Volgend uittreksel komt uit het boek: Fado - De tranen van de Taag, geschreven door Dirk Lambrechts.
Maria Severa - De legende van de Mouraria
Door de nachtelijke straten van Alfama en Mouraria, nauwelijks door gaslantaarns verlicht, zwierf het duistere allegaartje dat zich er veilig voelde voor de politie. De eerst fadospelers werden dan ook voorgesteld als vileine types met hoed, dolkmes en een hangende sigaret. Gruwels die meestal obscene liedjes zongen, tot de verbeelding sprekende-bizarre figuren.
De fado in die tijd werd in 1820 verpersoonlijkt met de geboorte van Maria Severa Onofriana in de wijk Madragoa. Zij zou uitgroeien tot de grootste mythe en legende van de fado. Buiten haar geboorte- en sterfdatum is er historisch weinig met absolute zekerheid te bewijzen, maar de verhalen uit die tijd geven toch een volledig beeld van deze merkwaardige vrouw die door velen wordt beschouwd als de eerste echte fadista.
Haar moeder, een ruw iemand met de volkse bijnaam A Barbuda vanwege haar overvloedige baardhaar, baatte een kroeg uit en verhuisde samen met haar dochter naar Mouraria om er te gaan wonen in een goedkope kroeg/bordeel in de Rua do Capelão, die bezocht werd door rovers en smokkelaars. ( )
Volgens de verhalen was Severa echter een gracieuze vrouw die zeer goed zong en zichzelf begeleidde op de Portugese giaar. Haar stem was rauw door overmatig roken en drinken en het buitensporig gebruik van sterke koffie. ( ) Wat Severa uiteindelijk deed uitstijgen tot een echte legende was haar verhouding met de Marques de Vimioso. De markies kwam uit een bekend adellijk geslacht en bezat een paleis op het Campo Grande. Hijzelf was artistiek, een fervent jager maar vooral een uitstekend ruiter bij de Touradas. Het vreemde, exotische imago van de fadowijken moet soms voorname, bijna literaire adellijke figuren hebben aangetrokken, want toen hij Severa rond 1843 leerde kennen, mochten zij en haar moeder gratis in een van zijn huizen in Moouraria wonen. Waarschijnlijk, zo vertelt men, was hij geobsedeerd door haar kwaliteiten als fadozangeres en haar volkse, spontane en heftige karakter. Zij van haar kant moet in hem vooral zijn kwaliteit als een van de beste aristocratische ruiters in de arena bewonderd hebben.
( ) Belangrijk was het feit dat adel en volk elkaar in de arena ontmoetten en dat er tijdens de Espera do Toiro - het wachten op de stier - fados gezongen werden. Hoe dan ook, de wederzijdse liefde of bewondering moet intens geweest zijn, want ze duurde drie jaar, tot in 1845, en gedurende al die jaren werd Severa uitgenodigd op het paleis. De markies moet die vrijgevochten vrouw met de sigaret in de mond wel degelijk bewonderd hebben. Severa hield niet van zwakke vrouwen maar evenmin van vulgaire fado. De markies kon niet op tegen haar rebelse karakter. Hij probeerde haar tevergeefs wijn en tabak te doen afzweren. ( )
Toen Severa in 1946 stierf, was de jonge fadowereld in rouw. Volgens sommigen stierf ze aan een beroerte na het eten van overdadig veel jonge duiven, overspoeld met wijn. Volgens anderen stierf ze aan TBC: Ze was alleenstaand en werd in een eenvoudig laken in een gemeenschappelijk graf begraven op het kerkhof Alto de S. João, zoals ze zelf gewenst had.
( )Zon suggestief levensverhaal leverde natuurlijk overvloedig stof voor kleurrijke bewerkingen. De bekendste is het toneelstuk Severa van Julio Dantas, dat in 1901 met enorm succes in Lissabon werd opgevoerd. Het was een sterk geromantiseerd stuk waarin Severa als zigeunerin werd voorgesteld. Op verzoek had Dantas de echte naam van de markies, Vimioso, veranderd in Marialva, iemand die nooit heeft bestaan. In 1909 werd het bewerkt tot een operette en in 1931 tot de eerste Portugese speelfilm met geluid; de rol van de markies werd vertolkt door torero Antonio Luis Lopes en die van Severa door de fadozangeres Dina Teresa.
De hierna volgende uitspraak van Paul Van Nevel over de fadista Maria Severa, heb ik overgenomen uit zijn boek: Dertig jaar verslaafd aan Lissabon'.
Eén fadozangeres heeft echter terecht een stenen memento mori gekregen: de in 1820 geboren Maria Severa Onofri-ana, de eerste fadoszangeres, een hoertje van de Mouraria. Zij verborg haar leed en miserie tussen de tonen van haar klaagzangen en werd een mythische figuur. Severa stierf op zesentwintigjarige leeftijd, en in de Largo da Severa in de Mourariawijk loopt er een rilling over mijn rug als ik het opschrift lees, boven de ingang van het armoedige huisje waar eens de vernedering van het bestaan, met gebroken zangen bedekt werd.
Beide boeken zijn uitgegeven door uitgeverij EPO en nog steeds verkrijgbaar in de boekhandel. Fado - De tranen van de Taag, Dirk Lambrechts, ISBN 90 6445 167 2 Dertig jaar verslaafd aan Lissabon, Paul Van Nevel, ISBN 90 6445 428 0
Transforma-se o amador na cousa amada, De minnende gaat op in de beminde por virtude do muito imaginar; medegevoerd op zijn gedachtegangen - Não tenho logo mais que desejar, Ik heb geen enkel ding meer te verlangen pois em mim tenho a parte desejada. want het begeerde is in mijzelf te vinden.
Se nela está minha alma transformada,
En wat zou dan mijn lichaam nog verblinden que mais deseja o corpo de alcançar? nu zulk een ziel de mijne heeft bevangen? Em si sómente pode descansar, Het heeft in deze nieuwe samenhangen pois consigo tal alma está liada. de rust ontvangen der gelijkgezinden.
Mas esta linda e pura semideia,
Maar deze zachte en zuivere verschijning que, como o acidente em seu sujeito, die als de regen met de waterdeining assim co'a alma minha se conforma, zich met mijn ziel kon vereenzelvigen
Está no pensamento como ideia;
Waart enkel door mijn denken en mijn dromen. E o vivo e puro amor de que sou feito, En al de liefde die ikzelve ben como matéria simples busca a forma. blijft ruwe stof die tot een vorm wil komen.
- Luís de Camões -
Vertaling uit het boek Saudades en andere verzen uit het Portugees door Dolf Verspoor, Moussaults uitgeverij nv Amsterdam, 1961
Verwijzing naar vorig bericht over Camões: klik HIER!
Esculturas no Passeio de Algés feitas pelo escultor António Quina
Algés is een portugese deelgemeente van Oeiras en ligt ten westen van Lissabon.
Bij één van onze tochten passeerden wij langs de Rua Major Alfonso Palla en ontdekten wij deze beeldhouwwerken, geïntegreerd in het straatbeeld. Deze straat bevindt zich rechtsonder op de kaart van Algés (aanklikbaar op de kaart hierboven)vlakbij het treinstation.
De beeldhouwer is António Quina en hij toont je graag meer werken van hem op zijn website klik HIER!
Rijstpudding is in Portugal een populair dessert, en het komt in het hele land bij feestdagen op tafel. Deze versie, waar drie eierdooiers in gaan, is de klassieke. Voor feesten versiert men de pudding wel met een ingewikkeld patroon in kaneelpoeder.
1 liter melk - 150 g suiker - 15 g boter - 1 reep citroenschil van 7 cm lang - 1 kaneelpijp - 1,5 l water - snufje zout - 140 g rondkorrelige rijst - 3 eierdooiers - gemalen kaneel - gehakte, geroosterde amandelen
Giet de melk in een pan en schep er de suiker, boter, reep citroenschil en kaneelpijp door. Zet de pan op een middelhoog vuur en breng de melk tegen de kook aan. Neem de pan van het vuur en laat het mengsel 30 minuten trekken.
Giet ondertussen het water in een pan en breng aan de kook op een hoog vuur. Voeg het zout en de rijst toe, draai het vuur laag en laat onder af en toe omscheppen 15 tot 20 minuten zachtjes koken tot de rijst gaar is. Giet de rijst af.
Schep de rijst door het melkmengsel en zet de pan op een laag vuur. Laat onder regelmatig omscheppen 20 tot 30 minuten zachtjes koken tot het mengsel dik is. Neem de pan van het vuur en verwijder de reep citroenschil en kaneelpijp.
Klop de eierdooiers schuimig in en kom. Klop er 1,25 dl van het warme melkmengsel door. Schep het eimengsel door het rijstmengsel en zet de pan weer op een zeer laag vuur. Laat onder voortdurend roeren circa 5 minuten verhitten.
Schep de pudding in kommetjes. Bestrooi met kaneel en amandelen. Serveer op kamertemperatuur of iets gekoeld, met een glaasje Moscatel de Setúbal.
Bron: "Aan tafel in Spanje en Portugal" (pag.218) - uit de reeks Landen en Keukens - Uitgeverij De Lantaarn, Soest
Sequência sobre as Divas do Fado Novo - o episódio 2: MÃsia
GARRAS DOS SENTIDOS
KLAUWEN VAN ZINNELIJKHEID
Poema Agustina Bessa-Luis Traditionnel Arrt : Ricardo J. Dias
Não quero cantar amores, /
Ik wil niet zingen over liefdes(-relaties) Amores são passos perdidos. / Liefdes(-relaties) zijn zinloos São frios raios solares /Zij zijn als koude zonnestralen Verdes garras dos sentidos / Jonge klauwen van zinnelijkheid São cavalos corredores / Het zijn renpaarden Com asas de ferro e chumbo / Met vleugels van ijzer en lood Caídos nas águas fundas / Gevallen in diepe wateren Não quero cantar amores. / Ik wil niet over liefdes(-relaties) zingen Paraísos prohibidos, / Verboden paradijzen Contentamentos injustos, / Van onrechtvaardige bevrediging Feliz adversidade / Een gelukkige tegenslag Amores são passos perdidos. / Liefdes(-relaties) zijn zinloos São demência dos olhares / Zij zijn de oogcontacten die verkeerd lopen Alegre festa de pranto. / Een vrolijk tranenfeest São furor obediente, / Zij zijn een onderdanige passie São frios raios solares. / Zij zijn koude zonnestralen Da má sorte defendidos / Beschermelingen van het slechte soort Os homens de bom juízo / Mannen met verstand Têm nas mãos prodigiosas / Hebben in hun wonderbaarlijke handen Verdes garras dos sentidos / Jonge klauwen van zinnelijkheid Não quero cantar amores, / Ik wil niet zingen over liefdes(-relaties) Nem falar dos seus motivos / Noch praten over hun motieven
Wil je haar horen zingen ga dan met het pijltje over haar fotos en klik...
"Mísia - BIOGRAFIE"
"De blik van Mísia is heet als bloed, rond als parels, zout als de zee Haar gloedvolle, fluwelen, amber bruine ogen delen de ongewone glans van staal dat gloeiend rood wordt verhit. Alle kennis van een vrouw en alle onschuldigheid van een klein meisje; passie en speelsheid, lach en tranen
Mísia ontstijgt de woorden van een biografie, net zoals ze zich onttrekt aan de gevangenis van een muzikaal genre. Ze strekt veel verder dan haar geboorteplek of de grenzen van een land Mísia werd in Porto geboren, veroverde Barcelona en woont tegenwoordig in Lissabon, ook al heeft ze veel van haar favoriete plekke en kappers in Parijs, Tokyo en Mexico. Ze heeft bergen beklommen en belegerde territoria, maar heeft bovenal een ruimte tijdcontinuüm gecreëerd: haar wereld, een weefpatroon van geluiden, begraven in de diepte van haar eigen lichaam, woorden uit het echte leven gegrepen
Mísia heeft sinds haar kindertijd al op het podium gestaan: Ik volgde mijn oma overal waar ze ging. Zelf een frivole ster, wilde ze het meisje slapeloze nachten, koude hotelkamers en eenzaamheid besparen. Mísia beschrijft haar grootmoeder bijna nooit, dus stellen we ons Colettes Vagabond voor, zich bewegend van muziekpodia in de havens van de arbeidersklasse naar treinstations in de vroege ochtend.
Dus, hoe kwamen haar oma en moeder, twee vrouwen uit Barcelona, terecht in Porto? Het was een liefdesgeschiedenis, eentje die tegen de borst stuitte van de Portugese hogere middelklasse, waar haar vader uit voortkwam Haar moeder Luisa, een zeldzame schoonheid, compleet in de ban van haar passie, klassiek ballet, had een grote aantrekkingskracht op de jonge Portugees met de blauwe ogen, die haar op het podium zag van Maxime in Lissabon, verblind door haar Spaanse kostuum en prachtige benen Ze trouwden en maakten hun thuis in de aristocratische stad Porto waar Mísia werd geboren. Haar geboorte naam was Susana Maria. Ze droeg een marineblauw uniform en moest rechtop staan zonder iets te zeggen, een modelmeisje in het grote huis van de familie van haar vader. Ze vluchtte dus geregeld naar de warme, geparfumeerde omhelzing van haar grootmoeder Lolita, die haar, met sigaret in haar hand, de avonturen van haar bohémien jeugd vertelde
Op die manier werden Mísias zintuigen wakker en begon de roep om het voetlicht en de coulissen van het theater, de droom van een ridder op een paard die haar zou redden uit de klauwen van een monster, een verschrikkelijk schepsel, geboren uit haar gevoel van verwaarlozing. Sinds de scheiding van haar ouders, was haar moeder vaak afwezig geweest, te druk met dansen en haar carrière. Dus vluchtte het meisje in een wereld van verboden boeken, gedrapeerd in oude theaterkostuums, van haar voeten geveegd door de geluiden en teksten van Fado die door de lucht dreven en via het open raam de innerlijke leegte vulde, die haar vader achterliet, nu ver weg
Mísias moed, doortastendheid en extravagante levensstijl kunnen alleen begrepen worden in de context van deze twee vrouwen, de eerste en tweede mier, zoals ze hen en zichzelf ziet: drie hardwerkende mieren, de een na de ander, altijd zoekend naar het absolute, in de liefde en in de kunst. Mísia en haar komaf, drie vrouwen, die durfden de conventie te tarten, buiten de korsetten van de muzikale genres en buiten de veilige, gladde muren van de middelklasse.
Het onverzoenlijke aspect van Mísias mysterie - essentie van wilde bloemen, een schets van vormen, spirituele bovenzinnelijkheid, wijsheid van gedichten, de reis door boeken, bekoring en besef van het wezenlijke - is geworteld in haar geschiedenis van inwendige en emotionele ballingschap, die haar op een dag verwijderde van haar geboorteland. Op twintigjarige leeftijd verliet Mísia haar land om haar oma te vergezellen in Barcelona. Daar zong ze op alle soorten podia en werkte aan haar stem, terwijl ze haar leven meer vorm gaf: zorgeloos, zonder reserve, met moed en humor Op een zeer vroege leeftijd, besloot Mísia dat ze zangeres wilde worden en ze begon zich dan ook in die richting te ontwikkelen, ondanks haar moeders waarschuwingen en haar omas angsten, ondanks the beproeving, hardheid en slapeloze nachten. In Madrid, waar een nieuwe wind het bewind van Franco wegwaaide, maakte ze haar eigen naam.
Mísia heeft tenminste twee landen, verschillende talen en vele gezichten. Ze is een nomade en heeft tegelijkertijd ook een vaste verblijfplaats - haar huis, haar schuilplaats is binnenin haarzelf, zodat ze kan vertrekken, waar haar artiesten bestemming haar dan ook naar toe leidt. Interieurs zo warm als die van haar grootmoeder een warboel van boeken en dagboeken die met zijde bekleed zijn, vaalgroene muren, waar de schilderijen van kunstenaarsvrienden je meteen grijpen, zodra je haar huis in Lissabon betreedt.
Mísia is een begaande vrouw, zoals de vrouwen van Sartre. Ze maakt zich zorgen over de wereld, is woest over onrecht en verafschuwt hypocrisie en lafheid. Onder haar vrienden, haar stam, zijn schrijvers als Lidia Jorge en José Saramago, poëten als Graça Moura, actrices als Maria de Medeiros, zangers als Maria Bethania, schilders als Bela Silva en Carlos Torres en artiesten als Sophie Calle. Zulke ontmoetingen verrijken haar leven en voorzien haar kunst van brandstof.
Mísia experimenteert op elk moment, zonder spijt of klaaglijke nostalgie voor een gefantaseerd verleden. Ze zwicht niet gedwee voor obstakels of gezond verstand. Mísia weet dat het leven iets subliems is, iets dat niets te maken heeft met de fletse, onechte gelukkigheid waar onze consumptiemaatschappij ogenschijnlijk naar streeft. Mísia weet dat het echte leven ook de dood inhoudt, dat passie verwoestend kan zijn en dat liefde benauwt. Ze weet dat de dingen gewoon zo gaan, dus ze blijft zo dicht mogelijk bij de emotie als ze zingt. Ze boetseert haar lied, haar ziel, met toewijding en zorg Alleen de stem van een vrouw die de lidtekens van het lot op haar lichaam draagt, kan liefde bedrijven en passie tastbaar beleven. Een vrouw, die verliefd is, soeverein en puur, ontembaar en nog steeds begeerd, vrij Een vrouw die droomt als ze wakker is.
In de niet flexibele, kleinzielige realiteit van vandaag de dag, lijkt er soms weinig hoop voor wederzijds begrip tussen mannen en vrouwen. Als het in de nacht wordt bezongen door Mísia, wordt de miraculeuze samenkomst van man en vrouw wel degelijk mogelijk, draaglijk De teksten spreken van ontmoetingen vol passie, krachtige nostalgie, een verleden dat niet vervaagt, verraad, vervoering, liefde
Politieke ethiek is overduidelijk in al haar nummers: ethiek van vrijheid, tolerantie en vreugde, ethiek van leven tegenover dood. Wat ik wil, is praten over leven, de mysteries en grandeur Mísia tart de routine van donkere, gesloten dagen en wil ons door de emoties laten reizen, ons laten liefhebben, huilen en lachen, zoals zij elke dag doet.
Ondanks tegenslagen, is Mísia terug gekeerd van haar ballingschap. Ze moest terugkeren naar de ware Fado van het volk, een Fado die was teruggetrokken in donkere, verouderde taveernes. Ze heeft zich gevestigd in Lissabon, in een Portugese maatschappij die haar niet altijd met open armen ontving. Haar manier van zijn, verjaagt het statische imago van de fado zanger. Mísia volhardt in eenzaamheid en durf. Alleen poëten en muzikanten vergezellen haar op het pad waar Fado - opnieuw overdacht, opnieuw bewerkt en uitgevoerd in haar unieke stem - is herboren en zich verspreid. Ze is niet gekalmeerd door succes, maar waagt zich nog steeds op onbekende wegen. Vandaag met haar Drama Box, heeft ze de muren die de muzikale genres omringen, vernietigd, terwijl ze een Tango en Bolero in de hand neemt en ons dwingt er op een andere manier naar te luisteren. Eerlijk ten opzichte van zichzelf en haar innerlijke gevoel, Mísia is weer begonnen met haar reis terug en vooruit, op haar eigen risico, tussen hier en ergens anders, tussen het gemis van een thuishaven en een onophoudelijk verlangen naar anderen en de rest van de wereld "
Carmen Castillo (februari 2005) Regisseur van de film Misias Fado
wegens computerproblemen kan ik momenteel geen berichten openen in mijn mailbox (hotmailadres) dus mensen die een berichtje gestuurd hebben moeten nog enkele dagen of weken wachten op een antwoord. Mijn broer - dé computerdokter - is momenteel op verlof en is pas rond 9 september terug present. Tenzij... jullie mij opnieuw trachten te contacteren via mijn gmailadres dit is ondertussen aangepast via mijn instellingen bij seniorennet alvast bedankt en tot schrijfs ?
De Cabo Espichel is een kaap of klif, aan de Portugese Atlantische kust ten westen van de stad Setúbal, waarop zich een vuurtoren (gebouwd in 1790) en een bedevaartsoord bevinden. De kaap is het zuidelijke punt van de trechter van de Taagmondng. De tegenhanger aan de noordzijde is de "Cabo Roca" (zie vorig bericht).
Het Santuário de Nossa Senhora da Pedra Mua bestaat uit een laat 17-eeuwse kerk, met zijn rug naar de zee; twee lange pelgrimsverblijven aan weerskanten van de kerk vormen een open binnenplaats; erachter staat een kapel betegeld met met witte en blauwe azulejos die het vissersleven verbeelden, deze zijn echter zwaar beschadigd. In de 13de eeuw werd dit een geliefd bedevaartsoord nadat een dorpsbewoner een visioen had gehad van de Maagd Maria die op een muilezel uit zee oprees. Voor mensen die er meer willen over weten en het Portugees machtig zijn volg deze link naar Wiki klik HIER!
Cabo da Roca is een 140 meter hoge kaap die het meest westelijke punt van Portugal en tevens het meest westelijke punt van het vasteland van Europa vormt. De Romeinen noemde de kaap 'Promontorium Magnum'. De kaap, zo'n 30 kilometer ten westen van Lissabon, uitmondend in de Atlantische Oceaan, ligt op 38°47 noorderbreedte en 9°30 westerlengte. Op de kaap staat een stenen bouwsel met daarop een plaquette die het meest westelijke punt van het vasteland van Europa markeert. Op de plaquette definieert de dichter Luís de Camões de kaap als
de plaats waar het land eindigt en de zee begint. In het Portugees: "Onde a terra acaba e o mar começa". Bron: Wikipedia
Sou um guardador de rebanhos - Alberto Caeiro - Pessoa...
Geen echte fado, maar een gedicht van Alberto Caeiro (één van de heteroniemen van Pessoa) op muziek gezet door Vasco Martins en gezongen door Bévinda, een prachtige Frans-Portugese fadista met een warme stem. Om de soms opvallende gelijkenis tussen het Frans en het Portugees aan te tonen, heb ik van het gedicht zowel de Nederlandse als de Franse vertaling overgenomen. Geniet maar klik hiervoor op de foto's...
IX
Sou um guardador de rebanhos.
Je suis un gardeur de troupeaux, Ik ben een hoeder van kudden. O rebanho é os meus pensamentos Mon troupeau se sont mes pesées, De kudde, dat zijn mijn gedachten E os meus pensamentos são todos sensações. Et mes pensees sont toutes des sensations. En al mijn gedachten zijn gewaarwordingen. Penso com os olhos e com os ouvidos Je pense avec les yeux et avec les oreilles, Ik denk met mijn ogen en met mijn oren E com as mãos e os pés Et avec les mains et les pieds, En met mijn handen en mijn voeten E com o nariz e a boca. Et avec le nez et la bouche. En met mijn neus en met mijn mond.
Pensar numa flor é vê-la e cheirá-la
Penser une fleur, cest la voir et la sentir, Een bloem denken is haar zien en haar ruiken E comer um fruto é saber-lhe o sentido. Et manger un fruit, cest en savourer le sens. En een vrucht eten is zijn betekenis proeven.
Por isso quando num dia de calor
Cest pourquoi, par un jour de chaleur, Daarom, wanneer ik op een warme dag Me sinto triste de gozá-lo tanto, Si tant de jouissance me rend triste, Mij droef voel van er zóveel van genieten, E me deito ao comprido na erva, Je métends de tout mon long sur lherbe, En languit in het gras ga liggen, E fecho os olhos quentes, Je ferme mes yeux chauds, En mijn verhitte ogen sluit Sinto todo o meu corpo deitado na realidade, Je sens tout mon corps étendu sur la réalité, Dan voel ik heel mijn lichaam liggen in de werkelijkheid Sei da verdade e sou feliz. Je sais la vérité et suis heureux. Ik weet de waarheid en ik ben gelukkig. - Alberto Caeiro -
De Franse vertaling komt uit het bijhorend boekje van de cd Bévinda - pessoa em pessoas. De Nederlandse vertaling is van August Willemsen, uit het boek De hoeder van kudden Alberto Caeiro (Fernando Pesso).
De varkenshoeder - Olieverf op doek (74 x 93 cm) Paul Gaugin (1848-1903) schilderde dit doek in 1888. Het bevindt zich in de Los Angeles County Museum of Art.
Het grootste park van Lissabon is genoemd naar koning Edward VII van Engeland, die in 1902 naar Lissabon kwam om de Portugees-Britse vriendschap te onderstrepen. Het loopt van de Praça Marquês de Pombal heuvelopwaarts tot het uitzichtpunt.
Middenin de Praça Marquês de Pombal staat het voorname monument voor Marquês de Pombal dat in 1934 werd onthuld. Deze staatsman heerste over Portugal van 1750 tot 1777. Hij staat bovenop een zuil, de hand op een leeuw (symbool voor macht) en de ogen gericht op de Baixa, waarvan de bouw door hem werd uitgedacht en geleid na de aardbeving en tsunami in 1755 . De voet van het monument is opgesierd met allegorische voorstellingen van de door De Pombal doorgevoerde hervormingen op het gebied van politiek, onderwijs en landbouw. De gevreesde, dynamische staatsman leidde het land de eeuw der verlichting in.
In de noordwesthoek van het park ligt de jungle-achtige Estufia Fria (koude kas), waar exotische planten, beekjes en watervallen een oase in de stad vormen. In de Estufia Fria groeien de palmen door het bamboedak heen.
Het uitzichtpunt ligt noordelijk en wordt ingenomen door het 'Monumento ao 25 de Abril'(zie ook bericht hieronder: Parque Eduardo VII - Vista do Monumento ao 25 de Abril).
Sequência sobre as Divas do Fado Novo - o episódio 1: Ana Sofia Varela
De traan
Vervuld van pijn vol ellende ga ik slapen en met nog meer smart met nog meer leed word ik wakker in mijn hart blijft nog het gevoel intens van u te houden
Wanhoop voor mijn wanhoop vind ik in mezelf de straf. Verdwijn, wanhoop ik zeg u dat ik u niet wil en s nachts en s nachts droom ik van u
Als ik bedenk dat ik op een dag moet sterven als de wanhoop komt omdat ik u niet meer zie spreid ik mijn sjaal op de grond en slaap zachtjes in
Als ik zou weten dat terwijl ik stierf gij voor mij één traan zou laten weet gij voor deze ene traan kon ik van geluk in vrede sterven
Vertaling: Dirk Lambrechts - Fado, De tranen van de Taag, pag. 125
Lágrima Letra: Amália Rodrigues
Cheia de penas Cheia de penas, me deito E com mais penas Com mas penas me levanto No meu peito Já me ficou no meu peito Este jeito O jeito de te querer tanto
Desespero Tenho por meu desespero Dentro de mim, o castigo Não te quero Eu digo, que não te quero E de noite A noite, sonho contigo
Se considero Que um dia, hei-de morrer O desespero Que tenho de te não ver Estendo o meu xaile Estendo o meu xaile, no chão Estendo o meu xaile E deixo-me adormecer
Se eu soubesse Se eu soubesse, que morrendo Tu me havias Tu me havias, de chorar Uma lagrima Por uma lágrima tua Que alegria me deixaria matar
Ana Sofia Varela is 30 jaar oud, zij werd geboren in Lissabon, maar groeide op in Serpa (Alentejo) het platteland, waar zij een aantal jaren verbleef tot zij terugkeerde naar de stad.
Als 10-jarige had ze haar eerste contact met Fado toen ze luisterde naar de platen van Amália. Wanneer ze 14 was begon ze Amálias fados te zingen op Fado-nachten in Serpa, op scholen en in clubs. Later trad zij op met lokale fadistas.
De uitnodiging om te zingen in de fadohuizen van Lissabon vond plaats in 1997 en tezelfdertijd stelde Carlos Zel haar aan de gitarist Mário Pacheco voor met wie ze verschillende concerten gaf (Macao, Japan, Italië ) en later werd ze gevraagd om op te treden in de Clube de Fado waar ze nu nog regelmatig zingt.
Doordat zij zich midden de fado-scène bevond kon zij haar talent tonen en daardoor volgden de uitnodigingen elkaar op: om te beginnen werd zij gevraagd voor een opname met António Chaínho op de CD A Guitarra e Outras Mulheres (De gitaar en andere vrouwen); vervolgens met Marta Dias, Teresa Salgueiro (Madredeus) en Filipa Pais; met Camané in de show "De Sol a Lua - Flamenco e Fado"; op de CD "Cem Anos de Fado" (100 jaren Fado) en met João Braga en Carlos Zel er tussendoor.
Nadat ze met de grote namen van de fado ofwel opgetreden was of opnames gemaakt had, vond ze haar eigen weg en kwam een oude droom uit door de opname van haar eerste CD Ana Sofia Varela uitgegeven in 2002. Haar debuutalbum werd goed ontvangen door het publiek en de media: Ana Sofia Varela biedt ons één van de origineelst fado-albums van de laatste jaren, hoofdzakelijk omdat deze traditie en vernieuwing samenbrengt, uitdaagt zonder te vernietigen, lacht en huilt tezelfdertijd. Ana Sofia Verela biedt een rijkdom aan elementen waardoor ze stijgt in de lijst van de beste albums van het jaar (in Jornal de Letras)
Sindsdien treed Ana Sofia Varela op in zowel Portugal als daarbuiten.
A minha capa velhinha É da cor da noite escura, Nela quero amortalhar-me, Quando for p'ra sepultura.
A minha capa ondulante Feita de negro tecido, Não é capa de estudante É mortalha de vencido.
Ai!... Eu quero que o meu caixão Tenha uma forma bizarra, A forma de um coração, Ai!... A forma de uma guitarra.
Played in Guimarães. Na Serenata de Caloiro da Universidade do Minho em 15/10/06.
"De vele geleerden van Coimbra strijden nog hevig over de herkomst van de fado. Gesproken wordt over een Moors-Arabische erfenis, invloed van de middeleeuwse troubadours uit Zuid-Frankrijk, anderen lokaliseren de wieg van de fado bij de Portugese zeemannen, terwijl er ook dissidente studies zijn die stellen dat de fado pas in het midden van de vorige eeuw begon, toen er in Coimbra studenten uit Brazilië neerstreken en daar hun heimwee naar hun geboorteland vastlegden. In Coimbra is de fado nog steeds een zaak voor de studenten, die vanaf hun debuut aan deze - naar men zegt - oudste universiteit van Europa worden ingewijd in de geheimen van de allersmartelijkste muziek en poëzie. Daarbij gelden strenge regels op het gebied van vormvastheid en traditie, hetgeen weer verder duidt op het bijna sacrale karakter van deze eredienst voor het verdriet. De studenten van Coimbra cultiveren het lijden, hun saudade, ze kweken het in feite, wonend in een soort vrijplaatsen in de oude stad, die als republicas worden aangeduid, zwaar vervallen holen van alcoholisch aangedreven bohème. Het maakt ze tot de meest a-typische studenten van de twintigste eeuw, vleesgeworden ontkenningen van de no-nonsensmentaliteit. Zij koesteren de nutteloosheid en het verdriet zoals hun Amerikaanse collega's dromen van sterrendom in football of basketbal. Zij zingen van verloren liefdes, dwalen eenzaam door O Choupal, het bos bij Coimbra en laten hun meest melancholieke strofen voor eeuwig in het marmer beitelen van een soort grafsteen, die wordt geplaatst bij Os Penedos da Saudade e da Meditação, vrij vertaald de rots van de treurnis en de overpeinzing, ook te vinden in de oude stad. Traditioneel wordt de fado van Coimbra gezongen door een man, begeleid door een gitaar en een twaalfsnarige Portugese guitarra. Verplicht tenue is een zwarte, Zorro-achtige cape. De eerste grote ster van de fado van Coimbra was Augusto Hilário da Costa Alves, een in 1861 te Viseu geboren zanger-gitarist, die na zijn studententijd in Coimbra een leven als rondtrekkend bohémien begon. Hilario's dood in 1896 bracht een schok teweeg onder de gehele Portugese natie. 'Fado de Hilario' is nog steeds een gangbare naam voor de fado van Coimbra. Ook de fado van Coimbra ontkomt niet aan de feministische golf, zodat tegenwoordig ook hier vrouwelijke fadistas optreden. Enige fado-fundamentalisten bieden verzet tegen deze ontwikkeling. Fysieke represailles bleven vooralsnog beperkt tot aanslagen op huisdieren."
Uittreksel van het artikel:
"Fado, eredienst voor het verdriet" gepubliceerd in DeGroene Amsterdammer en geschreven door René Zwaap.
Een groep die hier zeker niet mag ontbreken is Madredeus hun succes is mede te danken aan een optreden als beginnende groep op een folkfestival in jawel: Brugge. Onderaan dit bericht vind je een aantal linken die jullie verder helpen geniet eerst maar van deze prachtige video met o.a. oude beelden van Lissabon...
Madredeus: Alfama
Música: Pedro Ayres Magalhães; Rodrigo Leão Letra: Pedro Ayres Magalhães
Agora, que lembro, As horas ao longo do tempo;
Desejo, Voltar, Voltar a ti, desejo-te encontrar;
Esquecida, em cada dia que passa, nunca mais revi a graça dos teus olhos que eu amei.
Má sorte, foi amor que não retive, e se calhar distrai-me... - Qualquer coisa que encontrei.
LINK naar officiële website LINK naar goede onofficiële website LINK naar nederlandstalig interview
De verlichte fontein dateert ook van die tijd. De tuin is samengesteld door een combinatie van 32 perken, met bloemen en struiken beplant, in de vorm van de voormalige provincies van Portugal en heeft aan de vier hoeken telkens een vierkante vijver, bekroond door twee imposante sculpturen die 2 mythologische paardenfiguren met een vissenstaart voorstellen.
Kom niet tegenover me zitten, niet naast me, kom niet naar me toe; Kom niet met me lachen of praten Ik ben alles moe, ik ben moe En wil alleen slapen.
Zelfs wakend nog slapen, al dromend Of ook zonder dromen, Maar in een ver en vaag vergeten opgenomen Waar geen gedachte hoeft te komen.
Ik heb nooit kunnen beminnen, voelen heb ik nooit gekund, Zelfs was het denken in mij onomlijnd. Tussen distels wierp ik wat aan geloof mij was gegund, En op een blanco bladzij schreef ik: Eind.
De incognito prinsessen bleven onbekend, Voor de beloofde tronen kwam geen timmerman. Miljoenen levens heb ik door elkaar in mij omklemd. Maar niemand die ooit in mijn leven kwam.
En daarom, mocht je komen, kom niet naast me zitten en spreek niet. Ik wil slechts slapen, al is het een dood, Iets dat mij niet verdriet en waarmee jij je niet verdriet - Iets waarop niemand hoopt noch niet op hoopt.
Mijn God ligt op de lommerd. k Heb verpakt in pakpapier De hoop en de ambitie ooit beleefd; Ik ben nu niet meer dan een zelfmoord en ik ben slechts hier Als een smachten naar slapen dat nog leeft.
Maar slapen wat men slapen noemt, zonder enige waardigheid, Als een verlaten vleet Die eenzaam tussen duisternis en nevel schipbreuk lijdt Zonder dat men van zijn verleden weet.
En de commandant van t schip, die tracht te volgen, Ziet, tussen de golven en de horizon, Hoe de laatste roeier der galeien wordt verzwolgen - Die niet zwemmen kon.
Bron: De mooiste gedichten van Fernando Pessoa, p.41, De Morgen - Bibliotheek Wereldpoëzie
Não venhas sentar-te à minha frente, nem a meu lado; Não venhas falar, nem sorrir. Estou cansado de tudo, estou cansado, Quero só dormir.
Dormir até acordado, sonhando Ou até sem sonhar, Mas envolto num vago abandono brando A não ter que pensar.
Nunca soube querer, nunca soube sentir, até Pensar não foi certo em mim. Deitei fora entre urtigas o que era a minha fé, Escrevi numa página em branco, "Fim".
As princesas incógnitas ficaram desconhecidas, Os tronos prometidos não tiveram carpinteiro. Acumulei em mim um milhão difuso de vidas, Mas nunca encontrei parceiro.
Por isso, se vieres, não te sentes a meu lado, nem fales. Só quero dormir, uma morte que seja Uma coisa que me não rale nem com que tu te rales - Que ninguém deseja nem não deseja.
Pus o meu Deus no prego. Embrulhei em papel pardo As esperanças e ambições que tive, E hoje sou apenas um suicídio tardo, Um desejo de dormir que ainda vive.
Mas dormir a valer, sem dignificação nenhuma, Como um barco abandonado, Que naufraga sozinho entre as trevas e a bruma Sem se lhe saber o passado.
E o comandante do navio que segue deveras Entrevê na distância do mar O fim do último representante das galeras, Que não sabia nadar.
Vandaag gekregen Van Alfacinha waarvoor heel veel dank ! Bij het aanklikken kom je terecht op zijn Portugese blog "Casa Portuguesa". Als je een woordje Portugees kent is dat mooi meegenomen om zijn teksten te lezen, maar anderzijds: hij heeft er prachtige foto's op staan
Categorie:Algemeen Tags:Alfacinha, Lisboa, Casa Portuguesa
Ik ben Maaike/Myriam, en gebruik soms ook wel de schuilnaam LaFadista.
Ik ben een vrouw en woon in Alfeizerão-Sapateira (Portugal) en mijn beroep is mezelf zijn.
Ik ben geboren op 30/12/1949 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Portugal, Lissabon, Fado, poëzie, reizen in 't algemeen, lezen, kookboeken, fietsen....