Haast iedereen zal wellicht weten dat de duif een belangrijke rol speelde tijdens de Eerste Wereldoorlog: de duif verving namelijk de klassieke communicatiemiddelen daar waar die door bombardementen onbruikbaar waren geworden. De duivensport, die vooral in Vlaanderen populair was bij de talrijke duivenliefhebbers, bleek algauw een doorn in het oog van de Duitsers. Berichten overbrengen over de ligging van troepen, boezemde de vijand schrik in. Zoveel zelfs dat het bezit van een reisduif haast werd gelijkgesteld met het bezit van wapens. Getuige hiervan bijvoorbeeld de verordening van 9 juli 1917 die voorschreef wat te doen als duiven in mandjes voorzien van valschermen, uit ballons werden gelaten om informatie te bezorgen over de vijandelijke troepenbewegingen (zie afbeelding Verordnung).
Berichten in verband met duiven kwamen wel vaker voor. Zo werd in een bericht van 20 november 1914, getekend door bevelhebber kolonel Lübbert, geëist dat alle duiven zouden worden ingeleverd in de Gouvernementstraat 61 te Kortrijk. De meeste duivenliefhebbers van Marke, ontevreden over die handelwijze, wilden hun duiven in de gemeente behouden zien. Burgemeester François Bethune vroeg op 24 november aan de militaire commandant te Kortrijk of hij de plaatselijke duiven niet mocht onderbrengen in een zelf opgerichte bewaarplaats, identiek aan die te Kortrijk. Een volledig afgesloten lokaal, ter hoogte van het station zou beschikbaar zijn. Het Duits spoorwegpersoneel zou kunnen instaan voor de bewaking. Uiteindelijk werden alle duiven eind december in manden opgestapeld in café “De Casino” in de Rekkemsestraat. Veldwachter Aloïs Brasseur ging de eigenaars verwittigen en Hilaire Casier maakte de duivenlijsten op. Van daar verhuisden 313 Markse duiven naar Moeskroen.
In november 1914 was Marke echter in het Etappengebiet van het 6. Armee beland en hingen wij af van de Etappenkommandantur Moeskroen (Etappen-Inspektion Valenciennes). Hierop volgde een spelletje van geven en nemen. Op 22 november 1914 had de commandant van Moeskroen, von Eikstedt, het bevel gegeven tot de invrijheidsstelling van de duiven en dat in tegenstelling tot het Kortrijkse bevel van twee dagen eerder.
Op 18 december 1914 kwam hij terug op zijn beslissing en eiste dat alle duiven in de eerste drie dagen moesten worden gedood. Doch een comité opgericht ter verdediging van de duivenliefhebbers kon de gemoederen van de bezetter enigszins bedaren. De Kommandantur gaf de toelating alle duiven in de “Ecole des Arts et Métiers” 1, Place de la Justice te Moeskroen op te sluiten.
Een bevel op 6 oktober 1915 van von Bissing, bestemd voor het tot het Generaal-Gouvernement behorend gebied van het Bezirk (district) Kortrijk en Doornik (waartoe Marke behoorde) luidde: "Ieder bezitter van duiven moet ze opgesloten houden". En dat terwijl onze duiven al maandenlang waren ondergebracht in Moeskroen!!!
Een nieuw bevel van von Bissing, bestemd voor hetzelfde gebied, werd gegeven op 22 juni 1916: "De duiven moeten in de slagen vastgehouden worden; er mogen geen duiven afzonderlijk gehouden worden."
In het Etappengebiet van het 4. Armee ondergebracht, werd verbod opgelegd om nog levende duiven te bezitten. En eens Marke in Operationsgebiet was komen te liggen, werden alle drinkbakken, duivenmanden, constateurs en alles wat verband hield met het kweken van duiven, aangeslagen.
Georges Demeyere (1904-1991): "Toen de Duitsers hier goed gevestigd waren, moesten alle duiven ingeleverd worden. Men moest ze binnen brengen in de “Casino” in de Rekkemsestraat. Daarna werden alle duiven ingekorfd en naar Moeskroen gebracht. Sommigen wilden ze in kelders onderbrengen, doch er waren hier te veel Duitsers en dat belette het verbergen. Anderen hadden aan de oproep geen gehoor gegeven; hun duiven moesten onmiddellijk gedood worden."
Georges Bekaert (Kortrijk) (1904-1986): "Toen de duiven moesten ingeleverd worden, werd nogal ostentatief rondgezocht door de Duitsers. Met een paar man kwamen ze bij ons thuis ook naar duiven zoeken."
Rachel Derycke (1906-1993): "We hadden hier duiven van een familielid uit Wevelgem. Hij had ze al zwemmend over de Leie meegebracht. Ze zaten in een wasmachine op de zolder. Wij zaten met Duitsers in huis en nooit hebben ze die ontdekt. Opdat die duiven geen lawaai zouden maken, zaten ze met hun bek in een manssok."
Maurice Maes*, bekommerd om zijn lieve diertjes, schreef op 3 augustus 1914 uit Boom naar zijn vrouw Emma Decrans: "… en nu een woordje over mijn duiven, maakt dat gij geen moet wegdoen, dat het lang moest duren zou ik u schrijven welke er mogen dood gedaan worden, niet te veel eten geven en niet te veel laten vliegen, gelijk ik gevraagd heb…"
Op 6 september 1914 schrijft hij uit Hellegat-Niel : "... ik heb ook gelezen in uw brief als dat mijn Cuyper weer gekeerd is met het geel in de bek; zegt tegen Jules dat hij er goed voor zorgt en dat het ware dat hij verslecht zend er Jules mee naar Decuyper te Zwevegem; deze zal hem wel genezen … en mijn duiven niet uit te laten in de voornoen; ze zullen dan zo lang niet weg zijn van het land… ’k Zal er dan een goeden kuisk in doen als ik thuis ben..."
In zijn laatste brief naar huis schreef Maurice Maes op 30 oktober 1914 uit Sint-Inglevert: "Laat niemand op mijn duivenhok; geeft ze eten dat ze voort kunnen alle dagen; ge moet het hok niet schoonmaken; in geval dat ze daar tegen schieten houdt ze kort en eet al de jongen op die bekwaam zijn."
* Maurice Maes (° Heule, 5-7-1881 / + Calais, 18-12-1914) was soldaat bij het 1ste Linieregiment, 6de Bataillon, 1ste Compagnie. Hij stierf in het “Hôpital Cordorais” te Calais en werd begraven op het burgerlijk kerkhof te Calais. Hij werd korte tijd later herbegraven op het Belgisch Militair Kerkhof te Calais.
26-02-2016, 00:00 geschreven door Michel Markenaar
|