20. Eva in t Aards Paradijs.
In de prachtige tuin bij moemoe spelen was voor een stadsmus als ik een feest.
Achter de schrijnwerkerij lagen afdaken met grote houtstapels. Een beter decor om in te spelen kunt ge u niet voorstellen. In mijn fantasie werden ze kastelen, peperkoeken huizen, apotheken, winkeltjes, ziekenhuizen, poezenasielen,
Ik ontwierp er zelfs kattenspeeltuinen, met schuifafjes, schommels en een mini-zwembadje. Overbodig te zeggen dat dat tot groot ongenoegen bij onze kattenpopulatie leidde. J
Ik had werkelijk alle knutselgerief voor handen, en in die tijd waren ouders nog niet overbezorgd, dus ik prutste en bouwde er maar op los!
Achter de opslagplaatsen begon de grote tuin
Pa kweekte zelf groenten in zijn schaarse vrije tijd. In de zomer was hij s ochtend al om vijf uur te vinden tussen zijn rijen met aardappelen, veldsla, spruitjes, kropsla, prei, selder, alle kleuren van kolen, tomaten, erwtjes
De boontjes op staken waar ge u lekkerdoor kon wriemelen waren ook een godgegeven speelterrein.
Op de grond had hij met afgedankte ramen een glazen serre gemaakt waar hij speciaal voor mij radijsjes kweekte. Normale mensen blijken die met zout te eten. Ik had als kind wel gezien dat de volwassenen die knolletjes in witte korrels sopten alvorens ze in hun mond te steken, maar ik had me niet gerealiseerd dat dat witte spul zout was. Dus trok ik steeds stiekum naar mijn radijsjesbedje in de tuin met onder mijn arm
de suikerpot. Door dit misverstand ben ik de rest van mijn leven radijsjes met suiker blijven eten. J
De groentenbedden waren afgeboord met bloemenstruiken. Allemaal verschillende! Er bloeiden zelfs papavers. Wij waren drugkwekers avant la lettre! Aangezien ons ma slaapproblemen had plukte mijn oom de zaadbollen, schudde de zaadjes er uit en gaf die aan ons ma om in te nemen s avonds voor t slapengaan. Waarschijnlijk in de hoop dat ze niet meer wakker ging worden. Maar ons ma was wel tegen iets straffer opgewassen dan tegen zon onnozel papaverbolleke!
Achteraan was de groententuin afgeboord met bessenstruiken. Witte, rode en blauwe bessen. En donkerrode stekebezen. Heelder namiddagen zat ik daar te plukken en te smullen. Daarachter lag een stukje verwilderde tuin met gras waarin noten- en fruitbomen stonden waaronder de rabarber weelderig tierde. De stengels knabbelde ik samen met ma op met een flinke portie suiker en de reuzegrote bladeren waren alweer heerlijk speelgoed voor mij. In die tijd was suiker nog niet ongezond. Integendeel, ge werd daar groot en sterk van. Net als van "goei boter"! Alles waar ge nu zogezegd dood van gaat was toen gewoon lekker!
Aan weerszijden van de tuin groeiden ook allerlei soorten fruitbomen. De plezantste was de kersenboom. Als de kersen rijp waren dan werd die boom door heel de familie met hand en tand verdedigd tegen de vogels. Oom bekleedde de boom met netten, ontwierp op een keer zelfs een kanon om de dieren mee af te schrikken. Tot groot ongenoegen van de buren. Ikzelf nam twee potdeksels en stond kabaal te maken aan de stam. Tenminste als ik niet zelf in de boom zat want hij had zalige takken om in te klimmen. Zelf kon ik niet aan de laagste takken maar met de hulp van ma lukte dat wel. En ons ma zelf was er ook niet vies om in een boom te klimmen ondanks het feit dat ze toch al bijna 50 jaar was.
De bomen die nóg meer plezier opleverden waren de appelbomen die langs de tuinmuur van de buren groeiden. Onze pa had mij, tot groot ongenoegen van ons ma, een heel plezant truukje geleerd. Hij sneed een soepele tak af, maakte er een scherpe punt aan, en prikte daar een halfrotte appel op. Dan gaf hij die tak aan mij en mocht ik daar mee zwiepen! De appel werd op die manier de lucht in gekatapulteerd! Héérlijk was dat! Zeker toen ik ontdekte dat de buren een zwembad aan t graven waren
Toen bestond mijn spelletje er uit om rotte appels over de muur heen te zwiepen in de hoop dat ze in dat zwembad terechtkwamen. Elke keer dat ik plons hoorde gaf ik mezelf een punt. Ten eerste was dat een heel prettig spelletje en ten tweede vond ik het ook nuttig, want op die manier ruimde ik alle afgevallen appelen uit de tuin op en bespaarde mijn arme pa een hoop werk.
Jammer genoeg kwam hier een einde aan toen de buren de bouwwerf van hun sjieke villa bezochten en een mooi blauw zwembad vol wormstekige appels vonden
Alwéér een spelletje dat verboden werd

Ma en ik in een boompje tijdens onze eerste vakantie in Kasterlee.
-------------------------------------------------------------------------------------------
21. Alles kan altijd nog beter!
Maar nog fijner waren de dagen dat ma en ik mochten meerijden naar de fabriek van pa waar hij schoolmeubelen en speeltuinuitrustingen maakte!
Ten eerste was er dan de avontuurlijke autorit, en dan de aankomst aan die - in mijn ogen - reusachtige, fabriek! Vol met de meest gigantische zaagmachines! Lintzagen, paneelzagen, het eindigde maar niet! Er was zelfs een roetzwarte smidse met een echt vuur en aambeelden!

Pa bij een van de grote machines...
Het magazijn stond vol met afgewerkte turntoestellen. Bokken om over te springen, plinten, houten kegels, sportramen, soms klimtorens en af en toe zelfs een trampoline! Een fabriek als een speeltuin. Kunt ge het geluk van een kind voorstellen

Een houtopslag naast de fabriek.

De opslagplaats vol evenwichtsbalken, zweedse banken en plinten.

Pa aan 't werk.
Het eigenlijke doel van deze tripjes was dat ons ma de burelen eens een grondige poetsbeurt gaf. En dat was wel nodig. Want als s middags pa en oom op hun bureel hun boterhammekes zaten op te eten, en hun koffie dronken uit hun blikken flessen, dan hadden ze als amusement : muizen voederen! Ze hingen dan broodkortsjes met een touwtje aan de spijlen van hun stoel en dan kwamen de muizen die er af knabbelen. Als ware dierenvrienden zouden ze t nooit in hun hoofd gehaald hebben om vallen te zetten. Het bureau was dan ook een onoverzichtelijke rommelhoop, tot grote wanhoop van ons ma. Voor mij was dat natuurlijk heerlijk want daardoor kreeg ze al de zooi nooit op één dag opgekuist en konden we meerdere malen per vakantie mee naar de fabriek rijden.
Terwijl zij poetste wijdde ik de nieuwe klimtorens in, testte de springplanken en klom in de camion (nog zo eentje met een lange neus, niet zon moderne platsmoelcamion als dewelke er nu rondrijden) waarin ik onder het dekzeil een kamp bouwde of hing te zwieren aan het metalen dakgebinte.

Het laden van sportramen op de oudste camion.

Een nieuwer model camion geladen met schommelpaarden.
En de schommelpaarden geladen met buurtkinderen.

De "nieuwste" camion geladen met houten bobijnen voor het bos van de fabriek.

Een eindeloze rij banken staat voor de opslagplaats klaar om geladen te worden.
In de winter werden de ijzeren kachels, die overal in de fabriek stonden, gestookt met houtkrullen, maar in de zomer moesten die op een andere manier verdwijnen. Ma en ik ruimden dan overal de krullen op die naast de machines lagen, schepten die op een karretje en reden ze naar buiten. Op het grote plein voor de fabriek maakten we daar dan een reuze kampvuur van waarnaast we met ons tweetjes picknikten. Ons ma wist altijd wel t nuttige aan t aangename te paren. En zelfs daar, naast de opslagplaatsen, had ons ma een piepklein tuintje aangelegd, dus ook daar kon ik smullen van allerhande bessen. Het dessert van de picknick was dus ook al geregeld.
17 juni 1959.
Samen met ma op een voorplein van de fabriek op een nieuwe schoolbank die pa
net gemaakt had. Op de achtergrond zie je een klimtoren in wording en het dennen-
bos waarin het vijvertje lag.
Achter de smakelijke braambossen begon het dennenbos dat bij de fabriek hoorde en daarin lag zelfs een natuurlijk vijvertje. Het groeide steeds volledig dicht met eendenkroos en voor ik er in kon gaan zwemmen gingen we dan bij de buren enkele eenden lenen. Ma en ik dreven het zevental eenden dan helemaal over het fabrieksterrein naar het vijvertje, lieten ze te water, en lieten hen hun buikjes vol eten met het smakelijke eendenkroos. Voor de dieren was het een leuk uitje met diner, en op die manier geraakte mijn zwembad proper. Heel efficiënt, zoals trouwens alles wat mijn ma organiseerde.
s Avonds reden we dan met de camionette, als echte werkmannen - vuil en moe - terug naar de moemoe en schaarden ons voor de Leuvense stoof aan de tafel voor een welverdiend avondmaal. Overheerlijke dagen waren dat!

Pa in 1982. Bijna 70 jaar oud en nog steeds aan 't werk...
en hij zou dat nog tot zijn 76ste volhouden...

Een deel van de vervallen fabriek, net voor de afbraak in 2006,
waar ik nog een schat aan oude foto's uit kon redden.

Een jonge pa poseert trots in zijn fabriek van schoolmeubelen
en speeltuinuitrustingen.
En hier volgt nu eindelijk eens een foto die ikzelf genomen heb!

Pa op zijn 69ste aan 't werk, in 1982.

Mijn kameraad nam deze foto van mij toen ik mij pa fotografeerde.

-------------------------------------------------------------------------------------------
22. De troostprijsdieren.
Maar aan elke vakantie komt een einde. Dus eens terug in t stad zat ik weer in mijn huisdierloze bestaan. Op een keer dacht ons ma het probleem efficiënt op te lossen door een paaskuikentje voor me te kopen. Met het idee in haar achterhoofd dat zon diertje toch geen lang leven beschoren was. En inderdaad, door een onverhoedse beweging trapte ik het na een paar dagen plat. Ramp boven ramp was het sukkeltje dan ook nog niet op slag dood, dus moest ons ma het ook nog verdrinken om het uit zijn lijden te verlossen. Weer een jeugdtrauma bij
De pa bleef maar lobby-en voor een hondje voor mij - zelfs t allerkleinste zou al goed genoeg zijn - maar ons ma hield halstarrig de boot af. Mijn enige huisdieren beperkten zich dus tot een rups, die ik op de bloemkool vond, en die ik in een potje met lekkere blaadjes mocht bijhouden. Zolang de pot goed dicht bleef toch.

Mijn enige hond : "Bobby"... op wieltjes.
Hier voor de Brabo-fontein op de Grote Markt in Antwerpen in september 1961.
Dus concentreerde ik me maar weer op mijn beren. Ons ma bleef echter onverdroten mijn interesse voor poppen aanwakkeren. Pa timmerde een heel mooi bedje en een kleerkastje voor hen maar het was allemaal boter aan de galg. Om hen te plezieren probeerde ik regelmatig om enkele dagen met die poppen te spelen - ze hadden de namen van mijn nichten gekregen - maar ik verveelde me er dood mee. Poppen in bed steken, poppen aankleden, poppen de papfles geven en poppen pisdoeken aan doen. Nee, dat was echt niets voor mij. En dat is t ook nooit geworden.

September 1962.
Het kleerkastje en het bedje dat pa voor mijn poppen gemaakt had.
Voor mijn knietjes op de grond zien jullie ouwe trouwe Bobby... op zijn wieltjes...
Mijn lieve groezelige beren mochten natuurlijk weer niet op de foto.

December 1966.
Eindelijk mochten mijn aftandse lievelingsberen dan toch eens op de foto...
Daar heb ik nogal een zaag voor moeten spannen om ons ma zover te krijgen dat
ze aan die rafelige dingen een foto wou spenderen...
Ons ma was ook van mening dat ik geen huisdier nodig had omdat de bomma en zij toch constant met mij bezig waren. En dat was ook zo. Ik werd rotverwend. Ik had zeker speelgoed genoeg. Maar dat nam niet weg dat ik toch wel een huisdiertje kon gebruiken vond ik. Met deze opvatting stond ik dus alleen, op mijn pa na, maar die had in dezes duidelijk geen zeggingschap.

Aan zee in Westende op 29 juni 1961.
Speelgoed genoeg dat overal meereisde, maar jammergenoeg geen huisdieren...
Als troostprijs gingen we dan maar elke zaterdagnamiddag naar t Nachtegalenpark. Daar hadden ze een groot aantal neerhofdieren. Geiten, kippen, hanen, konijnen, pauwen
En die mocht ik dan gaan voederen. Dat was best plezant maar ge kunt een worteltje aan een schaap geven toch echt niet vergelijken met het genot van een spinnende poes op uw schoot. Alleszins, dat idee kreeg ik dus niet overgebracht.
t Kan natuurlijk ook weer t oude spreekwoord geweest zijn dat hier van toepassing was : Wat baten kaars en bril als den uil niet zien en wil.
t Ergste was dan nog dat ons ma zo mooi kon vertellen over de poezen die zij in haar jeugd had gehad, Molleke een Pers, en Queenie een Siamees. En ik, arme ik, kreeg begot nog geen straatkat! Ik overdacht hoe onrechtvaardig dat toch allemaal was terwijl ik diep in de ogen van mijn rups in haar bokaaltje zat te staren...
Ons ma had het ook zo handig aangepakt dat ze me wijsmaakte dat alle "tamme dieren" in feite "huisdieren" waren. Zelfs al woonden ze niet bij u. En dat de duiven op de Groenplaats zo tam waren dat ik ze kon voederen dus dat dat in feite mijn huisdieren waren. Mijn ma was ook beter advocaat geworden. Uitleggen kon ze het alleszins goed genoeg.

Mijn uithuizige "huisdieren" voederen op de Groenplaats in september 1961.
Maar als de nood aan de man komt, is de redding nabij.
Totaal onverwacht deed een bejaarde Portugese vrouw in onze straat haar kanarie-vogeltjes weg! Ze vroeg ons ma om voor haar diertjes te zorgen. Gelukkig was ik er tijdens dat gesprek bij en ging deze ultieme kans om echte huisdieren te krijgen niet aan mijn neus voorbij! Mijn juichende kreet en twinkelende oogjes vermurwde beide dames hun harten! Nog dezelfde namiddag waren we plots de trotse bezitters van een oude kanarie Coucourou en een koppeltje jonge kanaries Suske en Wiske. De vogels kwetterden, ik joelde mee van puur plezier!!! Ons ma zong ook, totdat ze enkele dagen later de kooi voor de eerste keer moest kuisen, dan zong ze ineens een toontje lager J

Jaren later, 9 oktober 1964 - mijn zesde verjaardag - en zoals je ziet,
zitten "Suske en Wiske" nog knus dicht bij mekaar op hun stokske.
Gesuperviseerd door de koekoek uit de klok boven de kooi.
Ja, zelfs Big Brother bestond toen al 