ik hem toch overtuigen van de unieke schoonheid van mijn plekje aan de beek daar beneden. (Naast onze auto liep ook wel een charmant beekje, maar daar vond ik geen kunst aan.) Dus namen we onze koelkoffer, de zak met borden en bestek, de reuze handdoeken en de fototas en ik ging voor. Ondertussen had ik al een weg uitgedokterd die misschien wel iets steiler was, en waar ook een beekje moest overgestoken worden, maar waar we maar door half zo weinig brandnetels moesten strompelen. Eén klein detail was ik vergeten : ik droeg een jeans, en Paul, naar goede gewoonte,... een korte broek... Ineens hoor ik daar achter me een gevloek, zie ik een gestampt van voeten, een gezwier met de koelkist en hoor ik door heuvelen galmen : Dat staat hier vol brandnetels!!! Ik zit tot mijn knieën in de netels!!!
Waarop ik enkel naar waarheid kon antwoorden dat er op mijn vorige pad nog dubbel zoveel stonden. Mijn antwoord had weinig relevantie want Paul was met heel zijn inboedel al terug gekeerd in de hoop zo snel mogelijk uit de brandnetelwildernis te sukkelen. Ik dierf niet hardop lachen dus ik stikte zowaar. Met mijn meest toegeeflijke glimlach heb ik dan maar beaamd dat dat beekje naast de auto toch ook wel héél erg mooi was en dat we daar wel zouden eten. Een vlammende blik schoot in mijn richting, dus ik sprong rap het beekje over naar een eilandje van nog geen twee vierkante meter groot, en begon de handdoeken alvast aantrekkelijk uit te spreiden. Iets later kwam Paul ook aangewipt - al krabbend aan zijn benen weliswaar - en kon ons feestmaal beginnen.
Ons zelfgebakken brood smaakt nog altijd even lekker, en belegd met boerenpaté met daarover een laagje mangoconfijt is het zelfs een lekkernij. Als dessert enkele kazen, een banaantje en met appelsien gevulde chocolaatjes. Voor de vruchtencake vonden we geen plaats meer.
Op nog geen 10 cm naast me kropen de vreemdste diertjes in het water. Uiteindelijk heb ik er een paar uitgevist en het bleken anderhalve centimeter lange kokertjes die bezet zijn met minuscule keitjes. In het buisje leeft een diertje dat het midden houdt tussen een kreeft en een spin. Ze liepen over mijn hand, hun buishuis meeslepend zoals een kreukel. Fascinerend! Paul vergat er zelfs zijn jeuk door.
Voor we deze enig mooie plek verlieten wou ik dat Paul nog enkele fotos van me nam temidden van de bloemen. Ik dartelde weer naar beneden, viel nogmaals en rolde nog wat verder de berg af, posteerde me op mijn knieën tussen de hoge veldbloemen met een horizonbrede glimlach en voelde me wegzakken. Ik maande mijn fotograaf aan om een beetje op te schieten, want dat ik anders misschien helemaal uit het beeld zou verdwenen zijn, maar voor hem is de Nikon nog ondoorgrondelijk. Mijn schoenen en mijn jeans werden er hoe langer hoe grondelijker uitzien.
Misschien zag ik er niet echt appetijtelijk uit na mijn Sound of Music-avontuur, maar ik voelde me verrukkelijk!
Na het fijne maal en de geestige fotosessie reden we verder richting Schonau over een smalle, hoge bergweg, dwars door het zuidelijke Zwarte Woud. Een zonovergoten woud. Vandaag meer een Gouden Woud. We begonnen stilaan uit te kijken naar een slaapplaats maar dat bleek niet zo eenvoudig. Ik had zo graag op een boerderij op een van die bergen geslapen... Uiteindelijk eindigden we in het kleine Schonau waar een paar knusse pensions al bezet bleken. Er waren wel twee hotels maar die waren heel onpersoonlijk, en weer in een eetzaal moeten gaan eten, en dan misschien een jarret van een mammoet, nee, daar bedankte ik voor.
In het centrum (het dorp bestond eigenlijk uit niet veel meer) lag een pleintje met een electronische reservatie-service. We tikten een nog kleiner dorpje in de buurt in en vonden een klein hotelletje. We informeerden of ze nog een dubbele kamer met balkon hadden, en ja, we mochten direct komen. We slingerden ons acht kilometer verder door de magische natuur en kwamen aan een grote blokhut die blijkbaar voornamelijk tijdens de skiperiode en volle zomer gebruikt wordt. Er was zelfs een binnenzwembad en sauna.
Onze kamer beschikte over een reuze terras met zicht op de gouden bomen. En bovenal, aan de deur hing een bordje dat hun specialiteit forel was. Mijn geluk kon niet op. Zolang ze nu geen jarret van mijn forel maken...
Nee, dat is niet gebeurd. Maar toch hebben ze me weer weten te verrassen. Paul was ons eten gaan bestellen en ik had gewoon forel met een fritje gevraagd. Daar kon in mijn ogen weinig verkeerd mee gebeuren. Desalniettemin verscheen er toch een voorgerecht op tafel... asperges. Een fijne verrassing, gesteld dat Paul er aardappelen bij zou besteld hebben en niet... een pannenkoek. Asperges met Hollandaise saus en een pannenkoek. Moest ik nog een geheugen hebben ik zou dit gerecht nooit van mijn leven nog vergeten.
Daarna verscheen een lekker slaatje gevolgd door mijn forel waar niks mis mee gebeurd was. Goddank dat hij daar geen peperkoek of zoiets bij besteld had. Ik begin ernstig te denken dat die pannenkoek een subtiele wraakoefening was voor zijn genetelde onderbenen.
Aangezien ik het doodzonde zou vinden dat ik die bikini voor niks heb meegebracht besloot ik het zwembad eens te proberen. Het was er erg warm en we hadden het helemaal voor ons alleen. Het leek me ook een goed idee voor personen met genetelde benen. Overgelukkig dat het eten in het restaurant me deze avond gelukt was (er zat gelukkig nog maar 1 ander koppel) troonde ik mijn martelaar mee naar het zwembad. Alles ging goed tot ik er in begon te zwemmen. Het water klotste in de overloop en maakte een heel akelig geluid. Paul stapte er ook in en met zijn waterverplaatsing erbij werd het helemaal oorverdovend. Het zwemgenoegen heeft dus hooguit een paar minuutjes geduurd, binnen de kortste keren stond ik terug op de gang, in mijn onderbroek met mijn kleren onder mijn arm. Stom wel, dat ik het nu weer zo verknoeid heb.
De muisstille rust op ons terras deed me zon goed. Om van onze nougat met kokos en amandelen nog te zwijgen. Een eigen frigo, het is toch een geweldige uitvinding. Maar nu ga ik naar binnen want hier buiten voelt het niet meer als een frigo, 't is eerder een diepvries. Onze auto zal morgenvroeg weer mooi berijmd zijn. Wel makkelijk, dan kunnen we 's nachts onze koelkast laten openstaan en beginnen we lekker fris aan de dag. Onze kaas- en charcuterievoorraad zal hier nog niet snel slecht worden.
12-05-2011 om 00:00
geschreven door Laathi
|