Vijfde uittreksel uit mijn reisverhaal : Koh Ngai, zondag 12 november 2006.
Een mengsel van zweet, zonneolie en geplette mieren.
De longtailboot van het hotel is kapot, de kanos zijn nog niet klaar en t pad naar de overkant is nog niet uitgehakt. Maar we kunnen ons toch niet laten blijven tegenhouden hé seg?! Er zijn autos, fietsen, noch wegen op dit eiland. En als de boten nu ook nog wegvallen
Dus besloten we dat pad maar zelf te gaan zoeken na t ontbijt in alle vroegte als t nog niet te heet is. Uiteindelijk is het eiland daar misschien maar een paar honderd meter breed, dus zo lang kunnen we daar toch niet over doen? We zouden eens een klein stapke in de wereld gaan zetten. Dachten we zo.
In zwemkledij met shirts en shorts er overheen, stevige sandalen en anderhalve liter drinkwater begonnen we het spoor te zoeken. In t begin ging het redelijk want we volgden gewoon de buizen van ons watercitern dat op een hoogte ligt, soms zagen we een oud pad, dikwijls was het geblokkeerd en moest de ene blijven staan terwijl de andere door de jungle een nieuwe weg zocht om terug op t oude pad te komen. Dan kon de andere de ene inhalen en zaten we weer op de juiste weg. Soms zat er echter ook niet anders op dan met stokken de takken en lianen weg te slagen omdat er echt geen doorkomen meer aan was, maar dan vonden we natuurlijk t originele pad ook niet meer zo moeiteloos terug
en stonden we daar keer op keer midden in de jungle.
Varens op een rots.
Ik stond stil om een foto te maken van een groepje zwammen en ineens zag ik een hond op mij afkomen. Traag, maar grommend. Ik hield me heel stil, stopte rap mijn fotoapparaat terug veilig in mijn tas, maar ondertussen was er een roedel van 5 honden aan t naderen. Ik riep Paul dat hij moest oppassen want hij was ondertussen al wat verder gesukkeld en had die beesten nog niet kunnen opmerken. Hij greep rap een dikke stok, we gingen allebei met onze stokken, enfin, halve boomkes, dreigend rechtop staan en de honden dropen af. Goddank, want ik vond dat eigenlijk best griezelig. Ik snap ook niet goed waar die vandaan komen want hier wonen geen mensen op dit eiland en in ons hotel heb ik nog nooit een hond gezien. Laat staan een hele roedel.
Zwammen op boomstammen.
Onze stokken hebben we maar niet meer losgelaten en we zijn dapper voortgesparteld door die groene hel waar maar geen eind aan bleek te komen. Allemaal takken met pinnen en doornen. Van die ellendige bomen waarvan de schors brandplekken op uw benen achterlaat als ge er per toeval tegen wrijft.
"Pikkedoornbomen"
Soms zagen we in de verte de zee, maar opeens verdween die dan weer. Aan de stand van de zon zagen we wel dat we ongeveer de juiste richting uit evolueerden, maar waarom geraakten we dan niet aan de overkant??? Elke keer dat ik mij bukte om iets te fotograferen zat ik vol mieren. Bruine, zwarte, kleine, grote, dikke, dunne. Om zot te worden. We plakten van onder tot boven van de gesmolten zonnecrème vermengd met zweet, vuil en fijngeplette mieren. We begonnen ons ook te realiseren dat we veel te weinig drinkwater mee hadden genomen op ons wandelingske.
Heelder kolonies mieren...
Eindelijk weer een open paadje gevonden!
Opeens vonden we terug een soort pad en konden we weer een beetje doorstappen en dan opeens op ooghoogte
een prikkeldraad!!! Levensgevaarlijk! Ge ziet amper t verschil tussen lianen en al die wilde pinnekesbegroeïingen en ineens spant daar dan iemand een pinnekesdraad!!! Ge zou er zo met uw hoofd ingelopen zijn.
Het enige goede teken hieraan was dat dit dan wel de afbakening van het terrein van het Fantasy Hotel moest zijn en dat we zeker wisten dat er vanaf dat hotel wél een redelijk onderhouden pad was naar de overkant. Dat hebben we dan ook snel gevonden en dat was toch een beetje vrijgekapt. t Was alleszins goed zichtbaar en dat was al veel. De volgende keer steek ik een Gardena-snoeischaar in de bagage. Daar had ik deze tocht serieus mee kunnen vermakkelijken.
Twee zeezigeuners komen water putten uit een bron die zich in de jungle bevind.
Na twee uur kwamen we dus als vettige smoutebollen op dat strand aan! Paul wou direkt gaan zwemmen maar het was laag water en er was niets dan scherp koraal, droge rotsen en ondiepe poeltjes
Uit de grond staken allemaal jonge scheuten van mangroves. De rotsen leken daarom wel erg op mini-grottekes van Han met stalagmieten.
Aangezien we dus op t verkeerde strand beland waren moesten we naar t volgende zien te geraken. Op het einde van de baai zagen we enkele vissersboten liggen. Dus wij, stap stap, door dat zand geploegd en aan de mannen die in de schaduw lagen gevraagd hoe we naar de volgende baai konden geraken. Ze verstonden geen woord. Op de duur wezen ze wel al lachend liggend vanuit hun schuilplaats dat we nog een rotskam over moesten. OK, dan moest het maar zo, er bleek geen andere weg te zijn. Het was steil, glibberig en gevaarlijk maar het bleek gelukkig maar één enkele rots van een meter of 50 te zijn die we over moesten zien te geraken. En toen zagen we dus het juiste magnifieke snorkelstrand liggen en konden afdalen naar ons doel. Eindelijk
Longtailboten van de vissers. Ze noemen "langstaartboten" omdat hun schroefje op een lange stok bevestigd is om door ondiepe wateren te kunnen varen.
Wij legden onze zak onder een boom en wandelden vol hoge verwachtingen het water in. Het was er ondiep en ik bleef maar zwemmen om eindelijk wat leven te vinden. Uiteindelijk zat ik vrij ver van t strand, ik stak mijn kop eens boven en zag Paul niet meer. Wat regelmatig gebeurt, want zowel de ene als de andere hangt al eens meer dan een minuutje op de bodem rond. Regelmatig kwam ik terug eens kijken maar ik zag hem nooit. Het enige dat ik zag was dat ik helemaal alleen in een heel grote zee was met ineens een gigantische donderwolk boven mijn kop.
Paul bleek die al langer te zien aankomen hebben en was al lang naar de kant gezwommen om onze zak waarin de videocamera zat droog te kunnen houden.
Ondertussen waren er verscheidene longtails met toeristen op dat strand aangekomen en ik hoopte dat één van die mannen ons een lift naar onze kant van t eiland zou willen geven. Maar noppes. Geen enkele van die Thai snapte zelfs wat ik bedoelde. De toeristen waren in feite nog erger, want die waren De 4-Eilanden-Excursie aan t doen en die beseften zelfs niet eens dat ze nu op Koh Ngai waren.
Uiteindelijk heb ik wel van iemand een plastic zakske gekregen om de video te kunnen beschermen.
Helemaal aan t einde van de baai waren ze nieuwe hutjes aan t bouwen voor een zeer basic hotelletje en daar zaten ook een hoopje Thai bijeen te schuilen voor de regen. Uiteindelijk werd er 1 jong kereltje aangewezen dat zogezegd Engels verstond. En inderdaad die snapte de vraag, vroeg 300 bath voor het tochtje, en was bereid om direkt met ons weg te varen. Geweldig! Ik was toch zo blij dat ik niet met heel ons hebben en houden (o.a. twee grote loodzwaar geworden doorweekte handdoeken) terug over die zompige, gladde rotsberg moest gaan klimmen. Op 10 minuutjes waren we thuis en konden we in t zalige zwembad springen en dan heel onze rommel gaan drogen in ons hutje.
Door onze kleine ochtendwandeling smaakte onze picknick nog beter dan gisteren. Boterhammekes met hesp en sla en tomaat met dressing. Na t eten brak de zon terug in volle glorie door en ben ik braaf aan onze kant van t eiland tussen de rotsen fotos gaan maken.
Tegen 5 uur kwam Koi, een van de lieve receptionistes, ons zeggen dat de sunset-cruise vanavond wél doorging! Heerlijk. Bleek dat wij de twee enigen waren die mee in een longtail rond het eiland vaarden.
Paul en ik op de boot tijdens onze "sunsetcruise".
Eerst zijn we langs de achterkant gevaren, zodanig dat we onze noodlottige strandjes van vanmorgen er nog eens vredig en zonnig bij zagen liggen. De rest van de westkust is zeer ontoegankelijk. Rotsen steil tot in zee. Beschenen door de zon was t indrukwekkend. Aan de einder zagen we Koh Lanta liggen. Dan draaiden we rond de noordpunt van het eiland langs een groep scherpe hoge rotsen waarachter we de zon dramatisch konden zien wegzakken.
De scherpe rotsen aan de noordpunt van Koh Ngai.
Langs het lange strand aan de oostkant zagen we het sjieke nieuwe Chateau Resort liggen. Dat ligt helemaal afgezonderd op t allerlaatste deel van t strand waar ook dat Fantasy Hotel en nog een vijftal andere kleintjes op liggen. Het zag er best indrukwekkend uit gelijk het daar als een arendsnest tegen de rotsen plakte. We zouden het eens een keer te voet moeten gaan bekijken. t Lijkt leuk, t heeft maar 30 kamers.
De tocht langs deze zijde was ook mooi want nu zagen we Koh Ma, Koh Mook, Koh Chuek en Koh Wei mooi in t zachte avondlicht liggen glinsteren.
Op een uurtje waren we rond en terug aan t hotel maar t was echt gezellig geweest. Nu weten we tenminste hoe de rest van t eiland er uit ziet.
Omdat we nogal moe waren zijn we maar in ons hotel blijven eten. Kwestie van na t eten wéér niet wadend naar een boot te moeten strompelen.
t Was als gewoonlijk een ramp. Als ge salt vraagt komen ze met ketchup. En de fritten kwamen als voorgerecht, terwijl ze normaal alles tegelijk brengen. De wet van Murphy regeert in al zijn glorie in ons restaurant.
Om 1 pint bier te bestellen is er soms overleg nodig tussen 4 garçons eer ze begrijpen of ge een grote of een kleine wilt, en welk van de 4 merken dat ge gekozen hebt. Zelfs het woord tea lukt niet, ook daarover gaan de toponderhandelaars even de koppen bij mekaar steken, wordt er eentje verkozen om nog eens te komen vragen wat we nu juist bedoeld hebben. Ik heb hier zelfs nog nooit citroen bij mijn thee durven vragen. Gewoon omdat ik vrees dat mijn thee toch al op zou zijn eer ze heel die uitleg zouden begrepen hebben. Tenandere, ik weet ook niet goed hoe ik de pantomime van de citroen zou moeten brengen. Uiteindelijk heb ik nooit een opleiding aan Herman Teirlinck gevolgd. Mijn acteerprestaties hier zijn pure plantrekkerij. Method Acting in feite.
Mijn avondmaal bestond dus uit een schoteltje (lekkere!) fritten mét mayonaise (!!!), gevolgd door een schaal noten en komkommers. De kip kwam als dessert maar was oneetbaar. Paul was ondertussen de vettigste scampi-sla aller tijden aan 't verorberen.
Alweer een onvergetelijk avondmaal...
Op de terugweg naar onze hut passeerden we Phra Phrom en aangezien het weer geregend heeft en de riooltjes op de plek achter dat tempeltje t hardst stinken noemen we hem nu Phra Prot.
Hun nieuwe project is blijkbaar een winkeltje dat ze gaan openen een van de dagen. Weer een nieuwe stap richting hoogseizoen. Laat ons hopen dat ze daar buiten souvenirs ook iets eetbaars gaan verkopen. Al ist maar een droog koekske!!! Of stel u voor... een notaboekske...
Toen we langs de kikkerpoelen liepen waren de beestjes blijkbaar heel tevreden met de dag. Ze lieten het overduidelijk horen. Ik heb er zelfs weer enkele kunnen fotograferen! Ocharme toch de mensen die in dit gedeelte logeren
Lees verder : "In de groententuin van de onderwaterkabouters." Klik hier.
05-01-1995 om 00:00
geschreven door Laathi
|