DE MOEIZAME OPRICHTING VAN HET OORLOGSMONUMENT OP MARKEPLAATS .
________________________________________________
De funeste oorlogsjaren van 14-18 hadden klaarblijkelijk een abrupt einde gemaakt aan de levensstandaard van weleer. De bezetting had onze gemeente in een nijpende toestand gedompeld en er heerste schaarste en werkloosheid. De boeren moesten weer het evenwicht vinden, want de veestapel was fel gedund en de akkers en weiden lagen er kaal bij. Een hele hoop straten en wegen moesten worden hersteld. Désiré Vanoverberghe, onze laatste kasseilegger wist niet waar eerst beginnen. De schade berokkend aan de pannenfabriek en de weverij De Witte-Visage was aanzienlijk..(1) . Het zou nog een tijdje duren vooraleer onze gemeente haar vooroorlogse status zou terugwinnen.
Terwijl de gemeente nog niet bekomen was van de ellende ,die de oorlog teweeggebracht had, liet Arthur Maenhout ( Varsenare 1885 –Marke 1976) in september 1919 aan het gemeentebestuur van Marke weten dat hij een oud- strijdersbond (2) had gesticht :
“Mijnheeren,
Wij hebben de eer ter uwer kennis te brengen dat sedert enkele dagen de oudstrijders van Marcke besloten hebben eene sektie te vormen, aangesloten bij den Nationale Strijdersbond waarvan het oorspronkelijk doel is de belangen der oudstrijders, dezen hunner weduwen, weezen en rechthebbenden te verdedigen, de breedste broederlijkheid onzer oudsoldaten te bewerkstelligen en door de grootste eenheid de herleving en de bloei van België te betrachten.
Het bestuur is samengesteld als volgt:
Voorzitter: Arthur Maenhout leden: Jules Neyrinck
Schrijver : Oscar Vanhoenacker Octaaf Demets
Schatbewaarder: Nestor Delcour
Wij durven verhopen dat gij onze sektie zult willen erkennen.
Aanvaard ,Mijnheeren, de verzekering onzer gevoelens van hoogachting.”
Het antwoord van burgemeester François de Bethune (3)op 1 november : “Wij hebben met veel genoegen het stichten van uwe afdeeling vernomen en hopen wel met uwe maatschappij de beste betrekkingen te kunnen beleven.
Aanvaard, Mijne Heeren, de uitdrukking onzer gevoelens van achting.”
Na enkele maanden boekte de vereniging 115 leden waarvan de helft vuurkruisers. In 1959 bij de viering van het 40-jarig bestaan waren de rangen gedund tot 49 nog in levende leden…maar na 1945 kwam er aflossing. 160 Leden versterkten de rangen.(4).
Na de 1e wereldoorlog werd in bijna alle steden en dorpen geijverd om een gedenkteken(5) , ter nagedachtenis van alle oorlogsslachtoffers, op te richten. Monumenten zijn belangrijk voor het volk en voor onze nakomelingen. Ze reflecteren iets historisch ,merkwaardigs of emotioneels. Ze willen iets voor eeuwig nalaten. Iets belangrijks in de geschiedenis wordt in herinnering gebracht en men houdt eraan dat het niet in de mist verdwijnt. Het gedenkteken van de Boerenkrijg herinnert aan drie Markenaars die tijdens de Boerenkrijg door Franse soldaten gedood werden. In Kortrijk verwijst het Groeningemonument naar de Guldensporenslag en het Leiemonument herinnert aan de Leieslag van mei 1940.
Marke maakte blijkbaar niet veel haast voor de oprichting van het monument, getuige hiervan de brief die de Nationale Strijdersbond 14-18 (NSB) in 1923 richtte tot burgemeester Cyriel De Brabandere ( Marke 1860 – Marke 1943) (6). Arthur Maenhout speelde in zijn achterhoofd met de weet dat Aalbeke zijn monument onthuld had op 29 augustus 1920. Onze buur Lauwe huldigde zijn monument al in op zondag 2 mei 1920.
“Mijnheeren,
De ondergetekenden hebben de eer u hieronder een uittreksel hunner bestuursvergadering van 26 juni 1923 te laten geworden: “Gezien dat het reeds meer dan drij jaar geleden is dat het gemeentebestuur besloten heeft een gedenkteeken op te richten ter herinnering aller slachtoffers van den oorlog 14-18. Gezien dat , in zijn zitting van 1 juli 1921 ( Baron François de Bethune was toen burgemeester), de gemeenteraad besloten had over te gaan tot de uitvoering der beslissing van 7 mei 1920 en dat de noodige maatregelen zouden genomen zijn opdat de werken van afbraak der huizen en plaatsen van het gedenkteeken zouden voltooid zijn tegen 1 september 1922, beslissing welke niet uitgevoerd is geworden.
Gezien dat den Heer Rooms (7) , uitvoerder van het monument aan de afveerdiging der commissie verzekerd en beloofd heeft dat het gedenkteeken zal kunnen geplaatst zijn eind augustus. Bemerkende dat er, niettegenstaande het herhaalde aandringen der commissie, aan de afbraak der huizen niet begonnen is en terecht vreezen dat de inhuldiging in september aanstaande geen plaats zal kunnen hebben indien er niet meer spoed gemaakt worde.
Drukken den wensch uit opdat het schepencollegie onmiddellijk de noodige maatregelen neme ten einde die plechtigheid op gestelden datum te doen plaats grijpen. Namens het bestuur.
Getekend : Voorzitter Arthur Maenhout Schrijver: Oscar Vanhoenackere
Schatbewaarder: Nestor Delcour
De leden: Jules Neirynck – R. Delafontaine – Octaaf Demets – Omer Vandermeersch.”
Klare taal van Arthur Maenhout.
De gemeenteraad had al op 3 oktober 1919, bij goedkeuring van het Koninklijk Besluit van 19 maart 1920 , de onmiddellijke afbraak van de gebouwen vereist om de gemeenteplaats ruimer te maken en “ voor het oprichten van een gedenkteken tot verheerlijking der slachtoffers van de oorlog”. Het algemeen inrichtingsplan werd opgemaakt door Albert Vandendriessche, arrondissementsingenieur van de provinciale technische dienst te Kortrijk.
De openbare aanbesteding voor het oprichten van het monument gebeurde vóór 15 juli 1921 . Remi Rooms kreeg de uitvoering. Het zou duren tot in zitting van 6 juli 1923 , dat “..er beraadslaagd werd de beslissing van 1 juli 1921 te herzien , waar toen werd besloten over te gaan tot de uitvoering van de beslissing genomen op 7 mei 1920, namelijk de afbraak van huizen .. strekkende tot het oprichten van een gedenkteken tot nagedachtenis van de wereldoorlog.” De openbare aanbesteding voor de afbraakwerken geschiedde op 14 juli 1923, twee jaar na de openbare aanbesteding voor het oprichten van het monument.
Op 4 november 1921 werd een raadgevende commissie van 9 leden aangesteld : pastoor Evarist Wittouck , voorzitter , François de Bethune, ondervoorzitter ( nam op 28 juni 1922 ontslag en werd vervangen door Emiel Boussier, gemeentesecretaris van 1916 tot 1942) en de leden : Cyriel De Brabandere, Jan Degeest (gemeenteraadslid 1921-1923), Cyriel Dendooven (gemeenteraadslid 1921-1938), Polydoor Esquenet (schepen 1917-1932), Arthur Maenhout, Jozef Steelandt en Cyriel Vandermeersch (gemeenteraadslid 1921-1932).
Omer Vandermeersch (Marke 1882 – Marke 1960) en Gustaaf Lannoo (Marke 1887 – Marke 1938)werden als schatters van de te onteigenen goederen van Cyriel De Brabandere aangesteld en Aloïs Vandenweghe ( Marke 1862-Marke 1942) en Gustaaf Lannoo namen het op voor die van Baron François de Bethune.
De schattingen gebeurden op 4 juni 1923. Het proces-verbaal van “commodo en incommodo “ gebeurde op 26 juni 1923.
Welke waren de te onteigenen goederen:
-van Baron François de Bethune , een stuk grond ,gelegen op de Plaats, groot 84ca90 en een rechthoekig stuk grond van 8ca96 ( = onteigend deel van ongeveer 9m2 voor het gedenkteken). Een woonhuis dat dienstig was voor winkel en vroeger café “Sint-Barbara” , bewoond door Charles Holvoet.
-van Cyriel De Brabandere, een stuk grond ,gelegen op de Plaats, groot 91ca98. De gebouwen waren dienstig voor twee woonhuizen, het ene was bewoond door Gustaaf Debooserie, het andere ,vroeger café “In d’Arke van Noë”, was bewoond door de We. Henri Vanhoenackere.( Henri Vanhoenackere was gemeentesecretaris van 1879 tot zijn overlijden in 1916).
De gerenommeerde Remi Rooms ,de beste en goedkoopste aanbieder , had op 27 december 1922 uit Gent , een aangetekende zending gestuurd naar Baron François de Bethune, toen nog burgemeester, met een voorontwerp van het monument en hij was ook van plan een maquette te sturen, als hij de zekerheid kreeg dat hij in aanmerking kwam voor het werk . Het project in klein graniet en brons zou tussen de 14 en 15.000fr. liggen. Maar indien de gemeente over belangrijkere geldmiddelen beschikte, stelde hij een groter monument voor, dat ongeveer 20.000fr. zou kosten.
Gemeentesecretaris Emiel Boussier (Wevelgem 1874-Marke 1947) had in september al 2 ontwerpen gestuurd naar Rooms, die toch een paar opmerkingen had:
“1/ volstrekt afzien van het gedacht het monument aan een huis te plaatsen.
2/het gedenkteken in een grote nis plaatsen zal geen voordelig uitzicht bieden en zeer plat schijnen. De uitvoering ervan in korte tijd ware moeilijk. Doch het gedacht is voor verbetering vatbaar en zal voor mij goed dienen als basis.”
De commissie keurde op 3 januari 1923 het ontwerp van Rooms goed, die voorstelde naar een vergadering te komen om de schets voor te leggen. De beslissing luidde :” het voetstuk en de omlijsting moesten uitgevoerd in Belgisch graniet, alle uit volle stukken gebouwd en aan elkaar gehecht, daar waar het behoort met koperen krammen en dokken. De voegen voorzien van platlood. De groep in brons, half verheven beeldwerk voor de som van 20.000fr. De prijs bevat het maken van een maquette op 1/8 van de uitvoeringsgrootte. Zijn niet begrepen in bovengemelde prijs:
a/ de delf- en metselwerken voor de grondvesten.
b/ de muur waaraan het monument zou worden geplaatst.
c/ de arduinen kantstenen en de ijzeren omheining vóór het monument.”
16 januari 1923 : de kogel was door de kerk. Op 8 januari had ons gemeentebestuur het ontwerp van Rooms teruggestuurd met melding dat het goedgekeurd en aanvaard was volgens de uitvoeringsvoorwaarden van 27 december , maar had ook nog enkele vragen , waarop Rooms antwoordde:
“1/het voetstuk en de omlijsting zijn wel uit Belgische kleine graniet vervaardigd (Ecaussines, Soignies of soortgelijke).
2/het vervoer en het plaatsen zullen voor het gemeentebestuur geen andere kosten meebrengen.
3/het inbeitelen van de namen en andere opschriften, zoals voorzien op de tekeningen is in de prijs van 20.000fr. begrepen. Gebeurlijk verguldwerk is niet voorzien.
4/het ware mij volstrekt onmogelijk om een formele verbintenis aan te gaan voor 15 augustus 1923. Vooraleer een datum te kunnen bepalen moet mijn model van de groep zeer goed als afgewerkt zijn en moet ik een verbintenis hebben vanwege de bronsgieter.”
Rooms beloofde een tekening te maken van de arduinen kantstenen en de ijzeren afsluiting voor de omheining van het monument, ook voor de dekstenen van de muur. De best gepaste baksteen was deze van Zandvoorde of soortgelijke.
Hij liet niet na de voorwaarden van de betaling te vermelden:
a/ 7000fr. na goedkeuring van de maquette op 1/8. Bedrag dat betaald werd op 1 mei 1923.
b/ 7000fr. als het monument zal gereed zijn voor plaatsing.
c/ 6000fr.na de volkomen afwerking ter plaats.
Op 7 februari 1923 schreef Rooms naar Emiel Boussier dat het model op 1/8 van het gedenkteken gereed was. Op 26 februari stuurde Marke het plan, van Vandendriessche, met de plaats waar het monument moest gezet worden, naar Rooms . Doch deze laatste zond het terug en wees er op dat “ de diepte van de voorkant der huizen tot de voorkant van de muur waartegen het gedenkteken moet worden geplaatst mag 1m. niet overtreffen.”Het plan werd diezelfde dag nog door de commissie overgemaakt aan ingenieur Vandendriessche .
Op 8 maart zag Rooms zich verplicht het gemeentebestuur te verwittigen dat wat haast moest gemaakt worden en dat hij wachtte op het model . Een afvaardiging mocht gerust naar zijn werkhuis het uitvoeringsmodel komen nazien, vooraleer het afgegoten werd. In Marke vond men dat het hoofd van de soldaat zo tenger was, daartegenover stond de vrouw met een licht opgeblazen aangezicht.
De secretaris stuurde slechts op 30 maart na goedkeuring door de commissie, de maquette. Rooms smeekte op 1 mei opdat secretaris Emiel Boussier de som van 7000fr. zou storten op zijn rekening in de “Banque de Gand” te Gent. Rooms kon nog altijd de prijs van het vergulden van de opschriften niet opgeven. Hij moest eerst nog de grootte van de letters en het aantal ervan kunnen bepalen. Hij vroeg dat men hem zo rap mogelijk de namen van de gesneuvelde soldaten, opgeëiste werklieden en burgerlijke slachtoffers zou doorsturen.(8) Het aantal werd opgegeven , doch de namen volgden pas later. Kwam er nog bij dat Rooms een verkeerd rekeningnummer opgegeven had!
Op 6 juni 1923 wenste Rooms het bezoek van iemand van de commissie om het monument, dat bijna gereed was, te inspecteren vooraleer hij er verder aan werkte ( het was alsof Rooms de zaak niet vertrouwde) . Hij wilde ook nog een wijziging doorvoeren in de houding van de soldaat.
De commissie liet Rooms op 18 juni weten dat zij volledig instemde met de uivoering van het gedenkteken, maar had graag nog de prijzen gekend van :
a/ de muur achter het monument
b/de dekstenen
c/het ijzerwerk.
Op 22 juni 1923 wilde Rooms dat het gemeentebestuur de smid en de aannemer verwittigde om met hem af te spreken. Op 18 juli kon hij uiteindelijk de prijsopgaven van smid en aannemer mededelen.
Aloïs Vandenweghe mocht de delf- en metselwerken , en het plaatsen van de arduin op zich nemen voor 4356fr. Smid Leopold Lauwers ( 9) vroeg 1200fr. voor het smeden , verven en plaatsen van de omheining.
Rooms kon de prijs van het arduin niet bepalen, omdat hij eerst de maten van de bakstenen moest kennen. Hij moest ook weten wat te doen met de zijkanten, daar de huizen er nog niet zouden staan. Het gemeentebestuur had hem gewaarschuwd dat er zou gebouwd worden ,links van het monument, maar dat gebeurde maar in 1931. Aannemer Vandenweghe vroeg of hij de bakstenen mocht bestellen. Rooms bevestigde dat de prijs niet overdreven was, en smeekte het gemeentebestuur :” Geef hem toelating, om geen tijd te verliezen.”
Rooms drong aan , want veel kostelijke tijd was al verloren gegaan…” ..de grondlagen van de muur , alsook deze voor het monument kunnen gemetst worden met stenen van de afbraak !”
Zitting van de gemeenteraad 6 juli 1923:
“Dagorde : afbraak 3 huizen.
Uit reden van openbaar nut koopt de gemeente aan :
1/Baron François de Bethune en echtg. Hayoit de Termicourt één huis : “ Sint- Barbara”
2/ aan Cyriel De Brabandere, brouwer en echtg. Pharaïlde Verschuere 2 huizen, waaronder “In d’Arke van Noë”.
De huizen moeten onmiddellijk gesloopt worden:
a/ om de gemeenteplaats ruimer te maken, volgens het inrichtingsplan opgemaakt door Albert Vandendriessche, aangenomen door de gemeenteraad op 3 oktober 1919 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 19 maart 1920.
b/ voor het oprichten van een gedenkteken ter verheerlijking der slachtoffers van de oorlog.
De werken zullen uitgevoerd worden bij middel van openbare of schriftelijke aanbesteding te houden vóór 15 juli 1923.”
De verbintenissen tot verkoop waren al getekend op 4 en 6 juni 1923.
Jules Ferlin,metselaar te Marke, hoogste bieder met 1200fr. mocht de afbraakwerken van de huizen nrs. 6 – 7 en 8 op de Plaats aanvangen en maken dat alles , ook na opruiming, gereed lag tegen 4 augustus 1923.(10) Er mocht dus geen tijd verloren gaan. De bedongen prijs moest vóór de aanvang van de werken in handen van gemeenteontvanger Charles Brasseur( Marke 1854-Marke 1942) worden betaald.
Op 13 augustus 1923 schreef Rooms naar de burgemeester dat hij antwoord verwachtte op zijn brief van 2 augustus om de arduinen, dek- en boordstenen te kunnen bestellen. Rooms had de prijs opgegeven van de blauwsteen: 3252fr.en wachtte nog op de aanvaarding vanwege de commissie. Er werd onmiddellijk bevestigend geantwoord de dag erop.
Brief van Rooms aan het gemeentebestuur op 20 augustus :”…heb onmiddellijk order gegeven tot het vervaardigen van de dek- en boordstenen. Het is jammer dat er zo lang gewacht werd, gezien de tijd al zeer beperkt was, mij order te geven. Het monument zal zeker gereed zijn op 7 september en bedankt voor de uitnodiging tot de inhuldiging van het monument.”
Rooms was echter onzeker over de tijdige levering van dek- en boordstenen en gaf de raad om de inhuldiging 8 of 14 dagen te verschuiven.
Marke vroeg integendeel of het monument niet kon gereed geraken tegen 2 september, omdat het dan juist kermis was. Men kon absoluut de onthulling niet verdagen , omdat de plakbrieven reeds verzonden werden. De deelnemende maatschappijen hadden ook al toegezegd.
Antwoord op 24 augustus:” Tot mijn spijt kan het monument onmogelijk geplaatst worden tegen 2 september. De bronzen groep is mooi gegoten, en zal slechts donderdag kunnen gereed zijn. Alles moet samen opgebouwd worden. De plaatsing gebeurt op maandag 3 september om gedaan te krijgen op 5 september…”
Een brief gedateerd 7 september van Rooms:” Ik kan niet aanwezig zijn op de inhuldiging, wegens familieaangelegenheden. Zaterdagmorgen kom ik nog het werk nazien.”
Het monument kostte in totaal 27.614fr. ( leveren van de muur, de dek- en boordstenen inbegrepen). De smeden omheining werd afzonderlijk betaald aan Leopold Lauwers.
De inhuldiging greep plaats op 9 september 1923.
Op de Markeplaats hield Burgemeester Cyriel De Brabandere een toespraak.
Kolonel Verfaille vertegenwoordigde de Koning en de minister van Landsverdediging. Ook krijgsaalmoezenier De Beir was van de partij. Dhr. Doornaert vertegenwoordigde de ZAB.
Er werden 23 gedenkpenningen uitgedeeld ,aan:
-Kolonel Verfaille – Muziek Bellegem – Muziek Lauwe
Uit Marke: Turners “Voor Outer en Heerd” – Meisjesschool – Jongensschool – Boerengilde – Jongelingencongregatie- Maatschappij van Duivenliefhebbers – Onderlinge Bijstand- St. Barbara - Wielrijdersgilde St. Catherine- Vlaamsche Kring – Groep Markesteert- Handbooggilde St. Sebastiaan – Xaverianen – Bolders Vereenigde Vrienden- Heropbouw Marke- Vlasbazenbond – NSB –ZAB- Christen Werklieden.
Waren ook aanwezig de NSB-Afdelingen van Moeskroen, Ooigem,Kortrijk,Gullegem ,Bissegem, de ZAB-Afdelingen van Zottegem,Kortrijk en Aalbeke, de Invalieden Kortrijk en de Boyscouts Kortrijk.
René Couckuyt van Bissegem drukte de gedachtenisprentjes.
Georges Vandersteene, hovenier in de Marktstraat zorgde voor de bloemtuilen.
Georges Vanderplancke, elektrieker op Markeplaats plaatste de verlichting rondom het monument.
Victor Deriemaeker uit Ardooie was de vuurwerkmaker.
De weduwe Henri Benoit-Vandorpe vervaardigde twee vlaggen voor de inhuldiging.
Astère Himpe koetsier uit Kortrijk kwam met een landau en twee paarden voor het vervoeren van gedecoreerden.
Alfons Josson, uitbater van café “Het Gemeentehuis”schonk erewijn aan de gedecoreerden en zorgde voor een maaltijd aan 64 personen , waaronder die van de militaire muziekvereniging en van het 22e Linie uit Gent.
Jozef Moreels, drukker in de Preshoekstraat nr.1 mocht 1000 programma’s en 1200 gedachtenissen leveren.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de namen van de oorlogsslachtoffers van de beide oorlogen in opdracht van de gemeente Marke op dunne stenen panelen gebeiteld. De beschikbare plaats op het monument werd herverdeeld. De opgeschroefde panelen bedekken de oude namen en geven sindsdien het oorlogsmonument zijn huidige uitzicht. (Zie ook het artikel “De Oorlogsgedenktekens in Marke”) .
(1)Twee straatwegen moesten vernieuwd worden en 8 opnieuw bestraat. De stapstenen van de Vagevuurstraat en St. Annestraat waren erg beschadigd.
3 steenwegen moesten uitgebroken worden…
In mei 1919 werd gestart met de herstelwerken.
Toch een lichtpunt: de “ Duitse Kassei” door het Duits leger aangelegd tussen de Prinse en het kasteel de la Croix zou ten goede komen van het vervoer van vlas uit Bellegem en Rollegem en mocht behouden blijven. Veel vlas uit die gemeenten werd hier geroot.
(2)De officiële stichting vond plaats in september 1919. Van mei tot augustus 1919 was Marke aangesloten bij de afdeling Kortrijk. Enkele kameraden besloten een algemene vergadering te houden in café “Het Gemeentehuis”om de NSB (Nationale Strijdersbond) te stichten. De beginletters symboliseerden : Naastenliefde – Solidariteit –Broederlijkheid. Het eerste artikel van de standregelen luidde : Buiten alle politieke taal en godsdienstige strekking de strijders, gelijkgestelden , de ascedenten, weduwen en wezen te verenigen in een vereniging zonder winstoogmerken, al de belangen van zijn leden en deze van België te behartigen, het herstel na te streven van alle lichamelijke, stoffelijke en morele schade gevolg van de oorlog…”
(3) Baron François de Bethune was burgemeester van 1909 tot 1921.
(4)Het Wereldverbond der oud-strijders telde meer dan 20 miljoen oud-strijders uit meer dan 30 verschillende landen, waaronder: Amerika,Engeland,Frankrijk,Duitsland,Italië, enzovoort….
In 1959 telde de NSB afdeling Marke nog 49 oud-strijders 14-18, in 1969 nog 28 , in 1976 nog 9 en in 1984 nog 1 (Nestor Fillieux).
Het vaandel werd op 12 maart 1921 aangekocht voor 3285fr. aan de Manufacture Générale d’Equipements Militaires, Fonson & Cie in Brussel.
(5) De oudste gedenksteen voor de Eerste Wereldoorlog staat rechts tegen de voorgevel van de Sint-Brixiuskerk. Dit monument werd plechtig ingewijd en ingehuldigd op zondag 27 februari 1921.( zie ook artikel “De Markse Oorlogsgedenktekens”). Het “Liber Memorialis” meldt :” …gedenkteken van de dankbaarheid van Markes’ bevolking. Marke had een plechtige belofte gedaan binst de oorlog aan het H. Hart van Jezus, mocht het gespaard blijven …”.Het was een ontwerp van Baron Joseph de Bethune. Beeldhouwer Aloïs De Beule van Gent voerde het uit.
(6) Cyriel De Brabandere was burgemeester van 1922 tot 1941. Hij was schepen van 1917 tot 1921.
(7) Remi Rooms (° Zaffelare 28-7-1861 + Gent 23-7-1934) befaamd beeldhouwer ; hij bekwaamde zich vooral in houtsnijwerk. Hij studeerde aan het Sint-Lucas instituut te Gent (1876-1882). Hij stichtte in Gent een atelier voor burgerlijke en religieuze meubelen en kunstvoorwerpen. Hij bewerkte naast de gewone hout- en steensoorten ook marmer en brons (graf- en oorlogsmonumenten, beelden ,kerkmeubelen…). Deslée was zijn preferente bronsgieter .Rooms was fel begeesterd door de neogotische stijl. Zijn broer Jean was een gekend architect. Rooms trouwde met Pelagie , dochter van beeldhouwer Leonard Blanchaert (1834-1905), die voor architect Jean-Baptiste Bethune beeldhouwde. Het hoogaltaar in de Sint-Brixiuskerk werd gemaakt door Leopold Blanchaert (1832-1913) ,broer van Leonard ( Internet).
In 1885-86 startte het Gilde van St. Lucas en St.Jozef, dat leerlingen en oud-leerlingen van St. Lucas verenigde. Remi Rooms maakte deel uit van het eerste bestuurscomité. Aloïs De Beule (1861-1935) en Remi Rooms leverden een belangrijke bijdrage in de ontwikkeling van de zelfstandige beeldhouwkunst. Remi Rooms had duidelijk hoge artistieke ambities.
Door een brief uit Brussel geschreven op 20 februari 1922 naar pastoor Evarist Wittouck , vernemen wij dat ook Georges Vandevoorde ( Kortrijk 1878 + Anderlecht 1964), beeldhouwer van talrijke monumenten ,een “tekening” opstuurde naar Arthur Maenhout.
De offerte van 10 december 1921 van J. Mouffart, bronzes, Liège, werd buiten beschouwing gelaten.
(8) 19 soldaten (werd achterna verbeterd in 22)
8 opgeëisten ( Achiel Allewaert werd achterna nog bijgeteld)
11 burgerlijke slachtoffers (werd achterna verbeterd in 13)
(9) Aloïs Vandenweghe (Marke 1862- Marke 1942), was metselaarsbaas. Hij was de broer van Emile Vandenweghe, eveneens metselaarsbaas .
Leopold Lauwers zag het levenslicht in Marke op 11 maart 1878 en overleed er op 30 augustus 1963.
Op het einde van de 18e eeuw troffen we in Marke maar één paardensmid aan: Joannes Lauwers smeedde er op los in de “Ouwe Smisse” ( huis met poort naast café “De Prinse). Zijn zoon Amand volgde hem op maar overleed zeer jong ,in 1875. Désiré, zoon van Amand, volgde onmiddellijk zijn vader op aan “De Prinse” tot hij in 1877 verhuisde naar de Rekkemsestraat , waar nu de traiteur Eric gevestigd is . De vlasnijverheid floreerde en de Rekkemsestraat was een belangrijke verkeersader. Désiré (° Marke 23-10- 1838 + Kortrijk 30 -6-1928) hield er café “De Smis” open. Zijn smidse stond links ernaast , naast café “De Kroon” . De kinderen Valère en Leopold ( in de volksmond “Smetje Lauwers”) volgden vader Désiré op. Valère trok als smid naar St.Anne en Leopold bleef in het ouderlijk huis in de Rekkemsestraat. In 1919 kocht Leopold het metalen gebinte van een vliegtuigloods van de Jasta 11 op de Markebeke en verhuisde ermee iets verder aan de overkant in dezelfde straat ; hij betrok er het voormalig café “Sint-Jozef” . Daar hield hij zijn smederij . Hij werd kachelsmid en opende er een stovenwinkel tot 1951 . Hij herstelde ook fietsen; Charles Ferlin ,had er ook zijn stiel geleerd ( lees ook Dorpskrant nov.1994, F. Decock).
(10) De gemeenteraad en de commissie meldden op 28 juli 1923 aan Rooms dat de huizen afgebroken waren en dat het wegvoeren van de afbraak snel vooruitging.
29-11-2015, 00:00 geschreven door Michel Markenaar
|