Marke
Inhoud blog
  • HOEVE 'PRIESTERAGE' (HOEVE VLIEGHE).
  • DE HOEVE 'LEIEMEERS' (Verbetering).
  • DE HOEVE 'DE WITTEN JAN'.
  • DE HOEVE 'KLARENHOEK' ( HOEVE TERRYN).
  • HOEVE 'TEN BEUGHELE' (HOEVE VAN HAUWAERT).
  • AANVULLING AAN ARTIKEL 'Het oud Kerkhof rond de Kerk en de Commotie errond'
  • DE HOEVE 'LEIEMEERS' (Hoeve David).
  • HET CRAEYPOELHOF (HOEVE GERARD HOLVOET).
  • HET GOED TER ELST (HOEVE CALLENS).
  • HET GOED TE TOLLENAERS. (HOF TER 3 GEMEENTEN)
  • ARTHUR VANNESTE,DE EERSTE DOKTER IN MARKE.
  • HET GOED BRUWINGHE OF HOEVE DUHEM.
  • BEZOEK VAN PRINS ALBERT AAN DE WEVERIJ 'ERN.DE WITTE-VISAGE' IN MARKE IN FEBRUARI 1966.
  • BEZOEK VAN PRINSES PAOLA IN 1981.
  • DE VRIJWILLIGE BRANDWEER MARKE ,EEN OORLOGSPRODUCT.
  • OPENSTELLING VAN HET ONTMOETINGSCENTRUM EN DE BIBLIOTHEEK OP 22 FEBRUARI 1974
  • DE ROLBAREEL OF 'DE BARRIERE'.
  • DE OPENING VAN DE VERBLIJFSHOEVE IN 1981.
  • OPENING VAN DE VAN CLE KINDERBOERDERIJ IN 1976.
  • Wijziging in het artikel 'Van De Keizer tot Au Pré Vert.'
  • OPENING VAN HET MARKEBEKEWANDELPAD IN 1979.
  • VAN HOEVE RODENBURG NAAR HOEVE NIEUWENBURG.
  • OPENSTELLING RINGLAAN (R8) MARKE -BISSEGEM in 1978.
  • DE 'KEIZERSBERG' EN DE 'KOEKELBERG'.
  • HET WERELDRECORD DRUMMEN.
  • K.F.C MARKE CURRICULUM VITAE.
  • VOORLOPERS VAN HET KONINKLIJK SINT-BRIXIUSKOOR VZW.
  • LIJNWAADWEVERIJ SA. DERYCKERE FRERES & VANDERMEERSCH
  • DE VINKENMAATSCHAPPIJ 'DE LEIEZANGERS'.
  • KERMIS MARKEBEKE.
  • HET OUD KERKHOF ROND DE KERK EN DE COMMOTIE ER ROND.
  • CAFE 'DE KARDINAAL' IN DE KARDINAALSTRAAT.
  • WAT HEIBEL BIJ DE AANLEG VAN DE NIEUWE STEENWEG (KASSEIWEG)-REKKEM-LAUWE--MARKE -KORTRIJK IN 1859.
  • BOEK 'MARKE TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG'
  • HET BEZOEK VAN KONINGIN FABIOLA AAN DE KINDERBOERDERIJ OP 10 MAART 1980
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE HANDBOOGGILDE SINT-SEBASTIAAN VANAF DE TWEEDE WERELDOORLOG TOT 1979.
  • DE OUDE PASTORIE AAN DE 'WATERPOEL' EN DE NIEUWE IN DE MARKTSTRAAT.
  • CAFE 'IN DE GOUDE LEERZE' IN DE KLOOSTERSTRAAT.
  • VAN ' DE KEIZER' TOT 'AU PRE VERT' Torkonjestraat.
  • CAFE 'AU LION D'OR' OP DE POTTELBERG.
  • DE STRAATNAMEN VAN MARKE ANNO 1910.
  • DE EERSTE LEIEBRUG TUSSEN MARKE EN BISSEGEM
  • CAFE 'CHÂLET DU POTTELBERG' POTTELBERG MARKE
  • 'DE LUSTIGE ROOKERS' MARKE 1912.
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE SCHUTTERSGILDE SINT-BARBARA VANAF 20e EEUW TOT 1979.
  • DE MECANICIEN VAN OBLT.KURT WOLFF VAN JASTA 11.
  • DE VLASBAZENBOND IN MARKE.
  • HOOG BEZOEK BIJ LEUTNANT WERNER VOSS LEIDER VAN JASTA 10.
  • DE MECANICIEN VAN MANFRED VON RICHTHOFEN.
  • DE VIADUCT AAN DE 'IJZERENPOORT'.
  • CAFE "IN DE STERRE".
  • Café "DEN BEER" in de Kloosterstraat.
  • EEN AANVARING MET MANFRED FREIHERR VON RICHTHOFEN 100 JAAR GELEDEN
  • HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 3 laatste deel)
  • HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 2)
  • HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 1)
  • 100 JAAR VLIEGVELD MARKEBEKE
  • DE BUNKER OP DE MARKEBEKE in MARKE.
  • DE BRIEF DIE SCHOOLMEESTER EMIEL DEBEURME DE NEK BRAK.
  • MARKE IN DE EERSTE WERELDOORLOG. Uit het schrift van Maurice Holvoet.
  • DE HANDBOOGGILDE SINT-SEBASTIAAN VAN 1836 TOT DE TWEEDE WERELDOORLOG.
  • DE TWEE STEENBAKKERIJEN IN OPEN LUCHT VAN HECTOR ISERBYT.
  • DE JASTA 10 IN MARKE.
  • EHRENFRIEDHOF NR.179 - Een Duitse militaire begraafplaats in Marke
  • HET RECHT TREKKEN VAN DE BUURTWEG Nr.5 OF DE VAGEVUURSTRAAT.
  • DE GEDENKPENNINGEN VAN F.C. MARKE
  • DE PANNENFABRIEK of 'S.A. DES TUILERIES DE MARCKE-LEZ-COURTRAI. Het eerste decennium.
  • 'FLUGPLATZ MARKEBEKE'
  • DWANGARBEID als ZIVIL ARBEITER (Z.A.B.)
  • Een Spoorweg door Marke. Wanneer de trein bleef 'stille' staan.VERVOLG.
  • Een Spoorweg door Marke. Wanneer de trein bleef 'stille' staan.
  • DE BOERENKRIJG IN MARKE (BIJVOEGSEL)
  • DE BOERENKRIJG IN MARKE.
  • HET EEUWFEEST VAN DE BELGISCHE ONAFHANKELIJKHEID.
  • BOOGSCHIETEN OP LIGGENDE WIP: DE LEERZESCHUTTERS.
  • JAMES H. BIRTWELL - EEN KACHEL WERD HEM FATAAL.
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE SCHUTTERSGILDE SINT-BARBARA TOT HET EINDE VAN DE 19e EEUW (2)
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE SCHUTTERSGILDE SINT-BARBARA TOT HET EINDE VAN DE 19e EEUW.
  • HET ONTBREKEND OORLOGSVERSLAG.
  • een Granaatinslag op 16 maart 1944 in het Klooster van Don Bosco (Kortrijk)
  • DUIVEN ,GEËERDE KOERIERS IN OORLOGSTIJD
  • Een Vrouw dood gevonden in Marke in 1908
  • Een schrikkelijke Moord in 1905
  • Het Oorlogsdagboek van Jean Verhoye (8 jan.1917 tot 30 juni 1917)
  • Een Onopgehelderde Moord in 1908
  • De Wielrijdersgilde (Veloclub) St. Catherine
  • DE TONEELGROEP "GEEN RIJKER KROON DAN EIGEN SCHOON"
  • De Toneelgroep "ONTWAKENDE JEUGD",
  • HET TONEELGEZELSCHAP "PALLIETER"
  • DE MOEIZAME OPRICHTING VAN HET OORLOGSMONUMENT OP MARKEPLAATS
  • De Toneelkring "Door Taal en Deugd naar Hooger Leven" had een dubbele Taak
  • HET ONDERWIJS IN MARKE TOT EINDE 19e EEUW
  • De Lijst van Cafés in 1941
  • HOE BELEEFDE MARKE 1940-45
  • PLAN met DE KOEKEBERG en TRACE van de SPOORWEG
  • De Kortrijkse Burgerwacht houdt schietoefeningen aan de Koekeberg in Marke
  • De Popp-kaart en de Legger van Marke
  • Het Pionierswerk van Pater Emiel Callewaert
  • Van Café tot Café in Marke
  • Van "Maetschappij van Rhetorica" tot "Alles met den Tijd"
  • Onze Markse Lieve-Vrouwkapelletjes
  • De Markse Cafés in 1914
  • Honderdjarige Regina-Sophie Bels ingehuldigd op 8 sept.1907
  • De Moord op Edouard Algoed in 1863
  • De Moord op Laurent Theys in 1918
  • De Zaak van Marcke 1894 annex
  • De Zaak van Marcke 1894
  • De Turngilde "Voor Outer en Heerd" Deel 1
  • De Turngilde "Voor Outer en Heerd" Deel 2
  • De Turngilde "Voor Outer en Heerd" Deel 1
  • DOOR DEN KOP GESCHOTEN
  • Flugplatz Markebeke
  • Verordening caféhouders 1917
  • Een stoomtram doorsnijdt Marke
  • Oorlogsgedenktekens in Marke
  • Marke onder Duits regime.
  • Een misvatting over Manfred von Richthofen
  • Het eerste Jagdgeschwader in wording
  • DE NIEUWE DRIEDEKKER FOKKER DR.I IN MARKE

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    28-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE VIADUCT AAN DE 'IJZERENPOORT'.

    DE  VIADUCT AAN  DE  ‘IJZERENPOORT’.

           ________________________________

    Kort na de aanleg van de spoorweg in 1842 liet brouwer August Tack uit Kortrijk  café ‘In de IJzere Poort’ bouwen op de hoek van de Marktstraat en Rekkemsestraat , tegen de viaduct.  Het café werd gesloopt in 1981.

    In 1946 werd door de NMBS plannen gemaakt voor een nieuwe overbrugging aan de ‘IJzerenpoort’, in het vooruitzicht van de uitbreiding van het vormingsstation. Tot nu toe deed een smalle, donkere viaduct van 10m. lang en 5m. breed , dienst als verbinding van de Marktstraat met de Markebekestraat!  De NMBS was van plan die enkel te verlengen tot 50m, de breedte zou blijven.

    Ons gemeentebestuur was daarmee niet akkoord , riep de hulp in van de gouverneur en eiste dat de viaduct een breedte zou hebben van 12m., om zo ‘kruismogelijkheid’ te bekomen, gezien het groeiend  doorgaand verkeer (brief van wd. burgemeester Cyriel Vandermeersch van 7 februari 1946).

    De NMBS gaf te kennen dat de kosten van verbreding van de viaduct door  de gemeente zouden worden gedragen . Waarmee de gemeente natuurlijk  niet  akkoord was . Het was tenslotte de NMBS die plannen maakte voor uitbreiding van haar vormingsstation. Marke kreeg toch haar zin.

    De eerste week van april 1949 werd het gewoon verkeer langs de ‘IJzerpoort’ voor onbepaalde tijd onderbroken.  Voetgangers konden wél nog hun pintje ‘pakken’ in café ‘In de IJzere Poort “.

     Een lange tunnel in gewapend beton  zou het vorige vervangen . De kogel was door de kerk. Die viaduct zou 70m. lang , 12m. breed en 4,50m. hoog worden. Autobusuitbater Alfons Verhenne was er niet het minst om blij, het was niet altijd evident in zo een smal gat een bus te sturen.

    Onze gemeenteoverheid was fier dit monumentale gewrocht los te krijgen van de NMBS, die het nodig achtte voor de uitbreiding  van het vormingsstation .

    Hiervoor moesten ook 4 huizen wijken, die er nog geen 50 jaar stonden.

     

    1/Foto Roger Faillie  van café ‘In de IJzere Poort’ in 1980.

    2/Foto van de werken in juli 1949.

     

     

     





    28-03-2018, 20:18 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    26-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CAFE "IN DE STERRE".

    Café "In de Sterre"

                      _______________

    Café In de Sterre” in de Kloosterstraat bestond al op het einde van de 19e eeuw en was toen gelegen rechtover “Au Café Belge” . Het café was eigendom van de brouwerij van Stacegem. Het klooster wilde het goed kopen , omdat de ouderlingen van het rustoord er veel te vaak zaten. Brouwer De Coninck van Stacegem wilde het café verkopen aan het klooster op voorwaarde dat er weer een café met logo “In de Sterre” zou mogen komen in de omgeving. En inderdaad het klooster kocht het café en maakte het met de grond gelijk. Op die plaats herbouwde en vergrootte het klooster in 1947-48 het rustoord .Brouwer De Coninck bouwde zijn nieuw café in de Vagevuurstraat.

    Wat geschiedenis:

    Het goed (huis + tuin) in de Kloosterstraat was oorspronkelijk eigendom van Joseph Maertens, wagenmaker in Marke. Zijn zoon Victor Maertens erfde het goed en verkocht het aan Ivo Deloof-Wyseur, die het huis afbrak en er in 1885 een gloednieuw gebouw zette café “In de Sterre”. De brouwerij van Stacegem kocht het café op 18 juni 1894.

    De nieuwe “In de Sterre” in de Vagevuurstraat:

    Bij erfenis kwamen de goederen ,zijnde gans de hoek Markeplaats, café “In de Belle Vue” inbegrepen, en daarbij de 2 woonhuizen met inbegrip van de grond tot en met de kapel toegewijd aan de H. Theresia (de kapel werd in 1927 gebouwd) ,  in handen van E.H. August Van Belleghem, onderpastoor in Diksmuide en van Juffrouw Nathalie Vanwambeke, religieuze wonende in Brugge. De goederen kwamen uit de erfenis van Petrus Franciscus Van Belleghem –Glorieux en de ouders van Nathalie namelijk Ivo Vanwambeke-Amelia Roisse.

    Op 29/12/1874 verkochten August Van Belleghem en Nathalie Vanwambeke de goederen. Jean –Baptiste  Josson en zijn zuster Adelaide kochten de 2 woonhuizen nrs. 17 & 18 met bijgaande grond tot en met de kapel H.Theresia . Hun ouders, gareelmakers, woonden  er al sinds 1797. Het gezin telde 12 kinderen en allen werden er geboren. 

    In 1877 bouwden de Jossons een huidvetterij achter de 2 woonhuizen.

    Jean-Baptiste Josson overleed in 1887 en Adelaïde in 1889 : de 2 huizen met het hele erf werden in 1888 verkocht aan Aloys Josson de jongste broer , die gareelmaker was in Wevelgem.

    Aloys stierf in 1895 te Wevelgem ; zijn dochter Victorine Josson, getrouwd met Alfons De Brabandere, zoon van de burgemeester van Wevelgem erfde alles.

    In 1921 verkocht Victorine Josson alles : “twee samenhoudende woonhuizen en verdere gebouwen met erve en lochting, bewoond door Petrus Goegebeur en Jean Vandemaele” aan Polydore Benoot-Eulalie Josson  . Na het overlijden van haar ouders erfde dochter Rachel Benoot alles. Polydore Benoot overleed te Marke 09/01/1922 en Eulalie Josson op 05/11/1924.

    Emma Vanryckeghem (+ 1935), weduwe van Petrus Goegebeur , kocht in 1929 aan Rachel Benoot de 2 aaneenhoudende huisjes en een perceel bouwgrond strekkende vanaf de twee huizen  tot aan de grond waar het huis stond bewoond door Albert Vancauwenberghe ( “In de Sterre”), inbegrepen. Emma hield een kruidenierswinkel open in het 1e huisje.

    De brouwerij van Stacegem kocht grond aan Achille Goegebeur , zoon van Petrus en Emma, in de Vagevuurstraat en bouwde er het nieuw café “In de Sterre” rond 1939.

    Bij het uitbreken van de oorlog was het café onbewoond tot de komst van Albert Vancauwenberghe (Heestert 1916 – Kortrijk 1992) met zijn vrouw Alice Vanhoutte (Desselgem 1911 – Kortrijk 1990) in juni 1941.  Albert Vancauwenberghe , kleermaker, kwam van Otegem naar Marke het café openhouden .Het was café (één venster naar de Plaats toe) en winkel van stoffen en klederen (één venster naar de Pauvre Leute toe). Albert  kocht het goed aan de brouwerij van Stacegem in 1946 en stopte met café te houden. Hij hield er enkel een stoffen- en kleerwinkel , ‘De Sterre’ genaamd ,open. Hij overleed in 1992 en in 1993 na grondige verbouwingen kwam een optieker in de plaats.

    De gerestaureerde brandglasramen van het verdwenen café “In de Sterre” in de Vagevuurstraat zijn in het bezit van Jo Moerman in Stacegem.

    Foto’s:

    Kloosterstraat ca. 1907

    Kloosterstraat in de jaren ’80 van vorige eeuw

    “De Sterre” : Albert Vancauwenberghe-Vanhoutte, maatkleermaker. Vagevuurstraat, in de jaren '50 van vorige eeuw.

                     











    26-02-2018, 17:04 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    30-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Café "DEN BEER" in de Kloosterstraat.


    Café 'Den Beer' in de Kloosterstraat.
    _________________________________
    Ten zuiden van café ‘In den Belle Vue’ (Markeplaats) lag in de Kloosterstraat , volgens de eerste kadasterkaart (Poppkaart ca.1840) , een stuk vage grond . De grond was eigendom van Joannes Be(c)kaert. Na het overlijden van Joannes Be(c)kaert kwam de grond in handen van zjn dochter Marie-Anna Bekaert (Marke 1797-1875), die getrouwd was met Petrus Van Belleghem (Marke 1813- 1901), zoon van Joannes-Baptiste en Rosalia PLanckaert . Door het vroegtijdig overlijden van Marie-Anna Bekaert werd haar echtgenoot eigenaar (testament van 1862). Sinds 1664 stonden de Van Belleghems aan het hoofd van onze gemeente, zowel als baljuw , burgemeester en ook ook als schepenen ,tot 1898 (overlijden van burgemeester Leopold Van Belleghem).
    Op een stukje van die grond, nu Kloosterstraat nr.18, lieten de Van Belleghems in 1895 een huis bouwen . De bedoeling was dat Eduardus Van Belleghem ( Marke 1819 ) er verder zou kunnen rentenieren. Maar dat ging niet door, want hetzelfde jaar nog in augustus overleed Eduardus, nadat hij er enkele maanden gewoond had. In oktober werd het goed al verkocht aan brouwer Cyriel De Brabandere. Cyriel maakte er uiteraard een café van , met het logo "Den Beer".
    De voorgevel zag er als volgt uit: boven 4 vensterramen, beneden links , 2 vensterramen, dan de voordeur met opstapje, een 1 vensterraam rechts ( kant Markeplaats).
    De benedenverdieping kreeg in de loop der jaren verschillende bestemmingen. In het café stond Joannes Vandenbossche (Marke 1841-1904) achter de tapkast. Na zijn overlijden nam zijn weduwe Marie-Louise Laevens (Marke 1847- 1933) de zaak over. In 1920 verhuisde het gezin naar Markeplaats, naast café "In de Wapens van Marke". Hetzelfde jaar nog kwam de weduwe van Ferdinand Coopman, namelijk Sylvie Vandeplassche (Deerlijk 1851), uit Beveren-Leie, niet als cafébazin , maar als winkelierster het huis bewonen.
    Ze hield er een kruidenierswinkel samen met haar dochter Irma Coopman (Harelbeke 1892-Kortrijk1969). Intussen had Sylvie het huis al gekocht in 1920. In 1922 liet Sylvie de winkel over aan haar dochter Irma.
    Remi Delabie (Vichte 1890- Kortrijk 1971), die al als vlashandelaar samen met zijn broer Abel (gezegd René) de hoeve achter het kasteel de Bethune uitbaatte , trouwde in 1924 met Irma Coopman, en zodoende zette hij zijn vlashandel voort in de Kloosterstraat . Abel bleef landbouwer.
    Van dan af deed een grote kamer op de bovenverdieping dienst als vlasstapelplaats . Sylvie Vandeplassche overleed in 1942.
    In 1959 werd zoon Gabriël Delabie , die zich tot meubelmaker bekwaamd had, na overeenkomst eigenaar van het huis. In 1958 werden al plannen gemaakt om het ganse complex om te bouwen tot een meubelzaak. Gabriël en broer Michel waren de aannemers en Gilbert Devoldere uit Marke was de architect.
    De meubelzaak stopte alle activiteit in 1994. Het huis werd verkocht aan Jos Denijs, beheerder van Select Magic Mephisto uit Ieper (Pilkem) en er onstond een groothandel in goochelmateriaal. In januari 2011 verkocht Jos Denijs het huis aan de VZW Integrale Bejaardenzorg Marke, met het resultaat dat we kennen: het kinderdagverblijf “De Pagadder” .

    Foto’s: 1/Kloosterstraat ca. 1907.
    2/Meubels Delabie in de jaren ’80 van vorige eeuw.
    3/Select Magic 2006.
    4/Kinderopvang ‘De Pagadder’ 2017.











    30-01-2018, 09:02 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (10 Stemmen)
    03-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN AANVARING MET MANFRED FREIHERR VON RICHTHOFEN 100 JAAR GELEDEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    EEN AANVARING MET MANFRED FREIHERR VON RICHTHOFEN 100 JAAR GELEDEN.
    ___________________________________________________________
    Dat zelfs notariële akten een licht kunnen werpen op lokale aspecten van het leven tijdens de Eerste Wereldoorlog, blijkt uit een kopie van een notariële akte van 11 augustus 1917 verleden door de Kortrijkse notaris van de familie de Bethune . De akte bevat een verklaring en een aanklacht tegen het eskader nr. 11 (Jasta 11), door Baron Joseph de Bethune (1859-1920) in eigen naam en in naam van zijn zuster Mejuffer Barones Térèse de Bethune (1862-1946). De verklaring moest dienen als geldig bewijs, zo het nodig zou blijken, voor het bekomen van een vergoeding wegens oorlogsschade.
    Afspraken met de Duitse bezetter waren uit den boze en gingen veelal de mist in.
    “De Heer Baron Joseph de Bethune, eigenaar en provincieraadslid, wonende in Kortrijk heeft een verklaring afgelegd.
    1/ Midden juni 1917 heeft zijn zuster Mejuffer Barones Térèse de Bethune, alsook haar neven, de minderjarige kinderen, Jean (1900-1981) en Marie (1902-1989) van wijlen Baron Emmanuel de Bethune (1869-1909), het kasteel op de Markebeke, eigendom van de minderjarige kinderen, moeten verlaten. Ze moesten afstand doen van het grootste deel van het meubilair (1).
    Hij zelf heeft in dezelfde omstandigheden zijn aangrenzend kasteel van Rouxhove (Kortrijk) op 27 juni 1917 moeten verlaten (2).
    Sinds die datum werden het park, de moestuinen, de landerijen en de bijgebouwen bezet door Duitse troepen en namelijk vanaf begin juli door officieren en soldaten van het eskader nr. 11 (Jasta 11) (3).
    - Dat op 1 augustus 1917, tijdens het aansnijden van de onderhandelingen met deze heren over het vrij mogen beschikken van alle vruchten, groenten en de oogsten wassende in de tuinen van het kasteel van de Markebeke, hij door de tussenkomst van Oberleutnant Kurt Scheffer (Jasta 11), namens Manfred von Richthofen, commandeur van het voornoemde eskader volgend schriftelijk bericht ontving.
    Vertaling uit het Duits: “In opdracht van Rittmeister von Richthofen deel ik u mede, dat, in tegenstelling tot de overeenkomst met de barones, op één nacht, door uw tuinier alle rijpe perziken geplukt werden, en daarbij nog verscheidene andere oogsten. Wij hebben met u niets meer te bespreken. Uw tuinier (4) werkt zoals altijd verder in de moestuinen en het park, en wordt volgens onze afspraak passend betaald.”
    - Dat in het belang van de minderjarige kinderen, hij zich verplicht ziet te verklaren dat, noch tussen Mejuffer Barones de Bethune, noch tussen hem zelf en de officieren van de Jasta 11 een regeling of overeenkomst getroffen werd.
    Enkel en alléén:
    1/ In een gesprek met commandeur von Richthofen op 22 juli (5) hebben Mejuffer Térèse de Bethune en hem zelf voorgesteld dat de tuinier de inschrijvingen van de geplukte en verbruikte vruchten en groenten op de rekening zou voortzetten, zoals het ook gedaan werd tot dan toe door de vorige officieren gelogeerd op het kasteel (Jasta 18). Commandeur von Richthofen antwoordde hierop dat hij de zaak zou bekijken.
    2/ Bij een volgende ontmoeting op 26 juli deed een officier andere voorstellen aan Mejuffer Barones de Bethune, maar de barones onthield zich het antwoord. Ze kreeg sedertdien de kans niet meer om te antwoorden.
    3/ Dat geen enkele levering van perziken, vruchten en andere producten werd gedaan, noch aan Mejuffer Barones de Bethune, noch aan hemzelf (Joseph de Bethune), sinds 23 of 24 juli, datum waarop de tuinier een laatste levering deed en dat bovendien geen enkele pluk ’s nachts werd gedaan.
    4/ Dat tot 24 juli, Mejuffer de Bethune, gemachtigd was om de hand te leggen op alle vruchten en groenten die nodig waren voor haar gezin en voor de aangever (Joseph de Bethune).
    Maar het overgeblevene werd opgevorderd door de bezettende militairen, en sindsdien heeft het eskader nr. 11 zich uitsluitend het recht voorbehouden de voortbrengselen en de oogsten uit de moestuinen van het kasteel aan te slaan.”
    Getuigen bij het verlijden van de akte waren Charles Christiaens, timmerman, en Remi Depraetere, politieagent, beiden uit Kortrijk.
    (1) Op 11 juni 1917 kwamen 2 officieren melden aan Barones Mejuffer Térèse de Bethune dat ze het kasteel moest verlaten. Samen met de kinderen vertrok ze op 15 juni naar het kasteel Rouxhove (Ronksdreef, Kortrijk), bewoond door haar broer Baron Joseph de Bethune. Alleen de tuinier Ivo Van Welden (1857-1941) bleef ter plekke. Ook daar werden ze weggejaagd, op 27 juni. Térèse en de kinderen vonden dan een onderkomen bij haar broer Baron François Bethune (1868-1938, burgemeester) op zijn kasteel Blommeghem (Van Belleghemdreef). Op 7 september 1917 stuurde François de 2 wezen naar Leuven, in zijn huis in de Bériotstraat. Ze bleven er tot het einde van het schooljaar 1918-1919.
    (2) Het kasteel Rouxhove was gelegen ten oosten van het kasteel van de Markebeke, maar lag niet op het grondgebied van Marke maar van Kortrijk. Het werd door bommen vernield tijdens het geallieerde bombardement van 21 juli 1944 en werd nadien niet heropgebouwd. Rouxhove behoorde oorspronkelijk toe aan de Kortrijkse burgemeester Benoit Danneel (1805-1893). Diens erfgenamen verkochten het goed in 1894 aan de erfgenamen van Baron Jean-Baptiste Bethune (1821-1894). Mits een onderlinge overeenkomst tussen de kinderen Bethune, werd Baron Emmanuel de Bethune (1869 – 1909) de eigenaar. Baron Joseph de Bethune huurde Rouxhove van zijn broer Emmanuel en vestigde zich er in 1895 (“Le Château de Marke”, Baron Emmanuel de Bethune (1930-2011).
    (3) Zie het artikel in de dorpskrant getiteld "Het eerste Jagdgeschwader in wording".
    (4) Tuinier van dienst was Ivo Van Welden (1857-1941).
    (5) In een brief gedagtekend 22 juli van Leutnant Brauneck (Jasta 11) naar zijn huisgenoten: “Deze voormiddag behaalde ik mijn 9de overwinning… Deze namiddag was Rittmeister Manfred Freiherr von Richthofen bij ons op bezoek…”. (Wereldoorlog I Marke, M. en R. Faillie, blz. 279). In het fotoboek “Marke voor, tijdens en na de 'Groote Oorlog'”, M. Faillie en F. Decock, moet de datum bij foto 31, 22 juli zijn i.p.v. 20 juli.

    FOTO BOVEN: MANFRED VON RICHTOFEN (2e van links) aan de arme van OBERLEUTNANT KURT SCHEFFER (uiterst links).

    03-12-2017, 08:45 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    30-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 3 laatste deel)

    Vanaf 1 april 1945 tot 26 augustus 1965 was Br.Livinus schoolhoofd  (overste)met klas. Hij verving Br. Pius die in ziekteverlof was en was voor de derde  maal dat hij in Marke was. De komende jaren ging het hier vrij rustig. Het onderwijzerskorps zou weinig verandering ondergaan. Broeder Livinus behaalde zijn diploma in Gent op 26 augustus 1919.

    Br.Livinus startte als onderwijzer van 26 augustus 1919 tot 31 augustus  1921 Sint-Kruis (Vivenkapelle) en in Kortrijk in de Veldstraat van 1 september 1921 tot 26 januari 1922.

    Hij was onderwijzer in Marke van 27 januari 1922 tot 30 september 1923, in vervanging van Br.Antonius  , een niet-gediplomeerde , die hier een drietal maanden verbleef, en les gaf in Kortrijk (Groeninghe). Br.Livinus vertrok weer naar de Grote Kring .

     Op 1 oktober 1924 , terug van de Grote Kring, verving hij als onderwijzer Br.Veranus tot 6 februari 1932. Op 7 februari 1932 werd hij schoolhoofd te Sint-Kruis (Vivenkapelle) tot 31 januari 1945 .Op 1 februari 1945 werd hij waarnemend schoolhoofd in Marke in opvolging van Br. Gilbert, voorlopig schoolhoofd , tot 31 maart 1945. Vanaf   de eerste dag klas na de oorlog op 10 april 1945 werd hij schoolhoofd (overste) in Marke. Op 26 augustus 1965 vertrok hij naar de Grote Kring en eindigde in Sint-Paulus waar hij overleed op 30 januari 1978.

    Tijdens de 2e oorlog: bij ieder alarm vluchtten de leerlingen in de kelders onder het nieuwe gebouw. Daar werd les gegeven op oude schoolbanken die er nog stonden. Als het gevaar afgelopen was ging het alarm nog eens en dan ging men terug in de schoollokalen.

    Na het bombardement van 14 mei 1943 werd de fel beschadigde broederschool tot 31 mei gesloten. In 1944 sloot de broederschool haar deuren van 23 februari tot 13 maart wegens kolengebrek. In mei 1944 werden de scholen voorlopig gesloten. Zowel bommen die bestemd zijn voor het vliegveld van Wevelgem, als deze die bestemd zijn voor het vormingsstation van Kortrijk kunnen wel eens hier terecht komen. Hoewel in 1943 de kelder nog versterkt werd met een dubbele muur achtten de broeders het toch veiliger elders te overnachten: bij Georges Bels in Rollegem.

    In 1945 werd Br.Pius plechtig ingehuldigd in Marke, na 1 ½ jaar dwangarbeid in Duitsland.

    Op 21 november 1947 werd Br.Donatus weer van de Grote Kring naar Marke overgeplaatst en overleed in Kortrijk op 2 februari 1960.

    Br.Bernardus (Ernest Demeyere) kwam van de Grote Kring op 19 mei 1954 en vertrok naar Menen (Kerkstraat 16) op 27 januari 1960.

    Br.Vincentius (Luciaan Mandeville) kwam van de Grote Kring op 5 augustus 1960 en vertrok weer na 1 maand naar Sint-Paulus op 13 september 1960.

     

    Broeder Hubert (Aimé Cnudde) (Nazareth 1923 – Kortrijk 2014)”Ik was in  Marke van 1943 tot 1949. In 1943, pas geprofest,  stond ik in november en december in de plaats van broeder Angelus, die een appendicitis-operatie moest ondergaan. Ik was eerst in Sint-Paulus.

    Ik  bleef dan achteraf kok tot in 1949.Men kreeg dan nog broeders Gerard en André als koks. Broeder André vertrok achteraf naar Frankrijk.

    In de jaren ’20 was er een kok (men zei Jules, de kok).Het was geen broeder, maar een leek. Alfons Vandevenne.

    Er was er ook nog broeder Justinus (Declercq) die in de keuken stond en die van Marke naar Vijve Kapelle ging.”

    Br.Gerard (Charles Vandercruysse)kwam hier toe van Torhout als kok van 13 september 1949 tot zijn vertrek naar de Grote Kring op 2 september 1960 en kwam terug op 12 december 1961 tot zijn definitief vertrek naar Mesen (Rijselstraat 23) op 24 augustus 1963. In de jaren ’50 was Br.André hier tussentijds kok.

     

     

    Albert Haghebaert (Snaaskerke 1915 – Marke 1987):

    “Tijdens de 2e wereldoorlog heb ik  één jaar met mijn 3e leerjaar les gegeven in het zaaltje boven “Het Christen Werkersverbond”. Een gedeelte zat ook in de ‘Katholieke Kring’. Het laatste jaar van de oorlog werd in mei 1945 geen les meer gegeven voor het gevaar van de vijand. De kinderen kwamen dan 2 maal per week in de voormiddag achter hun schoolwerk, bij de onderwijzers elk in hun klas.

    Op dat moment waren er vele mensen gevlucht. Velen gingen naar school in Aalbeke en in Rollegem , en dat waren dan volle dagen.

    Na het bombardement van mei 1943 is Firmin Clement naar Aalbeke gaan wonen tot na de bevrijding”

    In februari 1955 werd de oud-leerlingenbond van de Broederschool gesticht, met als doel de groei en bloei van de jongensschool te ondersteunen.

     

    Staat van inlichtingen in 1956:

    ________________________

    De school bestond uit 7 gebruikte klaslokalen. Een klas bleef ledig.

    Met welke voorwerpen was elke klas gemeubeld: printen, kaarten, kasten, lessenaars, banken, portret van de koning en heiligenbeelden.

    Waaruit bestonden de leermiddelen in elke klas: landkaarten, vormleer, meetkundig vormen en aanschouwingsmateriaal.

    Het onderwijzend personeel: nog 2 onderwijzende broeders .Br.Donatus is hier op rust en Br.Gerard is kok:

    Br.Livinus (Cyriel Baert) 7e en 8e

    André Vandenberghe     6e

    Sylvain Haghebaert         5e

    Firmin Clement                4e

    Albert Haghebaert           3e

    Br.Victorinus (Camiel Hillegeer)  2e

    Albert Mestdach.             1e

    Van 5 september 1961 tot 26 januari 1962 werd Br.Victorinus in het 1e leerjaarvervangen wegens ziekte door Mw.Vereecke-Huysentruyt Georgette (Heule 1926) wonende in Heule, met diploma behaald aan de private normaalschool in Tielt in 1945. Haar laatste dienst voor zij naar Marke kwam , was de meisjesschool in Lauwe .

    Van 4 september 1962 tot 31 oktober 1962 was het de beurt aan Mw. André Vanloo-Maelfait Elizabeth (Marke 1921), met diploma behaald in 1939 aan de private normaalschool in Heverlee, om voor de zieke Br.Victorinus in te springen. Br.Victorinus vertrok op 26 augustus 1965 naar Menen (Kerkstraat 16).

     

    Godsdienst en zedenleer werden het eerste half uur gegeven.

    Op vraag van Jozef Lammens, secretaris van de ‘Parochiale Werken’, stuurde Vicaris Generaal Mgr. Van Gheluwe op 19 oktober 1956  een brief met  duidelijke  mededeling  aan wat  het schoolcomité en de ‘Parochiale Werken van Marke’ zich moesten houden, want de school  was geen plaatselijk bezit maar stond  onder de bevoegdheid van het bisdom :

    “Volgens het bisschoppelijk schoolreglement moet iedere vrije katholieke school bestuurd worden door een schoolcomité waarvan de voorzitter ambtshalve moet zijn de pastoor van de parochie waar de school gelegen is. De onderhandelingen met het gemeentebestuur voor de vernieuwing van het aannemingscontract moeten door het schoolcomité bij monde van de voorzitter gevoerd worden. De essentiële richtlijnen voor de aanpassing van dit contract aan de gewijzigde omstandigheden worden door het bisdom verstrekt. Schoolcomité en schoolhoofd ontvangen de gelden door de gemeente toegekend en die moeten door het bestuur van het schoolcomité onder leiding van de pastoor voor de noodwendigheden van de school worden gebruikt en niet voor andere doeleinden.”

    Deze brief was in feite het gevolg van een beslissing genomen op een   vergadering van het schoolcomité, onder voorzitterschap van Baron Jean de Bethune dd. 16 oktober 1956 . Er ontstond een twist tussen het bestuur van het schoolcomité  van de ‘Parochiale Werken’ en de toenmalige pastoor Félicien Vanhauwere (Waregem 1897 – Marke 1959), die het schoolcomité stichtte bij zijn aanstelling  in 1951 .De pastoor liet enkel het beheer van het onderhoud van de schoolgebouwen en schoolmeubilair aan de bevoegdheid van het schoolcomité van de ‘Parochiale Werken van Marke’. Baron de Bethune vroeg aan de pastoor , dat in de onderhandelingen van het nieuwe schoolcontract met de gemeente, de opdracht zou toegekend worden aan de beheerraad van ‘De Parochiale Werken’, en dat hij zoals vroeger de tot op heden verleende toelage van ca. 48.000fr. voor onderhoud van gebouwen en meubilair in de nieuwe overeenkomst aan het gemeentebestuur zou aanvragen. Pastoor Vanhauwere  weigerde en Baron de Bethune kon dat niet aanvaarden.

     

     

    Schooljaar 1965-66 : het onderwijzend personeel na de broeders Van Dale:

    _____________________________________________________________

    De ‘Torrewachter’ ( voorloper van ‘Kerk en Leven’) van september 1965 stond te lezen: “André Vandenberghe werd op voorstel van het parochiaal schoolcomité door de bisschoppelijke commissie benoemd tot bestuurder van de jongensschool”.

                                                                        

                                                                    

    André Vandenberghe (Marke 1911-Bissegem 2006)                         

    Behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1931.

    Hij was eerst waarnemend onderwijzer op Walle (Kortrijk) van 13 juli 1931 tot 31 juli 1931 en dan op de ‘Barakken’ in Menen van 17 september 1931 tot 7 oktober 1931. In Marke was hij waarnemend van 24  tot 28 november  1931 . Hij was tussentijdig onderwijzer van 30 november tot 7 december 1931  en van 21 tot 24 december 1931 en van 2 tot 29 februari 1932  in vervanging van André Pauwels, die ziek was. Hij werd vast benoemd op 1 maart 1932, in vervanging van Br.Livinus, die toen het 1e leerjaar gaf. Vanaf 1 september 1965 tot 30 september 1965 was hij waarnemend schoolhoofd  en vanaf 1 oktober  was hij vast benoemd als schoolhoofd.

    Hij was de eerste wereldlijke onderwijzer in de Markse jongensschool die in Marke geboren was.

    André Vandenberghe  :”In 1923 was Marcel Deloose kok bij de broeders Van Dale. Daarna werd hij “garçon” te Brugge in de “Ramier d’Or”[het zou kunnen gaan om Medard Deloos(z)e, een uitgetreden broeder, die op een foto van 1916 te zien is].

    Ik was waarnemend onderwijzer van november 1931 tot februari 1932 en vast benoemd onderwijzer op 1 maart 1932. Diploma Torhout 30 juni 1931.

    Ik werd directeur in Marke van de broederschool na het weggaan van de broeders ,van 1965 tot 1971.

    In 1971 werd André Schacht (uit Staden) directeur.”

     

    Sylvain Haghebaert (Snaaskerke 1913-Marke 1968)                               

    Diploma in Torhout op 30 juni 1932. Hij begon als waarnemend onderwijzer in Oostende van 2 tot 7 juli 1932 en van 18 tot 19 juli 1932. In Marke startte hij als  waarnemend onderwijzer van 9  tot 30 september 1932. Werd vast benoemd op 1 oktober 1932 in de 6e klas. René Vermeersch (Damme 1907), wonende in Oostkerke, verving Sylvain tijdens zijn krijgsdienst in 1934 en 1935.Albert Sergoris (Sint Martens-Lennik 1915), met een diploma in St. Thomas  in  Brussel (Nieuwland) in 1934 ,verving op 15 april 1937 , gedurende 10 dagen ,Sylvain Haghebaert, die zijn legerkamp deed.

     Sylvain werd gemobiliseerd vanaf 25 september 1939 tot 10 mei 1940 en werd vervangen door Mw. Soetaert-Gaeremyn Louise (Antwerpen 1905), als waarnemende leerkracht , met diploma lager onderwijs en bibliothecaris ( normaalschool Antwerpen 1921).

     

    Firmin Clement  (Aartrijke 1914 - Kortrijk 1994)                                    

    Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1933.

    Was waarnemend onderwijzer van 11 september 1933 tot 28 februari 1934 en verving de zieke Maurice De Bree. Maurice De Bree ging met pensioen op 1 februari 1934 en Clement werd vast benoemd op 1 maart 1934. Op 23 juli 1934 werd hij opgeroepen voor zijn legerdienst tot september 1935. Van 27 november 1935 tot en met 30 november 1935 was hij ziek en werd hij vervangen door Firmin De Meyere (Desselgem 1916, gediplomeerd in Torhout 1935)uit Kortrijk. In april 1937 kwam Jozef Mertens (Halle 1915) uit Bellingen (Brabant), met een diploma behaald in St. Thomas in  Brussel  in 1935 , gedurende 1 maand (van 12 april tot 22 mei 1937) , Firmin Clement vervangen, die zijn legerkamp deed. Jozef Mertens gaf les in Heule van 1  tot 14 maart 1937.

    Albert Derdeyn (Oostende 1919, met diploma in Brussel 1939) uit Slijpe(Oostende) verving , als waarnemende leerkracht, van 18 september 1939 tot 30 juli 1940 (halve dagen) Firmin toen hij gemobiliseerd was.

     

    Firmin Clement :” Ik  kwam hier in het onderwijs te staan op 11 september 1933 in het 4e leerjaar. Diploma Torhout 30 juni 1933. Broeder Eusebius (Vanacker Valère) was overste. Meester De Bree was in ziekteverlof en heeft op dat moment geen les meer gegeven.

    Ik  kwam dan als interimaire van meester De Bree. Ik  werd   vast benoemd in maart 1934.

    In 1935 kreeg ik het 1e leerjaar toegewezen .In die tijd waren het nog staande borden.”

     

     

    Albert Haghebaert (Snaaskerke 1915- Marke 1987)                              

    Albert Haghebaert  ,broer van Sylvain  kwam toe te Marke in 1934, als waarnemend onderwijzer van23 juli 1934 tot 29 juli 1935 en van 14 september 1936 tot 30 september 1936 . Hij werd vast benoemd op 1 oktober 1936. Behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1934.

    André Allyns (Kortrijk 1928-2017) uit Kortrijk, met diploma in Torhout 1948, verving hem als waarnemend  onderwijzer van 6  tot 10 september 1950.

    André Allyns was waarnemend en voorlopig onderwijzer in Tiegem van 16 november 1948 tot 29 oktober 1949. Hij was 2 maand waarnemend in Kortrijk ( Beekstraat), vervolgens in Kuurne, weer in  Kortrijk (Beheerstraat) en (Beekstraat)  tot 15 juli 1950.

    Albert Haghebaert :”Sylvain Haghebaert, mijn broer, kwam toe in Marke in 1932, als onderwijzer. Op 31 augustus 1971 had ik  35 jaar dienst.

    De broeders verminderden en verouderden. Er kwamen geen nieuwe meer bij.

     

     Albert Mestdach (Poesele 1915- Zottegem 1997)                                     

    Hij werd vast benoemd op 1 april 1941 .Diploma in St. Thomas in Brussel  op 30 juni 1936. Hij begon als interimair in Landegem, vervolgens in Deurle. Hij  was waarnemend onderwijzer in Marke van 9 januari 1939 tot 30 november 1940. Robert Dosfel  (Menen1920), gediplomeerd in Torhout op 30 juni 1938, trad in dienst als vast benoemd op 1 september 1938, maar moest zijn proeftijd doen tot nieuwjaar 1939, tijd van zijn legerdienst.Hij kwam in dienst bij de inrichting van de 8e klas. Hij kwam terug van het leger op 11 juni 1940 en Albert Mestdach verving nu Sylvain Haghebaert, die gemobiliseerd was (van 25 sepember 1939 tot 10 mei 1940), omdat  Mw. Soetaert –Gaeremyn  het onderwijs verlaten had. Hector Baekelandt (Menen 1919, diploma Torhout 1938) , wonende te Menen ,verving als voorlopig onderwijzer Mestdach van 8 november 1940 tot 7 maart 1941, gedurende 164 halve dagen.

     

    André Schacht ( Staden 1913- Kortrijk 1995)                                       

    Hij  behaalde zijn diploma te Torhout op 30 juni 1932. Hij werd vast onderwijzer in Marke benoemd vanaf 14 januari 1963. Hij werd eerst waarnemend onderwijzer  in Vlamertinge vanaf 17 oktober 1932 tot 4 februari 1933 en in Brugge in de gemeenteschool nr.2 vanaf 6 februari 1933 tot 25 maart 1933. Hij onderwees in Kortrijk in de Vanden Peereboomlaan van 1 april 1933 tot 30 april 1934. Na enkele dagen in september 1934 les gegeven te hebben in Staden centrum onderwees hij nog in de gemeenteschool van Staden van 1 oktober 1934 tot 8 september 1944.

    In 1962 werd ,gevolg van de bevolkingsaangroei, een nieuwe klas opgericht. Edgard Hespeel (Izegem 1943) wonende te Ingelmunster, gediplomeerd aan de normaalschool van Alsemberg in 1962, deed dienst in de nieuwe klas vanaf 1 september 1962 en trad uit dienst op 13 januari 1963.

    André Schacht volgde de laatste op en werd vast onderwijzer benoemd  vanaf 14 januari 1963 en gaf toen het 4e leerjaar. Hij werd nog schoolhoofd in 1971 tot 1976.

     

    In 1965 viel meteen het doek over de episode Broeders Van Dale in Marke. Zo onverwacht zij hier toen gekomen zijn, zo onverwacht verlieten de huidige broeders de gemeente.  Ruim 70 jaar zorgden ze voor het geestelijk welzijn van onze kinderen. Ze werden andere taken toegewezen, zoals missionering en gehandicaptenzorg .

    In de ‘Torrewachter’ van 1-8 augustus 1965 staat vermeld dat “de broeders tot andere werkzaamheden geroepen werden. Ze wilden hun toewijding besteden aan de opleiding van gehandicapte en blinde jongens .”

     De twee laatste broeders waren Br.Livinus en Br.Victorinus. Beiden werden vervangen door  Adrien Theys en  Ignaas Dujardin . De “broederschool” veranderde gewoon in “jongensschool”.

     

    Adrien Theys                                             

    Diploma  St. Thomas in Brussel   . Vast benoemd vanaf 1 september 1965. Werd schoolhoofd op 1 september 1977 van de vrije centrumschool (gemengd kleuter- en lager onderwijs).

    Ignaas Dujardin                                         

    Diploma  St.Thomas in Brussel   . Waarnemend van 1 september 1965 tot 30 september 1965. Vast benoemd op 1 oktober 1965.Werd schoolhoofd  ‘ad interim’ in 1976, in vervanging van André Schacht, door ziekte weerhouden.

     

    Bijzondere leermeesters (godsdienst): onderpastoors Lodewijk Willemyns (Kortrijk 1924 – Veurne 2016) en Albert Vandenbroucke ( Waregem 1915- 1995) vanaf 1-9 -1965.

    Broeder Donatianus : “Broeder Overste (Livinus) was reeds  met pensioen en broeder Victorinus , die wat ziekelijk was ging de verantwoordelijkheid als broeder overste niet kunnen waarnemen, vandaar ook dat de broeders op rust gingen. Alles werd dan  overgenomen door het St. Amandscollege.”

     

     

     

    (1)Bij akte van 30 mei 1861 voor notaris Galloo in Radinghem(Fr.) verkocht Henri Julien Leon Bidé de Lagrandville en Caroline marquise de Beauffort , van het kasteel in Beaucamps (canton d’Haubourdin Nord) aan Felix Baron Bethune,  uit een grotere oppervlakte ,het stuk land SA 311. In 1879-80, vlak voor zijn dood zette hij er een nieuwe constructie op, bestaande uit een huis en een school. Door erfenis kwam het gebouw in handen van Baron Jean Baptiste Bethune (+1894)- van Outryve d’Ydewalle. Hun zoon Baron Emmanuel de Bethune (+1909) werd er eigenaar van bij verdeling in 1895. Na het overlijden van Baron Emmanuel werden zijn minderjarige kinderen  Baron Jean de Bethune en Barones Marie de Bethune, onder de voogdij van Barones Thérèse de Bethune (+1946) ,er eigenaars van.

    Er werd gestart met de bouwwerken van het schoolcomplex in april-mei  1879, zegge 1 jaar voor het overlijden van Baron Felix Bethune ( zie blog-artikel ‘De brief die schoolmeester Emiel Debeurme de nek brak’)

    In november 1879 gaf Emiel Debeurme , onze eerste onderwijzer, al les in de nieuwe vrije school.

     

    (2)Aimé Demuynck (Tiegem 1862- Kortrijk 1925) kwam hier aan in april 1881 en trouwde  te Marke in 1883 met Coleta Moreels (Marke 1856- Bovekerke 1903), dochter van Désiré  (Tiegem 1822 – Marke 1896), die hier toegekomen was als koster uit Tiegem in december 1849. Aimé had zich gevestigd in het woonhuis van de school en leerde zo zijn gebuurmeisje Coleta kennen, die met haar ouders in de Pastoor Van Dommeledreef woonden . Désiré Moreels was tevens ook bakker. In Marke werd één zoon geboren: Octaaf ( januari 1884 ) die onderwijzer werd in Nieuwpoort en er overleed in 1935. Aimé had graag de plaats van koster ingenomen van zijn schoonvader, doch die was voorbehouden aan zijn schoonbroer Jules( Marke 1855-1924) . Vandaar dat hij in 1885 zijn ontslag nam om in Bovekerke de vacante plaats van onderwijzer-koster in te vullen. Hij keerde in februari 1906 terug naar Kortrijk ,volgde Richard Reynaert, eerste koster van Sint-Rochus , op en nam ontslag in 1919. In 1916 hertrouwde hij met Marie-Louise Herman (Marke 1861-Kortrijk 1929). Uit zijn eerste huwelijk werden in Bovekerke nog drie kinderen geboren: Marie Joséphine  (1887) , Omer (1893-1946), die een gekende drukker was te Kortrijk, en Joseph (1885-1916) , die onderwijzer was op Walle (Kortrijk)en ook als hulpkoster van zijn vader fungeerde.

     

    (3)Louise Raepsaet (Zuster Agnes) gaf al les sinds 1880  , aan de vrije gemengde school ,naast schoolhoofd Aimé Demuynck  . Zij was geboren in Kortrijk in 1857 en werd  overste van het klooster Onbevlekte Ontvangenis te Marke van 1894 tot haar overlijden in 1907. Zij behoorde tot de Kortrijkse burgerij. Zij is binnengetreden in 1877 en geprofest in 1880. Zij behaalde haar onderwijsdiploma aan de normaalschool ‘Dames de Saint-André ‘ in Brugge op 20 augustus 1880.

     

    (4) Lees meer over Jozef Van Dale (Kortrijk 1716 – 1781), de stichter van de congregatie, in ‘De Gazette van oud Cortryck’ van maart 2016 nr.17.

    Jeanne-Thérèse Van Dale (Kortrijk 1721 – 1776), een zuster van Jozef, trouwde te Kortrijk in 1747 met Jean-Baptiste Bethune (Rijsel 1722 – Kortrijk 1791). Hun zoon Jean-Baptiste ( Kortrijk 1757 – 1791)trouwde met Thérèse Henriette Delebecq ( Rijsel 1768-Kortrijk 1844), waarvan Felix (Kortrijk 1789-1880), die de nieuwe school liet bouwen in de Markekerkstraat.

     

    (5) Mededeling van Algemeen Overste Broeder Noël Van Noorden:

     

    “Het is inderdaad zo dat er bij ons ook drie etappes worden afgelegd vooraleer iemand “volwaardig” broeder wordt : postulaat (6 maanden), noviciaat (1 jaar), waarna de novice aanvaard (of geweigerd !) kan worden om zijn professie af te leggen. Sinds enige jaren is er nog een ‘facultatieve’ vierde etappe aan toegevoegd : het scolasticaat, een soort vervollediging van de vorming. Meestal gebeurde dit gedurende een soort van stage ‘in het werkelijke leven’ van een broeder. Op 30 december 1929 werd het noviciaat van Torhout overgebracht naar Sint-Paulus in Kortrijk.

    De algemene overste wordt gekozen door alle stemgerechtigde broeders, voor een mandaat van vijf jaar, hernieuwbaar. Voorheen was dat onbeperkt hernieuwbaar. Wij zijn een diocesane congregatie, d.w.z. dat de bisschop van Brugge onze hoogste overheid is. Wij hangen dus niet af van Rome.

     Wij, leden van een diocesane congregatie, leggen ‘eenvoudige geloften’ af, zoals trouwens in praktisch alle broedercongregaties. 

    Het was vroeger normaal dat “een school van de broeders” –meestal waren dat parochiescholen- door een broeder werden bestuurd. Zij werden dan ook benoemd door de Algemeen Overste en de Kloosterraad, met akkoord van de pastoor van de parochie, uiteraard.”

    Br. Donatianus :” Er waren broeders die gingen waken en afleggen. Ik deed het voor Gustaaf Lannoo in 1938. Ik ging ook waken  bij Alberic Theys(1945). Broeder Hubert en Broeder Angelus gingen waken bij Jacques ( Alfred in de volksmond) Demeulemeester(1947). De zusters gingen ook afleggen.”

     

    (6) De Algemene Oversten volgens de panelen  van ‘de overleden broeders van het Gesticht van den Eerw. Heer Joseph Vandale’, (in mijn bezit), aangevuld door broeder Roger Huyghe:

    - Dominicus Verbeke (Ooigem 1743-1788)

    - Martinus Goddaert (Kortrijk 1747-1788)

    - Petrus Vergote (Izegem1750- Kortrijk 1836)

    - Joannes Duponcheele (Outryve 1780-Kortrijk 1846)

    - Joannes Buyse (Rollegem-Kapelle 1824- Kortrijk 1862)

    - Franciscus Deridder (Rijsel 1822 – Kortrijk 1877)

    - Bruno Dejonghe (Br.Aloysius)(Izegem1826- Kortrijk 1892) was 29 jaar Algemeen Overste.

    - Petrus Van Besien (Br.Alphonsus)( Lapscheure 1847- Kortrijk 1908) .Vanaf 1892 tot 1898.

    - Henri Dufour (Br.Dominicus) (Pittem 1853- Brugge 1911).Vanaf 1898 tot 1901.

    - Petrus Van Besien (Br.Alphonsus) weer Algemeen Overste tot zijn overlijden in 1908.

    - Franciscus Serlet (Br.Joseph of Jozef)(Moerkerke 1861- Kortrijk 1928) van 1908

      tot 1921 , toen hij ontslag nam door ziekte.

    -August Demunck (Br.Edwardus)( Wevelgem 1858- Kortrijk 1926) van 1921 tot

     1924.

    - Franciscus Serlet (Br.Joseph of Jozef) opnieuw Algemeen Overste vanaf augustus 1924 tot zijn

      overlijden in 1928.

    -Arthur Dejaeghere (Br.Firminus)(Hulste 1878- Kortrijk 1965).Gedurende 20 jaar Algemeen Overste.

    - Louis Casselein (Br.Eligius) (Wattrelos (Fr)1898-Kortrijk 1961).

    - Albert Volcke (Br.Medard)  van 1956 tot 1967. Uitgetreden.

    -  Urbain Vannoorden (Br.Hugo)  van 1967 tot 1972.Uitgetreden.

    - Roger Huyghe (Br.Rafaël , nu Br.Roger)  van 1972 tot 1987.

    - Georges Gheysens (Br.Walter)( Kuurne 1924 –Kortrijk 2006) van 1987 tot 1997.

    - Jozef Coene (Br.Hendrik) ( Bissegem 1936 – Kortrijk 2005) van 1997 tot 2005.

    - Noël Vannoorden (Br.Rudolf)( Menen 1935 – Kortrijk 2017) van 2005 tot 2017.

    Momenteel  blijven nog 2 broeders over : Roger Huyghe (Br.Roger) en Gustaaf Declercq (Br.Dirk).

     

    (7)Br. Stanislaus volgde als dagscholier de lessen bij de Broeders Van Dale in Kortrijk. Hij werd misdienaar in de Sint-Maartenskerk in Kortrijk. Hij volgde ook de lessen van de zondagsschool bij dezelfde broeders. Hij deed zijn intrede in 1878. Hij ontving nog hetzelfde jaar het kloosterkleed en werd geprofest in 1879. Op 4 november 1889 hielp hij het hulpklooster in Mont-à-Leux stichten. Op 1 oktober 1894 benoemde men hem tot de eerste overste te Marke, en in 1898 in de Kerkstraat te Menen.

     

    (8)Gabriël Vanneste (Lauwe 1894 – Kortrijk 1980) : “Meester Desmet [woonde in Marke] van Kortrijk, was de  zoon van een plakkersbaas . Het was een heertje van een jaar of 20 .In de Marktstraat ,naast Achiel Theys naar de plaats toe woonde Leopold Deprez een bakker. Bij Deprez waren er 3 dochters  en het schoolmeesterke draaide achter één van die dochters. De  schooljongens lachten met die schoolmeester. Hun straf was dan: alle jongens die lachten moesten dan op hun knieën in hun klompen zitten en dat was zeer pijnlijk.

    Achille Deleersnijder die naast de “Vlaamse Leeuw” woonde was een gebrekkige jongen (had een slecht been en hand).Deze moest dan ook die straf ondergaan. Doch Pee Deleersnijder ging protesteren. Het kwam zelfs zo ver dat de gendarmen moesten tussenkomen. Want sommigen gingen de schoolmeester aftroeven. Er waren toen 4 klassen en meester Desmet had toen de minste klas(1e en 2e).”

     

     

    (9)Henri Robijn (Br.Camille) werd geprofest in 1903 en is uitgetreden in 1919 . In 1919 telde men een groot aantal uittredingen , gevolg van de oorlog 14-18.  De eerste post die Henri Robijn kreeg was Marke in 1903 , waar hij als kok fungeerde. Het is niet geweten of hij een onderwijsdiploma had. In die tijd hadden vele onderwijzers geen diploma, vooral de broeders hadden er geen, omdat ze hoofdzakelijk  voorbestemd waren  om de ‘armen’ te onderwijzen en te ‘onderhouden’. In 1911 staat hij geboekstaafd als ‘ religieux -instituteur’ in de Grote Kring in Kortrijk. In december 1911 vertrekt hij naar Mesen. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog komt hij terug naar de Grote Kring. In januari 1916 werd hij naar Sint-Kruis(Vivenkapelle) gestuurd en in december keert hij terug naar de Grote Kring als ‘garde-malade’. Op het einde van 1916 werd hij als ziekenverzorger naar Marke geroepen .

    Hij verzorgde er namelijk  Remi Vandendriessche ( Marke 1881), die smid was aan de ‘Prinse’. Remi overleed in september 1919 aan tuberculose en Henri  Robijn trouwde op 3 juli  1920 met Zulma Millecamps ( Rollegem 1883 – Kuurne 1965), zijn weduwe. Uit het eerste huwelijk sproten 4 kinderen , uit het tweede 3.

    Joannes Vandendriessche (Deerlijk 1838 – Marke 1913) verliet in 1877  Bellegem om hier aan ‘De Prinse’ de smidse  van Désiré Lauwers, over te nemen . Zijn zoon Remi zette de zaak voort. Omer, een zoon van Remi, heeft er nog een bepaalde tijd fietsen gerepareerd.

     

    (10)Gerard Naert (Br.Donatianus)  :

    “Onder  de naam broeder Donatiaan gaf ik  het 5e leerjaar in Marke van 18/05/1937 tot 03/09/1939, dat was onder het gezag van overste broeder Pius. André Vandenberghe gaf toen het 6e leerjaar. Broeder Pius gaf  het 7e en het 8e leerjaar.”

    Nu heet ik broeder Geert . Mijn wereldlijke naam is Gerard .Vele broeders hebben in de loop der jaren hun naam veranderd , om de simpele reden dat ze liever een andere naam hoorden.”

     

    (11)‘Parochiale Werken van Marcke’: het doel van de vereniging is het geven, besturen en ondersteunen van het onderwijs met confessioneel katholiek karakter, in de parochie van Marke. Deze VZW werd opgericht op 29 april 1929, bij akte van notaris Pieter Dossche in Oostrozebeke, door Baron Jean de Bethune, Gustaaf Lannoo, Michel Vandewiele, Ferdinand Glorieux, Remi Bekaert, Paul Gaston Callens, Gerard Holvoet, Auguste Derdeyn, Cyriel Lapauw, Alfons Meganck en pastoor Albert Vanoverschelde( Menen 1872 – Zwevegem 1949). Hij was pastoor van 1928 tot zijn verplaatsing naar Zwevegem op 8 juli 1931.

    In 1929 werden de schoolgebouwen bij overdrachtsakte overgedragen aan de ‘Parochiale Werken van Marcke’, met de bijzondere voorwaarde dat ze ten dienste moesten staan van het onderwijs en de Broeders Van Dale. Het betrof een schenking van Baron Jean de Bethune – de Vinck.

     

    (12) Br.Pius stak zijn afkeer voor de Duitse bezetter niet onder stoelen of banken .Kinderen kwamen hem melden dat er een hakenkruis was geschilderd in een toilet, gaf hij als zijn mening te kennen dat hakenkruisen daar thuishoren. Niet iedereen was opgezet met dergelijke uitspraken .Hij werd verklikt door twee van zijn eigen leerlingen , die er andere gedachten op nahielden en het mededeelden aan een Markse SS-er. Een van die verklikkers was in de Hitlerjeugd en had Duitse propaganda uitgedeeld aan de klasgenoten en broeder Pius had ze afgenomen . De leerling die in de Hitlerjeugd was , was een gebuur van de SS-er . Die lichtte de Kommandantur in en op 24 juni 1942 werd hij opgepakt door de bezettende overheid en op 10 juli veroordeeld tot 18 maanden tuchthuis en 5 jaar ontzetting uit zijn rechten. 

     

    FOTO’S:

    1/Bij het afscheid van de Broeders Van Dale in 1965:

         x                   Br.Wilfried        Br.Livinus        Aimé Bekaert        Br.Medard           André Goderis

                           (André Volon)    (Cyriel Baert)   (Burgemeester)    (Albert Volcke)        (Pastoor)

                                                                                                  (Algem. Overste)

                                                                                                        uitgetreden

     

    2/Broeder Livinus en Broeder Victorinus , de twee laatste broeders in Marke in 1965.

     

     

    3/In Marke genomen   :  Br.Amatus              Br.Eusebius                  Br.Justinus           Br.Constant Poignie

                                         (Cyriel Despriet)   (Valère Vanackere)    (Gustaaf Couckuyt)         uitgetreden?

                                        uitgetreden 1919

     

     

     

                                          

     4/In Marke jaren ’20:            Br.Livinus                             Maurice De Bree                          ?????

     

                                                                Br.Hieronymus ( Br.Jerome)

     

    5/Onderwijzer      Onderwijzer            Br.Raymond                       Br.Marcel                        Onderwijzer

                                                                (Leon Cackaerl)            (Alfons Vanneste)

    Br.Joachim                       Br.Gerardus              Br.Hilarius                  Br.Damiaan                Br.Bernardus

    (Camille De Splentere)   (Emiel Despriet)     (Adiel Ameye)         (Leon Delbey)           (Remi Timperman)

     

    6/Br.Arnoldus (1897-1978)

    7/Br.Angelus (1919-1986)

    8/ Br.Pius (1895-1979)

















    30-09-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (3)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 2)

    Br.Justinus (Gustaaf Couckuyt) werd op 2 juni 1924 als onderwijzer aangesteld, maar gaf zijn ontslag op 28 september 1924.

    Maurice De Bree (Menen1903- Kortrijk 1985) trouwde  in 1926 met Marguerite Janssens. Hij woonde ook in de Markekerkstraat ,niet ver van school.

     Het onderwijzend personeel in 1924 onder het bestuur van pastoor Evarist Wittouck  :

    _____________________________________________________________

    Br.Celestinus werd  in september 1924 opgevolgd als hoofdonderwijzer door Br.Eusebius .  Br.Eusebius startte zijn carrière in Kortrijk vanaf 16 september 1892 tot 20 september 1893.

    Hij was 5 jaar onderwijzer in de gemeenteschool in Heule (1893-98), en 11 jaar (1898-1909) hoofdonderwijzer. In Mesen werd hij hoofdonderwijzer van 1909 tot 1911. Hij trok naar Brugge van 1911 tot 1919. Hij gaf les in Oostende (Vuurtoren) van 1919 tot 1924. Hij was nog 3 maanden in de Veldstraat te Kortrijk van 30 juni tot 27 september 1924 , toen hij naar Marke kwam en er bleef  tot 30 april 1935. Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 13 augustus 1892.

    Jozef Libbrecht  verving sinds oktober 1921 Br.Pacificus en gaf op 5 april 1924 zijn ontslag.

    Maurice De Bree, diploma normaalschool Torhout op 20 september 1923, was vrijgesteld van diploma wegens het aantal dienstjaren (besluit van 15 september 1919) (10).

     Alfons Vandevenne (Kortrijk 1861- Marke 1941) kwam uit Kortrijk en was kok vanaf 25 augustus 1926. Hij kreeg de naam van broeder Jules, niettegenstaande hij een leek was. Hij was gedomicilieerd in de Markekerkstraat nr.8 van 1926 tot 1934.  Als weduwnaar van Maria Bardou (+Kortrijk 1919) , trouwde hij op 3 april 1934 met Stephanie Maertens (Roeselare 1857), weduwe van Adolf Defraeye (+ Marke 1932). Ze  vestigden zich in de Preshoekstraat.  Hij overleed plotseling voor de kerkdeur op 22 januari 1941 terwijl hij het lijk van zijn gebuur, Aloïs Matton (Desselgem 1872- Marke 18 januari 1941) , ten grave hielp dragen.

    Armand Vandemoortele, kwam uit Oostende (Vuurtoren)op 16 juni 1924 en vertrok 3 maanden later in september naar Moeskroen ( Mont-à-Leux ).

     

    Schoolboeken en schoolgerief werden geleverd door Arthur Esquenet-Vanackere uit de Sint-Janslaan te Kortrijk. Hij was de schoonbroer van Br.Eusebius.

    Dienstjaar 1927:

    _______________

    Br.Eusebius hoofdonderwijzer sedert 1 oktober 1924 tot 30 april 1935.

    Maurice De Bree

    Br.Hieronymus

    Br.Pacificus, was hier weer sinds 27 september 1924.

    Br.Livinus, was hier sinds 1 oktober 1924 tot 6 februari 1932 en verving Br.Veranus.

     Dienstjaar 1928:

    ______________

    Br.Eusebius, hoofdonderwijzer.

    Br.Hieronymus

    Br.Livinus

    Marcel Remmerie (L) gaf zijn ontslag op 23 december 1928. Raphaël Decock (L) kwam hem vervangen.

    Maurice De Bree

    Volgens de kiezerslijst van 1928 waren de bewoners van de Kerkstraat nr.8 (school): Br.Hieronymus – Br.Eusebius – Br.Pacificus – Br.Livinus – Alfons Vandevenne (kok).

     

    Het onderwijzend personeel op 2 augustus 1929 , onder het bestuur van ‘De Parochiale Werken van Marke’ (11):

    ____________________________________________________________

    Br.Eusebius, hoofdonderwijzer.

    Maurice De Bree.

    Br.Hieronymus.

    Raphaël Decock (Roeselare 1908), diploma Normaalschool Torhout  op 30 juni 1927.

    In september 1929 werd Robert Maddens (L) (Roeselare 1908), gediplomeerd te Torhout in 1927, benoemd tot onderwijzer.

     

    Aimé Bekaert vertelde mij dat hij altijd het schoolcomité geweten heeft .De onderwijzers werden benoemd door het schoolcomité. Toen Aimé Bekaert burgemeester was legde hij er de nadruk op bij de broeders Van Dale  dat het schoolcomité volledig moest gescheiden blijven van de  VZW Parochiale Werken. Hij eiste dan ook dat er een boekhouding  op punt moest gesteld worden om de in- en uitgaven in te noteren, en dat de boeken  onder het toezicht zouden staan van het schoolcomité.

    Dienstjaar 1930:

    _____________

    Br.Eusebius, hoofdonderwijzer.

    Br.Hieronymus

    Br.Livinus

    Maurice De Bree

    Robert Maddens

     

    In 1930 werd een nieuwe speelplaats aangelegd op de oostzijde. Deze werd genomen op de hof, die veel lager lag. Bijgevolg moest opgehoogd worden. De landbouwers kwamen overeen om met beurtrollen in februari en maart aarde aan te brengen.

     

    Camiel Faillie (Marke 1919 – Kortrijk 1993):” Toen ik vanaf 1926 tot 1932-33 naar de broederschool ging was  broeder Eusebius  overste.Hij gaf toen ook avondlessen. Zijn zuster was getrouwd met drukker Esquenet uit de Sint-Janstraat te Kortrijk.

    Ik heb ook nog broeder Livinus – broeder Pacificus (broeder Sieke) – broeder Jerome - meester Debree- André Vandenberghe en Firmin Clement gekend . Broeder Jules, die feitelijk geen broeder was, was  toen kok.

    Broeder Jerome gaf het 3e leerjaar.

    Het 7e en 8e werden gegeven door Broeder Eusebius. Broeder Livinus gaf toen het 1e leerjaar.Ieder donderdag werd er van 11 tot 12u. in de hoogste klas (7e en 8e ) 1 uur snelschrift (stenografie) gegeven door een speciale lesgever.

    Iedere dag 2 uren Franse les (7e en 8e ) door Broeder Eusebius.

    Bij de prijsuitdeling in de katholieke kring heeft hij eens lelijk tegen de schenen gestampt van vlaamsgezinden door te zeggen dat het een schande was dat die heren hun kinderen naar Doornik of Mons zonden om hun Frans te leren en dat men hier te Marke geen Frans zoude mogen leren aan de kinderen.”

     

     

    Dienstjaar 1931:

    ______________

    Pauwels André (L)( Oostnieuwkerke 1909)  kwam Robert Maddens vervangen op 1 november 1930. Hij bleef er maar twee jaar. Hij bleef gedomicilieerd in Marke gedurende zijn dienst. Op 9 november 1932 gaf hij zijn ontslag en Br.Mattheüs had al een tijdje zijn  plaats ingenomen.

    Op 21 maart 1931 kwam Rudolf Callewaert (L), (Roeselare 1911) de zieke André Pauwels vervangen. André Vandenberghe (L) werd van 30 november tot 7 december 1931 tussentijdig onderwijzer in de plaats van André Pauwels, die ziek was.

    In maart en april 1931 vervingen Karel Delattre (L) (Bredene 1911) en Maurice Beyne (L) (Zuienkerke 1909) Maurice De Bree,  die ziek was.

    De broederschool was met haar 5 klassen overbevolkt en voor het schooljaar 1932-33 werd gestart met een nieuwe klas. Het schoolcomité bekostigde de meubilering en Gustaaf Lannoo voorzag in de andere onkosten.

     

    Dienstjaar 1933:

    _____________

    Br.Eusebius, hoofdonderwijzer.

    René Vermeersch (L) (Damme 1907) uit Oostkerke , gediplomeerd ,werd op 17 april 1934 tot 16 mei 1934 waarnemend onderwijzer in de plaats van Br. Eusebius die door ziekte weerhouden was. Hij kwam van de jongensschool in de Beekstraat te Kortrijk. In hetzelfde jaar in juli was hij waarnemend onderwijzer van 23 juli tot 30 juli 1934  en van 10 september 1934 tot 29 juli 1935 in vervanging van Sylvain Haghebaert (L) die zijn krijgsdienst vervulde.

     

    Br.Hieronymus

    Br.Mattheüs kwam in dienst op 9 september 1932. Hij verving  André Pauwels die ontslag nam. Hij was eerst waarnemend onderwijzer van 9 september 1932 tot 30 september 1932, daarna vast onderwijzer van 1 oktober 1932 tot 13 mei 1937. In november 1932 werd hij wegens ziekte vervangen door Jan Valckenaere  (Br.??)(Torhout 1910)

    Hij behaalde het diploma lager onderwijs voor de ‘middenjury’ in Gent op 14 december 1917 en 30 juli 1921. Hij had het diploma van landmeter behaald in Brugge op 23 augustus 1921 en van de 4e graad te Gent op 26 april 1924.

    Hij begon als onderwijzer in Kortrijk van 15  september 1918 tot 1 december 1919. Hij gaf 3 jaar (19 september1921-17 september 1924) les in Sint-Kruis (Vivenkapelle), 5 jaar in Menen ( 18 september1924- 6 januari 1930) en nog 2 ½  jaar in Kortrijk (7 januari 1930- 31 augustus 1932).

    Hij bleef in Marke  tot 13 mei 1937 toen hij naar Heule vertrok.

    In februari 1933 vervingen Jozef Vanhoutte (L) (Kanegem 1913) en  Marcel Vandewaetere (L) (Izegem 1907),  Maurice De Bree, door ziekte verwijderd. En op 5 april was Jozef Bielen (L) ( Herk St. Lambert 1902 ,diploma Leuven in 1923) aan de beurt om hem te vervangen. Hij was onderwijzer in Ghlin van 19 september 1923 tot 15 augustus 1925 en in Doornik van 19 september 1925 tot 1 september 1927.

    In maart 1934 werd Firmin Clement (L) benoemd tot onderwijzer. Hij verving Maurice De Bree  , die op pensioen ging.

    André Vandenberghe (L) is vast benoemd geweest op 1 maart 1932.

    Sylvain Haghebaert (L) , was in dienst als waarnemend onderwijzer en vanaf 1 oktober 1932 in vaste dienst in de 6e klas.

    Op 1 mei 1935 werd Br.Arnoldus schoolhoofd in Marke met klas, tot 31 januari 1936. Toen verplaatste hij zich naar Menen (Kerkstraat) . Hij had een diploma behaald op 20 oktober 1916 voor de ‘middenjury’ in Gent.

    Br.Arnoldus begon zijn carrière als onderwijzer op de Grote Kring in Kortrijk  van 1 januari  1917 tot 14 september 1922. Hierop werd hij schoolhoofd in de Veldstraat in Kortrijk tot 30 september 1926. In 1926 vertrok hij naar Heule tot 30 april 1935.

    Br.Victor (Alfons Naessens) werd kok in Marke op 11 september 1934. Hij kwam van  Moeskroen (Mont-à-Leux ). Hij vertrok naar de Grote Kring op 16 september 1937. Hij kwam terug  van Mesen naar Marke als kok op 31 juli 1963 na het vertrek van Br.Gerard (Charles Vandercruysse), en vertrok naar de Grote Kring op 26 augustus 1965.

    Br.Daniël kwam hier ook nog als kok. Hij kwam hier al aan van de Grote Kring op 25 november 1936 tot hij vertrok naar Torhout op 17 januari 1944.

     

    In december 1936 kwam een 7e klas.

    Het onderwijzend personeel in 1936:

    ______________________________

     

    Br.Guido kwam in september 1936  de vacante plaats innemen van de overleden Br.Eusebius. Hij was waarnemend onderwijzer van 14 september 1936 tot 30 september 1936 en vast onderwijzer van 1 oktober 1936 tot 31 augustus 1937. Hij behaalde zijn diploma op 30 juni 1936.

    Br.Pius werd schoolhoofd met klas van 1 februari 1936 tot 31 maart 1945, in vervanging van Br.Arnoldus, die zijn ontslag indiende. Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 1 augustus 1914.

    Br.Pius onderwees in Sint-Paulus toen de Duitse troepen de stad Kortrijk binnenvielen op 18 oktober  1914 .Het klooster werd bezet door 30 à 40 soldaten van de sanitaire dienst en later door de postdienst. De klassen waren bezet door 100 à 150 soldaten. Tijdens de oorlog gaf Br.Pius  les in café ‘Sint-Elooi’ op de Markesteenweg. Op 16 september 1918 werd hij vervangen door Br.Mattheüs . Hij werd schoolhoofd in de Veldstraat van 17 september 1918 tot 13 september 1922 . Hij vertrok naar Menen als onderwijzer op 14 september 1922 tot  30 september 1926, en werd weer schoolhoofd in de Veldstraat  van 1 oktober 1926 tot 6 januari 1930 .Hij vertoefde te Menen van 7 januari 1930  tot 31 januari 1930  en was er voorlopig bestuurder. Van 1 februari tot 30 juni 1931 was hij er bestuurder met klas. En van 1 juli tot 1931 tot 30 september 1935 bestuurde hij er zonder klas. Van 1 oktober 1935 bleef hij er  onderwijzer tot 31 januari 1936. In 1952 werd hij nog overste in Moeskroen  (Mont-à-Leux ).

     

    Op 14 mei 1937 werd Br.Mattheüs vervangen door Br.Donatianus,  die zijn diploma behaalde te Torhout op 30 juni 1936, en waarnemend onderwijzer was van 14 mei 1937 tot 31 mei 1937 en vast van 18 mei 1937 tot 3 september  1939 in het 5e leerjaar. Hij gaf eerst les in Menen van 1936 tot mei 1937.

    Op 13 december 1939 vertrok hij naar de Grote Kring.

    In juli 1937 kwam Br.Victorinus toe in Marke:

    “ Van begin juli 1937 tot de grote vakantie in 1937 gaf ik het 2e leerjaar (33lln).Vanaf het nieuwe schooljaar 1937-38 gaf ik het 1e leerjaar tot en met januari 1945. In 1943-44 had ik maar 15 leerlingen, het jaar daarna 35. Vanaf februari 1945 tot 1949 gaf ik het 6e leerjaar. Dan was ik in ziekteverlof tot het begin van het schooljaar 1953-’54. Toen gaf ik les in het 2e leerjaar tot einde juni 1959. Vanaf het schooljaar 1959-60  kreeg ik het 1e A tot ik Marke verliet met broeder Livinus in 1965. Ik trok naar Menen en veranderde mijn naam in Br.Camiel.”

     

                        

    Dienstjaar 1938: 7 klassen.

    ______________

    Br.Pius ,hoofdonderwijzer , gaf les in de 7e en 8e klas.

    Br.Victorinus  had de 1e klas ; hij behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1937. Op 1 september 1937 verving hij Br.Guido . Door zijn zwakke gezondheid gaf hij les al vallen en opstaan en  werd  hij regelmatig vervangen , vooral in de zestiger jaren .

    Albert Haghebaert gaf les in de  2e klas.

    Firmin Clement ,3e klas.

    Sylvain Haghebaert ,4e klas.

    Br.Donatianus , 5e klas.

    André Vandenberghe, 6e klas.

    In 1938 vergrotings- en verbeteringswerken aan de schoolgebouwen. Het parochieboek of ‘Liber Memorialis’ getuigt : “ Men startte de werken in augustus 1938. De bestaande schoollokalen werden van nieuwe ramen en banken voorzien. De nieuwbouw bevat een overdekte speelplaats , bergplaats voor rijwielen en twee klassen. Een stenen trap leidt naar de nieuwe en de oude klassen. De toiletten werden gans vernieuwd en modern ingericht. De eetplaats van de broeders wordt verfraaid met een ‘loggia’ aan te bouwen, die uitgeeft op den ‘hof’. Zo heeft de vrije jongensschool nu acht klassen, drie broeders en vijf leken onderwijzers. De nieuwe schoollokalen konden gebruikt worden met het begin van het schooljaar 1938-39. De onkosten van de nieuwe bouw en de herstelling van het oude deel , met de vernieuwing van een deel der meubilering wierden gedragen door de gemeente voor een som van 185.000fr. Het overige gedeelte hetzij 60.000fr. door de familie de Bethune.”

    In zitting van de gemeenteraad van 17 juni 1938 werd 185.000fr. toegekend aan het schoolcomité met voorzitter Baron Jean de Bethune en secretaris pastoor Jozef Lammens.

    Jozef Lammens (Brugge 1871 – Marke 1962) werd benoemd tot pastoor in Marke op 8 juli 1931.

     

    Op 4 september 1939 werd   Br.Donatianus door Br.Angelus, die zijn diploma in 1939 behaalde aan de normaalschool in Torhout, vervangen.

    De oorlogsperiode 40-45:

    _____________________

    Uit de verhandeling van een  leerling:

    “……..Zo kwamen we later dan gewoonlijk aan de school waar de onderwijzers en de leerlingen in groepjes stonden te praten.

    Plots wezen enkele jongens naar de lucht en we ontdekten drie grote vliegtuigen. Vlug moesten we schuilen, want het waren Duitse toestellen. Weldra waren ze verdwenen en mochten we weer op de speelplaats. Intussen schreef Broeder Overste op een groot bord dat we vlug en in stilte naar huis moesten gaan. Iedereen dient binnen te blijven en niet in groepjes langs de straat te ravotten. Zondagsmis niet verplichtend. De school voor onbepaalde tijd gesloten….”

     

    “’s Avonds 26 mei 1940 werd de jongensschool bezet door een 150-tal soldaten van het Rode Kruis. Doch in de loop van de week vertrokken ze al naar Rijsel.”

     

    Op 22 april 1939 nam Br.Frans , gediplomeerd op 30 juni 1931, de functie van waarnemend schoolhoofd waar tot 13 mei 1939, in vervanging van Br. Pius, die in geneeskundige behandeling was.

    Hector Baekelandt (L) (Menen 1919), gediplomeerd in Torhout op 30 juni 1938, was waarnemend onderwijzer van 8 november 1940 tot 7 maart 1941, gedurende 164 halve dagen.

    Op 30 juni 1942 werd Maurits Van Damme (L) (Moerkerke 1921), wonende in Moerkerke ,gediplomeerd in Torhout op 25 juli 1940, tijdelijk als waarnemend schoolhoofd  aangesteld tot 18 juli 1942 om Br.Angelus te vervangen, die waarnemend schoolhoofd werd.

    Op 25 juni 1942 schrijft de voorzitter van het schoolcomité pastoor Jozef Lammens volgende brief naar het gemeentebestuur van Marke:” Daar de aangenomen jongensschool der Kerkstraat tijdelijk van haar schoolbestuurder beroofd is, heeft het schoolcomité den heer Adolf Deprez, onderwijzer aan genoemde school, tot dienstdoend schoolhoofd benoemd, en het zal zohaast mogelijk voor een interimaris zorgen om de voorlopig open gekomen plaats van onderwijzer in te vullen.”

    Br.Gilbert  was waarnemend schoolhoofd van 1 september 1942 tot 20 juli 1944 in vervanging van Br.Pius (12) in gevangenschap. Br.Angelus werd weer titularis van zijn vorig studiejaar tot hij verhuisde naar de Grote Kring op 22 juni 1945.

    Br.Gilbert  werd voorlopig schoolhoofd van 1 september 1944 tot 31 januari 1945. Op 1 februari 1945 vertrok hij als vast schoolhoofd naar Sint-Kruis (Vivenkapelle) waar hij Br.Livinus verving die naar Marke kwam als waarnemend schoolhoofd. De schoolbevolking was verminderd en een klas werd afgeschaft.

    Br.Gilbert verkreeg zijn diploma in Torhout op 29 juli 1922 enbegon als waarnemend onderwijzer  in Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 31 juli 1922 tot 12 augustus 1922.

    Hij kwam naar Kortrijk terug nu eens  als onderwijzer, dan eens als waarnemend schoolhoofd in de Doorniksewijk (Kortrijk) van 1922 tot september 1931. Hij werd schoolhoofd in de Veldstraat van  1 oktober 1931 tot 31 augustus  1942. Daarna was hij waarnemend schoolhoofd in Marke (zie hoger).

     

    Br. Donatianus :  Br.Gilbert die een beetje Vlaamsgezind was, was volgens sommigen hier niet op zijn plaats in Marke. Br. Livinus  werd de laatste overste vanaf 02/02/1945.”

    Jozef Craeynest :” ..de vader van broeder Gilbert was kleermaker en senator (ACW).”

    Br.Bruno kwam van Sint-Paulus op 29 september 1942 naar Marke  vertrok naar de Grote Kring op 17 januari 1944.

     

    Br.Angelus behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1939. Na waarnemend onderwijzer te zijn vanaf 4 september 1939, werd hij vast benoemd op 1 oktober 1939 tot 24 juni 1942. Hij was waarnemend schoolhoofd van 25 juni 1942 tot 31 augustus 1942, in de plaats van Br.Pius, weggevoerd door de Duitsers, en werd weer gewoon onderwijzer vanaf 1 september 1942 tot 31 januari 1945. In november en december 1943 moest Br.Angelus een appendicitis-operatie ondergaan, hij werd vervangen door Br.Hubert. Br. Hubert was hier kok van 1943 tot 1949.

     

    30-09-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 1)

    HET  ONDERWIJS  IN  MARKE  MET DE  BROEDERS  VAN DALE VAN  1894 tot 1965. (DEEL 1)

    __________________________________________________

    Ik wil  zeker niet beweren dat er geen hiaten in mijn verhandeling te vinden zijn. Het is immers geen sinecure om dergelijk werk in goede banen te leiden.

    Ondanks de hardnekkige tegenwerking van  de liberale overheid  tijdens de schoolstrijd 1879-84, werd onze gemeenteschool, door koninklijk besluit van 24 februari 1885, toch afgeschaft .Telkens botste de overheid op  ons  onverzettelijk, door en door , katholiek gemeentebestuur. Pierre Verhaegen schreef toen: “ Die zes jaren van liberale overheersing en godsdienstvervolging tellen onder de woeligste die België sedert 1830 heeft doorleefd : zij verwekten de scherpste spanning tussen de Kerk , verdedigd door de katholieken, en de vrijdenkerij, gesteund door al de liberale krachten.” De kerkelijke overheid deed er  alles aan om de onderwijzers van gemeentescholen tot  ontslag te bewegen en ze in nieuw gestichte vrije scholen onder te brengen. Zowel katholieke ouders  als leerkrachten werden aangespoord om het gemeentelijk onderwijs, in hun ogen ‘goddeloos’ ,vaarwel te zeggen. De overheid probeerde  zelfs bij ons een gemeenteschool op te richten voor meisjes, maar ons gemeentebestuur moest van geen liefde weten , want “ een gemeenteschool oprichten voor meisjes zou overbodige kosten meebrengen en daarbij zou die nieuwe school weinig bevolkt zijn, zoals getuigt de knechtenschool…”

    Felix Benoot (Loppem 1824-Marke 1887) ,  onderwijzer van de gemeenteschool sinds 1850 ,stond inderdaad voor een moeilijke keus : nam hij ontslag, dan verdiende hij niet alleen minder, maar hij verloor ook zijn recht op pensioen. Dus verkoos hij aan te blijven…maar voor hem liep alles mis.

    Zijn gemeenteschool  liep immers leeg en de bevolking van Marke was eenparig akkoord met haar afschaffing. Felix Benoot kreeg zelfs de goedkeuring van de bestendige deputatie om verder de onderwijswoning, met uitsluiting van de school, in de Vagevuurstraat, te huren (brief 30 oktober 1885, commissariaat Kortrijk).

    De gemeenteraad van Marke had op 5 november 1884 aan de overheid gevraagd om de gemeenteschool af te schaffen. In 1879 werd gestart ,in opdracht  van Baron Felix Bethune, met het bouwen van een nieuwe vrije school in de Markekerkstraat (1). In november 1879 kwam hier als eerste onderwijzer Emiel Debeurme, die al in december 1880 uit zijn ambt werd ontzet (zie artikel blog ‘ De brief die schoolmeester Emiel Debeurme de nek brak’). In 1881 kwam de nieuwe vrije gemengde school met 73 leerlingen onder de leiding van diens opvolger meester  Aimé Demuynck (2) , die op 1 augustus 1881 het diploma van 2e klas had bekomen aan de normaalschool in Torhout.

    Hoeveel pech  kan men hebben ,op 1 september 1885 gaf Aimé Demuynck  al zijn ontslag en  Marke zat weer  met een probleem (brief van 1 september aan het gemeentebestuur). Via het commissariaat van Kortrijk werd in een brief van 19 september 1885 bevestigd door de gouverneur dat Aimé Demuynck ontslag genomen had en ook de gemeente verlaten had : “Je vous prie ,Messieurs, de vouloir bien m’informer d’urgence (onderlijnd) de la situation scolaire de votre commune, et de me faire connaître les mesures prises pour assurer la marche régulière de l’enseignement primaire.” Aimé Demuynck werd uitgeschreven uit de bevolkingsregisters in oktober 1885.

    Op 24 september 1885 vroeg de gediplomeerde onderwijzeres Louise Raepsaet (Zuster Agnes, overste van  het klooster ‘ Onze Lieve Vrouw Onbevlekte Ontvangenis’ van Marke) (3) aan het gemeentebestuur om Aimé Demuynck te mogen vervangen en les te geven in hetzelfde lokaal en aan dezelfde voordelen en voorwaarden. Van toen af werd de vrije gemengde school bestuurd door alleen  twee zusters : Louise Raepsaet (Zr. Agnes) en Elodie Van Simaey ( Zr. Martha, Kruishoutem 1859- Marke 1929), die al onder Aimé Demuynck les gaven vóór 1885. De kroniek van het klooster meldt :” Met Aimé Demuynck en zusters als onderwijzers gedurende de schoolstrijd in de school ,welke de gemeenteschool verving in 1885……. van dit jaar opnieuw door zusters en (zie verder) sinds 1 oktober 1894 door de broeders Van Dale uit Kortrijk…”

    Op 30 september 1885 gaf de gemeenteraad een gunstig gevolg aan de wens  van Louise , die aangenomen werd in de geadopteerde gemengde lagere school van Marke. Op 3 oktober 1885 werden de belangrijkste  schoolmeubelen (2 lessenaars met stoel voor de onderwijzer-een zwart bord –een meter –een telraam en 2 lessenaars voor de leerlingen- de kaarten van Europa, België, West-Vlaanderen en de wereldkaart) teruggevorderd van Benoot.

    Via een brief van 10 oktober 1885  eiste de gouverneur van de arrondissementscommissaris van Kortrijk  een kopie van de benoeming van zuster Louise Raepsaet ,waarop werd  gerepliceerd : “ Le conseil communal est sorti de ses attributions en ce sens q’un conseil communal n’a pas à intervenir dans la nomination du personnel enseignant d’une école adoptée”. De gemeenteraad had de bevoegdheid niet om te benoemen. Het aannemen van de school van Louise Raepsaet ,was de enige stap die ze moest zetten.

     

    In 1894  werd ons plaatselijk onderwijs eens te meer op de proef gesteld . Ons gemeentebestuur was te weet gekomen dat Louise Raepsaet (Zr.Agnes) haar ontslag zou geven . Doch ons gemeentebestuur eiste een schriftelijk ‘ontslag’ en vroeg ook of  Marie –Louise Simoen (Zr.Augustine) haar taak niet zou overnemen. Op 25 augustus 1894 ontving burgemeester Leopold Van Belleghem volgende brief van Zuster Agnes:

    Aan de Achtbare Heeren Burgemeester en Schepenen,

    Ik bedank U voor de goede gevoelens van eerbied en dankbaarheid, die gij mij bewijst. Ik ben er zeer gevoelig aan, en zal er altijd het geheugen van bewaren. Weest voorzekerd dat het met een waar spijt is, dat, ik door de omstandigheid gedwongen mijn ontslag geef. Bij gevolg alle kwaadwillige uitleggingen kunnen geene plaats grijpen. Ik herken vol geern, dat gij mij altijd volle voldoening gegeven hebt in al onze betrekkingen, en dat ik altijd ten uiterste voldaan geweest ben. Ik ben ook overtuigd, dat gij geenszins mijn ontslag begeert, ik verzeker U nog eens recht uit, dat het bijzondere omstandigheden zijn, die mij tot die beslissingen dwingen. De ondervinding heeft ons bewezen, dat de eerweerde  Zuster Augustine op vele naar de noodige gezondheid niet bezit om dien last te kunnen dragen.

    Gij kent verders, geachte Heeren Burgemeester en Schepenen de vriendelijke overeenkomst, waarover ik zeer tevreden ben , die gij met den Eerweerden Heer Pastoor, in mijnen naam sprekende, hebt aangegaan. En ingezien onze aanhoudende goede betrekkingen en den goeden wil, met den welken ik U bezield gevonden heb, meende ik dat mijn schriftelijk ontslag, voor den oogenbik niet noodig was. Zooveel te meer , dat gij de begeerte uitgedrukt hebt, mij tot het einde van ’t jaar in de officieele stukken te laten herkennen.

    Gelieft achtbare Heeren Burgemeester en Schepenen, de herhaalde verzekering van mijne dankbaarheid en hoogachting te aanveerden.

    Marke den 25e augusti 1894              

                                                                          Louise Raepsaet (Overste) “

    Zuster Agnes werd in 1894 , weliswaar tegen de zin in van andere zusters, verkozen tot overste van het klooster en zou het daar al druk genoeg hebben. Zuster Marie-Louise (Regina Wyseur) die tot dan toe de school in de Kloosterstraat leidde werd door Zuster Augustine (Marie-Louise Simoen) vervangen.

    Volgens pastoor Leopold Slosse (Marke 1842- Rumbeke 1920),  heemkundige, zou  Constantinus Samyn (Bavikhove 1838- Marke 1895), pastoor van Marke van 1893 tot 1895 ,er voor gezorgd hebben dat de Broeders Van Dale naar Marke kwamen (4). Maar de verwantschap van de familie de Bethune met Van Dale was daar zeker ook niet vreemd aan. Op 28 augustus en 2 september 1881 werden de 12 broeders Van Dale  in Kortrijk , uitgedreven. De enen (8) vertrokken vrijwillig , de anderen (4)  werden minder vredelievend  aangepakt ( zie hiervoor artikel van Stéphane Van Laere  ‘De Schoolstrijd te Kortrijk en de Uitdrijving der Broeders Van Dale op 2 september 1881’ in de “Gazette van Oud Cortryck”, maart 2016 nr.17).

    Na de verkiezingen in 1884 was de meerderheid aan de Katholieke Partij en kregen de broeders  eerherstel.

    Een gedetailleerd onderzoek werd gedaan aan de hand van, gemeentearchief, bevolkingsregisters, schoolarchieven en ook archieven van de Broeders Van Dale zelf ,die toen nog in het Sint-Paulusgesticht berustten en voor Marke weinig te bieden hadden. De lijst met de geestelijke namen van de overleden niet-uitgetreden broeders, die ik kreeg van mijn broer Roger (via broeder Roger Huyghe) was uiterst belangrijk voor het opmaken van dat werk, want in bovenstaande archieven werden de ‘kloosterlingen’ meestal vernoemd bij hun wereldlijke naam.

     

    Eerst en vooral wil ik u de indrukwekkende lijst meegeven van de broeders – met opgave  van  de geestelijke  (alfabetisch) en wereldlijke naam , en het jaar van intrede en profes - die  hier in Marke werkzaam waren, al was het ook maar voor enkele maanden:

    LIJST van de  broeders:   Br.= Broeder      Ko.= Kortrijk

    ______________________________________________

                                                                                                                         Intr.      Prof(5)      

                                                                                                              ________________

    Br.Amatus (Cyriel Despriet) Ko 1872 (uitgetreden in 1919)                              1892  

    Br.André ( Roger Chombar)Menen 1935 –Roeselare 2012  KOK                       1956        1958                

    Br.Angelus(Adolf Deprez) Heule 1919 – Sava(Rwanda)1986                             1937        1938

    Br.Antonius(Phlips Leopoldus)Gullegem 1887-Ko 1931                                      1901      1906  

    Br.Arnoldus (Achille Cannaert ) Heule 1897 – Ko 1978                                      1910        1916

    Br.Bernardus (Remi Timperman ) Dikkebus 1885- Ko 1940                               1905        1908

    Br.Bernardus (Ernest Demeyere) Ko 1920 – Ko 2003                                        1934        1942

    Br.Bruno (Achiel Delannoo) Rollegem-Kapelle 1877- Ko 1954                              1921       1923

    Br.Camillus (Henri Robijn )Ko 1880 +?    (uitgetreden  in 1919)  KOK                 1903                               

    Br.Celestinus(Theophiel Legrand)Westouter 1871-Ko 1933                                 1886        1891     

    Br.Daniël(Gerard Vercoutere)Menen 1897 – Ko 1973  KOK                                 1912        1916        

    Br.Dominicus(Henri Dufour ) Pittem 1853-Brugge 1911                                     1876       1877        

    Br.Donatianus(Gerard Naert ) Roeselare 1914 – Ko 2006                                   1931       1935

    Br.Donatus(Emiel Rijsman) Waregem 1876 – Ko 1960                                       1899       1900

    Br.Edwardus (Auguste Demunck)Wevelgem 1858-Ko. 1926                               1889       1890       

    Br.Eusebius ( Valère Vanackere) Ieper 1872- Ko 1936                                       1888      1893  

    Br.Firminus (Arthur Dejaeghere) Hulste 1878 – Ko 1965                                   1892      1897

    Br.Franciscus  (Henri Ghekiere ) postulant in 1900 uitgetreden?

    Br.Frans (Ernest Vandewynckele) Menen 1912 – Menen 1990                              1926     1932

    Br.Gerardus(Emiel Despriet )Ko.1866 – Ko 1931                                                1885     1889    

    Br.Gerardus(Charles Vandercruysse)Eernegem 1912- Ko 1970KOK                       1927    1934

    Br.Gilbert(Jozef de Pontieu )Menen 1898- Ko 1967                                             1911       1919

    Br.Guido (Maurits Verleye) Torhout 1916 – Torhout 1979                                     1929      1935

    Br.Hieronymus(Jules Sobrie) Ko 1876 – Ko 1955                                               1899      1901  

    Br.Hilarius (Adiel Ameye)Waregem 1873- Ko 1942                                            1894       1895    

    Br.Hubert (Aimé Cnudde) Nazareth 1923 – Kortrijk 2014 KOK                           1943          

    Br.Hyacinthus( August Savels)Heist( Zee) 1877- Ko 1948                                  1896       1897                     

    Br.Joachim(Camille De Splentere) Loppem 1880- Ko 1952                                 1895      1902    

    Br.Joseph(Franciscus Serlet )  Moerkerke 1861 – Ko 1928                                  1884      1885

    Br.Julianus (Henri Vancoillie)  ( Sijsele 1873) (uitgetreden in 1919)

    Br.Justinus(Gustaaf Couckuyt)Lendelede 1876-Ko1933                                      1892      1899

    Br.Justinus (Albert Declercq )St.Sauvent(Fr.) 1915 (uitgetreden na 1944) KOK    

    Br.Livinus (Cyriel Baert) Dadizele 1898 – Ko 1978                                               1912      1917

    Br.Lucianus (Désiré Vandecasteele ) Oostende 1882 ( uitgetreden in 1919)

    Br.Marcel ( Alfons Vanneste)Roeselare 1891 uitgetreden?

    Br.Mattheüs (Jules Mandeville)Roeselare 1897- Ko 1948                                    1909       1919  

    Br.Pacificus (Victor Verschuere ) Izegem 1873- Ko 1948                                    1889        1894

    Br.Paschalis (Petrus Dubaere) Marke 1870 – Ko 1948                                                      1895

    Br.Paulinus (Gustaaf Crop ) Oostkerke 1870- Ko 1941                                       1891       1892   

    Br.Philippus(Henri Deroo) Westrozebeke 1872- Ko 1952                                    1893        1894

    Br.Pius (Hyppolite Flamez )Gullegem 1895 – Ko 1979                                         1908       1914

    Br.Stanislaus (Ernest Vanhaverbeke)Ko 1858- Ko 1931                                      1878       1879     

    Br.Vedastus (Alfred Meheus )Olsene 1886, bij de eerste postulanten in het St.Paulusgesticht op   4 juni 1900  -  uitgetreden?

    Br.Veranus (Jerome Derdeyn) Menen 1897 – Ko 1977                                          1909      1917

    Br.Vincentius (Lucien Mandeville) Roeselare 1904 – Ko 1983                                1919      1924

    Br.Victor (Theophiel Van Kerschaver)Sint-Kruis-1858 – Ko 1926                            1882      1884

    Br.Victor (Naessens Alfons ) Ko 1910- 2000   KOK                                                1928      1929

    Was de oom van de huidige tuinman van de RVT (Kortrijk) Dries Naessens.

    Br.Victorinus (Camille Hillegeer)Dudzele 1917- Menen 1987                                  1931     1936

    Florent Verschaete (Hulste 1880) , een broeder ,uitgetreden na 1904 ?

    Jerome Cuvelier (Alveringem 1873) ,een broeder ,uitgetreden na 1900 ?

    Henri Dejaeghere: een broeder,uitgetreden na 1903 ?

    Remi Devolder (Koolskamp 1887), een broeder, uitgetreden na 1913 ?

    Alfons Allegaert, een broeder? Uitgetreden na 1907 ?

    Achiel Derdeyn (Menen 1891), een broeder. Uitgetreden na 1914 ?

    Achille Cheneau (Veurne 1875) broeder. Uitgetreden na 1899 ?

    Jules Tack (Ingelmunster 1882) broeder. Uitgetreden na 1900 ?

    Victor Roose(Lichtervelde 1887) broeder. Uitgetreden na 1911 ?

    Emile Deprince(Koekelare 1874) broeder. Uitgetreden na 1908 ?

    Edmond Grimonpon , broeder.Uitgetreden na 1921 ?

    Renaat Wambeke( Schuiferskapelle 1894), broeder. Uitgetreden  na 1921 ?

    Remi Deweer (Avelgem 1874) broeder ziekenverzorger. Uitgetreden na 1923?

    Armand Vandemoortele ( Moeskroen 1899) broeder. Uitgetreden na 1924?

     

    Uit de bevolkingsregisters van Marke kon ik uitmaken dat tussen de beginperiode van 1894 tot 1965, het jaar dat de broeders het onderwijs verlieten, 47 verschillende broeders , waarvan 13 uittraden, gedomicilieerd waren op het adres Kerkstraat (Markekerkstraat) nr.8 . De broeders die uittraden waren : Amatus - Camillus – Franciscus - Justinus (Albert Declercq) – Florent Verschaete – Jerome Cuvelier – Remi Devolder – Achille Cheneau – Jules Tack – Victor Roose – Renaat Wambeke – Remi Deweer – Armand Vandemoortele.

     

    15 broeders , waarvan 9 uittraden, waren nooit gedomicilieerd in Marke. De 6 die niet uittraden waren: de broeders  André – Antonius – Bernardus (Remi Timperman) – Frans – Guido – Justinus (Gustaaf Couckuyt) .

    De 9 broeders die uittraden:  Julianus – Lucianus – Marcel –Vedastus – Henri Dejaeghere – Remi Devolder -Alfons Allegaert – Achiel Derdeyn – Edmond Grimonpo

    Enkele stichtingsdata in het belang van wat volgt:

    (Kortrijk) De Grote Kring :1885 – Sint-Kruis (Vivenkapelle) : 1863-1960  - Brugge( Sint-Pieters-op-den-Dijk) : 1880-1922 -   Kortrijk (Sint-Paulus) : 1900-2014  -  Moeskroen (Mont-à-Leux ): 1889-1956  -  Heule: 1893-1984 – Menen(school): 1893-1991  -  Menen(weeshuis) : 1893-1913 – Torhout: 1899-1999 – Mesen :1904-1965 – Oostende (Vuurtoren) : 1912- 1926 (Via Internet).

     

    Uit de bevolkingsregisters van 1890 tot 1910 leidde ik af wie de eerste kloosterlingen-bewoners waren van de Kerkstraat nr.8:

    Ernest Vanhaverbeke (Br.Stanislaus): aankomst uit Moeskroen (Mont-à-Leux) op 15 oktober 1894, en op 25 juni 1898 naar Brugge ( Sint-Pieters-op-den-Dijk).

    Emiel Despriet (Br.Gerardus): aankomst 20 oktober 1894 ,naar de Grote Kring (Kortrijk) op 5 juli 1901.

    Gustaaf Crop (Br.Paulinus): aankomst uit Menen op 15 november 1894 , naar Brugge ( Sint- Pieters-op-den-Dijk) op 22 oktober 1896.

    Theophiel Van Kerschaver (Br. Victor):aankomst uit Moeskroen(Mont-à-Leux) op 26 oktober 1896 en terug naar Moeskroen (Mont-à-Leux) op 21 mei 1898. Was hier weer ,komende uit Kortrijk op 15 oktober 1908 en vertrok naar Moeskroen(Mont-à-Leux) op 8 augustus 1911.

    Adiel Ameye (Br.Hilarius):aankomst uit Menen op 15 juli 1898 en naar Kortrijk op 13 december 1898.Hij was aanwezig op de opening van de Sint-Paulusschool op 19 september 1899 en trok naar Menen op 21 april 1900.

    Petrus Dubaere(Br.Paschalis) :aankomst van Kortrijk op 29 juli 1898 tot 2 maart 1899, toen hij vertrok naar Menen.

    Arthur Dejaeghere(Br.Firminus): aankomst uit Moeskroen (Mont-à-Leux) op 6 oktober 1898 tot 29 september 1900, toen hij vertrok naar Kortrijk. Hij kwam terug uit Kortrijk op 19 april 1904 en ging terug naar Kortrijk op 15 september 1909.

    Achille Cheneau : aankomst uit Kortrijk op 30 november 1898 en op 30  september 1899 terug naar Kortrijk.

    Henri Deroo (Br.Philippus):aankomst uit Sint-Kruis (Vivenkapelle)op 15 maart 1899. Op 20 september weer weg naar Sint-Kruis (Vivenkapelle).

    Franciscus Serlet (Br.Jozef): aankomst op 8 oktober 1899 uit Menen en op 18 januari 1900 naar Kortrijk. Werd in mei 1908  tot Algemene Overste gekozen .

    Jules Tack : aankomst uit Kortrijk op 18 januari 1900 tot  6 september 1900, toen hij weer naar Kortrijk verhuisde. Hij was eigenlijk gedomicilieerd in Emelgem.

    August Demunck( Br.Edwardus): aankomst van Kortrijk op 29 september 1900.

    Terug naar Sint-Paulus ( Kortrijk ) op 15 mei 1902. Hij was aanwezig op de opening van de Sint-Paulusschool op 19 september 1899. Bij de stichting van het Sint-Paulusgesticht op 27 mei 1900 werd hij onderoverste benoemd.

    Hij was hier terug ,komende uit Mesen, op 28 september 1907 en vertrok toen naar Heule op 10 oktober 1912.

    Jerome Cuvelier : aankomst uit Sint-Kruis(Vivenkapelle) op 28 september 1900, naar Waarschoot op 8 oktober 1901.

    Henri Ghekiere(Br.Franciscus): aankomst uit Kortrijk op 15 december 1900, naar de Grote Kring ( Kortrijk) op 24 januari 1901.

     

    De kloosterlingen tussen  1900 en 1910:

    Henri Dufour(Br.Dominicus) was in 1898 Algemeen Overste (6) tot 1901: aankomst van de Grote Kring (Kortrijk) op 5 juli 1900, naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk)  op 24 september 1907.

    Cyriel Despriet(Br.Amatus)( uitgetreden in 1919): aankomst uit Menen 15 januari 1902, naar Brugge(Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 10 september 1903.

    Henri Dejaeghere (uitgetreden ?): aankomst in maart 1902, naar Menen in 1903.

    Emiel Rijsman (Br.Donatus): aankomst uit Sint-Kruis(Vivenkapelle) op  2 januari 1902, naar Sint-Paulus op 21 september 1907.

    Camille De Splentere( Br.Joachim): aankomst van de Grote Kring op 15 mei 1903, naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 12 juni 1903.

    Henri Robijn(Br.Camillus)(uitgetreden in 1919): aankomst uit de Stompaertshoek (Kortrijk ) op 16 juni 1903 als kok , naar Mesen op 25 april 1906 ( zie voetnota 8).

    Florent Verschaete (Hulste 1880): aankomst uit Heule op 6 november 1903,naar de Grote Kring  (Kortrijk) op 15 april 1904, en hierop uitgetreden.

    Arthur Dejaeghere(Br.Firminus): aankomst van de Grote Kring op 19 april 1904, naar de Grote Kring op 15  september 1909.

     

    Aloïs Levecque (Marke 1893-Lauwe 1986):” Toen ik naar school ging in Marke was daar broeder Firminus. Men noemde hem broeder ‘plakpoot’ omdat hij zo grote voeten had. Hij was zeer streng en deinsde er niet voor terug om de kinderen te slaan.”

    August Savels (Br.Hyacinthus) sloot de rij : aankomst uit Mesen op  30 april 1906, naar Heule op 10 juni 1907. Hij was hier terug, komende uit Torhout, op 17 juni 1912 en was weer weg naar Sint-Kruis(Vivenkapelle) op 14 november 1913.

     

    Victor Roose kwam van Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 7 juni 1910 en vertrok terug naar de Grote Kring  op 21 juli 1911.

    Emile Deprince kwam van Kortrijk op 29 maart 1907 en  keerde terug van waar hij gekomen was op 15 januari 1908.

     

     

    Gezien er bepaalde  broeders niet terug te vinden waren in de gepubliceerde naamlijsten van de congregatie, was  ik  zo vrij te concluderen dat die uitgetreden waren ( voor de exacte lijst van uittredingen moet KADOC KU Leuven geraadpleegd worden, als ze tenminste beschikbaar is…).

    Algemeen Overste Noël Van Noorden (Br.Rudolf)(in een email) : “….wat ik ook weet is dat er een groot aantal uittredingen geweest zijn in het bewuste jaar 1919. En dat wordt rechtstreeks gerelateerd met de oorlog 1914-1918.”

     

    Het archiefmateriaal dat ik doornam was verre van volledig. Door onzorgvuldigheid zijn belangrijke documenten verloren gegaan. Een ding is zeker , dat in Marke,  één keer verbrand is geweest in 1971, door de toenmalige directeur André Schacht, die als argument de bescherming van de privacy verdedigde !! Jammer! Dat werd mij verteld door meester Albert Haghebaert.

    Ik heb bewust gekozen om in mijn verder exposé de broeders enkel bij hun geestelijke naam te vernoemen. Voor de niet-geestelijken heb ik geopteerd voor (L).

    Hoofdonderwijzer is een synoniem voor overste.

     

    De school , die ten tijde van Aimé Demuynck uit een enkel lokaal bestond, met langs de ene kant 3 en aan de andere kant 4 vensters, werd nu  in twee verdeeld :

    De eerste klas was 5m25 lang, 7m breed en 5m hoog en telde 41 leerlingen.

    De tweede klas was 7m25 lang, 7m breed en 5m hoog en telde 59 leerlingen.

    Er waren drie vensters (10,5m²)  in de eerste en vier (16m²) in de tweede klas. Er was 293,25m² voorzien als speelplaats, vroeger maar 261m².

    Men gaf 33 uren les en 5 uren godsdienst per week.

     

    Op 20 oktober 1894 werd een overeenkomst getekend tussen burgemeester Leopold Van Belleghem en Br.Gerardus (Emiel Despriet), bestuurder van de ‘knechtenschool’ van Marke : “Tussen Leopold Van Belleghem , burgemeester van Marcke en Emile Despriet, bestuurder der school voor knechtenjongens te Marcke, die de school overnomen heeft van Zuster Louise Marie Raepsaet, ten andere zijde ,is er overeengekomen zoals volgt : de heer Emiel Despriet verklaart toe te stemmen dat zijne vrije lagere school aangenomen worde  om de plaats in te nemen van gemeenteschool ten behoeve der schoolknechten der gemeente Marcke, onder last voor de gemeente van hem jaarlijks, bij kwartaal te betalen een eenige globale som van veertien honderd frank, ten titel van vergoeding voor het onderwijs der behoeftige kinders en schadeloosstelling voor verwarming en levering van schoolgerief.

    Het onderwijzend personeel zal bestaan uit twee onderwijzers.

    Het programma der aangenomen school zal bevatten de verplichtende leerstoffen volgens de bewoordingen der 1e paragraaf van artikel 4 der wet van 20 september 1884, alsook het onderwijs van in den Godsdienst en in de zedeleer van den Katholieken eeredienst.

    Het onderwijs in den Godsdienst en in den zedeleer zal gegeven worden bij den aanvang der schooluren (vroeger in het begin en op het einde van de lesuren).

    De kinders wiens ouders zulks vragen zullen ontslagen worden het bij te wonen.

    Er is nog besproken dat het verbreken van deze aanneming zal moeten voorafgegaan worden van eene schriftelijke waarschuwing van zes maanden ten minsten. De burgemeester verbindt zich deze overeenkomst vooren te dragen aan de goedkeuring van den gemeenteraad.”

     

    De eerste broeders- onderwijzers :

    Br.Stanislaus (7). Hij kwam hier in 1894 als eerste broeder aan in Marke . Op zijn rouwprentje staat hij bestempeld als de eerste overste, omdat hij hier enkele dagen eerder was dan Br.Gerardus (Emiel Despriet). Hij trad binnen in 1878 en werd geprofest in 1879.

    Br.Gerardus (Emiel Despriet)trad in bij de Broeders Van Dale in 1885 en werd in 1889 geprofest. Bij zijn aankomst in Marke ,enkele dagen later dan Br. Stanislaus, werd hij tot overste gekozen. Hij behaalde zijn diploma van onderwijzer op 17 augustus 1888 aan de Normaalschool in Torhout.

    Br.Gerardus (Emiel Despriet) gaf les in de 1e  en Br. Stanislaus in de 2e klas .

    Alfons Van Besien (Br.Alfons) was toen algemeen overste van de Broeders Van Dale  sinds 2 maart 1892 in vervanging van Bruno Dejonghe (Br.Aloysius), die overleed na 29 jaar aan het bestuur te zijn geweest. In de zes jaren dat hij algemeen overste was stichtte hij het weeshuis in Menen (21-9-1893), het hulpklooster te Heule (1-10-1893) en te Marke (1-10-1894).In 1880 was hij overste in Sint-Kruis( Vivenkapelle) .Hij was de eerste overste in 1889 van het hulpklooster in Moeskroen ( Mont-à-Leux).

    In november 1894 noteerden wij de aankomst van  Br.Paulinus. Hij bleef er tot oktober 1896 en vertrok dan naar Brugge ( Sint-Pieters-op-den-Dijk). Hij werd vervangen door Br.Victor (Van Kerschaver), die van Moeskroen (Mont-à-Leux) kwam en er terug ging in mei 1898.

    Op 13 juni 1896 beraadslaagde de gemeenteraad van Marke:” Gezien de organieke wet op het lager onderwijs de gemeente verplicht te zorgen dat al de kinders die op het kosteloos onderwijs recht hebben, dit onderwijs kunnen ontvangen . Overwegende dat het thans onmogelijk is aan deze voorschriften te volkomen, daar vooral het lokaal bestemd voor de knechtenjongens te gering geworden is en niet toelaat om nog leerlingen te aanveerden. Overwegende dat de vrije lagere school voor beide geslachten (van de kloosterschool) gegeven door Juffrouw Marie-Louise Simoen gevolgd wordt door 22 knechtjes en 29 meisjes, waarvan er 42 recht hebben tot het kosteloos onderwijs….Besluit de vrije lagere school voor beide geslachten wordt aangenomen…..”

     

     Op 15 september 1898 sloot Br.Gerardus (Emiel Despriet), overste,  een overeenkomst met  Leo Debrabandere( Kanegem 1842-Marke 1902), pastoor te Marke vanaf 1895 :” De Heer De Brabandere, pastoor van Marcke en ook zijn opvolgers verplichten zich jaarlijks voor elken Broeder  de somme van zeven honderd frank evenals een behoorlijke huisvesting om volgens hunne statuten te kunnen leven te bezorgen. Indien de broeders verplicht zijn zondagsschool te houden, zal ieder der daartoe gebruikte broeders vijf en twintig frank ’s jaars en het noodige gerief voor bovengemelde school ontvangen.

    Van hunnen kant verplichten zich de Broeder Overste en zijne opvolgers te zorgen dat er gediplomeerde Broeders genoeg zijn opdat al de klassen kunnen aanveerd worden door de gemeente. De inkomsten dier aanveerding evenals de opbrengst der betalende leerlingen zullen samengevoegd en rond den eersten september van elk jaar zullen de algemeene en plaatselijke overste zich ermede bij den heer Pastoor begeven, die na aftrek gedaan te hebben van de uitgaven voor ’t schoolgerief der behoeftige leerlingen, voor licht en vuur ter verwarming der klassen, voor belastingen ,onderhoud der gebouwen en verzekeringspremiën, het overschot zal ontvangen of het tekort zal aanvullen.

    Aan deze overeenkomst mag niets veranderd worden noch van de eene noch van de andere zijde zonder volle toestemming van zijne Doorluchtige Hoogweerdigheid den Bisschop van Brugge (het betreft hier een diocesane congregatie, dus heeft niets te maken met Rome).

    Aldus in vierdubbel opgemaakt te Kortrijk, den 15 september 1800 acht en negentig en door beiden onderteekend.

    Gezien en goedgekeurd , Brugge den 19 september 1898.”

    In 1898 werd het bestaande schoolgebouw opgetrokken en er kwam een nieuwe 3e klas . Aannemer timmerwerken Charles Louis Lannoo mocht 14 banken leveren, aannemer metselwerken Emile Vandenweghe witte de muren en de weduwe Gustaaf Vandaele mocht het schilderwerk op zich nemen. De toegang werd verschaft met een trap tussen het huis en de hoogste klas. Br.Gerardus (Emiel Despriet) schatte dat er zeker 25 meer jongens zouden bijkomen door het veranderen van de aangenomen klas voor gemengde leerlingen, onder het bestuur van Zr.Augustine (Marie-Louise Simoen), in een klas voor meisjes alleen.

    Op 26 september 1898 werd er tussen het college van burgemeester en schepenen en Br.Gerardus ( Emiel Despriet), hoofdonderwijzer, zeg maar overste, een overeenkomst gesloten , waarbij de gemeenteraad de ‘knechtenschool’ van de broeders, met de nieuwe 3e klas , aannam voor de duur van tien jaar. De overste mocht niets veranderen zonder de voorafgaande toelating van de gemeenteraad.

    De gemeente zal betalen aan de onderwijzers gediplomeerd of niet, die deel uitmaken van eene geestelijke vereeniging ,eene jaarwedde : voor de hoofdonderwijzer 1000Fr. Voor den eersten en den tweeden hulponderwijzer 800Fr. Zij worden per maand betaald. De overste kreeg ook 2Fr. per leerling rechthebbende op kosteloos onderwijs, voor eigenlijke schoolbehoeften.”

     

     

    Br.Hilarius kwam in juli 1898 hulp bieden in Marke als 2e onderwijzer en verving Br.Stanislaus , die naar Brugge (Sint Pieters-op-den-Dijk) vertrok .In december van hetzelfde jaar ging hij  terug naar Kortrijk. Br.Paschalis, een geboren Markenaar, kwam  in juli 1898 naar Marke tot maart 1899. Br.Philippus kwam hem vervangen tot in september 1899. Br.Jozef kwam hier  voor enkele dagen tot nieuwjaar 1900.

    Op 30 september 1898 werd de school  weer aangenomen voor de duur van 10 jaar. De schoolinspectie wees Br.Gerardus (Emiel Despriet)  er op “…dat er slechts twee toiletten zijn voor 70 leerlingen. Er moet echter 1 latrine voor 25 knechten en 1 urinoir  voor 15 knechten  voorzien  zijn. Aangezien er 159 leerlingen zijn moeten er 7 latrines en 10 urinoirs zijn.” De twee bestaande  toiletten waren ook slecht geïnstalleerd  , ze waren gelegen onder de galerij tegen de noordelijke muur en kijkend naar de middagzon en  waar de kinderen gingen schuilen bij slecht weer.  Dat was tegen de regels  van de hygiëne in, want de geur bleef er hangen .De nieuwe toiletten moesten heropgebouwd worden op de zuidoostkant (zoals we ze nog altijd gekend hebben in de jaren ‘50). Er werd  ook op gewezen dat  een bergplaats moest komen voor het bewaren van de kolen, het hout voor de verwarming  de borstels en de emmers voor het kuisen van de klaslokalen.

    De derde klas had een lengte van 14m en dat was te lang, want de onderwijzer was verplicht luid te spreken. De open trap op het uiteinde van de klas moest voorzien zijn van een bescherming, want tijdens de winter zou het zeer koud zijn. De school moest zich ook een ‘historische kaart’ van België aanschaffen voor de les van geschiedenis.

    Het onderwijsteam zag er toen uit als volgt :

    Br.Gerardus (Emiel Despriet) ,hoofdonderwijzer.

    Br.Firminus, hulponderwijzer, had zijn diploma behaald in Torhout op 15 augustus 1896.

    In juli 1900 zakte Br.Dominicus , een gediplomeerde , van de Grote Kring in Kortrijk af naar Marke en werd er in 1901 hoofdonderwijzer in de plaats van Br.Gerardus (Emiel Despriet). Hij behaalde in 1886 zijn diploma te Gent voor de jury  . Op 14 augustus 1901 , een door het bisdom ingevoerde nieuwigheid, aanvaardde pastoor Leo De Brabandere  het patronaat van de school, en opnieuw werd een nieuwe overeenkomst gesloten met het gemeentebestuur voor de aanneming van de school voor de duur van tienjaar. Pastoor Leo De Brabandere overleed op 3 juni 1902 en werd opgevolgd door zijn broer Louis De Brabandere (Kanegem 1846- Marke 1919).

    Beiden waren zonen van  Leo De Brabandere , burgemeester van Kanegem.

    Op de vraag gesteld door de hoofdinspectie van het schoolkanton Menen op welke naam de school aangenomen werd, was het antwoord:  “op pastoor Leo De Brabandere “(brieven van 30 juli 1901 en 24 september 1901).

     

    Jerome Cuvelier (Alveringem 1873) , gediplomeerd in de normaalschool van Torhout op 20 augustus 1894, en Br.Edwardus, niet gediplomeerd , beiden toegekomen in september 1900 , werden er respectievelijk 1e en 2e hulponderwijzer . 

    1. Jerome Cuvelier vertrok in oktober 1901 naar Waarschoot en verliet toen hoogstwaarschijnlijk de congregatie.  Op 11 juni 1901 keerde Br. Edwardus terug naar Sint-Paulus en werd hier in Marke vervangen door Br.Franciscus.

     

    Br.Edwardus werd  op 24 september 1904 overste benoemd in de nieuwe stichting van Mesen en in Sint-Paulus vervangen door Br. Franciscus, die van Marke kwam.

     Het jaar 1902:

    ____________

    Br.Dominicus was nog altijd hoofdonderwijzer tot in oktober 1907, hierna vertrok hij naar Brugge (Sint Pieters-op-den-Dijk) . Br.Edwardus  nam toen zijn taak over, als overste. Naast Br.Dominicus werkte sinds januari 1902  Br.Amatus (Ko 1872) , ene met het diploma verdiend aan de normaalschool in Torhout ,op 14 augustus 1891. Die vertrok naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk)  in 1903 en is uitgetreden op 5 november 1919.

    Br.Donatus, niet gediplomeerd , kwam  in januari 1902 van Sint-Kruis (Vivenkapelle) naar Marke en vertrok in 1907 naar St.Paulus (Kortrijk) en van daar in oktober 1910 naar Brugge (Sint Pieters-op-den-Dijk) .

    Jozef Desmet (L) (Ko 1886) (8), ongehuwd ,niet gediplomeerd , deed in 1906 dienst in Marke en was er ook woonachtig . Hij was  3e hulponderwijzer.

    Op 30 augustus 1907 kwam  Br.Vedastus uit St.Paulus  om Jozef Desmet te vervangen, die noodgedwongen  naar Kortrijk  werd verplaatst . Op 26 april 1909 vertrok Br.Vedastus naar Mesen, en op 20 november 1911 hield hij de hoogste klas in St.Paulus. Hij werd op 1 augustus opgeroepen naar het leger. In juni 1942 werd ,door zijn broer Maurice Meheus,schepen van Financies in Menen,een attest van lesgeven in Marke gevraagd, dienende voor zijn op pensioenstelling. De ex-broeder gaf op dat moment les in de 'Regentschool' in Gent.

    Op een gegeven moment in 1903 zat men hier met 4 onderwijzers ,waarvan slechts 2 gediplomeerd waren.

     

    Verschaete Florent (Hulste 1880) , een broeder , met een diploma verkregen voor de  jury in  Gent op 4 augustus 1899, verhuisde  van Heule naar Marke in november 1903. Hij  vertrok weer naar de Grote Kring  in april 1904. Br.Firminus kwam in zijn plaats op 19 april en vertrok weer naar Kortrijk op 15 september 1909. In 1928 , na het overlijden van Br. Joseph werd hij nog tot Algemeen Overste benoemd en zou nog een twintigtal jaren de congregatie leiden. Hij vierde zijn gouden jubileum op 1 september 1947 en zijn diamanten op 29 september 1957.

     

    Op 1 augustus 1903 kwam een 4e klas bij, onder het patronaat van pastoor Louis De Brabandere. De grote klas boven werd in 2 klaslokalen verdeeld en de bestaande trap werd vervangen door een ijzeren wenteltrap buiten. Br. Camillus) (9) kwam op 16 juni  1903 van Kortrijk naar Marke en vertrok in april 1906 naar Mesen (is uitgetreden in 1919). Hij werd hier vervangen door Br. Hyacinthus die van Mesen kwam en weer vertrok  in juni 1907 naar Heule.  

    In 1908 werd een nieuw gebouw gezet op de oostkant. De benedenzaal werd gebruikt als jongenspatronage en toneelzaal. De speelplaats werd eveneens verruimd met de breedte van het nieuw gebouw, vermeerderd met een deel van de tuin. Vanaf 1910 werden hier twee of drie maal per week muziekherhalingen gehouden onder leiding van Edward Demeulemeester uit Kortrijk , dirigent van de fanfare Sint-Jan en ook kleermaker van de broeders Van Dale.

    Hoe zag er ons onderwijzend personeel  uit op 1 oktober 1907:

    Br.Dominicus:  werd vervangen als hoofdonderwijzer door Br.Edwardus ,een niet gediplomeerde.

    Jozef Desmet: niet gediplomeerd werd vervangen door Br.Vedastus, gediplomeerd.

    Br.Donatus: werd vervangen door Alfons Allegaert, niet gediplomeerd.

    Br.Victor (Theophiel Van Kerschaver) fungeerde hier als kok van 15 oktober 1908 en vertrok dan in augustus 1911 naar Moeskroen (Mont-à-Leux).

    In 1909 telde de jongensschool 127 leerlingen, in 1910 waren er 133 .

    Op 22 september 1911 werd beraadslaagd over de aanneming van de school, met de inrichting van een 5e klas.

    Onderwijstoestand op 28 september 1911:

    Br.Edwardus, hoofdonderwijzer (dus overste).

    Remi Devolder, kwam uit Torhout op 23 september 1909 en was weer weg op 11 juni 1913 naar de Grote Kring .

    Br.Marcel (Alfons Vanneste)

    Achiel Derdeyn (Menen 1891)

    Jules Vandeputte (L)  (Izegem 1878). Hij  was agent van de Red Star Line te Kortrijk. Hij stond op 1 oktober 1911 in de nieuwe 5e klas. Hij had zijn diploma behaald in Torhout op 15 augustus 1896. Hij gaf op 30 december 1913 zijn ontslag en werd vervangen door Achiel Derdeyn , die in september 1914 uit Marke wegtrok.

     

    Vanaf 13 september 1908 tot 15 september 1911 onderwees Br.Hieronymus (in de volksmond broeder Jerome), die vrijgesteld was van diploma , in Marke. Hij begon les te geven in Kortrijk (Groeninghe) van  15 september 1900 tot 15 september 1903. Van daar ging het naar de Grote Kring van 15 september 1903 tot 15 september 1905.

    Hij was onderwijzer in Marke van 15 september 1908 tot 15 september 1911. Van 1911 tot 1912 was hij in Menen  en in Oostende (Vuurtoren) van 1912 tot 1919. Van 15 september 1919 tot 1 mei 1935 was hij in Marke, tot zijn vertrek naar Menen.

    Br.Hieronymus ontving zijn getuigschrift op 1 september 1916 van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten – Beheer van het Lager Onderwijs.

    Jozef Craeynest :” broeder Jerome was een korte dikke. Hij deed de kinderen bons meebrengen van de sigaretten Belga.”

     

    Broeder Donatianus :”Iedereen had het recht te onderwijzen.In 1919 werd de schoolwet gestemd, d.w.z. de leerplicht. Deze die toen 5 jaar in klas stonden mochten voort onderwijzen. Dezen die geen 5 jaar in klas stonden moesten bijkomende examens doen, zoals Broeder Jerome.”

     

     De onderwijzers op 13 augustus 1912:

    Br.Edwardus  hoofdonderwijzer (kwam in 1907 terug uit Menen en vertrok in oktober 1912 naar Heule).Br. Philippus , niet gediplomeerd , kwam hem hier vervangen tot september 1914, tot Br.Celestinus tot overste benoemd werd.

    Remi Devolder (Koolskamp 1887) kwam in september 1909  Br.Firminus vervangen en vertrok in september 1912 weer naar Kortrijk. Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 31 Juli 1909. Hij werd toen vervangen door Br.Julianus, gediplomeerd (uitgetreden in 1919).

    Br.Marcel(Alfons Vanneste) (Roeselare 1891), met diploma behaald in Torhout was al weg in augustus 1912. Br.Hyacinthus kwam hem vervangen en vertrok weer weg in november 1913 naar Sint-Kruis (Vivenkapelle).

     

     Achiel Derdeyn , met diploma  in Torhout op 30 juli 1910, was hier sinds 30 augustus 1911 in vervanging van Br.Justinus (Gustaaf Couckuyt), gediplomeerd, die hier al was  van 30 april 1909, en op 14 september 1911 vertrokken was naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk).

    Jules Vandeputte

    De onderwijzers werden uitbetaald voor de 9 eerste maanden van 1914, dus tot het uitbarsten van de eerste wereldoorlog. Uit de loonstaten kon ik uitmaken , wie in die periode les gaf:

    Br.Philippus

    Br.Julianus

    Br.Pacificus

    Achiel Derdeyn.

    Albert De Vlaeminck (L)  gaf les sinds 16 april 1912.

     

    De oorlogsperiode :

    __________________________

    Op 17 januari 1917, tijdens de eerste wereldoorlog, verhuisde de Kommandantur van de villa De Witte in de Rekkemsestraat naar de broederschool in de Markekerkstraat.

    Br.Pacificus gaf les in het ‘zwingelkot’ van de vlasschuur van Henri Delcour-Declercq in de Rekkemsestraat (naast het nr.157). In de vlasschuur zelf was ook een klas ondergebracht, waar Br.Julianus les gaf. De klassen bleven er tot de oorlog voorbij was. De banken van de broederschool werden naar de vlasfabriek overgebracht. De klas in de vlasschuur bevond zich vlak boven de ‘pedair’(kelder) in de vlaskamer. Er werd ook les gegeven in de bolletrog van café ‘In de Gouden Leerze’ in de Kloosterstraat en in de ‘botekamer’ van Aloïs Ostyn in de Vagevuurstraat ( omgevormd in de ‘Katholieke Kring’ in 1919).

    Br.Pacificus was ook ‘kruidendokter’, ‘grasdokter’ genoemd en kreeg veel bezoek. Hij was bekend voor zijn thee. Hij ging ook ‘doden’ gaan afleggen ( verteld door Jozef Craeynest).

     

    Het onderwijzend personeel  op 24 februari 1917 en 25 maart 1918 : 4 geestelijken en 1 leek.

    _______________________________________________________________

    Albert De Vlaeminck (L) (Kortrijk 1891) trad in dienst te Marke vanaf 16 april 1912 en was niet gediplomeerd. Hij was gekend als ‘ballonvaarder’. Hij stal de show in 1926 tijdens de Sint-Jansfeesten in Kortrijk.

    Hij trouwde te Marke op 21 mei 1913 met Marie Verfaill(i)e (Marke 1890-Kortrijk 1919), die de zuster was van bakker Arthur Verfaille ( Marke 1881) uit de Markekerkstraat. Leon (Marke 1913) volgde zijn vader op als bakker.

    Br.Lucianus (uitgetreden in 1919) was in Marke vanaf 15 september 1914.

    Hij startte op 4 oktober 1908 in de  Grote Kring , in mei 1909 gaf hij de 2e klas in Sint-Paulus, in september 1909 was hij in de Grote Kring, in 1910 terug in Sint-Paulus  en afwisselend in de Vanden Peereboomlaan tot september 1911. Hij was dan onderwijzer gedurende 1 jaar in Menen. Daarna in Kortrijk ( Groeninghe) van september 1912 tot maart 1913. Hij was in Moeskroen (Mont-à-Leux )van 30 maart 1913 tot 14 september 1914.

     

    Br.Pacificus  was in Marke vanaf  1 februari 1912.Diploma op 14 augustus 1893.Hij startte als onderwijzer in de Grote Kring  vanaf 25 september 1893 tot 30 september 1894. Erna in Heule van oktober 1894 tot 23 april 1900. Hij was 1 jaar in Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) tot 15 september 1902, en terug in de Grote Kring tot 15 september 1908. Vandaar naar Kortrijk (Groeninghe) tot 31 januari 1912. Hij trok  in 1921 naar Heule als hoofdonderwijzer en kwam terug naar Marke op 27 september 1924 tot hij vertrok naar Menen  op 7 oktober 1932.

     Br.Julianus (uitgetreden in 1919) was in Marke vanaf 17 september 1912. Diploma op 15 augustus 1896.

    Begon zijn onderwijzerscarrière in de Grote Kring  op 1 oktober 1896 tot 3 april 1898. Daarna in Heule tot  23 april 1900. Bleef dan 12 jaar in Menen tot 30 april 1912. Hij toefde in Kortrijk ( Groeninghe) tot 16 september 1912.

     Br.Celestinus  . Hij behaalde zijn diploma op 14 augustus 1890. Hij onderwees sedert 1890 te Kortrijk, Moeskroen ( Mont-à-Leux)  en Menen  , was in  Kortrijk (Groeninghe) van 1896 tot 1899 en hoofdonderwijzer te Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) van 1899 tot 1907 en te Mesen van 1907 tot 1909. Hij onderwees achteraf nog te  Heule, Menen, Oostende (Vuurtoren) om op 17 september 1914 hoofdonderwijzer te worden in Marke. Door WOI  bleef hij waar hij  toen was en kwam  slechts terug op 18 juni 1919 .Hij gaf hier  zijn ontslag in september 1924 en vertrok naar Doorniksewijk (Kortrijk) op 25 september.

    Alle schoolgerief en boeken werden aangekocht aan Emiel Boussier, gemeentesecretaris, drukker en boekenhandelaar in Marke.

     

    In  september 1919 waren volgende onderwijzers werkzaam:

    Br.Celestinus, hoofdonderwijzer.

    Br.Pacificus : vertrok naar Heule in 1921 .

    Br.Veranus, kwam hier aan uit Mesen op 15 juni 1920 en trok weer naar Sint-Paulus op 25 september 1924.

    Br.Hieronymus, kwam Oostende (Vuurtoren) op 15 september 1919 en vertrok naar Menen (Kerkstraat 16) op 1 mei 1935.

    Victor René Leplae (L) (Lauwe 1894), een gediplomeerde , was hier sinds sinds 1 september 1919.

    In juni 1920 kwamen Br.Bernardus (Remi Timperman) en Br.Veranus  , de plaats innemen van de  broeders  Henri Vancoillie (Br.Julianus) en  Désiré Vandecasteele  (Br. Lucianus), die wat later uittraden.

     Brief uit Kortrijk van Br.Edwardus ,Algemeen Overste van de Broeders Van Dale, aan de Burgemeester en Schepenen van Marke de data 31 januari 1922   :

    “Ik neem de eerbiedige vrijheid U te laten kennen hoe het staat met ons onderwijzend personeel.

    Met september laatstleden waren wij verplicht een Broeder te verplaatsen; doch er bood zich tezelfdertijd een wereldlijke onderwijzer aan om zijn plaats te vervangen. Alles was dus in regel. Maar ongelukkiglijk , die onderwijzer kwam niet af en de klas was dus zonder meester. Broeder Overste was zoo goed twee klassen in eens te bezorgen, maar dit gaat zeer moeilijk, dat kunt ge wel raden. Nergens waren er onderwijzers te krijgen. Uit medelijden voor de kinders zonden wij hem een niet gediplomeerden broeder. Dit kwam lastig voor ons, aangezien hij van staatswege niets kon trekken.

    In menig andere gemeente die in ’t zelfde geval verkeerde betaalde de gemeente daartoe een hulpgeld.

    De gemeente heeft het recht vergoeding of toelage te verleenen in buitengewone en onvoorziene gevallen. Het was dus billijk onzen Broeder die daar drie maanden goeden dienst gedaan heeft eenige vergelding toe te staan. Wie werkt er heden nog voor niet? Daarbij alles is tegenwoordig zoo duur en wij krijgen ook niets voor niet. Hij heeft dus drie maanden zich geslachtofferd voor de kinders van Marcke; hij kon aldus gebruikt worden en eene schone huur winnen, mijns dunkens was het maar rechtveerdig hem voor zijn bewezen goeden dienst te vergoeden.

    Sinds zooveel jaren staan de Broeders ten dienste van Marcke. De vergelding daarvoor was bitter klein in vergelijking van hetgeen zij deden vóór den oorlog en wat hebben zij sedert meer dan 25 jaar niet gedaan wat nooit vergoed geweest is !! Nu hebt gij de schoone gelegenheid om uwe edelmoedigheid te toonen en enigszins uwe erkentelijkheid te bewijzen.Gij weet bij ondervinding dat de  Broeders zich nooit teruggetrokken hebben, als het er op aan kwam een handje toe te steken, tot geluk der Marckenaars. Ik ken U en Uwe gemeente maar al te veel, meer dan zes jaar heb ik er ook mijn steke gestaan, daarom zult gij gretig aan mijn beroep beantwoorden en mij in de overtuiging laten,dat gij niet ten achter zult blijven bij de genegenheid, welke uwe voorgangers ons altijd betoond hebben.

    Ik hoop dat gij de weinige regelen zult willen in aanmerking nemen en mij een gunstig antwoord verleenen.

    Aanvaardt, Mijne Heeren, de verzekering mijner gevoelens van genegenheid en hoogachting.

                                                 De Algemeen Overste der Broeders Van Dale “

                                                                 Get. Br.Edwardus

    In die periode was Br.Celestinus overste. Op 2 oktober 1921 deed Br.Pacificus geen dienst meer in de school (in september 1921 naar Heule) en Edmond Grimonpon, een broeder, gaf op 2 oktober zijn ontslag (was niet lang aan de slag) . Jozef Libbrecht (L) kwam in vervanging. Renaat Wambeke, die van de Grote Kring kwam op 26 februari 1921, vertrok naar Kaïn op 18 maart 1922, en is toen waarschijnlijk uitgetreden. Br.Livinus (zie ook verder) was onderwijzer in Marke vanaf 27 januari 1922 tot 30 september 1923 in vervanging van Br.Antonius, een niet-gediplomeerde, die hier een 3-tal maanden verbleef.

    Remi Deweer, kwam van de Grote Kring op 18 oktober 1922 als ziekenverzorger. Hij ging terug naar de Grote Kring op 22 september 1923 en trad later uit.

    De naoorlogse periode was wel gekenmerkt door enkele hindernissen. Een tal van uittredingen was daar niet vreemd aan.

     In 1919 was pastoor Evarist Wittouck (Winkel St.Elooi 1863 - Izegem 1928, na een heelkundige ingreep. Hij was pastoor van 1919 tot 1928) beheerder van de aangenomen broederschool. Hij schreef een brief naar het gemeentebestuur waarin hij mededeelt dat zijn school ‘ nogal geleden had onder de oorlog en door het bezet van de soldaten’. Hij vroeg dan ook een toelage om de vernielde schoolmeubelen te vervangen en te herstellen.

     Dienstjaar 1923:

    _____________

    Br.Celestinus, hoofdonderwijzer.

    Jozef Libbrecht (L) was in dienst sinds 2 oktober 1921

    Br.Veranus

    Br.Hieronymus

    Br.Livinus  vertrok in oktober 1923  naar de Grote Kring en Maurice De Bree (L) kwam zijn plaats innemen. Op 1 oktober 1924 kwam hij voor de 2e maal terug van de Grote Kring om Br.Justinus (Gustaaf Couckuyt) en Br.Veranus te vervangen tot hij weg trok naar Sint-Kruis (Vivenkapelle) op 7 februari 1932. Hij kwam voor goed weer  uit Sint-Kruis (Vivenkapelle) op 1 febr 1945.<

    30-09-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    29-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.100 JAAR VLIEGVELD MARKEBEKE

    Op 23 en 24 september tentoonstelling "100 jaar Vliegveld Markebeke" in de voormalige Kringloopwinkel.

    Op 26 en 27 augustus had het feest plaats van "100 jaar Vliegveld Kortrijk-Wevelgem".

    Ik kreeg een foto voorgeschoteld, die aan de ingang van het vliegveld van Wevelgem geëxposeerd was.

    Naast die foto plaats ik deze die op het vliegveld van de Markebeke (Flugplatz Marckebeke) genomen werd. Generaal Erich Ludendorff bezocht op 19 augustus 1917 de Jasta 11. Op de foto ook Manfred von Richthofen. Op de achtergrond de hoeve Bekaert en ook de kerk van Bissegem.

    Wat een lef om onder de foto 'Flugplatz Bisseghem' te plaatsen !!!. 





    29-08-2017, 18:46 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    12-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE BUNKER OP DE MARKEBEKE in MARKE.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Onlangs kreeg ik het bezoek van de heer Freddy Vandevoorde en zijn vrouw Anja, die op de Markebeke wonen. Freddy is van plan een grootse tentoonstelling met rondleiding te organiseren ter gelegenheid van '100 jaar Vliegveld Markebeke' (Flugplatz Markebeke).

    De lectuur over de eerste wereldoorlog en vooral het vliegveld Markebeke  boeien hem zeer sterk. 

    In 2015 schreef ik een artikel 'Flugplatz Markebeke' op mijn BLOG. Ik publiceerde een plan van het vliegveld en daarop staan 2 bunkers gelocaliseerd. De ene langs de Overzetweg, dicht bij de Leiebrug en de andere op het gewezen vliegveld zelf , rechtover de woning van Freddy.

    In het boek 'Wereldoorlog I Marke' (A.Flipts-M.en R. Faillie) (1984) (blz.344) wordt in mijn mondelinge bronnen melding gemaakt van de bunker met  de juiste plaatsaanduiding. Getuigenis van burgemeester Aimé Bekaert  in mijn interview van september 1979 : "....MEN BEGON BARAKKEN TE ZETTEN EN RECHTOVER DE SCHUUR VAN VANDENWEGHE ( de trappen zijn nu nog zichtbaar) WERD EEN BETONNEN BUNKER GEBOUWD....." . Ook de getuigenis van Maurice Helin op blz.268. Alle mondelinge bronnen,  uit de mond van Markenaren, in dat boek komen van mij.

    Ik gaf hem een paar foto's mee uit 1979, waarop de 2 zijmuren zichtbaar waren, en zei hem ook waar de bunker juist gelegen was.

    Freddy, enthousiast als hij is, ging onmiddellijk aan het graven en inderdaad met succes. De eerste treden lagen, na enkele dagen zwoegen , bloot.

    Een dikke pluim voor Freddy !                                                                            Michel

    12-08-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (15 Stemmen)
    05-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE BRIEF DIE SCHOOLMEESTER EMIEL DEBEURME DE NEK BRAK.

    DE   BRIEF  DIE  SCHOOLMEESTER  EMIEL  DEBEURME  DE  NEK  BRAK.

    ___________________________________________________

     

    Op 1 juli 1879 verscheen onder de liberale regering de fameuze wet Van Humbeeck, die een regelrechte schoolstrijd inluidde (1). Die wet bepaalde dat in elke gemeenteschool het godsdienstonderricht buiten de normale lesuren moest gegeven worden, en alleen op uitdrukkelijk verzoek van de ouders. De kerkelijke overheid deed alles wat ze kon om de onderwijzers van de gemeentescholen tot ontslag te bewegen en ze in nieuw gestichte vrije scholen onder te brengen. Voor die onderwijzers viel een moeilijke keus : namen ze ontslag, dan verdienden ze niet alleen minder, maar ze verloren ook hun recht op pensioen.

    Felix Benoot, onderwijzer van onze gemeenteschool verkoos aan te blijven, maar hij had pech want zijn school liep leeg. In het 4e kwartaal van 1879 telde zijn school nog één leerling (gemeenteraadszitting van 25 januari 1880).

    In afwachting dat , door toedoen van de familie de Bethune, een nieuwe vrije school zou worden opgetrokken, in de Markekerkstraat, gingen de jongens les volgen bij de zusters van het klooster.

    Er werd gestart met de bouwwerken in april-mei 1879, zegge 1 jaar voor het overlijden van Baron Felix Bethune.

    De Gazette van Kortrijk van 2 augustus 1879 : “ Te Marcke doet de heer Baron Bethune eene nieuwe katholijke schole bereiden.” (Beeldbank Kortrijk)

    De Gazette van Kortrijk van 19 september 1879 :” Het nieuw schoollokaal is daaromtrent gedekt. Het binnenwerk gaat zeere voort, en al het schoolgerief zal er zijn tegen oktober.” ( Beeldbank Kortrijk)

    Vanaf november 1879 was de school al toegankelijk, het woonhuis daarentegen was nog niet bewoonbaar. School en woonhuis waren pas totaal afgewerkt halfwege 1880. De laatste facturen dateerden van april-mei 1880 . Henri Sanelé boomplanter uit Lauwe  zorgde in oktober 1879 voor de beplanting met bomen . Charles Lenoir uit Brugge leverde - per spoor- 'savonniéres' stenen als bouwmateriaal. J. Brico beheerder van de 'magasins de Groeninghe - Rivage du Canal' uit Kortrijk leverde drempels en dorpels . Jacques Mahieu, plafonneerder en witter uit de Wetstraat in Kortrijk trok zich in april en mei 1880 het plakwerk en het witten aan.J. Vanbeveren-Biebuyckx uit de Magdalenastraat in Kortrijk zorgde voor de schouwen in  spreekkamer,salon, keuken en eetkamer.(Archief Stichting de Bethune).

    In november 1879 verscheen Emiel (Aloïs) Debeurme, als eerste onderwijzer ,in de nieuwe vrije school. Emiel Debeurme en zijn vrouw vestigden zich, met hun twee kinderen, in de Marktstraat en baatten er een winkel uit (2), naast het latere café ‘Het Hof van Commerce’ ( ook ‘Maison de Commerce’), dat in 1883 uitgebaat werd door Eduard, de broer van gemeentesecretaris Henri Vanhoenackere. In 1889 werden Ivo Petit en zijn vrouw Marie Ghyssel er uitbaters van . Daarna Edmond Verhaege .Georges Delcroix en Elisa Vanrobaeys betrokken het vanaf 1935-36 en veranderden het logo in ‘Het Schuttershof’.

    Emiel Debeurme was geboren in Heestert op 24 mei 1843 en zijn vrouw Octavie Coussement in Deerlijk op 31 oktober 1850. In Marke werd op 8 maart 1880 hun derde kind geboren : Astère Debeurme, die overleed in Heestert in 1952.

    Hij werd hier dus onderwijzer in de kersverse vrije school in de Markekerkstraat,  laat ons zeggen in een nog niet geheel afgewerkt gebouw (hiervoor refereer ik ook naar een volgend artikel ‘De Broeders Van Dale en het onderwijs in Marke van 1894 tot 1965’).

    Lang zou hij het hier niet uithouden, want voor ons plaatselijk fanatiek katholiek bestuur, zat er na één jaar al een kink in de kabel. Wat kon men beter doen dan de familie Bethune raadplegen, die een zeer goeie band had en zeer goed bevriend was met de toenmalige bisschop van Brugge, Mgr.Johan Joseph Faict. Zoals gebruikelijk in die tijd richtte de schoolraad een schrijven naar de kerkelijke overheid in casu de bisschop.

    Op 28 november 1880 vergaderde de schoolraad van Marke in de pastorie (3), onder het voorzitterschap van pastoor Franciscus Xaverius Depoortere, geheimschrijver André Declercq en de leden, onderpastoor Felix Devos, Désiré Herman en Petrus Van Belleghem (4) .Al geruime tijd hielden ze de schoolmeester in de mot, en vonden ze de moment gekomen om toe te slaan… en het papier en de inkt was gewillig.

     

    “ Aen zijne Hoogweerdigheid den Bisschop van Brugge,

                Doorluchtige Hoogweerdigheid,

     

    Wij ondergeteekende, leden van den katholijken schoolraed van Marcke, vergaderd in de pastorij den 28 november 1880, hebben beraedslaegd over hetgene ons te doen stond met den schoolmeester Emiel Deb(e)urme, zijnde in huwelijk met drie minderjarige kinders.

    Ten 1sten: wij hooren sedert eenigen tijd, zonder er iets van geweten te hebben tijdens zijne benoeming als schoolmeester in november 1879, dat hij vele schulden hadde eer hij alhier schoolmeester wierd; schulden die hij gemaekt heeft binst dat hij opvolgentlijk gemeenteontvanger, onderkoster, winkelier en koopman in guano en kolen was te Heestert, en die beloopen tot de somme van ten minsten 4500fr.

    Wij hooren en wij weten zeker dat hij hier te Marcke en te Kortrijk nieuwe schulden maekt, die verscheidene honderde franks bedragen, om zijn oude schulden te betalen.

    Ten 2den: aengaende den drank, wij en weten niet dat hij juiste dronkaerd is, maer wij zijn zeker dat hij hier te Marcke en te Kortrijk in verscheidene herbergen kleene schulden maekt met zijnen drank niet te betalen.

    Ten 3den: de zondag binst de hoogmis is hij bij zijne kinders in de kerke, in de vroegmis en is hij niet te zien, en in de weke zeer zelden woont hij het H. Sakrificie der misse bij.

    Ingezien dat er daerover hier op de parochie, te Kortrijk en zelfs in de slechte gazetten zeer vele geklapt wordt, dat daerdoor zijn eer en fame zoo goed of verloren zijn, dat diensvolgens het katholijke onderwijs zeer vele lijdt; en ware ’t niet dat onze parochie door en door kristelijk en katholijk is , dat onze knechteschole vele kinders zoude verliezen.

    Ingezien dat de schoolmeester van over zeven, acht maenden daerover persoonlijk en in ’t bijzonder vermaend geweest heeft door Mr. Pastor, den onderpastor en andere leden van de schoolraed.

    Ingezien dat hij , naer die persoonlijke vermaningen niet luisterende, naderhand, op het einde van september geroepen geweest heeft voor geheel den schoolraed onder voorzitterschap van Mr. de pastor, en dat hij daer opnieuw alderstrengst vermaend geweest heeft, ja zelfs bedreigd geweest heeft van afgezet te zijn van zijne bedieninge was ’t zake dat hij hem niet en beterde.

    Ingezien wij over deze zaken reeds gehandeld hebben met den Eerw. Heer Dehouck, geestelijke schoolopziener te Kortrijk, en dat hij ons aenraedde van den schoolmeester af te stellen.

    Ingezien eindelijk dat al die vermaningen en bedreigingen niets geholpen hebben om hem te verbeteren, maer in tegendeel dat het verergerd en dat wij voorzien  en allezins overtuigd zijn dat er geen beteren noch uitkomen aen is, om al die redens besluiten wij , na rijpe overweginge en met eenparigheid van stemmen, Emiel Deb(e)urme aftestellen als schoolmeester van de katholijke knechteschole te Marcke.

    Welk besluit,doorluchtige Hoogweerdigheid, wij aan uw oordeel en goedkeuring onderwerpen.

    Gedaen in den schoolraed te Marcke den 28 november 1880.

    Getekend door,

    De voorzitter Franciscus De Poortere, pastor

    De geheimschrijver André Declercq

    Leden: Petrus Van Belleghem - Felix Devos, onderpastor en Désiré Herman “

     

    Al op 2 december 1880 kwam een antwoord van het bisdom, dat instemde met de beslissing om de schoolmeester af te zetten.

    Nog dezelfde maand vertrok het gezin Debeurme naar andere oorden.

    In april 1881 kwam zijn opvolger Aimé Demuynck het afgewerkte woonhuis van de school in de Markekerkstraat betrekken. Deze leerde er Coleta kennen ,de dochter van koster-bakker Désiré Moreels , uit de Pastoor Vandommeledreef, en trouwde ermee in 1883.

     

    (1)Bij de verkiezingen van 11 juni 1878 waren de liberalen de grote overwinnaars. De wet die de radicaalliberale onderwijsminister Pierre Van Humbeeck uit zijn mouw schudde, bepaalde dat elke gemeente tenminste één officiële school moest bezitten. Alle onderwijzers moesten een diploma van een officiële normaalschool bezitten. Het godsdienstprogramma werd uit het leerprogramma geschrapt. En godsdienst moest buiten de lesuren gegeven worden.Niet te verwonderen dat de bisschoppen strenge maatregelen troffen. De pastoors kregen de opdracht een vrije lagere school op te richten in hun parochie. De ouders durfden hun kinderen niet meer zenden naar de gemeenteschool en wilden niet dat ze onderwijs kregen van die ‘Goddelozen’.

     

     

    (2)Later werd het nog bewoond door een zekere Verhaeghe, die er een beenhouwerij op nahield, maar niet lang.

    Toen het huis gebombardeerd werd op 14 mei 1943, hield René Devos-Delporte er een winkel, die men ‘het Sarmatje’ noemde. Na de bombardementen hield het echtpaar ‘het Sarmatje’ weer open , naast café ‘De Middenstand’. Hubert Deconinck en Leona De Praeter hielden er laatst winkel.

     

    (3)De omwalde pastorie was toen gelegen op het einde van de Pastoor Vandommeledreef, diep in de tuin van de huidige pastorie. Jarenlang hadden er pastoors te kampen met vochtigheidsproblemen. Ze was niet meer bewoond sinds 1903.

     

    (4)Franciscus Xaverius Depoortere (Anzegem 1803-Marke 15 januari 1886). Hij was pastoor in Marke van 1854 tot zijn overlijden. Zijn zuster Rosalia (Anzegem 1791-Marke 1886), die blind werd, woonde omtrent 40 jaar bij hem. Zij stierf in het klooster te Marke een week later dan haar broer.

    Felix De Vos (Lichtervelde 1850 – Jonkershove 1904, als pastoor sedert 1900).Hij was onderpastoor in Marke van 30 januari 1880 tot 1 maart 1882.

    André Declercq (Menen 1820 – Marke 1886) was landbouwer op de hoeve ‘Priesterage’ in de Marktstraat.

    Petrus Van Belleghem (Marke 1813-1901) woonde in het eerste huisje in de Marktstraat naast café ‘Het Gemeentehuis’. De huisjes (4) werden vernield onder de bombardementen van 14 mei 1943.

    Désiré Herman (Marke 1828 – 1914) was vlashandelaar.

     

    Foto’s:

    1/ De marktstraat vanuit de kerktoren gekiekt in de jaren’20. Uiterst links woning van Achiel Theys, vlashandelaar. Ernaast café ‘Het Hof van Commerce’, en rechts het huis , waar Emiel Debeurme woonde in 1879 . Links op de achtergrond ,café met zaal ‘Het Volkshuis’, dat ook beschadigd werd door de bombardementen van 14 mei 1943.

     

    2/ Na de bombardementen van 14 mei 1943.

    3/ De pastorie rond 1948, voor ze met de grond gelijk gemaakt werd.

     

    Bron: Bisschoppelijk Archief Brugge.







    05-08-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (1)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    02-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MARKE IN DE EERSTE WERELDOORLOG. Uit het schrift van Maurice Holvoet.

    Marke in de  Eerste Wereldoorlog

     UIT HET SCHRIFT VAN MAURICE HOLVOET.

    ___________________________________

    Jaren geleden gaf Maurice Holvoet mij een handschrift ter lezing : “De eerste Wereldoorlog in Marke.”

    Het was onder de impuls van Maurice Holvoet (Marke 1900 – Kortrijk 1984) dat in januari 1932 het Davidsfonds, afdeling Marke, werd gesticht. Datzelfde jaar stelde hij zich kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen op de lijst van de Christelijke Werkliedenpartij. Hij werd gemeenteraadslid in 1936, als eerste plaatsvervanger van  Jules Vanhalst (Marke 1882- Marke 1937). Bij de verkiezingen in 1938 werd hij gekozen tot 1945.

    Deze persoonlijke getuigenis biedt een blik in vogelvlucht op de bezettingstijd van onze gemeente tijdens de eerste wereldoorlog (de originele schrijfstijl werd behouden).

     

    “Rond 2uur in de nacht van 4 augustus 1914, luidde de klok op de kerktoren.[ De Duitsers vielen ons land binnen op 4 augustus 1914 . België weigerde toegang te verlenen en zou zware klappen incasseren, nvdr.]

    Vader zaliger sprong uit zijn bed “Brand” riep hij. Buiten gaande, was er niets te bespeuren. Misschien een inbraak bij pastoor of burgemeester, was zijn tweede gedacht. Dan maar eens op verkenning uitgaan en pas enkele meters verder kwam hij reeds een gemobiliseerde champetter tegen, die hem aansprak “Oorlog! ‘k Ben aan ’t uitdragen der oproepingsbevelen. De klas van 1899 moet ook binnen.”

    En dadelijk was het  hele gebuurte op straat en elkeen wist te vertellen, wie er opgeroepen was, Georges Van Doorens! Berre Vanackere! Mauriske kloefkappers! enz…[ Georges Vanderroost, Albert Vanackere, Maurice Maes ] en die mensen kregen bezoek en hulp en geschenken zoveel als ze maar wilden en bij het rijzen van de dag trokken ze op, onze piotten en lansiers en kanonniers en karabiniers.

    Dat was het begin van 4 jaar miserie voor de ouderen en de ouders, en het vooruitzicht van vele avonturen voor de jonkheid.

    Het eerste dat gedaan werd om de vijand tegen te houden was het oprichten van een burgerwacht en het plaatsen van versperringen. De burgerwacht was uitgedost met een grote blauwe kiel en een driekleurige armband en was gewapend met al wat aan geweren geleek; jachtgeweren, tweelopen, oude legergeweren enz….. geweren die nog in orde waren, maar meest dingen die gans opgeroest waren en alleen dienden om ontzag te geven aan de dragers ervan.

    In de Rekkemstraat werd een versperring opgericht, die bestond uit een balie – een stuk hout dwars over de straat- die geopend werd om gerijdsel door te laten en seffens wederom gesloten werd [ter hoogte van café “Au Jardin Botanique”,op de hoek van Rekkemsestraat en Markekerkstraat,nvdr .]

    Er werden krijgsraden gehouden, ’s avonds na het werk en daar werd de Duits verslagen door de dorpsstrategen, die hun licht gingen opsteken bij een of ander burgerwacht die het meeste nieuws wist van een hoge heer met een hoed op! En niettegenstaande de geruststellende geruchten van onze plaatselijke verdedigers, kwamen andere geruchten, die min aantrekkelijk waren. Er waren Duitsers gezien te Rollegem, te Bellegem, te Moeskroen enz…. en ze namen al de mannen mede, daarom ’t beste ware dat de mannen vluchten! En sommigen deden dat.

    Op een zekere middag rond halfoogst, als een lopend vuurtje: “Ze zitten reeds op de Lauwberg” En na een halfuurtje, zag men hier voorbijkomen , mannen met een ballecon op de rug, juist seizoenarbeiders die naar Frankrijk trokken, maar nu in tegengestelde richting.

    Gelukkig hier te Marke, was men in ’t algemeen verstandiger en slechts weinigen gingen ook op ’t lopen tot op de Pottelberg.

    Einde september 1914 kwamen hier toe, de vluchtelingen van Lier( een 350-tal) en omstreken, die door liefdadige burgers opgenomen werden en ook gedeeltelijk in het klooster werden ondergebracht. Deze mensen verbleven hier tot in januari 1915.

    De eerste Duitsers werden hier waargenomen op een vrijdagavond [2 oktober 1914]. Twee Ulanen, die vanuit de richting van Rollegem kwamen door de Kloosterstraat en langs de Markestraat en Bissegemstraat naar Bissegem reden voorafgegaan door een man uit Rollegem met de klompen in de hand, die barrevoets voor hen uit moest lopen om de weg aan te wijzen![ toen noemden de mensen de Duitse soldaten in het algemeen ulanen]

     

     

    Dagelijks werd gebeden aan de kapel in de Markestraat  aan Callens wegelke [ kapel op de hoek van de weg leidend naar AVEVE, nvdr ]. Ook deze avond waren een 100 à 150 tal mensen aan het bidden, als almeteen de roep opging ! Duitsers! En in een oogwenk was alleman spoorloos verdwenen. Al wat maar iets hoger was dan de begane grond diende als bergplaats. De bomen van de kloefkapperij van “Kloefs”  rechtover de kapel, zelfs de aardappelvoren lagen vol [Leon Waelkens, klompenmaker, was uitbater van café “De Nieuwe Kloef”, dat gelegen was in de Marktstraat ( nu nr.39). De bomen lagen een 50-tal meter verder rechtover de weg die leidt naar ‘Aveve’, nvdr ]. En zohaast de Ulanen een 20-tal meter ver waren, allen uit hun schuilplaats en terug naar huis. En de bidstonden hadden afgedaan.

    ’s Anderendaags [lees 6 oktober, nvdr] kwamen ze door Marke! Nu uit de richting Bissegem naar de grote baan naar Moeskroen! Ulanen met hun tafels op hun kop en hun lange lansen. Huzaren ter dood met hun hoge haren mutsen met een doodskop erop.

    Dragonders met hun lange pinnen op de helm en de helm tot op de schouders.

    En nu was het ook gedaan met de burgerwacht. De geweren werden in de waterlopen geworpen, de kielen en driekleuren verbrand, de versperring werd afgebroken en allen hielden zich koest [ de burgerwacht droeg een blauwe kiel, zo konden de inwoners hun verdedigers herkennen, nvdr ]

    En een paar dagen later was het gebeurd. De echte burgerwachten, een tweehonderdtal aangevuld met gendarmen trokken per fiets in de richting van Lauwe en een vijftal minuten later waren ze daar (de Duitsers), te paard en te voet, zoveel ge maar wilt en seffens werd op al de deuren in krijt aangetekend  x mannen   - x  officieren en op de schuren  x  paarden  enz……

    En bevend wachtten de inwoners hun logeurs af, die achteraf toch nog zo wreed niet waren, en heel dankbaar de hun aangeboden warme koffie aanvaardden, in ruil van hetgeen ze meehadden :marmelade en Duits brood.

    Daarmee was de bezetting een feit [ de bezetting van 6 tot 8 oktober 1914, nvdr].

    Zo heel braaf bleven ze niet. Er werd een Kommandantur ingericht: in de broederschool, met een afdeling in het huis nr.25 in de Markekerkstraat [naast “Pierke Strijk”, nvdr]. [ De Ortskommandantur verhuisde op 17 januari 1917 naar de broederschool in de Markekerkstraat, nadat ze zich eerst op  21 oktober  1916 geïnstalleerd had in de villa De Witte-Visage in de Rekkemsestraat ,nvdr]

    De herbergen werden gesloten. Enkele bleven open, alléén voor de bezetters. En enkele voor de bevolking (Zie Blog.’Verordening caféhouders 1917’, nvdr).

    Gans de oorlog was Marke opgehoopt met soldaten, die hier kwamen uitrusten na een vertoef aan het front.

    De 1e Ortskommandant was een Feldwebel, een fatsoenlijk mens, die hier een drietal maanden bleef. Dan hadden we een hele tijd Ortskommandanten die hier om de week afgelost werden, naargelang de ingekwartierde regimenten.

    Daarna een tamelijk lange tijd Hauptmann Rost. Een echte ros. Die de petten van de hoofden sloeg als men hem niet groette.

    Deze werd  in augustus 1917 opgevolgd door Feldwebel Haynau , die hier de ganse bezetting bleef, in het begin nogal menselijk was maar naargelang hun wapenfeiten minder rooskleurig waren, meer Duits werd.

    Van gemeentebestuur was geen sprake meer. Alléén burgemeester en secretaris traden op als onderhandelaars met de bezetter [burgemeester François Bethune en secretaris Henri Vanhoenackere ( Bellegem 1847- Marke 1916), daarna Emiel Boussier (Wevelgem 1874- Marke 1947), nvdr].

    Voor de orde werd gezorgd door de veldwachter Alois Brasseur[ Marke 1878 –1951, nvdr], bijgestaan door 2 à 3 hulpveldwachters, in de volksmond genoemd “Strontchampetters”[ Richard Deleersnijder, Valère Raepsaet, Kamiel Holvoet, Désiré Vanoverberghe en Jules Chanterie, nvdr].

    Daar Marke in het Sperrgebiet gelegen was was er geen sprake naar andere gemeenten te gaan zonder Schein. Dat kon bekomen worden, in het Scheinamt, rechtover de broederschool ( Markekerkstraat nr.25) mits zeer geldige reden en op voorwaarde dat de Herr officier welgeluimd was, anders een kort “Nein en Heraus!” en het pas was gaan vliegen.

    Zonder pas naar Kortrijk gaan dat was mogelijk, maar heel gevaarlijk. Langs de toegangswegen stonden versperringen met een schildwacht, en deze laatste bezat een echt geweer met passende kogels. Langs sommige binnenwegelkes kon dat gaan, maar dan opgepast van de patrouilles.

     

    Versperringen stonden onder andere aan café “Keizer Karel” op de Markesteenweg, aan de kazerne ( nu Koninklijk Atheneum) (aan de villa De Coene), aan café “De Krone” (Pottelberg). Het best geraakten door deze versperringen jonge meisjes, die dan nog hun lange vlechten haar hadden. Ze lieten deze op hun rug hangen en konden alzo zich voor een paar jaar jonger doen doorgaan als ze werkelijk waren. En dat gebeurde veel.

    Stilaan begon nood te komen aan mondvoorraad, het broodgraan steeg voortdurend… zoals we dat allen gekend hebben in de laatste oorlog.

    Toch waren er in  14-18  nog meer menselijke boeren dan nu laatst. Boter! dat was een luxeartikel. Aardappelen werden er gekweekt en gegeten, dat het een plezier was.

    Amerika zond broodgraan, maïs, varkensvlees, maïzena, corned beaf enz…..

    Al deze waren werden in ontvangst genomen door het plaatselijk bevoorradingscomité, dat de verdeling deed per hoofd. Zo zag men wekelijks op een bepaalde dag, uit ieder huis, een man of een vrouw met mand of zak naar het “komiteit” gaan ; dat was in het poortje nevens het huis van de gemeentesecretaris, om juist te zijn, waar thans  Cecile Glorieux woont (Cadolux). Daar ging het er steeds luidruchtig aan toe. Kwinkslagen, allerhande scheldwoorden naar het hoofd van de verdelers. Laster aan het adres van de leden van het comité (het was niet altijd laster, want het was soms de jammerlijke waarheid). Sommige waren werden verdeeld in “klein komiteit”. Het werk lag omzeggens stil, dus was er geen geldwinning. De gemeente liet zelf geld vervaardigen en dat werd uitgedeeld door het zogenaamd “steunkomiteit”, dat zetelde elke dinsdagnamiddag in de oude patronage (toen in de klassen op het gelijkvloers naast de tuin van de broeders). Dat geld bestond uit kartonnen ronde stukjes van verschillende kleur en waarde.[ niet te verwarren met de gemeentefondsbewijzen of het zogenaamde noodgeld, in coupures van 1,2,5 en 10fr., nvdr]

    Wekelijks kon men aan de deur van een inwoner van de Kortrijkstraat, lezen wat zoal binnengekomen was en moest verdeeld worden, doch het was meestal onjuist. Bedoelde persoon trok zo maar alles in het belachelijke. Maar daar zat politiek achter. Dan reeds sprak men al van de “kommunist”[ betrof Valentin Vanhoutte , een spoorwegarbeider die tergende artikels schreef in het weekblad Het Volksrecht, nvdr ]. Hij woonde in het 2e huis rechts voorbij de Ijzeren Poort.  [daar stonden 4 huizen die in 1948 verdwenen voor het verlengen van de viaduct , nvdr]

    Gezien  er zoveel soldaten in de gemeente waren, moesten er ook goddelijke diensten gecelebreerd worden. En zo viel het niet zelden voor dat een of andere mis vervroegd of verlaat werd, en dat er ondertussen een protestantse dienst, gevolgd door een H. Mis voor de soldaten opgedragen werd door hun aalmoezeniers. Dan was het reeds parade vóór en na de plechtigheid met veel gezang en parademars. In de kerk ook algemeen gezang; effenaf schoon!

    In 1917 werden de drie klokken uit de toren gehaald en weggevoerd. De heer onderpastoor die hier op dit ogenblik was, maakte daarover een gedichtje op, dat nog wel ergens moet te vinden zijn op de gemeente. Dat werd de zondag na de roof voorgelezen vanop de preekstoel en al de aanwezigen waren diep onder de indruk.

    UITZICHT  VAN  DE  GEMEENTE:

    _____________________________

    Al de vlasschuren waren omgevormd in paardenstallen of grote kwartieren voor manschappen. Bijvoorbeeld de schuur van de “Rosten” Delcour(Henri Delcour-Declercq) in de Statiestraat, was een paardenstal voor 500 “Pferden”. De schuur van de “Zwarten” Delcour ( Henri Delcour- Vanhoutte, kozijn van de “Rosten”) , in de Rekkemsestraat, was een paardenstal voor 650  “Pferden”. De schuur van Jules Vanhoutte ( waar nu de weduwe Palmer Vandermeersch woont) in de Kerkstraat was ingericht voor inkwartiering van 850 man.

    Dat zijn enkel de grote schuren! Andere schuren waren ingericht voor 20,10 of 5 “Pferden”. Al de gesloten herbergen en burgerhuizen waar maar enigszins plaats was, waren ingericht voor 2,4,6 of 10 man. In de huizen werden daartoe van die bedden met verdiepingen geplaatst met een papieren strozak.

    Al deze werken werden uitgevoerd door dorpelingen en  voor rekening van de gemeente .De benodigdheden voor paardenstallen en huisgerief werden afgehaald met auto’s naar het park te St. Cathérine Heule. Voor het inrichten van het massakwartier  in de Kerkstraat werd een ganse vleugel van de drogerij van de pannenfabriek uitgebroken en al dat kostelijk hout (planken, baddens en pannelatten, alles in pitch-pin) werd verzaagd. Natuurlijk ging er ook een deel van dat hout naar een andere bestemming, het was goed brandhout, en kolen waren er niet.

     

    Aan dat werk heb ik (Maurice Holvoet) mijn vroegere stiel van timmerman geleerd.

    Soldatenbarakken werden opgericht:

    1/ tussen de woningen waar thans Jozef Craeynest en Maurice Ossieur wonen, daar stonden er 3 elk van 50 à 60 man. [ Rekkemsestraat ter hoogte van de bakkerij Jan Santy-Decruyenaere, nvdr].

    2/In de weide van de We Delcour in de Rekkemsestraat ook 3.

    Een deel van het klooster der zusters werd opgeëist en een Feldlazaret werd ingericht. Vele gewonden werden er heengebracht en verzorgd, maar ook velen stierven en werden begraven op het Duits Kerkhof dat gij allen kent.

    De pannenfabriek was ingericht als Sammelstelle; daar vond men alles wat maar dienstig kon zijn voor soldaten: schoenen, kousen,lepels,vorken, messen,nachtlichtjes,kommen, pannen enz….

    Het stuk land tussen ijzerweg en Rekkemsestraat vanaf het huis thans bewoond door Willem Vandendriessche ( woonde er tot 1969, daarna niet meer bewoond, nu afgebroken. Was vroeger café “Den Hert”) tot aan de  villa bewoond door Julien Sergeant  in 1947 was nog een overblijfsel ervan.

    De Baustelle en de Sammelstelle werden bediend door een tram die liep van : de pannenfabriek Pottelberg naar de Kleine Markestraat (de bedding van de lijn heeft lang bestaan), bachten Slossens ( café De Reisduif) om uit te komen in de Markestraat tussen de hofstede Callens en het magazijn van De Wittens, kruiste de Markestraat en richtte zich dwars door het land naar de Rekkemsestraat, omtrent de villa van Dondeyne, volgde de Rekkemsestraat tot op het grondgebied van Lauwe en vervolgde daar, onder de ijzerweg (brug van Spriets).Ook de bedding op de Lauwberg was lang te zien, deze werd gelegd door Russische  en Italiaanse krijgsgevangenen. Achter café “Rubens” nu bewoond door Maurice Lefever was een tramstatie, die verbinding gaf met de pannenfabriek van Marke (Zie Blog ‘Een Stoomtram doorsnijdt Marke’).

    In de weide  van Dekimpe, naast het huis van Marcel Delcour was het “Gefangenenlager”, waar beurtelings Russen en Italianen vertoefden.

    Er waren hier niet minder dan 2 vliegvelden namelijk 1 op de Markebeke [ bedoeld wordt Jasta 4 en 11 op één vliegveld, nvdr]. De hele vlakte  tussen de Bissegemsestraat en de  Kasteeldreef was als vliegveld ingericht. Natuurlijk was de ganse rij bomen voor café “De Vlasbloem” tot het hof van Bekaert gerooid.

    Rechtover het huis van Achille Desmet (Overzetweg) was een grote onderstand gebouwd, waarvan de overblijfselen nu nog zichtbaar zijn.

    Het 2e vliegveld  bevond zich rond de hofstede van Medard Vandewoestijne tussen ijzerweg en Brandelweg.

    In de kleiputten, tussen de Brandelweg en de Molen Glorieux, was een schietstand voor de  piloten en ook voor de soldaten. Menig uurtje brachten we als jongens door met, van op afstand, dit schieten na te gaan.

    Ook hadden we hier:

    -1 gevang genoemd de “cinema” in het huis van Jules Vandesonneville, in de Kloosterstraat, daar waar  de schoenwinkel  van Roger Naert gevestigd was, naast café “De Vlasboot”.

    -1 gaskamer in de “Casino”(café) in de Rekkemsestraat naast het huis bewoond door Gustaaf Missiaen.[ daar werden in 1914 ook de duiven verzameld, nvdr]

    -1 wachthuis in café   “De Bascule” in de Statiestraat waar de bewakers van het station en van de ijzerweg gelogeerd waren [ in 1919 kwamen mijn grootouders Aloïs Faillie –Maria Ludovica Colpaert er met hun gezin wonen, nvdr] .

    In 1918 werd het café “Au Tissage” (naast het conciërgehuis van de firma De Witte-Visage, nvdr) gelegen in de Markestraat  ingericht als Casino maar werd nooit voleindigd, daar de kandidaten bezoekers naar veiliger oorden moesten vertrekken.

    Van in Marke op de Pauvre Leute en op de Koekeberg [ betreft de oude bedding van de spoorweg, nvdr] kon men ’s avonds heel goed de vuurmonden zien losbranden op het front vanaf de Kemmelberg tot Ieper. De kabelballons (“zwijns”) hingen er bij tientallen en gretig werd nagegaan hoeveel er dagelijks werden neergeschoten door de vliegtuigen.

    Bombardementen uit de lucht waren er genoeg op Kortrijk, en zoals in de laatste oorlog, kreeg Marke er zijn deel van.

    Het eerste luchtbombardement had plaats op 29 juli 1916 op een zaterdagavond rond 18 uur. Een 3 tal bommen werden geworpen rond het station namelijk op de grond waar thans de villa staat van Georges d’Hespeel. Twee doden waren te betreuren: Celina Velghe [ haar man Victor Legley sneuvelde als soldaat op 23 augustus 1914, nvdr] en Karel Dubuisson.

    Een ander bombardement of liever aanval van slechts 1 vlieger greep plaats op het vliegveld van Vandewoestijne op een morgen dat het fel geneveld was; er waren een 500 tal soldaten aan het oefenen op het veld en met bommen en boordwapens werden ze aangevallen. Er waren  doden en vele gekwetsten.

    Een andere maal werden de barakken in de Rekkemsestraat en de tramstatie aangevallen.De 3 barakken waren volzet met soldaten. Eén enkele ontsnapte ongedeerd maar werd zinneloos. Dat was het gruwelijkste dat ooit gezien werd.

    Op halfoogst van 1917 was het vliegveld van de Markebeke vol met grazende paarden. Rond het begin van de vespers (2 u 30) wierpen een 5-tal vliegers kettingbommen op dat veld en ook op Kortrijk statie. Het was een plezier om zien hoe de paarden langs alle kanten hun heil zochten in de vlucht. Het was dan ook dat een zekere “Foten van de Cis”, die woonde in het eerste huis van het Hemelrijk, komende van de Rekkemsestraat, door dit bombardement uit zijn middagslaap werd wakker gemaakt. Al grommend kwam hij buiten en naar de lucht ziende, gromde hij “maak er kort spel mee, en werpt een op mijn huis” en zie , een slag en zijn huis lag plat. ”Verdomme smeerlappen” gromde hij “ z’ hebben het zeker gehoord”. En drie weken later had “Foten” zijn huis weer opgebouwd.

    Enige tijd later opnieuw een luchtaanval (2 à 3 bommen) op het vliegveld aan Vandewoestijnes. Slachtoffers : Leon Dufrasne (+ 3 oktober 1918) en erg gekwetst zijn dochter Julia, die nadien overleed (+12 oktober 1918) in het lazaret te Deinze [ Leon Dufrasne was de vader van Valentine Dufrasne, die getrouwd was met onderwijzer Sylvain Haghebaert , nvdr].

    Naarmate de oorlog vorderde, kwam de bezetter steeds driester, en moest mannen hebben om te werk te stellen op het front en in het buitenland ( streek van Verdun).

    Tientallen jonge mannen werden hier bij de dagelijkse monstering der mannen aangehouden en als Zivilarbeiter weggestuurd. Enkelen kwamen niet meer terug en velen kwamen ziek terug.

    Een 14 tal dagen voor de bevrijding werden honderden jonge lieden en gehuwde mannen weggeleid, langs Kortrijk, Zwevegem, Avelgem zelfs tot in Nederbrakel. Velen ontsnapten echter onderweg en kwamen ofwel vóór of dadelijk na de bevrijding terug.

    We zegden reeds dat de voeding veel te wensen overliet. Er werd dan ook gretig gewerkt aan het vervaardigen van bietensiroop. En dat was geen klein bier. Voor mijn deel heb ik er minstens 1000kg gewassen geraspt en na het raspen uitgeperst. Mijn vingers en kneukels droegen daar lange tijd de sporen van.

    En dan de boter! Wat daar al in was. Aardappelbloem, melk en wat weet ik al. Gelukkig de mensen die een geit of schaap konden houden, van de melk van deze dieren was het mogelijk zelf boter te kernen. En dan had men nog karnemelk, voor het bereiden van de smakelijk Vlaamse karnepap met perelgist bij gemis aan rijst.

    Wanneer maïsmeel verdeeld werd, bakte moeder maïskoeken in plaats van brood. Ook goed voor één of tweemaal.

    En ’t vlees! Wat men kreeg van de bevoorrading was van dat spek, met een gele kleur, met ik weet niet welke smaak. En het was verboden zelf een zwijntje te kweken, op gevaar af, als het uitkwam, geen vet, noch vlees  meer te ontvangen van het komiteit. Er was dus kwestie, als ge zulk een beestje in den duik hield, te maken dat het geen gerucht maakte en als het op slachten aankwam, een slachter te vinden die betrouwbaar was.

    Ik herinner mij dat wij thuis, een 4-tal van die spekreservoirs hebben gekweekt, waarvan er 2 geslacht werden in de keuken.

    Tijdens de oorlog kwam er volledige overeenkomst onder alle gemeentenaren. Groepjes geburen kwamen om de beurt in een of ander huis samen en verdreven hun tijd met kaarten of praten en allerhande anekdoten ophalend. Ander verzet was er niet.

    Toch werd eens, door enkele jonge liefhebbers, een toneelavond ingericht, waar een 10-tal alléén- en tweespraken werden voorgedragen enkele liederen gezongen en zelfs een klucht werd opgevoerd. Dat ging door op een plaats, boven de koeiestal bij Remi Bekaert. Veel belangstelling was er. Ruim 100 aanwezigen en van de meest vooraanstaanden der gemeente. De toegang was langs een ladder, en voor het geval  er alarm zou zijn, voor vliegergevaar, werd een nooduitgang voorzien, ook met een ladder. En of het nodig bleek. Na een half uur spel! Alarm! Alleman naar beneden en in de onderstand. Gelukkig geen bommen. Daarna wederom de ladder op en voortgedaan. Slechts éénmaal had dit plaats. De gevaren waren te groot.

    Als gekende piloten hadden we hier:

    -Freiherr von Richthofen, die eens na een vlucht terugkeerde, met het hoofd doorschoten, en toch ’s anderendaags opnieuw de lucht inging.

    -Hermann Goring zowel gekend tijdens de laatste oorlog.

    Veel wandelen, dat deden de mensen en het liefst naar de Markesteert, dat was een redelijk lange wandeling en heel gevaarloos. Ver van alle doelen.

    Het einde van de bezetting was het zwaarste deel! Van den dinsdagnacht tot de vrijdagnacht werd Marke beschoten door de Engelsen, die juist over de Leie nestelden. De Rekkemsestraat en de Markestraat  waren het ergst aan toe. Geen enkel huis had nog een dak!!!  Gelukkig geen slachtoffers.

    Eindelijk de vrijdagochtend rond 2 uur deden de eerste Engelsen hun intrede. Wij waren bevrijd. ’s Anderendaags kwam de eerste Belgische soldaat thuis. Het was Georges Vanderroost.

    De schoolgebouwen werden ook gedeeltelijk opgeëist. En zo vonden we de knechten gedeeltelijk in de schuur naast het huis van Marcel Delcour in de Rekkemsestraat. De meisjes gedeeltelijk in de timmerwinkel van Charles Louis Lannoo  enz…..In de nieuwe zaal van café “het Boldershof” in de Preshoekstraat.

     

    In het komiteit , bij de verdeling van de voedingswaren , zetelden onder andere ook:

    -Rachel Benoot [ de latere echtgenote van Michel Vandewiele, nvdr]

    -Broeder Juliaan (Henri Vancoillie) (later uitgetreden).

    -stationschef August Vanderbauwhede .

    Er waren er veel die bevoordeligd werden bij die bevoorrading!

     

    In 1914-18 was er niet te veel vlas. De schuren werden immers gebruikt voor de paarden en soldaten.

    Op ieder huis stond een bord vastgehecht aan de voordeur met erop het aantal bewoners van het huis.

    De branden werden meestal aangekondigd door de fluiten van de fabrieken.Het alarm werd (bomalarm in de oorlog) gegeven door de klokken.”

     

    Foto’s:

    1/ Maurice Holvoet als voorzitter van het Davidsfonds afdeling Marke (Foto RogerFaillie).

     

    2/Een Duitse ‘Landsturmer’ bewaakt de Leiebrug . Zonder ‘Schein’ geraakte men niet meer over de Leie. De brug, die nog geen 9 jaar oud was, werd op 15oktober 1918 door de terugtrekkende Duitsers vernield.

     

    3/ Markekerkstraat begin jaren 2000. Het huis uiterst rechts werd totaal

    verbouwd in 1957. Emiel Boussier woonde er tot zijn overlijden in    1947. In 1947 kwamen Maurice Deryckere en zijn vrouw Esther Declercq er een kleerwinkel openen. Het Nationaal Hulp- en Voedingscomité zetelde ernaast in het huis , dat later de‘Cadolux’ werd.

     

    4/ Enkele leden van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité in 1917 in de Markekerkstraat. V.l.n.r.: Jules Kerkhove – Richard Deleersnijder – Maurice Desmet – Anna Boussier – Marie Vandorpe – André Boussier en Jozef Ostyn.

    Anna en André Boussier , twee kinderen van gemeentesecretaris Emiel.

     

    5/ Foto genomen achter het café ‘In de Nieuwe Kloef’ in de Marktstraat.

      V.l.n.r.: Leon Waelkens(+ Detroit 1957) – Georgine Deceuninck – Julia

      Waelkens – Ernest Vandaele en Remi Deveugele.

     

    6/ In de jaren ’20 van vorige eeuw. Rechts café ‘In de Vlasboot’. Ernaast links huis Jules Vandesonneville, dat dienst deed als ‘gevang’(‘cinema’) tijdens WO1. Later kwam daar de beenhouwerij van Arthur Verspaille , de apotheek ‘Vandewalle’ en de schoenhandel van Roger Naert.

     

    7/ 19 augustus 1917: bezoek van generaal Erich Ludendorff aan de Jasta 11 op de Markebeke. Op de achtergrond de kerk van Bissegem en de hoeve Bekaert. Ludendorff voert een gesprek met Manfred von Richthofen, de ‘Rode Baron’.

     

     

     















    02-07-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    14-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE HANDBOOGGILDE SINT-SEBASTIAAN VAN 1836 TOT DE TWEEDE WERELDOORLOG.

    DE  HANDBOOGGILDE  SINT-SEBASTIAAN  VAN  1836  tot DE TWEEDE WERELDOORLOG.

    ____________________________________________________

    Zowel van de handbooggilde Sint-Sebastiaan als van de karabijnschuttersgilde Sint-Barbara kan men de ouderdom niet met zekerheid bepalen. Toch moeten ze een heel stuk ouder zijn dan men vermoedt , want vele archiefstukken werden hoogstwaarschijnlijk vernietigd tijdens de verschillende perioden van  oorlogsgeweld , dat in onze contreien woedde . Ofwel… heeft de verantwoordelijke archivaris gefaald.

    De eeuwenoude traditie van verdediging muteerde in de loop der tijden naar een sport of tot folklore.

    Men kan stellen dat het handboogschieten en het karabijnschieten zonder twijfel   de oudste sporten in Vlaanderen zijn.

    Schuttersgilden waren toen ook beroemd om hun feesten. Men zei wel eens :”van schieten komt men niet rijk ,maar men leeft goed.”

    Men schoot eerst op een wiek van een molen, op een paal of ‘perse’. Dat waren de voorlopers van de ‘staande wip’. Men schoot bij dat laatste op een zogenaamde ‘open wip’ of ‘gaaisprange’ , meestal opgesteld in een weide . Dan vlogen soms meerdere pijlen veel verder dan het beoogde doel. ‘Rijkere’ gilden konden het zich permitteren om te schieten in een overdekte ‘ toren’, een dure aangelegenheid.

    De Markse handbooggilde Sint-Sebastiaan stopte alle activiteit in 2001 ( dixit Gerald Desmet- Van Essche, die zelf stopte in 2000). Sigrid Libbrecht maakte de laatste vlag in 1996 aan de hand van een kopie van de oude vlag . De vlag werd plechtig ingehuldigd op de Markebeke zelf , waar sinds 1970 de ‘staande wip’ stond (1).

     

    De Sint-Sebastiaansgilde in Marke werd opgericht op 8 december 1836. Zo meldt het eerste handboek.

    Al lange tijd geleden hadden de ‘Markse Boogschutters’ twee pogingen ondernomen om een ‘sociëteit’ op te richten. Maar alles mislukte bij gebrek aan ‘goede hoofden, regeltucht en wetten’. Zo verliepen ettelijke jaren vooraleer men dacht om een nieuwe maatschappij op te richten.

    Het was op Markeplaats  in café ‘In den Belle Vue’ , bewoond door Louis Maertens (Bellegem – Harelbeke 1863), dat de vereniging gesticht werd. Ieder lid moest toen 2fr. uitleggen. In 1836 was Petrus Franciscus Van Belleghem eigenaar van het café. In 1853 kwam het café in handen van de Kortrijkse brouwer August Dupont , die het verhuurde aan lid Isidoor Libeer, herbergier en slachter (2).

    Op een buitengewone vergadering besloot men de koningsvogel te schieten op Sint-Pietersdag (feestdag van Petrus) , 29 juni 1837. De ‘perse’ heeft twee jaar in de boomgaard van Petrus Franciscus Van Belleghem (burgemeester) gestaan en in 1839 werd ze verplaatst op zijn ‘land’. Zij kostte 66fr. Petrus Franciscus Van Belleghem woonde toen op ‘Het Hof te Marke’. Hetzelfde jaar nog, werd toegestaan om de koningsschietingen te laten plaatsgrijpen op de ‘Boondriesmolen’(3) in de Watervalstraat.  Petrus Soete  (4) werd de eerste koning. Kort hierop werden op een vergadering Joseph Esquenet, als hoofdman, Eugenius De Brabandere en Petrus Franciscus Van Belleghem, als ‘jugen’ en Marcellin Van Belleghem (zoon van de burgemeester, was gemeentesecretaris van 1842 tot 1869) als griffier gekozen en wetten gemaakt, die door volgende leden aanvaard werden:

    Louis Esquenet- - Josephus De Brabandere – Marcellin Van Belleghem (zoon van Joannes) – Petrus Tack – Carolus (Karel) Delembre – Eduard Van Belleghem – Victor Maertens – Petrus Deborggraeve – Frederic Bostijn – Louis Maertens – Aloïs Josson – Casimir Delcoutre – François Delcour – Frederic Duquesne -  Ivo Libeer – Josephus Grégoire – Ferdinand Bouckaert – Ivo Vanneste – Petrus Geeraerd – Petrus Christiaens – Marcellin Coussement -  Eduard De Brabandere – Felix De Brabandere – Josephus Bu(y)sschaert – Leo Maes – Henri Delbaere – Joannes Planckaert – Judocus Devos – Joannes Devos – Louis Delepaut ( zoon van onderwijzer Petrus).

     

    De basisbesluiten bij de stichting:

    ___________________________

    1/ Elke medebroeder was verplicht een ½ fr. jaargeld te betalen. De som moest op O.L. Vrouw Lichtmis aan de griffier overhandigd worden. Zij die niet betaalden werden uit de sociëteit gezet.

    2/ Bij het overlijden van een medebroeder, moest elk lid 10 centiemen betalen om een mis te laten lezen tot ‘lafenis’ zijner ziel.

    3/ Op de dag van de koningsschieting moest elke confrater aan de griffier 1fr.50 betalen . Het geld werd gebruikt tot het betalen van het ‘gelaege’ en het kopen van de prijzen.

    4/Op de dag van de viering moest iedereen aanwezig zijn en indien belet de gildeknecht verwittigen en 10 centiemen betalen.

    5/ De koningsvogel moest geschoten worden op een ‘molen’ of ‘perse’. De koning had het recht van de ‘ drij eerste scheuten’ te doen. Indien hij hem nog eens afschoot werd hij ‘dobbelen koning’ genoemd. Wanneer hij hem een derde maal naeen afschoot werd hij ‘keizer’ genaamd en maakte men een gedenkstuk dat na zijn dood moest worden terug geschonken.

    6/ De koning moest , in de twee jaren van zijn ‘koningsschap’, 2 missen betalen op ‘Sint-Sebastiaansdag’ (20 januari). Trommelaar en fluiter moesten ook betaald worden.

    Arthur Vandenberghe (Marke 1898- Kortrijk 1983) :” De koningsschieting werd begin jaren 1900 aangekondigd door trommelaar Emile Velghe. Hij ging gans alleen door de straten van Marke om de koningsschieting aan te kondigen. Na de schieting vergezelde de trommelaar de koning naar de cafés, waarvan de baas lid was van de maatschappij.”

     

    7/ De koning moest in de acht dagen na de koningsschieting zijn keuze  maken van  twee commissarissen of ‘jugen’ en een hoofdman , die als oppergriffier werd aangesteld om samen te beraadslagen  met de koning over de zaken van de gilde.

    8/ Ter gelegenheid van de schieting om de jaarprijzen , moest een traktaat gemaakt worden op kosten van de leden.

    9/ De schulden aan de pastoors en de gildeknecht werden verdeeld onder de leden.

    10/ In het schietperk was het verboden vóór toer te schieten, ook te zweren en te vloeken, ‘disputen’ te maken of enige andere zaken , die het schietspel niet aangingen ,te bedrijven op ‘pene’ van 10 centiemen iedere keer.

    11/ Indien er ruzie , weigering van betaling of overtreding ontstond werd alles door de commissarissen onderzocht.

    12/De liefhebbers die in de maatschappij wilden opgenomen worden moesten 5fr.  betalen.

    13/ De mensen die niet eerlijk waren werden niet aanvaard.

    14/ Diegenen die op de vergadering op Sint-Sebastiaansdag  wilden aanwezig zijn moesten een teken naast hun naam zetten op een lijst door de knecht rond gedragen. Diegenen die niet aanwezig waren moesten 1fr. boete neertellen. Diegenen die niet naar de mis gingen moesten daarenboven 25 centiemen  betalen.

    15/ Tegen de koningsschieting moesten de confraters 1fr.50 uitleggen voor het kopen van de prijzen alsook voor het vereren van de koning. De koning zelf werd vereerd met een ‘kom wijn’. De klokkenluiders werden voldaan (5). Drie pond ‘buyskruyt’ voor het schieten van de kanonnen. Ook de kanonnier en de ‘kanontrekkers’ kregen hun loon.

    Bij de gewone schietingen betaalden ‘vreemdelingen’ 20 of 15 centiemen voor deelname. Het boekjaar 1839 en 1840 resulteerde met een winst van 54 centiemen: uitgaven 121fr.57 en ontvangsten 122fr.11. Op de koningsschieting moesten de trommelaar , de fluiter en de gildeknecht ( had als taak brieven ronddragen) ook betaald worden. Ook de pijlenrapers mochten niet vergeten worden en uiteraard de ‘stopen’ bier….achterna.

    Op Sint-Pietersdag  1839 werd besloten een nieuw vaandel te laten maken. Het enige ereteken dat de handbooggilde had was een trommel, dus moest nog een vaandel en een halsband aangeschaft worden. Ieder lid zou moeten bijdragen, maar gezien de ene beter financieel voorzien was dan de andere , concludeerde men dat ieder volgens zijn beurs handelde , met een minimum van 2fr. De gebroeders Eugenius, Eduard en Felix De Brabandere namen de kost van de halsband ter waarde van 36fr. op zich. De volgende leden legden  samen 125fr. uit voor het vervaardigen van het vaandel:

    -Ivo Vanneste (zoon van Petrus ,molenaar op de ‘Cleenen Molen’)– Petrus Van Belleghem - Henri Delbaere – Leo Maes – Joannes Planckaert – Ferdinand Bouckaert – Marcellin Coussement – Marcellinus Van Belleghem – Eduard Van Belleghem – Josephus Grégoire – Casimir Delcoutre – Ivo Libeer – Petrus Tack – François Delcour – Frederic Bostyn – Marcellin Van Belleghem (zoon van de burgemeester) – Petrus Soete –Victor Maertens – Aloïs Josson – Petrus Deborggraeve – Frederic Duquesne – Carolus (Karel)Delembre – Louis Maertens – Judocus Devos – Joannes Devos – Josephus Esquenet – Louis Esquenet – Joseph Busschaert – Petrus Geeraerd – Petrus Christiaens.

    De vlag werd gemaakt door een zekere Deraet, ‘ornementmaker’ te Izegem en kostte 134fr.65 centiemen, staf en alle aanhorigheden inbegrepen. Het tekort werd bijgelegd uit de ‘beurs’(kas). De vlag werd met veel luister ingehuldigd op 23 augustus 1839 en bijgezet in de vergaderzaal. Diezelfde avond schonken de gebroeders De Brabandere de zilveren halsband.

    Op 25 augustus 1839 werd de koningsvogel neergehaald door

    Josephus De Brabandere.  “In de vroegen morgen hoorde men het gedommel van het kanon , het trommelen en fluyten en allerley vreugde  bedrijven, naer (na) de vespers en den uytleg van hun geld, zijn de gildebroeders voorgaen van hunne eerteekens zich naer den molen begeven gezeyd BOONDRIES  om den vogel af te schieten…het getier en gezwaey heeft tot laet in de nacht gedeurd.” 

    Petrus Delepaut (Kortrijk-Buiten 1794 – Kortrijk 1855), onderwijzer, was toen griffier, Petrus Tack  (landbouwer op het ‘Hof te Tollenaers’) oppergriffier en Joseph Esquenet en Frederic Busschaert ‘jugen’.

    Op de koningsschieting van de 3e zondag van augustus 1841 werd Josephus Esquenet koning. Bij het terugkeren naar het ‘gildenhof’ werd de koning “getracteerd langs den weg en op de Plaats door scheydene met eenen kom wijn”.

    Werden benoemd tot griffier Marcellin Van Belleghem, zoon van de burgemeester en tot ‘jugen’ Ivo Vanneste en Frederic Busschaert.

    Op de 4e zondag van augustus 1843 werd tijdens de koningsschieting de hoofdvogel voor de tweede maal afgeschoten door Josephus Esquenet. Hij werd uitgeroepen tot ‘dobbelen koning’.

    Op de derde zondag van augustus 1845 schoot Leo Maes (Marke –Brugge 1867) zich tot koning.

    Op de derde zondag van augustus in 1847 werd Marcellinus Van Belleghem, zoon van de burgemeester, koning gelauwerd.

    Op 20 augustus 1849 werd een belangrijke overeenkomst gesloten tussen de handbooggilde en de ‘bossenieren’ ( de karabijnschutters):

    1/Aanvaarding van de ‘gaaiperse’ van de ‘bossenieren’ , die in ‘lochting’ (tuin) stond achter het café ‘In den Belle Vue’ ( toen eigendom van burgemeester Petrus Franciscus Van Belleghem). Er werd besloten alle ‘toebehoorsels ‘ van de ‘perse’ te aanvaarden. In juni 1853 werd 10fr.50 betaald aan Louis Maertens voor ‘reparatie aan de perse’. De koningsschietingen van de karabijngilde werden gehouden op de ‘Cleenen Molen’ ( een staakmolen). In 1841 kwam een stenen molen in de plaats. Deze vereniging lag stil van 1830 tot 1860 . Vanaf 1860 werden hun koningsschietingen gehouden op hun ‘perse’ achter café ‘In den Belle Vue’ ( zie blog ‘Sint-Barbaragilde’).

     

    In 1849 werd overeengekomen om de koningsvogel te schieten op de 3e zondag van juni. “Voorgegaen van trommel, vaandel en kanons werd naer den boondriesmolen begeven…”. Dat jaar werd de koningsvogelschieting afgelast wegens de benarde tijden. De hoofden der gilde hebben voorgesteld geen noenmaal te houden, zij hebben een klein avondmaal gehouden.” De trommelaere heeft niet gevraegd geweest. Den koning heeft den dagloon daervan , die bestond in 1fr.27 centiemen aen den griffier betaeld ten profyte der gilde .”

    Marcellinus Van Belleghem, al koning in 1847, schoot zich ‘dobbelen koning’ in 1851,  “Hij doet zijnen koninglijken halsband aen, den wijn van eeren wordt hem aengeboden, het losbranden van het kanon  en het luiden der klokken kondigen de ingezetenen van Marcke den uitslag der schieting aen. Den dobbelen koning heeft door de parochianen zeer veel eer aengedaen geweest door het geven van eerewijn enz…” Vanaf toen was Felix Benoot, de pas benoemde onderwijzer, griffier of schrijver, in vervanging van Pierre Terrijn.

    Het jaar daarop op 23 juni 1852 schoot Eduardus Descamps, landbouwer in Marke, zich koning.

    Op 6 juni 1854  schoot Petrus Tack, landbouwer op het ‘Hof te Tollenaers’ in Marke, zich tot koning. Bij een buitengewone vergadering op 5 september werd Baron Paul Bethune , lid van de gilde, erevoorzitter benoemd. Na zijn huwelijk  met Adelaïde Eliaert, vestigde hij zich in 1856 op het kasteel ‘Overham(me)’in Aalst, dat eigendom was van zijn schoonouders.

    In 1856 op 11 augustus werd de hoofdvogel afgeschoten door François Delcour, landbouwer te Marke. Vertrok later naar Lauwe.

    Op 18 augustus 1858 werd de hoofdvogel neergehaald door Eduardus Van Belleghem, landbouwer te Marke op de hoeve in de Hellestraat (bibliotheek).

    Op het einde van het boekjaar 1859 had de gilde al een batig saldo van 109fr.15.

    Op 10 augustus 1860 werd Constant Terrijn koning.

    Désiré Herman was schatbewaarder.

    Op 12 augustus 1862 koningsvogelschieting….om een onbekende reden stopt griffier Felix Benoot het schrijven in het register, dat pas in 1878 heropend werd door de toenmalige griffier Henri Vanhoenackere, die gemeentesecretaris werd in Marke vanaf 1879 tot zijn overlijden in 1916 (6). Uit het verslag van 1878 kunnen we uitmaken dat Louis Vandewiele koning was in 1876.

    Wij moeten ons tevreden stellen met een ledenlijst van 1871. Hierdoor konden we wat namen van leden  , die nog niet op het appel verschenen, toevoegen:

    Jean De Brabandere – André Declercq – Joannes Josson – Eduard Vanhoenackere ( broer van Henri) – Melchior Brasseur – Désiré Lauwers – Emiel Vanneste – Xavier Samain – Emile Beyls – Ivo Cottens – Constant Libeer – Leopold Van Belleghem ( volgde Marcellin op als gemeentesecretaris van 1869 tot 1879)– Jules Dequinnemar – Constant Esquenet – August Stichelbout (baas van café ‘Het Gemeentehuis’) – Leon Piesschaert – August Vandenberghe – Petrus Vrijghem – Petrus Walterumaertens – Petrus Vantomme – Jules Vanhoutte – Joseph Vanopstal – Constant Glorieux – Constant Schoore .

     

    Wij schrijven 23 augustus 1878 , het jaar dat het ‘Gildenhof’ verhuisde van café ‘In den Belle Vue’ naar café ‘Het Gemeentehuis’, dat ook gelegen was op Markeplaats. Désiré Moreels, koster in Marke, mocht zich tooien met de zilveren halsband.

    In 1957 verhuisde het lokaal naar café  ‘Het Middenstandshuis’ in de Marktstraat.

    De gildebroeders namen op 29 april 1879 deel aan de installatie van burgemeester Leopold Van Belleghem ( was voordien gemeentesecretaris vanaf 1869).

    Op 22 augustus 1880  werd August Joseph Everaert, landbouwer op ‘Het Hof van Marke’ (Kimpens hof),  koning. Dat jaar maakte August Busschaert  zich ook lid van de schuttersgilde.

    Op 28 augustus 1882 schoot August Joseph Everaert zich tot ‘dobbelen koning’.

    Nieuwe leden in de periode 1882-1883:

    Camiel Vandenberghe – René Samain – Arthur Tack .

    Op 17 augustus 1884 werd Charles (Karel) Brasseur aan de Boondriesmolen koning. Hij volgde Joseph Everaert , zoon van August , op als gemeenteontvanger, van 1901 tot 1936.  

    In 1885 had men 159fr.55 in kas en in 1887 202fr.45.

    Nieuwe leden in de periode 1884-85:

    Bruno Cagnie – August Delmeire – August Vanhoenacker ( broer van gemeentesecretaris Henri. Hij is vertrokken naar Aalbeke in 1898).

    Op 22 augustus 1886 was het Leopold Schoore, vlashandelaar in Marke, die zich tot koning schoot.

    In 1889 verdween voor goed de Boondriesmolen, en plaatste men de koningsvogel op een boom achter café ‘De Kardinaal’ ( op de hoek van de Kardinaalstraat en de Kalvariestraat, rechover het pestkruis.)  Eduard Vandermeersch, wagenmaker werd er op 19 augustus de eerste koning.

    Nieuwe leden in de periode 1886-88:

    Charles (Karel) Dewilde – Constant Vandorpe – Lefever Petrus – Jules Ghyselinck-

    August Dumortier (naar Amerika) – Jules Vannieuwenhuyse – Jules Vanhoenacker – Polydore Lepere – Cyriel De Brabandere (was pas brouwer)– Ernest Ghyselinck .

     

    Op Sint-Sebastiaansdag 1889 werd Charles (Karel) Brasseur schatbewaarder gebombardeerd in vervanging van Désiré Herman.

    Men schoot niet lang aan ‘De Kardinaal’, want op 17 augustus 1890 werd naar de hoofdvogel ‘ter perse’ geschoten .Uit de rekening van 1890 weet men dat een  ‘perse’ werd aangeschaft die op het goed van de familie de Bethune in de Van Belleghemdreef belandde: de uitgaven waren 313fr.96, zodat een tekort van 185fr.36 in kas was (7).  Désiré Vandaele (vader van ere-secretaris Albert Vandaele) was er de nieuwe koning. De hoofdmannen waren toen Désiré Herman en Cyriel Libeer. Schatbewaarder bleef Charles (Karel) Brasseur en schrijver Henri Vanhoenackere.

    Jules Moreels (koster)werd als nieuw lid ingeschreven.

    Op 21 augustus 1892  trok men ‘ter perse’ en Eduard Schoore, vlashandelaar in Marke, schoot zich koning.

    Op 19 augustus 1894 was August Vanhoutte, landbouwer op Sint-Anne ,de beste.

    Op 10 september 1894 werd door Baron Emmanuel de Bethune een bijzondere schieting gegeven: “De gildebroeders moesten zich begeven naar het kasteel alwaar een broederlijke ontvangst plaats had in het park met trommel en vaandel onder het geschut der kanons.”

    Op 16 augustus 1896 werd Jules Moreels koning.

    In 1897 werd de maatschappij door de gemeenteoverheid verzocht om de twee volgende feestvieringen met haar aanwezigheid op te luisteren:

    1/ Op 10 juli het eerste bezoek van Mgr. Waffelaert, bisschop van Brugge, om hier het H.Vormsel toe te dienen.

    2/Op 8 september het feest der blijde intrede van schepen Baron François de Bethune  ter gelegenheid van zijn onlangs voltrokken huwelijk met Juffr. Hayoit de Termicourt van Leuven.

    Het vaandel nieuw van 23 augustus 1839 was door de jaren versleten geraakt en moest dringend hersteld worden. Doch de gilde besliste in 1895 om het vaandel te verkopen en aanstonds een nieuw te laten vervaardigen. Dat werd mogelijk gemaakt door de familie de Bethune, die 50fr. voorschotelde. Het vaandel kostte  317fr.40. Het werd plechtig ingehuldigd op 20 september 1897.

    “Al de gildebroeders hebben zich ten twee ure namiddag naar het kasteel der heren Baron Bethune begeven om het nieuw vaandel af te halen, na aldaar een broederlijk onthaal genoten te hebben zijn zij zich ter kerk begeven en na de wijding van het nieuw vaandel is er een solemneel lof gedaan geweest tot wereldlijk en geestelijk welzijn der gildebroeders en dan gevolgd van de jaarlijksche koninklijke prijsschieting.”

    Cyriel Ameye  en Alfred Ranson (bakker op Markeplaats) komen de rangen versterken.

     

    Op 21 augustus 1898 werd Charles (Karel) Dewilde , smid in Marke, de nieuwe koning.

    Nieuwe leden in de periode 1898 -1901:

    Ivo Verschuere – Baptiste Gallant (bakker Markekerkstraat) – Aloïs Dekimpe – Henri Vanderheeren – Theophiel Cagnie – Oscar Vandenberghe.

    Op 15 oktober 1898 had de handbooggilde de eer de stoet van de blijde intrede van Baron Emmanuel de Bethune , getrouwd met Jonkvrouw Joséphine de Ghellinck d’Elseghem, bij te wonen. En op zondag 9 oktober nam zij deel aan de stoet in Kortrijk ter gelegenheid van de herdenking aan de Boerenkrijg.

    Op kermiszondag 3 september 1899, was ze ook tegenwoordig op het herdenkingsfeest van de Boerenkrijg, gevierd in onze gemeente.

    Op 19 augustus 1900 werd de koningsvogel afgeschoten door burgemeester Baron Emmanuel de Bethune ( zie foto ontvangst op het kasteel).

    Op 15 augustus 1902 werd na een bitsige strijd onder de verschillende gildebroeders de hoofdvogel afgeschoten door Octaaf Van Laere , geneesheer in Sint-Anne (8).

    Nieuwe leden in de periode 1902-03:

    Theophiel Callens – Ferdinand Glorieux – Petrus Vanoverberghe .

    De gilde hielp ook in Kortrijk de feestelijkheden opluisteren van de 600e verjaring van de Guldensporenslag.

    De gildebroeders waren er ook bij op 1 september 1902 toen  de nieuwe kerk plechtig  ingewijd  werd door bisschop Mgr. Waffelaert.

    In augustus 1904 schoot Baron François de Bethune zich tot koning. De verkozen hoofdmannen waren Octaaf Van Laere en Theophiel Callens. Jozef Denutte schreef zich in.

    Baron François bleef 3 jaren koning tot op 18 augustus 1907, toen mocht Gustaaf Dermaux, schilder te Marke ,zich kronen.

    Nieuwe leden in de periode 1908-1911:

    Dr. Arthur Vanneste – Remi Cottenie – Joseph Raepsaet – Modest Basyn – Omer Verspaille.

    Vergaderd voor de koningsschieting van 15 augustus 1909, besloten de gildebroeders om de koningsvogel jaarlijks te schieten. Bijgevolg moest jaarlijks 1fr. koningsgeld betaald worden door de leden. Constant Vandorpe werd de gelukkige koning. Op 15 augustus 1910 kroonde hij zich tot ‘dobbelen koning ‘ en op 15 augustus 1911 tot ‘keizer’.

    Van 1898 tot 1910 moest de schatbewaarder steeds afrekenen met tekorten.

    Nieuwe leden in 1912 :

    Gabriel De Brabandere – Nestor Delcour – Debouverie R. – Georges Casteleyn – Edmond Verhaege.

    In 1912 is de handbooggilde begiftigd geweest door Baron François de Bethune, erevoorzitter en burgemeester ,met een nieuwe ‘gaaipers’( een lariks). Jozef Denutte, landbouwerzoon in de Bruyningstraat ,tegen Walle, werd op 15  augustus , als eerste gelauwerd (zie ook voetnoot 9).

    Arthur Vandenberghe (Marke 1898 – Kortrijk 1983) :” Ik heb altijd de ‘gaaiperse’ weten staan op de plaats waar Dr. Albert Debeurme zijn huis bouwde in 1949. In 1912 werd een nieuwe boom gekocht, een lariks. Cyriel Ameye en Theophiel Cagnie gingen hem kopen in Geluwe of Geluvelt.De boom bleef nog 1 jaar rusten in de wal van de hoeve Dekimpe. Ik deed de eerste schieting op de nieuwe pers mee, als jongeling van 15 jaar. Naast café ‘De Handboog’ stond ook een ‘perse’. Het waren de ‘blauwe’ (liberalen) van de ‘Ijzeren Poort’ die zich ermee bemoeiden. In 1918 stond die ‘pers’ nog half afgeknakt in de weide.”

    Op 8 juni 1913 werd het jubelfeest van 60 jaar lid gevierd van Petrus Duhem, landbouwer aan de ‘Prinse’. Hij werd ‘ten huize’ afgehaald door de gildeleden en het Sint-Jansmuziek.

    Jozef Denutte schoot zich tot ‘dobbelen koning’ op 25 augustus 1913

    Voor de eerste maal in 1919, na de ‘Grooten Oorlog’, vergaderden de gildebroeders om de koningsvogel af te schieten. Hilaire Denutte, de broer van de vorige koning, werd  de nieuwe naoorlogse koning . Emiel Boussier, gemeentesecretaris werd de nieuwe griffier of schrijver, in vervanging van Henri Vanhoenackere, overleden in 1916. Op kermiswoensdag (september) werd de traditionele koninklijke  prijsschieting gehouden, daarna werd een nieuwe raad gekozen: voorzitter Baron François de Bethune, schatbewaarder Charles (Karel), schrijver Emiel Boussier.

    In 1919  kwamen 14 nieuwe leden bij:  Hilaire Denutte – Alfons Josson – René Vandaele – Jules Vandenberghe – Achiel Goegebeur – Victor Vandewoestijne – Gustaaf Theys – Robert Callens – Arthur Vandenberghe – Arthur Verspaille – Michel Goegebeur – Jean Maelfait – Victor Vandorpe – Emiel Boussier.

    In 1921 werd Petrus Lefever koning  op het ‘schietplein’ in de Van Belleghemdreef.

    In 1922 werden 4 nieuwe leden toegejuicht : Gerard Bourgois – Achille Desmet – Maurice Dufrasne – Urbain Vandaele.

    Op 26 augustus 1923 : “ de koning (Petrus Lefever) werd te zijnen huize afgehaald en van daar toog de stoet der gildebroeders naar het schietplein om er den koningsvogel te betwisten…”De koningsvogel werd afgeschoten door Jozef Moreels. Zeven nieuwe leden werden aanvaard en mochten als bewijs van toetreding het tegenwoordig handboek ondertekenen: Joseph Moreels – Georges Dermaux – Daniël Brasseur – Julien Derdeyn – Aurel Theys – Marcel Benoit –Michel Mulie.

    In het jaar 1924 op 27 augustus werd na een harde strijd Gustaaf Holvoet de nieuwe koning.

    In een algemene vergadering werden enkele standregels gewijzigd :

    1/Voortaan zal elk jaar de koningsschieting plaats hebben op 3e Sinksendag.

    2/De koning moet bij de prijsschieting van de kermis de koningsvogel kopen. Hiervoor krijgt hij 25fr. hulpgeld uit de kas.

    3/ De gilde bekostigt daarenboven nog vier prijzen , twee voor de zijvogels en twee voor de kallen .

    4/Het jaargeld werd gebracht op 5fr.

    Nieuwe leden : Jules Demuynck – Noël Vandenberghe- Louis Dalle – August Vandenberghe – Gustaaf Holvoet – Achiel Vlieghe .

    Jozef Craeynest (Kortrijk 1902 -1991):” Ik woonde met mijn ouders Odilon Craeynest in café ‘De Handboog’ op de hoek van de Marktstraat met de Kleine Marktstraat. Op 2e Sinksendag was het Markestraatkermis en was er ook schieting in de weide naast de hoeve Vandenheede (verblijfshoeve) naar de Plaats toe. Daar stond een ‘pers’ die gebruikt werd door de ‘kliek’ van de ‘Ijzeren Poort’. Vandaar ontstond het café ‘De Handboog’. Dan stond de meid van bij ons met een tafel bij de ‘sprange’ om bier te verkopen. Als kleine jongen moest ik dan niets anders doen dan ‘kitten’ bier gaan halen, terwijl de andere jongens van mijn leeftijd pijlen raapten en zo wat drinkgeld verdienden.” Odilon Craeynest had zich in 1904 in ‘De Handboog’ gevestigd als herbergier -bakker.

     

    Op 3e Sinksendag van 1925 werd de koningsvogel neergehaald door Daniël Brasseur. En op zondag 26 juli vierde de gilde Sint- Sebastiaan het jubelfeest van Charles (Karel), sedert 54 jaren lid en 36 jaren schatbewaarder van de gilde. Dat ging gepaard met een feestmaal in het gildenhof ( café ‘Het Gemeentehuis’).

    Op 26 mei 1926 werd de hoofdvogel afgeschoten door Omer Vandermeersch, die al de gildebroeders ontving in zijn huis in de Hellestraat.

    Nieuwe leden in 1927:

    Baron Jean de Bethune – Omer Vandermeersch – Cyriel Vandermeersch – Arthur Dekimpe – Julien Wyseur – Gerard Brasseur – Georges Basyn – Aimé Bekaert – André Boussier .

    Op 7 juni , derde Sinksendag, 1927 , werd Aurel Theys de nieuwe koning.

    Enkele bijzonderheden uit de annalen van de handboogvereniging in 1927-28:

    1/ Op 20 mei 1927 nam een ‘peloton’ van 7 schutters deel aan een schieting te Bissegem , waar 243 schutters ingeschreven waren. Marke ontving een bijzondere prijs voor het meest afgeschoten vogels ,te weten 13 vogels : Cyriel Ameye, Gerard Bourgois, Georges Delcroix, Arthur Vandenberghe, Gerard Brasseur, Georges Dermaux en Georges Basyn waren de deelnemers. Cyriel Ameye kreeg een persoonlijke premie voor het afschieten van 5  vogels voor het Markse ‘peloton’ (zie foto)

    2/ Op de woensdag van Sinksenkermis 30 mei 1928 werd zoals gewoonlijk de koningsschieting gehouden…lang na zonsondergang had nog geen enkel schot een vogel getroffen, daarop werd besloten de kamp uit te stellen tot ’s anderendaags. Zo gezegd zo gedaan en de hoofdvogel werd geschoten door Cyriel Ameye.

    3/ In de loop van 1928 werden 3 schietingen gehouden: de eerste op Sinksenkermis, de tweede op 29 juli en de derde op 3 september, zijnde kermiszondag, waar 72 schutters aan deel namen.

    4/In 1928 werd hier te Marke het gouwfeest gevierd voor de turngilden van West-Vlaanderen. De handbooggilde van Marke werd uitgenodigd op dat feest door de plaatselijke ‘Turngilde voor Outer en Heerd’ en schonk dan ook een beker.

    5/ Op 23 juli 1928 nam de gilde deel aan de lijkplechtigheid van medelid en bestuurslid Gustaaf Dermaux, die overleed op 20 juli, een van de oudste en trouwste leden. Nieuw lid : Jean De Buyser.

    6/ Op 20 juli 1928 werd ook met eenparigheid van stemmen besloten om deel te nemen aan de feestelijkheden ter gelegenheid van het huwelijk van Baron Jean de Bethune en Barones Louise de Vinck te Zillebeke op 12 juni 1928. De blijde intrede gebeurde op  15 augustus, zijnde  O.L.Vr. Hemelvaart. Koning Cyriel Ameye bood hen een bloemtuil aan. Het feest dat, in het park van het kasteel tot laat in de avond duurde, werd afgesloten met een opwekkend concert en een prachtig vuurwerk.

    Op de algemene vergadering van 4 september 1929 werd verslag gegeven van de werkzaamheden tijdens het verlopen dienstjaar:

    1/ Op Sint-Sebastiaansdag vergaderden 21 leden voor een gezellig avondmaal in de bovenzaal van café ‘Het Gemeentehuis’ .

    2/ Op 5 februari nam de gilde deel aan de lijkplechtigheid van lid Charles-Louis Lannoo.

    3/ Op kermisdinsdag werd de hoofdvogel neergehaald door René Vandaele.

     

    Wij schrijven 1930: Baron Jean de Bethune , lid van de gilde, werd verkozen tot erevoorzitter. Omer Vandermeersch schoot voor de tweede maal de koningsvogel af. Bij de viering van het ‘Eeuwfeest’ mocht de gilde de stoet opluisteren.

    Nieuwe leden ingeschreven in 1930-1931:

    Albert Cagnie – Frans Lamaire – Gerard Blondeel – Victor Blomme –Edmond Bogaert – Achiel Vandecasteele – Denis Deltour – Jozef Denutte (als 100e lid).

     

    Bij de koningsschieting van 1931 en 1932 werd Albert Cagnie als ‘dobbelen koning’ uitgeroepen.

    In 1933 was Albert vast besloten om ‘keizer’ te worden , doch dat lukte hem niet, de oppervogel werd afgeschoten door de toen nog jeugdige Albert Holvoet.

    Op 18 maart 1933 verloor de gilde lid Jules Vandenberghe. De begrafenis werd bijgewoond met vaandel door een zeer groot aantal gildebroeders.

    Bij koninklijk besluit van februari  1934 verleende koning Albert I de maatschappij de titel van KONINKLIJK . Dat jaar werd Julien Derdeyn koning . Ter herinnering aan die eervolle onderscheiding werd een groeps gemaakt.

    In september verloor de gilde een van haar leden : Jozef Moreels.

    In 1935 mocht men Julien Wyseur aanspreken als koning. Fernand Glorieux trad in als nieuw lid.

    In 1936 werd de koningsvogel afgeschoten door Gerard Brasseur. Raphaël Denutte werd als nieuw lid aanvaard.

    In 1937 werd de koningsvogel afgeschoten door een van de jongste leden : Albert Vanackere.

    Op 21 juli , nationale feestdag, werd een buitengewone schieting gehouden. Erevoorzitter Baron Jean de Bethune schonk hiervoor 500fr. De uitslag overtrof alle verwachting :  96 schutters, uit alle gewesten samengekomen !

    Op 6 februari 1938 overleed Gustaaf Lannoo.

    Op 3e Sinksendag trokken 36 leden naar de koningsschieting. De jeugdige Albert Holvoet, al koning in 1933, schoot wederom de koningsvogel naar beneden.

    Op 21 juli schonk erevoorzitter Baron Jean de Bethune opnieuw 500fr. voor de buitengewone schieting. Deze zeldzame schieting , kreeg weer bijval, want niet minder dan 70 schutters kwamen zich presenteren. Ze wensten uiteraard dat ze het ieder jaar zouden kunnen meemaken.

    Op kermiswoensdag 7 september kreeg de koning Albert Holvoet een nieuwe boog en men wenste hem nog vele koningsvogels.

    Op 5 november luidden weeral de klokken . Het was bij de begrafenis van voorzitter en schepen Baron François de Bethune, die in Leuven overleed op 1 november. Hij was sinds het overlijden van zijn broer  Baron Emmanuel de Bethune de nieuwe voorzitter.

    In 1939 werd Gabriel Verhaege aanvaard als nieuw lid.

    In 1939 wist Raphaël Denutte (9) de hoofdvogel neer te halen. Op 21 juli , dag van de jaarlijkse schieting werd een prachtige huldeschieting ingericht ter gelegenheid van het gouden jubileum van erevoorzitter en burgemeester Cyriel De Brabandere , sinds 51 jaar lid van de gilde.

     

    (1)Op het einde van de 19e eeuw (189O) stond de ‘gaaipers’ in de Vanbelleghemdreef ter hoogte van de woning van dokter Albert Debeurme, die er in 1949 bouwde. Vanaf 1948 stond ze op de weide rechtover de ingangspoort van het kasteel Blommeghem tot omtrent 1960. Vervolgens aan de hoeve Courtens ongeveer waar nu de Vesaliusstraat loopt tot in 1967. Toen belandde ze in de Poortersstraat tot 1970 (zie foto).

     

    (2)Cyriel Libeer, de zoon van Isidoor zou in 1886 de eerste uitbater worden van café ‘In de Klok’ in de Vagevuurstraat.

     

    (3)De Boondriesmolen stond op de Pauvre Leute, in de Watervalstraat in een weide ten westen van het hoevetje, nu bewoond door Eric Maertens-Desnock. Lang was daar een ronde watervijver , getuige van de grondvesten van de molen.Het was een windkorenmolen. Op het einde van de 18e eeuw was Guillaume Ameye – Marie Anne Libeer er molenaar. Zijn zoon Petrus en kleinzoon Henri volgden hem op. Leo Spiesschaert ( uit Wingene) was er molenaar tot 1881. De molen verdween in 1889.

    Jan Antone Wolfcarius en zijn vrouw Regina De Brabandere waren de eigenaars.

    In 1829 kwamen de molen en de hofstede , door erfenis van zijn ouders  hiervoor, in handen van Antone Wolfcarius, bierbrouwer en burgemeester van Moen, die het geheel in 1830 verkocht aan zijn broer notaris Josephus Antone Wolfcarius , in Kortrijk.

    In 1852 ,bij de verdeling, waren Auguste Joseph Wolfcarius, grondeigenaar in Kortrijk en zijn zuster Adèle Maria Wolfcarius getrouwd met François Carette, fabrikant in Tourcoing ,eigenaars.

    In 1861 verkochten Auguste Joseph en Adèle de hofstede en molen aan Charles Mailliet (dokter in Tielt) en zijn vrouw Julie Comer (een apothekersdochter uit de Lange Steenstraat in Kortrijk).  Eind 19e eeuw kwam het goed in bezit van hun  zoon Alfred, getrouwd met De Rynck Eugenia , dochter van Carolus een Tieltse bierbrouwer. Begin 20e eeuw werden bij verdeling  Louis Missiaen en echtgenote Anaïs Mailliet eigenaars (zie grondplan van 1927).

    Frans Holvoet, landbouwer op het ‘Hof te Sorys’ kocht de hoeve in 1953 en Albert Vandenheede boerde er van 1947 tot hij in 1953 verhuisde naar de hoeve (verblijfshoeve) in de Kleine Marktstraat. Momenteel wonen  Eric Maertens met zijn echtgenote Christine Desnock er al meer dan 20 jaar en zijn de nazaten van landbouwer Frans Holvoet nog altijd eigenaars.

     

     

    (4) Petrus (Pieter) Soete (Marke-Uitkerke 1856, 76 jaar oud) was de zoon van Jan Soete, bakker en koster. Felix Benoot trouwde in 1852 met Natalia Soete, dochter van Petrus.

     

    (5)In 1858  werd besloten de klokken niet meer te laten luiden voor de koningsvogelschieting. De klokkenluiders hadden toen financiële eisen gesteld en aanspraken gemaakt . Het was ten tijde van het bestuur van Eduard Van Belleghem, toen koning, Felix Benoot, griffier, Pierre Terrijn en Pierre Duhem , ‘jugen’.

     

    (6)In 1879 kwam onder de liberale regering de fameuze wet Van Humbeeck, die tot een regelrechte schoolstrijd leidde. Toen moest Felix Benoot kiezen tussen ontslag nemen of aan blijven. Hij verkoos aan te blijven ,maar voor hem liep het mis ,want zijn school liep leeg. Van dan af is geen spoor meer te vinden van Felix Benoot in de archieven van de handbooggilde.

    Henri Vanhoenackere was al van 1863 de taak van schrijver toebedeeld, doch heeft die wel wat laten verwateren.

     

    (7) De nieuwe gaaipers verving de oude , die al enkele jaren in de Van Belleghemdreef stond, op het perceel meers waar later dokter Albert Debeurme bouwde in 1949.

    In 1883 trok de Schuttersgilde Sint-Barbara naar de ‘Koekeberg’ voor de koningsvogelschieting en liet de ‘perse’, achter het café ‘In de Belle-Vue, voor wat ze was. Hetzelfde jaar nog kreeg ze een schietdoel achter café ‘Het hof van Commerce’ in de Marktstraat.

    (8) ( Octave) Octaaf Van Laere (Avelgem 1856- Kortrijk 1946) was de  zoon van Bruno, ijzerhandelaar ,en Pauline Castelein. Drie van zijn zusters traden in het klooster.

    Octaaf werd in 1883 in Leuven dokter in de genees-,heel- en vroedkunde. Hij vestigde zich eerst als huisarts in Dottenijs en trouwde in 1887 met Léontine De Kien ( Kortrijk 1863 – Dottenijs 1892) , dochter van de textielnijveraar Leonard De Kien. Door toedoen van zijn oudere zus Irma Van Laere ( Moeder Marie-Chantal) (Avelgem 1850- Sint-Michiel Brugge 1928), algemeen overste van het krankzinnigheidsgesticht van Sint-Anne, werd Octaaf er op 15 april 1893 tot adjunct-geneesheer benoemd. Hij verhuisde naar Sint-Anne en werd terzelfdertijd dokter van de aanpalende gemeenten Aalbeke,Marke en Rollegem. In 1895 hertrouwde hij met Marie –Anaïse Bathiat ( Rijsel 1865- Leuven 1939) . In 1904 werd hij bevorderd tot hoofdgeneesheer. Hij stond ook bekend als een verwoed boogschutter ( Kortrijkse Asklepiaden, door Dr. José Van Laere). Hij was katholiek raadslid in Kortrijk van 1904 tot 1911 en van 1921 tot 1927.

     

     

    (9) Raphaël Denutte, een zoon van Jozef Denutte, was gedurende zijn carrière als boogschutter 7 maal koning. In 1992 , toen 62 jaar schutter , behaalde hij nog de titel van koning bij de Sint-Sebastiaansgilde in Kortrijk. Hij was er ook koning in 1979 en 1980. Van pijlenraper was hij al jong bevorderd tot topschutter. In 1930 schoot hij de hoofdvogel bij ‘De Katte’. In 1938 en 1939 was hij koning in Marke en bleef dit gedurende de oorlogsjaren. Hij schoot zich verder koning in 1957 op de Pottelberg (St. Jozef)  en in 1960 bij Willem Tell . Hij veroverde het kampioenschap in Bissegem en won twee keer de trofee van Kortrijk. Hij werd ook koning in de toren met de overdekte wippen. Jozef , zijn vader, was koning  in Marke in 1914 en droeg die titel gedurende gans de eerste wereldoorlog. In Marke was hij al ingeschreven sinds 1904. Na de eerste oorlog trok hij naar Bellegem en in 1931 keerde hij naar Marke terug als 100e lid. In Marke was hij koning in 1913, 1947,1948 en 1964. In Marke vierde hij in 1964 , als koning, zijn diamanten schuttersjubileum ( 60 schutter) .Jozef overleed in september 1965, als ereondervoorzitter.

    Foto’s :

    1/ In 1900 ontvangst op het kasteel de Bethune.

    2/ 1927 :

    V.l.n.r :

    Gerard      Arthur           Gerard     Cyriel   Georges   Georges  Georges

    Brasseur Vandenberghe  Bourgois  Ameye  Dermaux  Delcroix  Basyn

     

    3/Toen de ‘gaaiperse’ in de Poortersstraat , tussen de hoeve ‘Dekimpe’ en

      Het ‘Lindestuk’, stond.

    4/ Detail grondplan uit 1927. Hoeve in de Watervalstraat. Een brede voetweg(een

      ‘karriere’ , waar paard en kar door konden) verbond de Cornelusweg, toen ook

      nog een voetweg, met de hoeve. Er bestond ook een ‘karriere’ die de Kalvarie-

      straat verbond met de hoeve, maar die verdween in 1957 bij het bouwen van

      nieuwe huizen.

      Boven: de Watervalstraat.

      Witte pijl :’put’ overblijfsel grondvesten ‘Boondriesmolen’          

     5/ De vlag van de handbooggilde Sint-Sebastiaan in 1972 tijdens een

      tentoonstelling.

     

     













    14-05-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)
    29-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE TWEE STEENBAKKERIJEN IN OPEN LUCHT VAN HECTOR ISERBYT.

    DE TWEE STEENBAKKERIJEN IN OPEN LUCHT VAN HECTOR ISERBYT

    EERSTE STEENBAKKERIJ IN 1897

    Het initiatief voor de oprichting van een eerste steenbakkerij in Marke kwam van een Harelbekenaar: steenbakker Ferdinand Constant Iserbyt - gezegd Constant (1828-1887) vroeg op 14 maart 1897 aan het Markse gemeentebestuur de toelating om voor onbepaalde duur een steenbakkerij in open lucht te mogen oprichten. Constant, aanvankelijk landbouwer, had zo’n dertig jaar eerder (in 1869) al een steenbakkerij opgericht op Overleie in Harelbeke. Zijn zoon Hector (Harelbeke, 1860-1945) werd in februari 1899 medestichter van de ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ en stond zowel in Harelbeke als in Marke in de volksmond bekend als ‘de Krikkeboer’. Hij had die weinig flatterende roepnaam te danken aan het feit dat hij mank liep (men zei dat hij een houten been had).

    Iserbyts eerste openluchtsteenbakkerij in Marke zou gebeuren langs de Leie, op de percelen van de sectie A 114-115-115b-116e en 116b van het kadaster. De gronden die voor het steenbakken in Marke zouden worden ontgonnen, maakten deel uit van de hoeve bewoond door Theophiel Vanhoutteghem. Noot: boer Vanhoutteghem mocht enige tijd later zijn biezen pakken, want de bouw van de pannenfabriek stond op dat ogenblik al geprogrammeerd. Na de dood van Paul Baron Bethune in 1901 werden die percelen eigendom van zijn dochter Marie-Thérèse Barones de Bethune (echtgenote van Jonkheer Paul de la Croix).

    Burgemeester Leopold Van Belleghem (Marke, 1835-1898) stuurde op 15 maart 1897 het positieve resultaat van de beraadslaging van het schepencollege naar de West-Vlaamse provinciegouverneur. Die liet het Markse gemeentebestuur prompt weten dat gestichten van die aard gerangschikt waren onder ‘gevaarlijke gestichten van 1e klas’ en dat voor dergelijke inrichtingen door de Bestendige Deputatie machtiging moest worden verleend. Iserbyt moest zich schikken naar de wet. Een kadastraal plan met alle gebouwen, wegen en waterlopen die gelegen waren in een kring van 100 meter van de inrichting, moest bij zijn aanvraag worden gevoegd.

    Marke had zich louter op het K.B. van 28 juli 1890 gebaseerd, dat alle inrichtingen van die aard rangschikte onder de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke gestichten van 2e klas. Het K.B. van 1890 sprak echter alleen op tijdelijke steenovens die voor één seizoen werden opgericht. Constant Iserbyt had een machtiging gevraagd voor een bestendige steenbakkerij en Marke werd andermaal op de wet gewezen (brief van 7 april van de gouverneur aan het gemeentebestuur van Marke).

    Twee dagen na de wenken van de gouverneur vroeg het gemeentebestuur van Marke aan dat van Harelbeke om Iserbyt aan te zetten een nieuwe aanvraag te doen en hem er op te wijzen welke vereiste stukken hij daarbij moest voegen. Bijna drie maanden later liet de gemeente Marke de hogere overheid in Brugge weten dat er nog geen (nieuwe) stukken in Marke waren toegekomen (brief van 3 juli 1897 aan de gouverneur).

    Het bijzondere aan het verhaal is dat de steenbakkerij langs de Leie in Marke door Constant Iserbyt in de praktijk al zonder toelating werd uitgebaat… Daarmee stelde hij zich bloot aan gerechtelijke vervolgingen (brief van 14 juli 1897 van de gouverneur aan de gemeente Marke en van 22 juli van ons gemeentebestuur aan de gouverneur).

    Op 31 januari 1898 kwam op het gemeentehuis in Marke volgend schrijven van gouverneur Ruzette toe: “Ik heb de eer u te verzoeken mij te laten weten of sieur Iserbyt, die eene steenbakkerij opgericht heeft zonder de noodige machtiging van de bevoegde overheid, reeds de stukken ingediend heeft waarvan er spraak was in mijnen brief van 7 april 1897. Indien de belanghebbende langer weigert zich te gedragen volgens de voorschriften op het stuk bestaande, zult gij proces verbaal tegen hem moeten opmaken.”

    Op 11 februari 1898 vernam de burgemeester van Marke, via het gemeentebestuur van Harelbeke, dat Iserbyt de vereiste stukken rechtstreeks naar de gouverneur had verstuurd. Wat was daarvan aan? Want eigenaardig genoeg werd op 16 februari door Iserbyts zoon Hector een aanvraag gedaan bij de gouverneur om een bestendige openluchtsteenbakkerij te mogen oprichten in Marke op de percelen van de Sectie A 117b en 118b (dus de percelen ten oosten van deze opgegeven door zijn vader). De oppervlakte bedroeg 78 aren. Wellicht enigszins verwonderd vroeg de gouverneur daarop aan het Markse gemeentebestuur: “… de voornaam van sieur Iserbyt die voordezen (voordien) dezelfde machtiging gevraagd heeft is Constant. Gelieft mij te laten weten of er hier spraak is van een en hetzelfde gesticht.”

    Onze burgemeester antwoordde op 8 maart dat het hier om dezelfde aanvraag ging. De eerste aanvraag was gedaan door vader Constant, die intussen zijn zaken had overgelaten aan zijn zoon Hector. Bijgevolg moest de machtiging gegeven worden aan Hector.

    Het bestuur van de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk, een aanpalende eigenaar van de inrichting, had bij het onderzoek van commodo en incommodo geprotesteerd tegen de komst van de steenbakkerij: “L’établissement d’une briqueterie permanente à coté du rouissoir de notre fermier Verspaille (de hoeve Verspaille, op de oosthoek van de Koedreef en de Rekkemsestraat, was eigendom van de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk) sera sans nul doute très préjudiciable à son exploitation et présentera des inconvénients si graves à tout instant que notre locataire se trouvera dans la nécessité d’interrompre son industrie et par suite notre administration se verra dans l’obligation de résilier le bail du rouissoir qui perdra toute clientèle à cause des dommages inévitables occasionnés par la briqueterie. De concert avec notre fermier Verspaille nous nous réservons dès à présent de réclamer chaque année à chaque saison les dommages qui résulteront de la briqueterie projetée.” (brief van 19 maart 1898) Het kwam er dus op neer dat een steenbakkerij zeer nadelig en schadelijk geacht werd voor de rootplaats of Leieroterij.

     

    De verleende machtiging schreef de vervulling van volgende voorwaarden voor:

    1/ Er mocht geen aarde uitgedolven worden op minder dan 1 m van de aanpalende gronden.

    2/ De ovens moesten tenminste op 30 m van de grens met de aanpalende gronden worden geplaatst. Daarbij moesten ze voorzien zijn van een afscherming tijdens het bakken.

    3/ Na het uitdelven moesten de gronden genivelleerd worden tot ongeveer 0,50 m boven het zomerpeil van de Leie.

    4/ Ontvlambare stoffen waren verboden in een zone van 20 m van de spoorweg.

    5/ Hector Iserbyt zag zich genoodzaakt een overdekte hangaar van 5 m lang, 2,50 m breed en 2,50 hoog te bouwen waarin de arbeiders zouden kunnen eten en schuilen.

    6/ De vergunning werd verleend voor een termijn van 30 jaar.

    In zitting van het College van Burgemeester en Schepenen van 9 april 1898 werd gunstig advies gegeven en op 5 augustus werd de vergunning geleverd door de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen.

    Hoewel ‘bestendig’ was de steenbakkerij geen lang leven beschoren: ze viel nog voor de Eerste Wereldoorlog stil.

     

    TWEEDE STEENBAKKERIJ IN 1923

    Een kwarteeuw later, op 10 februari 1923, stuurde Hector Iserbyt rechtstreeks naar de gouverneur een aanvraag om opnieuw een ‘bestendige’ steenbakkerij in open lucht, met verscheidene ovens, te mogen oprichten in Marke. Deze keer op de percelen van de Sectie A 103g en 103h van het kadaster, die gelegen waren langs de Rekkemsetraat, achter café “De Zon”. Die percelen waren oorspronkelijk eigendom van Paul Baron Bethune en werden in 1909 door zijn erfgenamen verkocht aan de pannenfabriek. Hector Iserbyt maakte ook gebruik van het perceel Secie A 103e, dat toebehoorde aan Marie-Thérèse Barones de Bethune, echtgenote van Jonkheer Paul de la Croix.

    Het doel van de onderneming was de ontginning van klei en het vormen en het bakken van bakstenen in veldovens. Het graven gebeurde met de spade en het vormen met de hand.

    Uit het proces-verbaal van commodo en incommodo van 8 mei 1923 bleek dat er geen verzet tegen de aanvraag was ingediend, niettegenstaande een hele resem omwonenden geïmpacteerd waren door de inrichting. Het schepencollege van Marke bracht op 18 mei een gunstig advies uit. Ook de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen gaf haar akkoord in zitting van 9 november 1923.

    Camille Fostier (Waregem 1907 – Kortrijk 1988), die getrouwd was met Adrienne Deceuninck (Marke 1912 – Kortrijk 1996), kon een interessant getuigenis afleggen over de tweede steenbakkerij van Hector Iserbyt in Marke, die – zo blijkt – ook niet lang heeft bestaan:

    “Adrienne heeft geweten toen ze jong was dat achter café ‘De Zon’ een steenoven stond. In 1925 kwam ik (Camille Fostier) daar werken. De stichter van die steenbakkerij was Hector Iserbyt, beheerder van de Markse pannenfabriek. We maakten daar zo ongeveer 16.000 stenen per dag. Het waren bakstenen en ze werden ‘gemouleerd’ in bakjes van 2. Het was de vormelaar die dat deed. Er waren dan mannen die niets anders deden dan mortel maken. De steenbakkerij was geen lang leven beschoren en heeft blijven bestaan tot ongeveer 1933-’34. De reden was dat men geen goede klei meer kon ‘trekken’. Hierop ontstond het voetbalveld van F.C. Marke.

    Gedurig waren 11 mannen aan het werk. Er waren ook ‘branders’. De ‘brander’ maakte het vuur om de stenen te kunnen bakken. Men spreekt van een steenoven, maar er was natuurlijk geen oven. De stenen werden opeengestapeld en langsonder werden dan fijne kolen uit zakjes gestrooid en in brand gestoken. Als het regende moesten de arbeiders ’s nachts uit hun bed om de vlaken te gaan bedekken, opdat de ‘moules’ niet zouden nat worden. De grote baas van de steenoven was Hector Iserbyt van Harelbeke, de ‘krukkeboer’ genaamd. Hij kwam de werken inspecteren met paard en een ‘size’. Hij had bijna altijd een bolhoed op en een wandelstok in de hand. Er werkten nogal wel van Lichtervelde in de steenoven. De arbeiders konden schuilen en slapen in een barak achter het café ‘De Zon’.”

     

    Hector Iserbyt in 1926.

    1/ Foto Sectie A  117b en 118b.

     

    2/ Foto 1924  1/ Hoeve Dendoncker.

                2/ 12 huizen gebouwd in 1923 door de pannenfabriek van Marke,

                  waarvan 2 tweewoonsten. Naast de 8 andere café ‘Hongarië’,

                  café ‘Oostenrijk’ en nog 3 oudere huisjes.

                

                3/ De steenbakkerij. De grond, ‘De Pottier’ genaamd, werd in 1909

                  gekocht aan de erfgenamen van Baron Paul Baron Bethune.

                  Uiterst links staan 6 huizen. Het hoekhuis links is café ‘De Zon’.

                  Het huis rechts is gebouwd door de pannenfabriek in 1923. De

                  4 huizen tussenin zijn gebouwd door Charles-Louis Lannoo in

                  1913. De grond werd gekocht aan Jonkheer Paul de la Croix.

                  Het stuk grond tussen de Keiweg en de steenbakkerij was

                  eigendom van de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk.

     

     

     

     

     

     

     







    29-03-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (1)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    09-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE JASTA 10 IN MARKE.

                              DE  JASTA 10  IN  MARKE

                             _____________________

    Eens en voor altijd:

    _______________

    De Jasta 10 landde hier op Flugplatz Marke (tussen de pannenfabriek van de Pottelberg en de verblijfshoeve ) op 29 mei 1917.

    Verschillende auteurs  bijten zich vast op 2 juli 1917. In de “Gazette van oud Cortryck” van maart 2017, in het artikel ‘Flugplatz Marckebeke’ was het ook van dat. Het artikel bevat  historische onjuistheden. Een 6-tal foto's kregen een foutieve omschrijving .Een foto kreeg geen omschrijving. En een anachronistische trucfoto sluit de rij .

    1/ Het dagboek van Jean Verhoye :

         Dinsdag 29 mei 1917: “De vliegers komen toe op ’t vliegplein (aankomst van

         Jasta 10) er zijn er 8 stuks tweedekkers Albatros. Ze doen weer groote

         Manoeuvres ten schade van land en vruchten.”

     

    2/  De gemeenterekeningen anno 1917:

     

         De Jasta 10 hield haar Casino in de Marktstraat in de brouwerij van  Cyriel De

         Brabandere van 29 mei tot 25 november 1917.

        

     

     

                            

              

     

     

                             

       





    09-03-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    23-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EHRENFRIEDHOF NR.179 - Een Duitse militaire begraafplaats in Marke

    EHRENFRIEDHOF NR. 179

    Een Duitse militaire begraafplaats in Marke

    __________________________________________________

    We snijden het artikel aan met wat voorgeschiedenis. Het gaat hier om een stuk grond, gelegen op de hoek van de Hellestraat en de Kleine Pontestraat. Op de Popp-kaart en de kadastrale legger van Marke staat het perceel geboekstaafd als sectie B 179. De eigenaar is het Armbestuur van Kortrijk (Bureel van Weldadigheid), zeg maar het huidige OCMW. Het stuk grond maakt deel uit van de hoeve naast het ontmoetingscentrum in de Hellestraat. Die hoeve was tijdens de Eerste Wereldoorlog bewoond en uitgebaat door Raymond Delobelle (Heestert, 1874 – Kortrijk, 1971) en Leonie Callens (Heule, 1885 – Izegem, 1933).Eric Coucke was de laatste landbouwer op de hoeve. Het perceel sectie B 179 had toen een oppervlakte van 70 are 50 centiare. Meer dan een kwart ervan (18 a 26 ca) werd tijdens de oorlog door de Duitsers opgeëist voor het aanleggen van een begraafplaats.

     We schrijven juni 1917. Marke belandde toen in het ‘Operationsgebiet’. Het klooster werd toen tot een ‘Lazarett’ omgevormd.  De Derde Slag bij Ieper (juni-november 1917), met inbegrip van de ‘Mijnenslag’ (7-14 juni), zorgde voor een enorme toename aan doden en gewonden . De gesneuvelden uit het  Brits zomeroffensief  van 1917 en de Duitse lenteaanvallen van 1918 waren bijzonder talrijk. En omdat het front opschoof, was er nood aan nieuwe begraafplaatsen.

     

    De begraafplaats werd onmiddellijk in gebruik genomen: in juni 1917 al. Hieruit leiden wij af dat de eerste gesneuvelden die hier begraven werden, gewonden waren uit de mijnexplosies van 7 juni 1917. Markenaar Jean Verhoye (1892-1986) noteert op 7 juni 1917 in zijn oorlogsdagboek: "Verledene nacht bereikte het artillerievuur eene nog nooit gehoorde sterkte, een trommelvuur van d’ergste soort en van zeer zware geschutten. Den Duitsch zegt dat het beider zijden van Wijtschaete is, ’t geene waar zijn kan." En 's anderendaags: "De gekwetsten komen toe ’t zijn er al 30 en 9 al gestorven. ’t Schijnt dat het hier de eerste verbandambulance (ingericht in het klooster der zusters) is achter ’t front, want de jongens bloeden en zijn onverbonden, ’t is wreed om zien." Op 7 juni 1917 deden zich geweldige ontploffingen voor. 19 Britse dieptemijnen werden ontstoken in tunnels die men al een jaar op voorhand (1916) had gegraven. De Britten hadden de overmacht met hun tanks en hun vreselijke kanonvuur veroorzaakte zware verliezen bij de Duitsers.

     

    Camiel Lefevere (Marke, 1907 - Kortrijk, 1988) woonde met zijn ouders in het café ‘De Brug’, rechts op het einde van de Kloosterstraat. Ook hij liet een kort ooggetuigenverslag na: “Een zekere Max (een Duitser) was toezichter op het Duits kerkhof en moest het ook onderhouden. Het zijn de Duitsers die de kerkhofmuren met de hulp van Markenaren gezet hebben. Sommige gekwetsten kwamen van het front (eerst met het treintje [de stoomtram, nvdr]) en kwamen dan toe in het klooster op een boerewagen (soms ook kisten op de boerewagens).”

     

    In Marke werden soldaten begraven tot oktober 1918 (zie “Wereldoorlog I Marke” van M. en R. Faillie, 1984, blz. 382 t.e.m. 390 voor een namenlijst). Oorspronkelijk rustten op de begraafplaats 181 Duitsers, 12 Britten, 1 Fransman en 1 Italiaan. Na de oorlog werden de 12 Britten overgebracht naar het Harlebeke New British Cemetery. De enige Italiaan werd herbegraven op het Campo Santo Italiano di Houthulst. De ene Fransman werd wellicht gerepatrieerd op vraag van diens familie.

     

    De foto van het Duits kerkhof dateert van rond 1926.

     

    In een brief van 8 maart 1922, richt het gemeentebestuur van Marke zich als volgt tot de bevelhebber van de 'Krijgsbegravingsdienst IV sector Izegem': “Het opschrift bij de ingang van het kerkhof ‘Verboden aan de bewoners van de aanpalende straten op het militair kerkhof te gaan’, werd door de werklieden van de krijgsbegravingsdienst weggenomen. Een der Engelse werklieden heeft de plank aan een vrouw uit de buurt gegeven, dat zij zelf als souvenir mocht behouden.” Aan wie hebben wij het raden naar ...

     

    In de jaren 1930 werd het Duitse kerkhof aangekocht door de Belgische Staat en ter beschikking gesteld van de Duitse regering. Omstreeks 1931-1932 werden een honderdtal Duitse gesneuvelden van gemeentelijke begraafplaatsen in de omgeving naar Marke overgebracht. Ze kwamen uit Gullegem (29), Zwevegem (1), Harelbeke (22), Stasegem (4), Moeskroen (21), Heestert (5), Gijzelbrechtegem (3), Otegem (4), Avelgem (4), Dottenijs (6) en Kooigem (1). Tegelijk werd het kerkhof ook heraangelegd. De houten grafkruisen die daarbij werden gebruikt, waren van het type Einheitskreuz Nr. 40B en werden gemaakt door Charles-Louis Lannoo, aannemer van timmerwerken in Marke. Het kerkhof bestond uit vier terrassen met hoogteverschil en met steunmuren in baksteen. Op het bovenste terras kwam een massagraf en werd een kleine kapel gebouwd waarin een smeedijzeren kruis werd geplaatst. De twee hoogst gelegen terrassen zijn bewaard gebleven en nog altijd zichtbaar.

     

    Eregemeentesecretaris Albert Vandaele (1925-2016) herinnerde zich over die werken het volgende: “In de jaren ’30 werden er Duitse soldaten van andere kerkhoven overgebracht naar het Duits kerkhof van Marke. Ik woonde toen in de reke van het klooster – de 6 huizen stonden haaks op de Kloosterstraat – met mijn ouders en was toen een jaar of 7. Ik zag hoe gedisciplineerd men de kisten overbracht en zorgvuldig begroef op het Duits kerkhof.”

     

    Voor de volledigheid: op het gemeentelijk kerkhof, toen nog rond de kerk van Marke, lagen ook militairen begraven. Op 10 oktober 1949 werden 8 Franse soldaten, waaronder 2 onderofficieren  er ontgraven. Ze waren in 40-45 van Sint-Anne naar Marke gebracht . De ontgravingen gebeurden in aanwezigheid van burgemeester Alfred (Gabriël) De Brabandere, veldwachter Michel Desmet, Arthur Rottier , Jozef Brasseur en Arthur Maenhout, voorzitter van de oudstrijdersbond.

     

    Een wat onvolmaakte foto uit 1951 toont aan dat het onderhoud van het Duitse militair kerkhof te wensen overliet. Het oord lag er lange tijd verwilderd bij. Uiteindelijk werd de begraafplaats opgeheven bij het centraliseren van de Duitse kerkhoven in mei 1955. De Belgische overheid drong aan het aantal te behouden militaire begraafplaatsen te beperken .

     

    In totaal lagen hier 281 Duitsers begraven. Daarvan werden slechts de graven van 248 bekende gesneuvelden in de week van 15 tot 21 mei 1955 naar Menen-Wald, Feld I (perk I), overgebracht. Volgens het eerste register, dat kort na de oorlog moet opgesteld geweest zijn, waren er 19 onbekenden, die hun laatste rustplaats in het Kameradengrab in Langemark kregen. Ook het massagraf van 14 lijken op de bovenste terras links werd naar diezelfde begraafplaats overgebracht. In totaal dus 33 niet-geïdentificeerde gesneuvelden. Eind mei 1955 waren alle stoffelijke overschotten van de Duitse soldaten elders bijgezet (brief van secretaris-generaal Margraf van de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge aan burgemeester Alfred De Brabandere  van 27 mei 1955.)

    Albert Vandaele: “De beenderresten op het Duits kerkhof werden in 1955 in “Vaderlanderkes” (jutezakken) gestoken, zorgvuldig genummerd, volgens de officiële lijsten, dus heel secuur onder de leiding van de Deutsche Kriegsgräberfürsorge. In een graf werd zelfs een fles met een brief erin ontdekt.”

     

    In 1955 was de Belgische Staat zinnens het afgeschafte Duits militair kerkhof te verkopen. Op 21 mei 1955 werd al  aangedrongen door de Duitse Bundesrepublik (Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge) om het bestaande monument te behouden en niet te vernietigen. Het gemeentebestuur van Marke wilde de verkooptransactie verhinderen en wendde zich op 31 januari 1956  tot het Ministerie van Financiën, Directie Domeinen in Brussel. De integrale tekst van de brief gericht door het gemeentebestuur van Marke aan het Ministerie van Financiën (de schrijfstijl werd behouden) volgt hierna:

     

    Mijne Heren,

    Naar wij vernemen zouden uwe diensten zinnens zijn het perceel grond sectie B 179 a groot 18 a 26 ca in openbare verkoping te geven. Mogen wij u verzoeken te willen onderhandelen om te verkopen in der minne, zoals wij voorheen gevraagd hebben aan de heer Ontvanger der Domeinen te Kortrijk.

    Indien uwe diensten, toch zouden beslissen het goed in openbare verkoping te geven, zullen wij ons verplicht zien ons te verzetten en dit om volgende redenen.

    Het bijzonder plan van aanleg (BPA) Kloosterstraat dat onlangs zal voorgelegd worden aan de koninklijke goedkeuring voorziet de inname van een deel van dit perceel voor de openbare wegenis; de rest van het perceel zou bestemd zijn als speelplein voor kinderen en rusthoekje voor ouden van dagen, daar in de omgeving huizen voor ouderlingen worden gebouwd. Over gans het perceel werd een zone bouwverbod gelegd, dit in overeenkomst met de diensten voor Stedenbouw West-Vlaanderen.

    Wij zouden aldus in gelijk welke omstandigheden ons verplicht zien over te gaan tot de onteigeningsprocedure, ten einde dit perceel volledig in te lijven bij het gemeentelijk domein.

    Wij hebben voorheen de vraag gesteld aan te kopen in der minne, ten einde de formaliteiten en moeilijkheden van onteigeningen te omzeilen.

    Naar we vernamen van de ‘Umbettungsleiter’ [het hoofd van de ontgravingsdienst, nvdr] zouden ze al de bestaande metselwerken vernietigen. Het tegenovergestelde werd ons aldus toegestaan. Zo werd dit kunstmonument in zijn geheel behouden, rekening houdende met de toekomstplannen van de gemeente [het smeedijzeren kruis in de kapel op de hoogste terras is echter verdwenen in de tachtigerjaren van de 20ste eeuw; zie de foto in betere tijden].

    Om al deze hoger aangehaalde redenen, zullen wij ons verplicht zien ons te verzetten tegen de publieke verkoping, en vragen wij u beleefd de aankoop in der minne toe te staan.

    Wij verhopen dat u onze vraag welwillend zult onderzoeken. In de hoop een gunstig antwoord te mogen ontvangen aanvaardt, mijne heren, de verzekering onzer hoogachting.

    De  secretaris                                                          De burgemeester

    Albert Vandaele                                                     Alfred (Gabriël) De Brabandere”

     

    We laten opnieuw eregemeentesecretaris Albert Vandaele aan het woord: “De Belgische Staat nam het besluit het ontruimde kerkhof in 1955 openbaar te verkopen. Doch de gemeente Marke vroeg dat niet openbaar te doen, maar het aan haar te verkopen ... Er was immers een bijzonder plan van aanleg (een plan van lijntrekking), om de Kloosterstraat en de Hellestraat in rechte lijn te verbinden met de Prinse. Het BPA bestond trouwens al van 1888. Hierbij was de inname van een groot deel van het oude Duits kerkhof voorzien. Later onder het burgemeesterschap van Emmanuel de Bethune kwam dat plan weer op de voorgrond, doch men liet het links liggen.”

     

    Julien Steelandt (1897-1988): “Ik heb altijd horen vertellen van mijn vader Camiel (1857-1936) dat een Van Belleghem op de hoeve woonde en die wilde niet dat de weg door zijn boomgaard liep.” Eduardus Van Belleghem (Marke, 1819 - Marke, 1895), lid van het Bureel van Weldadigheid, baatte toen samen met zijn zuster Barbara-Theresia (Marke, 1824 - Marke, 1894) de hoeve uit. Zij waren kinderen van  Joannes en Rosalia Planckaert.

     

    In 1958 werd beslist in zitting van 24 mei, onder het voorzitterschap van dienstdoend burgemeester Michel Chanterie (1899-1972), om het militair kerkhof voor 90.000 frank aan te kopen aan de Belgische Staat. Michel Chanterie was dienstdoende burgemeester na het overlijden van Alfred Debrabandere in januari 1957 en dit tot aan de benoeming van Aimé Bekaert (1903-1990).

     

    Albert Vandaele sprak niet meer over het ‘speelplein en het rusthoekje voor ouden van dagen’!Volgens hem was burgemeester Alfred (Gabriël) Debrabandere (1891-1957) van plan om een groot Heilig Hartbeeld te laten plaatsen op die plek, doch hij overleed op 25 januari 1957 en ... het resultaat is een parking geworden.

     

    Na de overbrenging van de stoffelijke overschotten van de Duitse soldaten naar Menen-Wald, werd er door de “Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge” (Kassel) op gewezen dat vele familieleden van gesneuvelde Duitse soldaten van een kale reis naar Marke moesten terugkeren, zonder de graven van hun geliefden te hebben kunnen bezoeken. Er werd aan het Markse gemeentebestuur  gevraagd de bezoekende familieleden te verwijzen naar het nieuwe kerkhof in Menen en hen mee te delen dat daar een lijst voorhanden was met de namen van de doden die er rusten: "Uns sind Nachrichten zugegangen, dass Angehörige von einer Reise zurückgekehrt sind, ohne das Grab ihres Toten gefunden zu haben……Ihnen vorsprechende Angehörige nach diesem Friedhof (Menen-Wald) zu verweisen, und sie davon zu unterrichten , dass auf dem Friedhof eine Belegungsliste ausgelegt ist und sie dort die Möglichkeit haben, das Grab ihres Toten ohne weiteres zu finden…."

     

    -Detail uit een kaart van het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw in 1952.

    1/ Het Duits kerkhof rond 1926 (Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge).

    2/ Het Duits kerkhof in 1951 .

    3/ Toestand in de jaren ’80 van de 20e eeuw (foto Roger Faillie).

    4/ Een toestand in 1955, kort na de ontgravingen.

     

     

     

     











    23-01-2017, 09:33 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    02-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET RECHT TREKKEN VAN DE BUURTWEG Nr.5 OF DE VAGEVUURSTRAAT.

    HET  RECHT  TREKKEN  VAN  DE  BUURTWEG  Nr.5  OF DE VAGEVUURSTRAAT

    _____________________________________________

    Op 26 februari 1904 werd door de Kortrijkse arrondissementsingenieur A. Van Tomme een plan opgemaakt om de Vagevuurstraat rechtdoor te trekken. Vanaf café ‘In de Klok’ (1) liep de weg westwaarts in boogvorm over de Markebeek, om een tiental meters verder  weer in te schuiven ( nu in de Kalvariestraat ). De brug over de Markebeek lag toen enkele meters meer westwaarts dan de actuele (zie plan).

    Het plan en de werken werden  goedgekeurd door de gemeenteraad van Marke respectievelijk  in de  zittingen van 12 april  en  18 november 1904 ,en door de Bestendige Deputatie op 27 januari 1905. De nieuwe ontworpen weg was 94m . lang. De werken bestonden in het maken van een nieuwe brug over de Markebeek , in het leggen van grint  en het maken van duikers. Daarbij moest de aannemer ook de nieuwe straat opvoeren en de oude effenen.

    Voor de doortrekking moesten volgende percelen onteigend en aangekocht worden door de gemeente:

               Kadaster    Sectie B 168  :Alfons,Emiel en Jules Vlieghe Marke:         2a54ca

                                         B 11 : Klooster Marke :                                        1a15ca

                                         B 23: Klooster Marke  :                                        5a45ca

                                         B 46 : Plaquet- Duvivier Eugène We. en                 0a45ca

                                                                             kinders Leuze.

    In februari 1905  verkocht het klooster 10 populieren uit de meers ( Sectie B 23) nabij het café ‘In de Klok’  ( Akte not. Guillemyn).

    Het afgeschafte gedeelte van de oude weg kwam in het bezit van de ‘Brouwerij van Stacegem’ (Sectie B 31f)-  We.Grymonprez en erfgenamen (Sectie B 35) –Constant en Louis Van Belleghem (Sectie B 36 en 40) – Plaquet-Duvivier Eugène (Sectie B 46).

     

    De grintwerken omvatten tevens gans de Vagevuurstraat (2), over een lengte van 1600m. De breedte van de begrinting was vastgesteld op 3 m. Het College van Burgemeester en Schepenen had op 29 november 1904 al beslist de landbouwwegen 5 - 6- en 7 te begrinten (3). Gemeentesecretaris Henri Vanhoenackere (Bellegem 1847- Marke 1916) werd  als toezichter van de werken aangesteld.

     

    De grintwerken  startten op 1 april 1905 en werden uitgevoerd door Emile Haesbrouck-Orgaer, aannemer te Harelbeke . De begrinting liep tot het kruispunt Kardinaal-, Keizer-, Kalvarie- en Watervalstraat .Op 9 maart 1907 gaf Emile Haesbrouck ook  zijn akkoord om het gedeelte vanaf begin Keizerstraat tot café ‘In de Keizer’ (4) , tegen de Torkonjestraat , te verharden (begrinten).

     

    De heren Constant en Louis Van Belleghem werden er op gewezen dat zij een uitweg , van 3m. breed, moesten laten bestaan langs de partij Sectie B 35 tot aan de hoek ,tegen café 'In de Klok', verder naar de nieuwe straat , om de verbinding  met de voetweg langs het perceel Sectie B 36 te verzekeren. Gemakkelijk te zien op het plan: de voetweg langs het perceel Sectie B 36 is  het nu nog bestaande wegeltje dat uitkomt op de Preshoekstraat.

    In 1925 bouwde aannemer Gerard Leman 4 huizen tussen de voetweg en de nieuwe straat. Zelf woonde hij in het derde huis  ( vanaf de voetweg) en startte er ook zijn zaak.

     

    De ‘gravierweg’ (grintweg) vanaf Markeplaats tot café ‘In de Keizer’ werd plechtig ingehuldigd op 12 juli 1908 (zie strooibiljet).

     

    (1)Het café werd gebouwd in 1882 door timmerman Gustaaf Destoop ( Kortrijk 1852-Lauwe 1892),  op grond die hij gekocht had aan Melchior Brasseur, vlaskoopman en uitbater van café ‘In d’Arke van Noë’. Door een lening aangegaan aan brouwer Henri Malfait-Bonte te Kuurne, was Destoop verplicht zijn bieren af te nemen  aan die brouwerij. Het café had aanvankelijk als opschrift ‘Sint-Joseph’.  Door een andere geldlening in 1883 aan   Jules en Clothilde De Coninck van de  ‘Brouwerij van Stacegem’  werd die brouwerij de nieuwe leverancier. Op 25 maart 1886 verkocht Gustaaf Destoop het café aan de ‘Brouwerij van Stacegem’ en  het opschrift wijzigde onmiddellijk in ‘In de Klok’. Cyriel Libeer was de eerste uitbater en tezelfdertijd slachter. Hij was de zoon van Isidoor Libeer, die toen uitbater was van café ‘In de Belle Vue’ op Markeplaats. ‘In de Klok’ was café tot in 1955. De ‘Brouwerij van Stacegem’ was ook nog eigenaar van de cafés ‘Het Paradijs’ in de Marktstraat, ‘De Sterre’ eerst in de Kloosterstraat, daarna in de Vagevuurstraat, en  ‘De Kardinaal’ op de hoek van de Kardinaal- en de Kalvariestraat.

     

    (2) In het begin van de 19e eeuw liep de Vagevuurstraat vanaf Markeplaats tot de Torkonjestraat. In zitting van de gemeenteraad van 1 augustus 1910, werd ter gelegenheid van de tienjaarlijkse volkstelling , bepaald dat  de Vagevuurstraat opgesplitst werd  in Vagevuurstraat (vanaf dorpsplaats tot Markebeek),  Kalvariestraat (vanaf de brug over de Markebeek tot de Watervalstraat) en Keizerstraat ( vanaf de Watervalstraat tot de Torkonjestraat). In de 17e eeuw sprak men zelfs van de ‘straat komende van Markeplaats tot de’ Boondries’. De ‘Boondriesmolen’ bevond zich in de Watervalstraat en verdween in 1889.

     

    (3) In zitting van de gemeenteraad van 1 augustus 1910 werden volgende benamingen vastgesteld:

    -buurtweg 6 : Aalbekestraat

    -buurtweg 7: a) van de Aalbekestraat tot de wijk St.Anne-Kortrijk: St.Annestraat

                            b) van de Rolleghemstraat tot de Bergstraat : Lantestraat

                            c) van de Bergstraat tot het grondgebied Aalbeke: Luingnestraat.

     

    (4)Uitbater was Remi Derveaux (Deerlijk 1861-Marke 1949). In 1907 werd het café  , dat eigendom was van brouwer Cyriel De Brabandere ,uitgebaat door Gustaaf Vanrobaeys (Marke 1873-Aalbeke 1940) .Het was in die tijd een ‘afspanning met paardenbakken’. In 1934 kocht Michel Vanden Bogaerde (Marke 1901- Kortrijk 1973) het café. Zijn echtgenote Germaine Segaert wilde een ander opschrift. De gebroeders Germain,Urbain en Antoon Vandaele , schilders, fristen het café op. Antoon kwam op het idee van ‘In de groene weide’, uiteindelijk ‘Au Pré Vert’.

    Op 6 januari 1949 kwamen hier de twee broertjes Michel (Kortrijk 1940) en Louis (Kortrijk 1942) Vanborre  om in een brand.

     

    Foto’s:

    1/ Café ‘In de Klok’ in 1955.

    2/ Zicht op de Vagevuurstraat vanaf Markeplaats begin 20e eeuw.

    3/ Café ‘Au Pré Vert’ op 5 juni 1980. Het pijltje duidt de plaats van het onheil in 1949 aan.

    4/ Café  ‘Au Pré Vert’ einde jaren ’30.

      V.l.n.r.:

      X  Madeleine     Marguerite Germaine   Gerard   Georges      Michel                    Michel

          Coussement  Ghiesmans   Segaert     Nuytens Ryckoort   Vandenbogaerde     Rogé

     

     

     

     

     

     

     

     













    02-01-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    21-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE GEDENKPENNINGEN VAN F.C. MARKE

            DE  GEDENKPENNINGEN   VAN   F.C. MARKE

           _____________________________________

    Voor wat de geschiedenis van voetbalclub F.C. Marke betreft, verwijs ik graag naar het ‘Heemkundig Kijkboek Marke’ van M. en R. Faillie 1982 blz. 153-154 en naar ‘K.F.C. Marke 1935-1995, 60 jaar voetbal te Marke’ door Philippe Vanhaezebrouck.

    Er werd al gevoetbald met vallen en opstaan vanaf 1914 en ook her en der naar speelweiden gezocht.

     1935 werd beschouwd als het officiële startjaar van de club. Van dan af mocht F.C. Marke bogen op een vast terrein, eigendom van de pannenfabriek van Marke. Het veld was gelegen achter café ‘De Zon’ in de Rekkemsestraat. Zo kregen onze spelers ook de naam van ‘pannenbakkers(jongens)’. Daar werd gespeeld tot in 1940, toen bracht de tweede wereldoorlog roet in het eten.

    In 1945 werd de club heropgericht en men vond een nieuw terrein aan de hoeve Dekimpe.

    Maar wat ons nu aanbelangt zijn de gedenkpenningen die in 1938 en 1939 uitgedeeld werden, door de ‘directie ‘ van de pannenfabriek, aan de spelers. De toenmalige ploeg speelde in 3e afdeling B en werd kampioen in het seizoen 1937-38 met 4 punten voorsprong op Wervik.

    De trainer was toen Arthur Millecamps en het lokaal was gevestigd in café ‘In het Nieuw Kwartier’ bij Aimé Verrue.

    De gedenkpenningen:

     

    1/ De spelers van Marke, alsook van de tegenpartij , een Engels team ,kregen op 18 april 1938 , 2e paasdag , na een voetbalmatch een eerste miniatuur pan. Marke verloor toen met 1-6. De wedstrijd tegen een  Engels team op 2e paasdag was een traditie die nog overeind bleef tot in de jaren '50.

     2/ Op paasdag ,9 april 1939 na een tornooi ,ingericht door ‘De Gazet- De Zondagsvriend’, kregen de spelers hun tweede penning uitgereikt.

     

    3/ Op 13 maart 1938 kregen de spelers van Marke vanwege W.S. Lauwe, die toen in eerste provinciale afdeling speelde, een medaille. Het betrof een bekerwedstrijd tegen W.S. Lauwe, en gewonnen door Marke met 2-3. Het tornooi vond plaats op de Schonekeer in Lauwe, aan de hoeve Delaere.

     

    4/ Foto van de kampioensploeg van F.C. Marke in 1938, genomen op het terrein van Rekkem. Marke won er met 0-4.

     

    Boven: v.l.n.r.:

    Aimé      Maurice   Gerard       Jerome          Marcel          Jerome     Alidor        André

    Verrue   Holvoet    Dekimpe   De Mulder    De Mulder    Dutoit      Holvoet     Lemaitre

     

    Onder : v.l.n.r.:

     Albert        Michel                 Daniel            Camiel      Marcel
     Laverge     Vandebuerie      Goegebeur    Faillie        Faillie

                            

        

       

     

     

     

           

       

     

     

     















    21-12-2016, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    24-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE PANNENFABRIEK of 'S.A. DES TUILERIES DE MARCKE-LEZ-COURTRAI. Het eerste decennium.

    DE  PANNENFABRIEK  OF   ‘S.A. DES TUILERIES DE    MARCKE-LEZ-COURTRAI’. HET EERSTE DECENNIUM .EEN NIJVERHEID UIT ONZE GROND GEBOREN.

    Een belangrijke industriële vestiging is verdwenen.  De fabricage van pannen in onze gemeente is verleden tijd. Enig overblijfsel van de bedrijfsgebouwen is niet meer te vinden .De plaatsen echter  waar klei uitgedolven werd, tussen Rekkemsestraat en Leie ,zijn nog met wat scherpzinnigheid duidelijk waar te nemen. Marke was rijk aan klei-ontginningsgebieden, ook naar het zuiden toe, waar de ‘Tuileries du Pottelberg’ actief was ( was al een ‘Société en Nom Collectif’ in 1881 en werd ‘S.A. des Tuileries Mécaniques du Pottelberg’  in 1883, gesticht door Petrus Renaux en Charles Watelet) .

    De ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’  lag tegen de Leievlakte, waar  een zone met vruchtbare kleilagen uitgespreid lag. Het laatste stukje nostalgie,  de oudste ovenzaal, gelegen tegen de spoorweg, verdween in de week van 19 tot 25 oktober 2009.

    De kleigronden van het Kortrijkse danken hun oorsprong aan het tertiaire tijdperk en maken deel uit van de boven-Ypresiaanse kleibank van Vlaanderen, wij zeggen de belangrijkste van België. Deze kleilaag  gekenmerkt door haar zuiverheid en regelmaat heeft  een gemiddelde bruikbare dikte van vijf meter.

    De mens kende al vele eeuwen de plasticiteit van leem en klei. Uit het gemeenterapport van 1830 :” …woningen gebouwd in steen en ‘plak van aarde’ en gedekt met pannen, doch de meeste met stro”. Rond 1823 deden enkele Markse landbouwers, voor het bouwen van een schuur of ander bijgebouw, een aanvraag tot het oprichten van een veldoven in open lucht voor één seizoen. De aarde werd ter plaatse uitgedolven . Naar het einde van de 19e eeuw toe werden verscheidene  aanvragen vastgesteld, zoals  die  van de We. François-Xavier Samain (hoeve Marc Holvoet) in 1894. De weverij De Witte-Visage vroeg in 1897 een vergunning   aan voor één seizoen ,op de noordzijde van de Marktstraat.

    Sinds 1873 was de steenbakkerij van Augustin Claerhout in de zuidelijke driehoek Keizer- en Beginnestraat (Sectie B 254) actief .Constant Iserbyt (1) deed in 1897 een aanvraag voor een openluchtsteenbakkerij voor onbepaalde tijd op  percelen gelegen langs de Leie, rechtover de geplande pannenfabriek, maar baatte die al uit vóór de goedkeuring . Zijn zoon Hector, medestichter van de pannenfabriek baatte vanaf 1898 op de percelen  117b en 118b van Sectie A een openluchtsteenbakkerij uit (zie foto), die nog voor de eerste wereldoorlog verdween. Het ging hier echter om dezelfde aanvraag als die van zijn vader. In 1908 deed de pannenfabriek , die toen op zoek was naar een nieuw kleiveld, haar beklag :” Als Iserbyt zo voort doet voor stenen te bakken, zal er niet veel meer te vinden zijn en  dan zullen we elders moeten kijken voor een kleiveld…”

    Uit archieven van het OCMW weten wij ook dat er kleiontginningen plaats grepen in die omgeving en op de Leieboorden vlakbij. Het stuk land ‘’t Careelstick’ behoorde toe aan de hoeve ‘Te Cockue’ , gelegen tussen de oude en de nieuwe spoorwegberm ,en betekende : het stuk land waar ‘careelbakkers’ bakstenen maakten (F. Decock).

     

    Arthur Maertens:" Vóór 14-18 bestond er een steenoven tussen de pannenfabriek en de Leie. Mijn broer Gustaaf werkte er. Zijn chef was Petrus Goegebeur. Hij had er eens een ongeval: met zijn 'kortewagen' (bakwagen) gleed hij weg van een plank en zijn been was gebroken. Men bakte er stenen om huizen te bouwen. Er stonden ook barakken, want de meeste werklieden moesten er werken van 's morgens tot 's avonds laat en sliepen er. Ze gingen één maal per week naar huis. Het was Iserbyt van Harelbeke , die later beheerder werd in de pannenfabriek, die er baas was."

    Hector Iserbyt, zou in 1923 een steenbakkerij in open lucht voor meerdere seizoenen oprichten langs de Rekkemsestraat, achter café “De Zon”, waar nu gebouwen van de firma Vandewiele gevestigd zijn ( rechtover de woning van dokter C. Vanlede). De pannenfabriek had dat perceel , de’Pottier’ genaamd, (verwijzend naar het Frans ‘potier , pottenbakker) , in juni 1909  aan de erfgenamen van Baron Paul Bethune gekocht .Na de nivellering in 1933-34 werd het terrein gereed gemaakt voor F.C. Marke, de plaatselijke voetbalclub, waarvan de spelers toen ook de ‘pannenbakkers’ werden genaamd.

     

    Op het einde van de 19e eeuw groeide de kleibewerking weliswaar uit tot een industrie.

    Rond 1897 moest Theophiel Vanhoutteghem, getrouwd met Tersille Verspaille zijn hoeve verlaten, om plaats te maken voor de geplande pannenfabriek S.A. Tuileries de Marcke-lez-Courtrai.

    Sinds 1895 bekommerde Pierre Rasson– Nys ,groothandelaar in stoffen in Moeskroen ,en  toekomstig medestichter van de pannenfabriek, zich met de uitbating van het ‘kleibekken’, dat in onze gemeente ongebruikt lag. Jaren lang gaf hij , vooraleer men tot ontginning overging,  geldmiddelen ten beste om grondsonderingen uit te voeren met het zicht op de bouw van een pannenbakkerij. Uit die boringen resulteerden de uitgestrektheid, de dikte en diepte van de verschillende grondlagen, alsook de kenmerken en de kwaliteiten van de kleisoorten.

    Architect Jules Carette (2) uit Kortrijk , die de bouwwerken zou leiden, stuurde op 28 maart 1899 naar de burgemeester van Marke een aanvraag om een ‘mechanische’ pannenbakkerij op te richten in Marke op de percelen 121f , 119d, 120d en 109e van sectie A  (zie het plan) . De dag erop  volgde de aanvraag bestemd voor de gouverneur van de provincie.

    Na het onderzoek van commodo en incommodo  gaf het gemeentebestuur van Marke gunstig advies in zitting van 20 april 1899.

    De nodige vergunningen werden op 19 mei 1899 door de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen toegekend.

     

     Na maandenlange onderhandelingen werd  door de vereffening in der minne van de ‘Tuilerie de Warneton’, Emile De Bruyne (3) en de twee beheerders Louis Gesquière (4) en Paul Octave Laloy vrijgegeven . Emile De Bruyne  had ervoor al stielkennis opgedaan rond het maken van mechanische dakpannen bij de ‘Tuileries du Pottelberg’ , vanwaar hij zelfs ‘vormen’ (moules) had meegebracht . Van Ernest Dumolin was hier nog geen sprake .

    De gronden en  concessies noodzakelijk voor de pannenindustrie waren al door  Baron Paul Bethune uit Aalst, de grootste grondeigenaar, beloofd, en de plannen voor het oprichten van het station van Marke rechtover de geplande fabriek, waren al in de maak. Een betere ligging kon niet . Baron Paul Bethune en zijn familie  gaven blijk van welwillend vertrouwen in de nieuwe zaak en stichtten met Louis Gesquière en Paul Octave Laloy de ‘ S.A. des Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’. De Bethune’s wensten ,voor de totale waarde van hun inbreng aan terreinen en kleiontginningen , in aandelen vergoed te worden.

    DE STICHTINGSAKTE :

    _________________

    Op 27 februari 1899 verschenen vóór notaris Aimé Baert in Meulebeke:

    Enerzijds :

    1/ Baron Paul Valery Jules Bethune (Kortrijk 1830-Aalst 1901) advocaat (1853),senator (1870-1901), provincieraadslid Oost-Vlaanderen (1860-1870)en eerste vicevoorzitter van de Senaat(1892-1901),  woonachtig op het kasteel van Overham(me) in Aalst.

    2/ Baron Felix Bethune (Aalst 1857-1901), advocaat en provincieraadslid Oost-Vlaanderen (1889-1900) woonachtig op het kasteel van Overham(me) in Aalst.

    3/ Baron Leon Bethune( Aalst 1864- 1907), advocaat , schepen (1895-1907) en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers (1898-1907) in Aalst.

    4/ Baron Charles Bethune (Aalst 1868-1938), eigenaar te Brussel.

    5/ Baron Louis Jean Bethune( Aalst 1872-1939), advocaat, raadslid (1907-1932),schepen (1926-1927) en volksvertegenwoordiger (1912-1919 en 1921-1932) , provincieraadslid Oost-Vlaanderen woonachtig op het kasteel van Overham(me) in Aalst.

    6/ Barones Marie-Thérèse Bethune (Aalst 1875-Ukkel 1960), eigenares, echtgenote van Pierre Paul de la Croix. Vrijwilligster bij de Geallieerde Inlichtingendienst 1914-1918 en politieke gevangene 1914-1918.

    7/ Pierre Paul de la Croix (Kortrijk 1853- Auray [Morbihan ]1940), hiervoor, eigenaar Brussel.

    8/ Baron Gaston Bethune (Aalst 1877- Newport 1966) , onderluitenant in de militaire school, woonachtig in Ixelles. Werd later luitenant-kolonel van de artillerie.

    De zes laatsten met de naam Bethune waren kinderen van Baron Paul Valery en Adelaïde Eliaert.

    Anderzijds:

    1/ Paul  Octave Laloy ( Tourcoing [Fr.] 1857- Frélinghien [Fr.] 1907) baksteenfabrikant Frélinghien (N-Fr.).

    2/ Hector Iserbyt (Harelbeke 1860-1945), baksteenfabrikant Harelbeke.

    3/ Louis Gesquière ( Waasten 1858-Roumazières[Fr.] 1943), eigenaar Waasten.

    4/ Pierre Rasson-Nys (Estaimpuis 1844-Moeskroen 1925), industrieel Moeskroen.

    5/ Emile De Bruyne (Nieuwkerke 1862-Kortrijk 1913) , directeur van de pannenfabriek, woonachtig in Waasten.

    De maatschappij had haar zetel in Marke.

    Het maatschappelijk kapitaal was vastgesteld op 500.000Fr., verdeeld over 500 aandelen van elk 1000Fr.

    Er werden 56 kapitaalsaandelen en 80 gewone aandelen toegekend als tegenwaarde voor de inbreng.

    De overige aandelen werden onderschreven als volgt:

    Paul Octave  Laloy en de groep waarvoor hij volmacht had: 200,-

    Hector Iserbyt                                                                                  75,-

    Louis Gesquière                                                                               75,-

    Pierre Rasson                                                                                   60,-

    Emile De Bruyne                                                                              34,-

                                                                                                             -------

                                                                                                              444,-

    Wat was nu de inbreng:

    ___________________

    A/ Paul Valery Jules Bethune (5) : het terrein in volle eigendom gelegen in Marke :

         Sectie A 120d en deel van 121f en 119d: voor een oppervlakte van 1ha80a

         De maatschappij moest ook de landbouwers vergoeden voor de oogstschade    en de verbruikte mest.

    B/Baronnen Paul , Felix, Leon, Charles, Louis en Gaston Bethune, Barones Mw. Marie-Thérèse Bethune en Paul de la Croix stelden als inbreng ,de vergunning , voor een periode van 30 jaar, maar hernieuwbaar voor een zelfde periode, ingeval van prorogatie van de maatschappij, om klei te trekken uit de percelen grond, meersen en bos in  Marke: sectie A 83c, 83d, 111b,62c,84c,84b, en deel van 109c, alsook uit 61, 60a,56b, 41a , in totaal voor ongeveer 6ha.

    De maatschappij was ook verplicht een vergoeding te betalen aan de

    eigenaars voor de geleden schade , door kleiontginning , aan de oogst, voor de mest , voor het kreupelhout dat zou vernietigd worden.

    Op 27 februari 1899, dag van de stichting was de beheerraad als volgt:

    Paul  Octave Laloy :                                                  voorzitter

    Baron Felix Bethune                                                beheerder

    Hector Iserbyt                                          afgevaardigd beheerder

    Pierre Rasson -Nys                                                   beheerder

    Louis Gesquière                                                        beheerder

    Emile De Bruyne                      secretaris van de beheerraad en directeur-gerant

     

    Al vanaf 1899 was de kleiwinning  begonnen en wat toen al uit de ‘kleibank’ verscheen bekrachtigde de rijkdom van het kleiveld die men zich al  bij de vroegere sonderingen  voorgesteld had.

     

    Wat opvalt is dat de  katholieke Franse familie Laloy en haar aanverwanten  een belangrijke economische en  financiële rol speelden in de baksteen- industrie. Haar grondige ervaring zou voornamelijk ten goede komen van de nieuwkomer. De naam Laloy was  al lang verbonden met de baksteenindustrie. Daarom  even een duik nemen in die  familie.

     

    De familie Laloy was omzeggens een hoofdrolspeler in onze Markse pannenfabriek :

    ________________________________________________________

    De eersten, die we ontmoetten, met de naam Laloy ten zuiden van Rijsel (Camphin,Carembault,Phalempin…..) waren molenaars. Op het einde van de 17e eeuw vestigde zich een tak in Frélinghien en in Deûlémont. In dat laatste dorp werd geïnvesteerd in een steenbakkerij.

    Op het einde van de 18e eeuw waren de Laloy’s zowel steenbakkers in Deûlémont, als in Waasten, dus langs weerszijden de Leie.

    In Waasten was Roger Laloy (1811-1887) steenbakker, getrouwd met  Sophie Volbrecht .

    De almanakken van Waasten van 1862 en 1882 maken melding van de steenbakkerijen Roger Laloy -Volbrecht .

    Zijn broer Auguste Laloy (Deûlémont 1819- Tourcoing 1865), getrouwd met Rose Cordonnier (Haubourdin 1830- Deûlémont 1914), stichtte een mechanische wolkamfabriek in Tourcoing. Hun vader Roger Louis Joseph Laloy (Deûlémont 1785-Deûlémont 1843) getrouwd met  Adelaïde Dillies (Waasten 1791- Deûlémont 1876), was steenbakker in Waasten.

    De eerstgenoemde Roger (+1887)  had geen kinderen en  Paul Octave Laloy (Tourcoing 1857-Frélinghien 1907) , zoon van Auguste was als zijn opvolger voorbestemd. Paul Octave trouwde met Marie Marguerite Charvet (Rijsel 1858 –Menen 1928).

    Marie Marguerite Charvet, was een dochter van Victor Paul (Rijsel 1818-Armentières 1897) , en Adèle Colombier (Rijsel 1824 – Armentières 1896) eigenaar van een vlasspinnerij.

     

    Paul Octave leerde klaarblijkelijk zijn vak  aan zijn oom Roger, want na diens dood in 1887, stichtte hij in Deûlémont aan de sluizen, op een domein van 19ha, aangekocht aan de familie d’Hespel, de steenbakkerij Saint-Thomas. Het ging hier niet om een Vlaamse veldsteenbakkerij in open lucht, maar om een steenbakkerij met Hoffmann-ovens (ringovens) , waar façade- en vloerstenen geproduceerd werden.

    Roger Albert  Laloy (Tourcoing 1851- Parijs 1909)  getrouwd met  Clémence Moreau (°Douai 1855) , broer van Paul Octave en tevens oudste zoon van Auguste ,was suikerfabrikant.

    Eind 19e ,begin 20e eeuw, richtte Paul Octave ook samen met Alfred Delecourt de kalksteenbakkerij van Rosendael, terzelfdertijd dat hij zijn steenbakkerij van Deûlémont verkocht aan Alphonse Delecourt , broer van Alfred . Op hetzelfde moment stichtte  hij ook met ‘Belgen’ de ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ (1899).

    De kalksteenbakkerij van Rosendael stopte alle activiteit in 1937.

    Alphonse Delecourt bezat verscheidene steenbakkerijen in de regio Rijsel, onder andere die van de ‘Briques de La Madeleine’. In 1904 was hij  ook een van de  aandeelhouders  van de pannenfabriek van Marke.

    Louis Gesquière, beheerder in Marke had een dochter Marie-Louise, die trouwde met Jean Delecourt, zoon van Alphonse.

    Guy Laloy ( Boulogne-sur-Mer 1923- Moeskroen 2016),de zoon van Paul  Louis Laloy (Frélinghien 1890- Boulogne sur Mer 1981) en Geneviève Piat ( Roubaix 1894-1970), was getrouwd met Henriette Dansette ( Rijsel 1923 – Kortrijk 2005) en zou de laatste met de naam Laloy  zijn, die verbonden was aan de Markse pannenfabriek .Paul Louis en zijn jongste broer Louis (Frélinghien 1894-Villevêque 1949) waren de enige zonen uit het gezin van Paul Octave – Charvet , die een positie van betekenis  zouden betrekken in de pannenfabriek. Guy Laloy  zou zijn  mandaat van beheerder-directeur  verlengen , na de fusie in 1968, bij de N.V. Ostyn-Marke en bij Terca.   Régis en Didier , zoons van Guy Laloy maakten ook deel uit van de directie.

    De beheerraad toen:

    Jozef Ostyn: voorzitter

    Guy Laloy : beheerder-directeur

    Godfried Ostyn: beheerder

    John Tack: beheerder ingenieur.

    Guy Laloy bewoonde vanaf 1947  de directeurswoning. Hij was van 1977 tot 1993 Ereconsul van Frankrijk in Kortrijk.

    [Genealogische gegevens werden mij verstrekt door de heer B. Baudoux, een zoon van André Baudoux en Cécile Boutry, dochter van Joseph Boutry (1885-1945) en Marie-Rose Laloy (1886-1966). Marie-Rose Laloy was een   dochter van Paul Octave (1857-1907) en Marie Marguerite Charvet.

    De heer Baudoux wist ook te vertellen dat een verbitterde Guy Laloy, die toen in een rusthuis in Moeskroen (‘Orchidées’) vertoefde, niet veel wenste te zeggen over de pannenfabriek van Marke.

    Een andere dochter van Paul Octave ,Marguerite Laloy (1898-1968) was getrouwd met Edouard Boutry (1885-1945), een kozijn van Joseph. Joseph en Edouard  hadden een katoenspinnerij in Rijsel.]

    Ik neem eens de aandeelhouders anno 1909 onder de loep:

    Claude Charvet – Hector Iserbyt –Pierre Rasson –Louis Gesquière – Paul de la Croix – Albert Baert (Pittem 1850-Kortrijk 1926) – Jules Vandermeersch(Wervik) – Benoit Van Trappen (Gent 1861- 1949) – Clémence Moreau (Houplines) – Roger Laloy (Student Frélinghien) – Marie Marguerite Charvet – Paul Emile Theetten(Armentières 1852-1936) – Max Verley (Armentières),nakomeling Charvet – Marie de la Croix (Brussel) – Baron Gaston Bethune – Charles Dhaene ( Comines Fr.) – Emile De Bruyne  (Sterreberg) – René Schoot (familielid van Pierre Rasson) – Jean Delecourt (La Madeleine-lez-Lille).

     

    Op de westzijde achter het ‘aardemagazijn’ of de kleizaal (‘aardekot’ of ‘magasin de terre’ ook ‘salle de pourissage’), die 15.000m3 grondstoffen kon bevatten , bevond zich een rijkvolle concessie. Het was het eerste kleiveld .

     

    De meeste kleivelden eigendom of geëxploiteerd door de Markse pannenfabriek waren vanaf de beginjaren  gelegen in het noorden en het noordwesten van Marke en op het grondgebied van Lauwe , op de zuidelijke flank van de Dronckaertstraat, vanaf de grens van Marke  tot  de Aalbeeksesteenweg  (voornamelijk aankopen in 1908, 1909, 1910,1913). In 1915 werd zelfs door de pannenfabriek ,op eigen kosten, een viaduct gebouwd onder de Preshoekstraat (Lauwe), om doorgang te laten aan de locomotief met de  kleiladingen. Een overblijfsel is nog te zien achter de huizen in de Dronckaertstraat.

    Bij de verdeling op 20 juli 1901 van de erfenis van  Paul Bethune, werden  door de erfgenamen 24 percelen onverdeeld  gelaten. Hiervan werden vóór 1910  12 percelen verkocht aan de pannenfabriek ( akten van 10 juli 1901 – 7 december 1903 en 13 mei 1905)  . Ze omvatten alle percelen grenzend aan de zuidkant van de spoorweg, vanaf de pannenfabriek tot de Pontestraat. Men wilde met die immense kleivelden de productie verdubbelen en zelfs verdriedubbelen. Te dien einde werd in 1903 een uitgifte van 200 nieuwe kapitaalsaandelen ( à 1500 het stuk) uitgeschreven.

     

    Voor het uitgraven van gronden als huurder werd een overeenkomst getekend met de eigenaar: “…voor het aanvangen der uitgraving zal de teeltgrond op een dikte van 35cm. weggenomen worden en afzonderlijk bewaard op een niet voorziene exploitatie zone . De diepte van de uitgraving wordt niet bepaald, maar zal zodanig geschieden dat de nivellering  der uitgegraven gronden een goede afloop der wateren verzekert. Het recht tot uitgraven wordt verleend mits de betaling van… Fr.”

    Voor wat de Markse pannenfabriek  betreft waren de meeste percelen, die gehuurd werden, achteraf eigendom.

    In 1900 telde de pannenfabriek 80 tewerkgestelde personen, in 1920 een 280.

     

    Arthur Maertens (1897-1982) : “DE KOEKEBERG: deze berg begon aan het ‘aardekot’ van de Markse Pannenfabriek al langs de spoorweg tot aan het wachthuisje (‘gardehuisje’) om  naar de Co te gaan. Op sommige plaatsen was de heuvel wel 10m hoog .Het was uitgraven met een spade en het was praktisch al kleiaarde. De pannenfabriek van Marke had de grond vanaf de pannenfabriek tot aan de pannenfabriek van Lauwe ( ‘Tuileries du Lauwberg’ ) gekocht. Dat was hun werkterrein. De beste klei ging naar de pannenfabriek voor het vervaardigen van pannen, de slechte of minder goede klei werd gebruikt om stenen te bakken. Dus gans die heuvel werd geëffend. De pannenfabriek heeft dan een ‘railroute’ gelegd tot aan haar kleiputten. Alle klei werd dan met de spade op de wagons gegooid.

    Er werd klei gehaald eerst rond de pannenfabriek. De eerste bazen waren Laloy, de la Croix en Iserbyt. Er werd een ‘route’ (spoorlijn) gelegd tot de pannenfabriek van Lauwe ongeveer, dan heeft men daar begonnen met klei te trekken, zoals aan de ‘Lauwbus’ (Lauwberg) in die tijd.”

    In de 17e en 18e sprak men nog van de 'Cockuutsbergh' ten westen van de Keiweg. In de 19e eeuw na de aanleg van spoorweg in 1842, werd het tracé verlegd en dan werd een gedeelte van het oude tracé 'Koekeberg' genoemd.

     

    Tijdens de bouwwerken gaf Paul Octave Laloy gedurende 1 jaar gratis zijn persoonlijke hoofd-boekhouder Jean Baillez ter beschikking. Een kost gespaard!

    De werktuigen en de stoommachines functioneerden optimaal dank zij de ingenieuze kennis van Polydoor Benoot (6), die hiervoor op de eerste algemene beheerraad van 28 februari 1900, beloond werd met een premie van 5000Fr.

    De eerste  bouwwerken werden voltooid  in maart –april- mei 1900. De aannemers van dienst waren Emile  Vandeghen , uit Moeskroen en Maertens. De bakstenen werden uiteraard  geleverd door Alponse Delecourt & Zoon, uit Deûlémont.

    Dat de ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ met het modernste machinepark  uitgerust was blijkt uit het boek  “Monographies  industrielles  - Industries Céramiques” van uitgeverij J. Lebègue & Cie uit 1907, waarin 4 kenmerkende foto’s van de pannenfabriek, als toonbeeld gepubliceerd werden. De installatie en het materieel waren uniek en men verheugde zich over de topografische ligging . In een oogwenk bereikte men de eerste plaats in de pannenindustrie in België.

     

     

    In 1901 werd door de Belgische Spoorwegen , op vraag van de pannenfabriek, een viaduct onder de spoorweg gebouwd. De viaduct gaf uit in de ‘oude kant’(oudste droogloods tegen de spoorweg) , waaruit een smalspoor verbinding maakte met een loskaai voor schepen aan de Leie. Het perceel met het smalspoor  was vroeger bos en lag links naast de openluchtsteenbakkerij van Iserbyt. Lang waren er restanten van het ‘Leiebusselke’(Leiebos) zichtbaar. Het vervoer met 'berlientjes' (wagonnetjes) vanuit de 'oude kant' naar de Leie liep niet van een leien dakje en algauw werd  overgeschakeld naar de voerman. Het waren voornamelijk Petrus Casteleyn (verongelukt in 1911) en  Victor Blomme , die de taak op zich namen. Met paard en kar – geen gemakkelijke onderneming – voerde de lading bergafwaarts langs de Leieweg tot aan café ‘Cis’ (soms ‘Cies’ geschreven). Dan moest men, om het gevaarte af te remmen ,letterlijk stokken in de wielen steken. De pannenbestellingen voor Noord-Frankrijk gebeurden meestal per schip.

    Die gang van zaken was ook niet zonder hinderpalen, want tijdens het rootseizoen was veel bedrijvigheid aan de Leieroterij Verspaille (aan café ‘Cis’) en konden  schepen amper ankeren langs de Leieboord. Vanaf april wemelde het gedurende de hele zomer  van vlashekkens (‘rootbakken’) in de Leie . Tijdens de winter werd het vlas gezwingeld. Tot 1932 lagen hier ‘hekkens’ in de Leie. Van dan af werden nu en dan weer pannen geladen op het schip. Maar het gros van de ladingen gebeurde met de spoorweg, want sinds januari 1900 was het goederenstation in de nabijheid van de fabriek toegankelijk. Bewijs hiervan zijn de honderden  bestellingen van pannen op gele briefkaarten in mijn bezit.

    In 1900 al werd een eerste spoorverbinding gelegd naar het goederenstation (7).

    In 1901-02 besliste men bij te bouwen, want men kon de aanvragen van pannen niet meer aan. De werken vingen aan in augustus 1901 en waren in mei 1902 klaar.

    In 1902 was men al in het bezit van 16ha  bouwgrond en kleivelden.

     

    Richard Holvoet (Zwevegem 1922- Kortrijk 2001) : “Café “De Conciergerie” werd gezet in 1900, terzelfdertijd als de Markse pannenfabriek. De eerste bewoners waren Camille Beeusaert- Elisa Ozé. Het was ook café vanaf 1900. Ze waren tevens de eerste uitbaters. Men noemde Camille Beeusaert de ‘Mol’, doordat hij vroeger op logement was bij Elodie Mols op de Pottelberg in café ‘In de Schorsemolen’ (gelegen op de hoek van de Engelse Wandeling en de Pottelberg). Elodie Mols verhuurde er kamers. Marie Beeusaert, de dochter van Camille noemde men ook ‘Marie van Moljes’.

    Toen Camille in de “Conciergerie” woonde was hij meestergast op de koer (‘koerbaas’) in de Markse pannenfabriek. Camille was conciërge van 1900 tot in 1908; dan werd hij meestergast in de pannenfabriek Sterreberg in Aalbeke en werd er ook conciërge tot in 1915. Camille was meegegaan met directeur De Bruyne Emile, toen die de pannenfabriek van de Sterreberg stichtte samen met Ernest Dumolin. Het gezin Beeusaert-Ozé  kwam van 1915 tot 1919 café ‘Burgerswelzijn’ uitbaten in de Rekkemsestraat in Marke. Het was door toedoen van dochter Marie dat het uithangbord ‘’t Zwijntje’ veranderde in ‘Burgerswelzijn’.”

     

    Georges Declercq (Bissegem 1905- Heule 1986) was getrouwd met een zuster van mijn vader en werkte als 14-jarige in de pannenfabriek: “ …er waren een zeker aantal van Bissegem werkzaam in de pannenfabriek van Marke. Ze kwamen in 1919 te voet langs de trakelweg en werden overgezet aan café ‘Cis met een houten overzetvlot, bediend door ‘Romanie van de Cis’ (Romanie Naert) ( tijdens de oorlog 14-18 lag er een brug, gelegd door de Duitsers, die ze lieten springen in 1918). Café ‘Cis’ was toen uitgebaat door Remi Decock en Romanie .Een abonnement voor 1 week kostte toen 1Fr., zaterdag inbegrepen. Langs de kant van Bissegem was een bel, men trok aan de bel en Romanie wist dat er reizigers waren.”

    De directeur van de pannenfabriek was toen Jozef Neirynck, maar de opperbaas was Yserbyt van Harelbeke.”. Joseph Neirynck (Lendelede 1882 – Marke 1943) werd aangenomen op 29 januari 1910 , betrok het huis naast Arthur Maenhout in de Michel Van de Wielestraat en daarna de directeurswoning voor Guy Laloy.

     

    Jules Decock uit de Keiweg (Marke 1910-1997): “Ik ben geboren in café “Den Ondank” in de Aardweg . Mijn vader was Remi en mijn moeder Romanie Naert, ‘Romanie van de Cis’ genaamd. In 1911 gingen ze café ‘De Cis’ uitbaten tot in 1926. In 14-18 lag daar een houten brug, gebouwd door de Duitsers, die ze in 1918 lieten springen. Mijn moeder deed er de overzet na de oorlog ,eerst met een houten overzetvlot, daarna kreeg zij een ijzeren schip van een schipper, om over te zetten. De overzet deed ze elk om beurt met Leonie Kesteloot ( de dochter van Petrus Kesteloot, de eerste eigenaar- uitbater van café ‘Cis’). Ze zetten vooral arbeiders over die naar Frankrijk en ook naar de pannenfabriek moesten gaan werken. Ze zou de overzet doen vanaf 1918 tot 1926.”

     

    In 1980 had ik een interview met Arthur Maertens, die vanaf 1910 tot 1928 in de pannenfabriek werkte, vooral interessant  voor de gebruikte termen in die tijd . Het aantal arbeiders en de zware handenarbeid van sommigen waren kenmerkend :

    “De wagonnetjes (berlientjes) kwamen toe met de klei, met het smalspoor (Decauville) tot aan de ‘rampe’ (hellend vlak). Op de ‘rampe’ aangekomen liet men de wagonnetjes kantelen en de klei viel in het aardekot (‘salle de pourrissage’ voor het rottingsproces). De klei bleef daar enkele weken liggen om te kunnen teren, en omdat het water zou zakken, kapte men de hoop open en men gooide er zavel (zand) en poer op [de poer  die men  in het aardekot op de klei gooide werd bekomen als volgt: van de slechte klei maakte men stenen. De stenen werden dan geplet en tot poeder gemalen door de ‘pletmolen’. Het was een molen die ronddraaide met ijzeren bollen eraan, die de stenen pletten. Men gebruikte ook slecht gebakken pannen, die men ook plette. Daar gaf men hier zelfs de voorkeur aan]. Daarna werd het door een man of drie opgeschept op bakwagens en werd het weggevoerd naar de ‘toile’ (de transportriem) voor bestemming de ‘beer’ ( de mengmachine of ‘malaxeur’). In de ‘beer’ werd de klei in schellen gesneden door twee schijven bijna tegen mekaar gedrukt. Na de ‘beer’ werd de klei weer naar de ‘toile’ gebracht. Van daar ging de klei naar de ‘balançoirs’, waar de klei uitkwam in bollen. Van daar viel het weer op de ‘toile’. Daarna ging het naar de ‘cylinder’(strengpers). In de kop van de ‘cylinder’ zat een speciaal tuig dat de klei deed uitkomen in ‘galetten’( dit is in de vorm van een pan). Achter de ‘cylinder’ stond een man met een kar. Hij legde de ‘galetten’ in pakken van 24 , die naar de ‘presse’(stempelpers) gingen. Er stonden zo een twaalftal ‘pressen’ (persen). De pannen kwamen vers van de ‘presse’ (pers) toe aan de ‘toile’. De ‘toileloper’ schoot de pannen naar de ‘middenloper’, deze schoot ze naar de ‘aangever’ en deze op zijn beurt naar de ‘steker’, die ze in de rekken stak. De ‘galetten’ werden eerst ingewreven met olie door de ‘smouters’ en dan werden ze in de ‘moule’ (vorm) gestoken. De ‘smouters’ hadden een pot olie waarmee zij de kanten van de pannen inwreven.  En pas achterna werden ze geprest in de vorm van een pan. Er zat een man op een stoel en die legde de pannen die uit de ‘presse’ kwamen één voor één op een plank. De ‘scheerder’ scheerde de pannen en legde ze terug op de plank voor de ‘drogerij’. Het scheren bestond uit de kanten af te scheren en gladdig te maken. In de drogerij (natuurdrogerij) zorgde de droger ervoor dat de venstertjes open stonden , zodanig dat de pannen konden drogen. Na het drogen werden ze na ongeveer 1 maand uit de drogerij gehaald en werden ze naar de ‘kruine’ gebracht.

    In de ‘kruine’ , die juist boven de ovens was werden de pannen die reeds tamelijk hard waren, gehangen aan latten voorzien van  een nagel, om het drogen nog te vervolledigen (een echte droogoven) en na twee à vier dagen werden ze dan op de ‘toile’ gelegd en vandaar werden ze door de ‘bakkers’ in de oven, ringoven type Hofmann, geschoten om te bakken. Op de ‘kruine’ boven de ovens is het zeer warm en daar kwamen de pannen aan hun verharding toe. Nadat ze uit de ovens werden gehaald liet men ze een beetje afkoelen en daarna werden ze ‘getrilleerd’ en in de rekken gelegd ( de slechte werden er uit gehaald. De pannen die nog niet goed gebakken waren werden terug in de ovens gelegd).

    Aan de ‘presse’ stonden: 4 pannenmakers – 3 ‘scheerders’- 2 ‘smouters’ – 1 ‘moulekuiser’- 1 ‘plankenraper’ (planken op de onderste ‘toile’) en 1 ‘kuiser’. Er stonden zo 24 pannen op een hoop, boven mekaar. Voor al die opgegeven werken is in 1980 maar één man meer nodig.

    De pannenfabriek van Marke had een ‘pannenmolen’( stempelpers met horizontaal draaiende tafel) van 13 ‘moules’(mallen) en die van de Pottelberg had er 21. Er werkten toen vele mannen van de Marionetten, van Bissegem, van Kortrijk en natuurlijk van Marke.

    Daarna belandden de pannen op de ‘koer’ en werden geladen op camions of wagons. Er werden ook pannen geladen aan de Leie op schepen. ”

     

     

    De eerste oven startte alle activiteit op 1 juni 1900 . De eerste pannen werden op 20 juni 1900 uit de oven gehaald :  specialiteit ,de 'Franse pan' (sluitpan 'Système Le Forest’) 21 op de m² , vorsten, haakpan, platte pan ...De dakpannen van Marke leken op eerste zicht aan die van de Pottelberg, doch waren een beetje groter. Er waren 21 dakpannen van Marke nodig om 1 vierkante meter te dekken, terwijl er met de Pottelberg-pan 22 nodig waren.

    De oven was nog niet  heel heet als de firma Dubois d’Enghien Frères de pannenfabriek vervolgde voor de namaak van de oven. De firma beweerde hiervan het brevet te bezitten en eiste een som van 300.000Fr. Baron Felix Bethune, Paul Octave Laloy en Emile De Bruyne belastten zich met de voorbereiding van de verdediging. Victor  Begerem , advocaat bij het hof van beroep van Gent ( van 1875 tot 1934) nam het op voor de pannenfabriek. Er werd slechts in 1908 over het pleit beslecht, het brevet van de schuldeiser werd nietig verklaard en er moest integendeel  2000Fr. schadeloosstelling  aan onze pannenfabriek worden betaald.

    De kolen voor de ovens werden voornamelijk per spoor besteld bij de ‘Compagnie des mines de Bruay’  (Fr.) en in mindere mate bij de ‘Charbonnage d’ Hornu-Wasmes’. De kolen voor de machines kwamen van de ‘Compagnie de Dourges’ (Fr.).

    Door de verhoging van de productie moest uitgekeken worden naar een derde nieuwe ‘breekmolen’ om holle stenen , gemaakt uit minderwaardige klei , te pletten. Polydore Benoot was de leverancier voor 2700Fr.

    Vanaf  1905 werd ook zavel getrokken op de Markebeke, dat heeft sporen nagelaten. Maar 1908 was dan ook het laatste jaar, want de ‘carrière’ was uitgeput.

    Na  het overlijden van stichter Paul Octave Laloy op 27 februari 1907, werd zijn schoonbroer Claude Charvet (Armentières 1854-1942) voorzitter. Claude en zijn broer Maurice richtten in 1897 een vlas- en wolspinnerij op ,ook ‘Cotonnière d’Armentières’ genaamd.

     In juli 1907 verlieten grondwerkers ‘Marke’ om voor een hoger salaris te gaan werken op ‘Pottelberg’. Marke zag  zich verplicht de lonen te verhogen (Constant Nevejan aan Claude Charvet  ,9 juli 1907) …en  niet wachten tot ze het vroegen! Constant Nevejan (Torhout 1870-Marke 1908) werd aangenomen als bediende-boekhouder in maart 1900. Hij kwam van het Sas van Gent en ging wonen in de Markekerkstraat 21, rechtover de broederschool.

     

    Ernest Dumolin (1882-1974) (8)  werd op 6 november 1900, door Emile De Bruyne aanvaard als bediende  (‘ commis aux écritures’) in de pannenfabriek van Marke en moest vooral de vertegenwoordigers opvolgen en de verzendingen in de gaten houden. Vanaf 1906 werd hij op eigen aanvraag vertegenwoordiger. Emile De Bruyne werd na veel heisa ontslagen en afgezet op 18 april 1907, nadat hij  de pannenfabriek had gedagvaard. Het proces werd steeds op de lange baan geschoven en duurde tot  in oktober 1912. Dumolin  nam in juni 1907 zelf ontslag en dagvaardde ook in 1908  de pannenfabriek, die sterk vermoedde dat het om een complot ging ….voor beiden een kwestie van commissielonen. Er zou een  diep en gedetailleerd onderzoek volgen ( meer hierover in een ander artikel).

     

    In een brief van 3 augustus 1907 van C. Nevejan aan Cl. Charvet werd melding gemaakt :” Une tuilerie dont les promoteurs sont De Bruyne et Dumolin va s’ériger  à Aalbeke, à proximité de la gare.”

    Kwaadwillig  gedoe vanwege de concurrentie, die niets anders deed dan de Markse producten  afbreken: “..agissements malveillants de la concurrence, qui ne fait que dénigrer nos produits. Je commence à me douter si Dumolin ne joue pas un rôle dans toute cette affaire.”( C. Nevejan aan Paul de la Croix , 28 augustus 1907).

     

    In juni 1907 bleek uit een brief van C. Nevejan gericht aan CL. Charvet dat men, gezien de verhoogde productie, moeilijk de provisie poeder (‘poer’) van slecht gebakken pannen kon aanvullen. Men was verplicht nu droog zand te gebruiken, niettegenstaande poeder  van afval van pannen beter ware geweest.

     

    C. Nevejan had vernomen dat een dochter van De Bruyne gesolliciteerd had als telefoniste in Kortrijk. Als dat zo was zou ze alle gesprekken met de klanten kunnen aanhoren en overbrengen aan haar vader. Alles moest in het werk gesteld worden om dat tegen te gaan ( C. Nevejan aan Paul de la Croix , 17 augustus 1907) .

     

    Emile De Bruyne stichtte op 26 september 1907, samen met Ernest Dumolin, de ‘S.A. Tuileries du Sterreberg’, het resultaat van een listig maneuver.

     

    Op 1 september 1907 werd Constant Nevejan , oorspronkelijk boekhouder,  zoon van een arts en familie aan Albert Baert , tot directeur-gerant benoemd in vervanging van De Bruyne.

    Hij zou  amper één jaar aanblijven,  want hij overleed in Marke op 1 november 1908. Zijn opvolger Toby Dandois (Farciennes 1867 –Marke 1933) kwam uit Brussel en zou hem opvolgen en de directeurswoning betrekken.

     

    In een brief van 16 april 1908 drong C.  Nevejan opnieuw aan, vooral om  concurrentiële redens,  om een verhoging van de lonen, vooral voor het personeel ,dat recht had van klagen, want men vreesde voor staking : “Eén centiem meer voor de grondwerkers (0,25Fr.per uur), bakkers 3Fr. per dag, de andere werklieden van de ‘warmtekamer’ in proportie van hun gedrag en rapheid. Kan niet voor ieder gelijk, volgens verdienste. De werklieden van het aardemagazijn, de persen en de drogerijen hebben niet te klagen. Ze hebben voordelen op de anderen.”

     

    ‘Sterreberg’ zou starten op Marke-kermis, maar moest  het uitstellen want een deel van een oven was ineengestort! ( C. Nevejan aan Cl. Charvet , 31 augustus 1908) .

    ‘Sterreberg’ startte op 17 september 1908 : “Vijf werklieden verlaten Marke voor ‘Sterreberg’ die vandaag start. Het zou te verwonderen zijn dat er geen anderen volgen. Wij zorgen onmiddellijk voor vervanging.”

     

    De beheerders van Marke hadden Polydore Benoot gesmeekt om geen werken uit te voeren voor ‘Sterreberg’. De gewiekste Benoot was akkoord doch wenste de winst (12.000Fr.) te krijgen , die hij zou verdienen, indien hij het toch uitvoerde ( C. Nevejan aan Cl. Charvet, 13 november 1907). Men had het voorgevoel, hem kennende, dat hij hierbij zijn vormmodellen zou verhuren en zo zonder moeite (‘sans coup périr’) op twee punten geld zou verdienen. Benoot sloeg de smeekbede in de wind!

    In november 1907 liep het gerucht dat Declerck ( schoonzoon van Petrus Renaux, stichter van ‘Pottelberg’) zijn gieterij aan de Staat  had  verkocht en een nieuwe pannenfabriek wilde bouwen. Het betrof hier de nieuwe fabriek van Pottelberg opgericht in 1910.

    Petrus Renaux had in juli 1908 een vraag gericht aan burgemeester Baron Emmanuel de Bethune  (+ 1909) in verband met het leggen van Decauville-sporen (smalspoor) in Marke. In oktober 1910 vroeg hij aan burgemeester Baron François de Bethune of een deel van het aardemagazijn op het grondgebied Marke mocht gebouwd worden (brieven 4 juli 1908 en 6 oktober 1910). Zo gebeurde het ook.

     

     

    Van in het begin kregen de aandeelhouders-handelaars elk een ‘operatiegebied’ of sector voor de pannenverkoop. Dat was niet de ideale gang van zaken ,want gelet op het commissiesysteem , was het verkoops-monopolie algauw  in handen van enkelen. Daarom besloot de beheerraad  4 vertegenwoordigers te zoeken voor gans het land. In 1908 werd een vertegenwoordiger gezocht voor de regio Brussel, waar nog niet veel te verdienen viel, want daar kende men blijkbaar slechts de concurrerende Hollandse pan. Door de nieuwe concurrentie was men van plan de prijzen te verlagen en zo de Hollandse pan verdringen ( C. Nevejan aan  Cl. Charvet , 28 september 1908 ) . De strijd was hard en Marke had niet genoeg aan 4 vertegenwoordigers, want ‘Sterreberg’ had er in 1909 al 5 , met “ Dumolin die overal zat” en ‘Pottelberg’ had er al 7 en wilde er nog bij (brief  van vertegenwoordiger René Schoot aan Cl. Charvet ,12 oktober 1909). Eind 1908 waren ook geruchten dat een nieuwe pannenfabriek het licht zou zien in Lauwe , de terreinen waren al aangekocht . Het ging hier om de firma ‘Van Enis et Allaert’, gesticht op 12 januari 1909, de latere ‘Tuileries  du Lauwberg’ ( gesticht in 1924).

    Opmerkelijk was  dat in 1911 zelfs Paul Kervyn de Meerendré (1882-1935) een edelman uit Brussel als vertegenwoordiger in Marke op proef werd aangesteld.

     

    Op 15 mei 1908 werden sonderingen gedaan  in Marke en Lauwe op  grond van burggraaf de Nieulant  et de Pottelsberghe (9) ( H. Iserbyt aan de burggraaf, 1 mei 1908)) . In Marke waren de hoeve ‘Ter Tollenaers’ en  , in de Preshoekstraat in Lauwe,de hoeve ‘Wyseur’  zijn eigendom. In Marke ging het om de percelen rechtover de hoeve Dendoncker , langs de zuidkant van de Rekkemsestraat tot de grens met Lauwe  .  Het  bedoelde perceel in Lauwe ,lag langs de Dronckaertstraat (verlengsel van de Rekkemsetraat) . Ook werd de goedkeuring  gevraagd voor het leggen van een smalspoor van 1000m. lang , waarvan 300m. in Lauwe ( C. Nevejan aan gemeentebestuur Lauwe, 5 augustus 1908) . Op 8 oktober 1908 wenste C. Nevejan  die laatste autorisatie nietig te verklaren, want het smalspoor zou gelegd worden op Lauws grondgebied, niet langs de openbare weg , maar  door de velden  . De burggraaf wenste een duidelijk plan van de percelen waar de pannenfabriek  zand  (zavel) zou willen ontginnen en ook van het tracé van het geplande smalspoor.

     De pachters Henri Vanderheeren in Marke en Wyseur in  Lauwe moesten immers schriftelijk hun akkoord laten geworden aan de eigenaar. ( notaris Arthur Guillemyn aan  H. Iserbyt 29 oktober 1908 ). Het definitief akkoord kwam er pas in januari 1910.

    In mei  1908 werd ook beslist een locomotief met stoom, nieuwe ‘berlientjes’ en stalen smalsporen te kopen bij de Fa. Koppel  (Duitsland) of de Fa.Decauville, vertegenwoordigd door Bazin uit Rijsel.  De beheerraad koos voor Decauville, omdat ze een betere ‘service’ had. Het smalspoor was bestemd voor de Rekkemsestraat langs de pachtgronden van de landbouwers Henri Vanderheeren in Marke en  Wyseur in Lauwe. De grondwerkers startten de voorbereidingen voor het leggen van het smalspoor in oktober 1908.

    De aankoop aan Bazin , die hier zelfs ter plekke kwam, vond plaats in februari 1909, prijs 24.500Fr.

    Op 23 juni 1909 begon men klei te delven op de ‘Lauwberg’ en werd voor het eerst de locomotief ingezet.

    Het vervoer van de klei naar het aardemagazijn met de ‘berlientjes’ gebeurde aanvankelijk  door paarden en zelfs door mannenkracht. De eerste ontginningsvelden lagen gelukkig naast de fabriek zelf.

    In mei 1910 werd een aanvraag ingediend bij ons gemeentebestuur om een smalspoor te mogen leggen in de ‘Keiweg’ vanaf de ‘Koekeberg’, tot de Rekkemsestraat met  autorisatie de straat te mogen dwarsen. Het smalspoor moest verbinding maken met het tracé in de Rekkemsestraat. Maar vooreerst werd ook gevraagd om de ‘Keiweg’ , die in een boog lag , recht te trekken.

     ‘Pottelberg’ trachtte  ook Malfeson, een van de beste vertegenwoordigers van Marke aan de haak te slaan. De strijd was hard!

    In november 1908 werd Arthur Maenhout, toen onderofficier bij het  1e  Artillerie Regiment  te Gent, benoemd tot hulp op proef bij Aloïs Vandewiele, de chef-fabricatie.

    Het jaar 1908 was een jaar van zoektochten naar nieuwe kleivelden in Lauwe. Enkele oude eigenaars wilden niet verkopen of verhuren ( C. Nevejan aan  Cl. Charvet 19 juni).

     

    De ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ had ook een stand, met een assortiment pannen, op de wereldtentoonstelling in Brussel (van 23 april tot 1 november 1910). Ernest Acker (1852-1912) was toen de hoofdarchitect en ontwierp het Belgisch Paviljoen.

    In vele gevallen  gaf de concurrentie 35% korting. Door die verlaging van de verkoopprijs waren de winsten natuurlijk lager . Maar gelukkig had Marke immense réserves en haar producten waren van uitstekende kwaliteit (brief  op 22 maart 1910 van T. Dandois  aan administrateur Jules Vandermeersch i.v.m. de uitbreiding van de Beroepsschool in Roeselare onder econoom De Wispelaere). Marke was bereid om  40% korting toe te staan.

     

    Op 26 augustus 1911 werd  een aanvraag ingediend om een tweede spoorverbinding te leggen naar het goederenstation , vertrekkende langs de zuidkant  van de tweede vleugel.

    Aannemer Charles-Louis Lannoo (Heule 1854-Marke 1929) & Zonen uit Marke kreeg  in  1911  de opdracht om een derde vleugel bij te bouwen. De autorisatie door de bestendige deputatie van West-Vlaanderen kwam er op 18 november .In april 1912 waren de werken beëindigd . De bakstenen voor de bouw van die vleugel  kwamen eveneens van de steenbakkerij  Alphonse Delecourt & Zoon uit Deûlémont.

     

    In 1911 werd gevraagd toe te treden tot een nieuwe creatie , namelijk een syndicaat van de pannenfabrieken van het Kortrijkse. Doch door haar vooraanstaande situatie tegenover de concurrenten wilde de Markse pannenfabriek zich afzijdig houden :” we zullen alléén kunnen vechten….”.

    De beheerraad in 1911:

    Joseph Nève , advocaat bij het Hof van Beroep Gent , voorzitter.

    Hector Iserbyt ,afgevaardigd beheerder.

    Pierre Rasson-Nys

    Louis Gesquière

    Paul de la Croix

    Benoit Van Trappen Gent (1861- Gent 1949).

     

    Bij de prorogatie van de maatschappij in 1930 bezat de pannenfabriek al  18 ha 13a 45ca in Marke en 13 ha 63 a 1ca in Lauwe. Toen werkten er al 300 arbeiders. 

     

    In 1968 fusioneerde  de pannenfabriek van Marke met de Steenbakkerij Ostyn-D’Haene , baksteenfabrikant uit Rumbeke, om samen de N.V. Ostyn-Marke te vormen. De pannen waren verleden tijd en de fabriek werd N.V. Ostyn. Nu stond hier op het einde van de jaren’70 een ultramoderne steenbakkerij.  Ostyn  verkocht de steenbakkerij aan de Terca-groep. In 1981 werd ‘Steenbakkerij Marke N.V.’ gesticht. In 1983 ontstond Koramic-Terca uit het samenwerkingsakkoord tussen steenbakkersgroep Van Biervliet (Terca) en groep Koramic (het vroeger Kortrijks Dakpannenkantoor). In 1986 werd de controle verworven over de Steenbakkerij Marke N.V. Op het einde van 1997 viel de steenbakkerij stil.

     

    1)Ferdinand Constant Iserbyt (gezegd Constant) werd geboren in Harelbeke in 1828 en overleed er in 1887. Aanvankelijk was Constant landbouwer, maar nadien richtte hij  rond 1870  op Overleie in Harelbeke een steenbakkerij op.

    Hector (Harelbeke 1860-1945), een zoon van Constant, was gekend zowel in Harelbeke als in Marke als ‘de Krikkeboer’, omdat hij een houten been zou hebben gehad. Na de dood van vader Constant zijn het de zonen Jules en Hector die de steenbakkerij in Harelbeke hebben voortgezet. Hun zuster Clotilde was getrouwd met Albert Jean Vandamme (Kortrijk 1859-1936) die in Kortrijk een mouterij had.

    In 1934 kwam een einde aan het steenbakken en verdween de steenbakkerij Iserbyt in Harelbeke, nadat ze al veel aan activiteit had ingeboet. De kleilagen en kleiputten raakten uitgeput.

     

    (2)Jules Carette (Kortrijk 1866- 1927) kreeg zijn architectenopleiding aan de Gentse Sint-Lucasschool in de jaren 1880. Zijn professionele vorming als architect ontving hij van Jean-Baptist Bethune (‘Jantje Gotiek’), een broer van Paul Valéry Bethune (Aalst), wat zijn band met de familie Bethune ontegensprekelijk versterkte. Hij had ook nauw contact met Emmanuel de Bethune, burgemeester van Marke van 1900 tot 1909.

    Hij was de bedenker en de schepper van een echte wereldprimeur nl. van de typische droogloodsen.

     

     

    (3)Emile De Bruyne (Westnieuwkerke 1862- Kortrijk 1913) was gemeenteonderwijzer in Kemmel en  trouwde er in 1885 met Marie Sylvie  , dochter van smid Charles Vandermeersch uit Kemmel. Zij hadden 2 dochters, Beatrice en Alma. Emile werd afgezet tijdens de liberale schoolstrijd in 1884. Hij bleef niet lang bij de pakken zitten , want al gauw kon hij aan de slag in de ‘S.A. des Tuileries du Pottelberg’ (gesticht in 1883), waar hij stielkennis opdeed omtrent het maken van mechanische dakpannen. Het dient opgemerkt dat in die periode vele bedrijven afgezette onderwijzers aantrokken, omwille van hun geleerdheid.  Van daar trok De Bruyne  naar de pannenfabriek van Louis Gesquière in Waasten. Hij was de eerste bewoner van de directeurswoning op het Kokuitplein.

    Zijn broer Jules De Bruyne  was ook gemeenteonderwijzer  in Westnieuwkerke. Hun ouders Constant en Sophie Stragier, waren herbergiers in Westnieuwkerke.

     

     

    (4)Louis Gesquière (Waasten 1858- Roumazières(Charente) 1943) was schepen van Waasten van 1896 tot 1910. Hij was oud-distillateur en suikerfabrikant. Oud - voorzitter van de geteisterden van de oorlog 14-18 en voorzitter van de beheerraden van de ‘Tuileries du Nord ‘en van de ‘Pas-de-Calais ‘te Watten (gesticht in 1912), van ‘Tuileries du  Pottelberg’ in Kortrijk. Hij was beheerder van de ‘Grandes Tuileries de Roumazières ‘ in La Madeleine-Les-Lille , en aandeelhouder van de ‘Tuileries de Beauvais’, van ‘de Littoral’ in Kortrijk en van de steenbakkerijen in Boom. Hij werd begraven in Waasten. In de almanak van 1896 maakt men melding van de pannenbakkerij van Gesquière en Cie in Waasten.

    Louis Gesquière was getrouwd met Hélène Lepoutre van Neer-Waasten (Bas Warneton). Hun dochter Marie-Louise trouwde met Jean Delecourt.

     

    De almanakken van Neer-Waasten (Bas Warneton) van de jaren 1862,1882,1896 en 1910 maken melding van de steenbakkerijen Lepoutre.

     

     

    (5)Baron Paul Bethune (Kortrijk 1830-Aalst 1901) verkreeg de eigendommen    door successie van zijn ouders Baron Felix (Kortrijk 1789- Kortrijk 1880) en Julie Adèle de Renty (Rijsel 1792 – Overhamme 1856) bij de verdelingsakten van 7 juni 1881.

    Verkregen van zijn echtgenote Adelaïde Eliaert (Aalst 1835-Aalst 1896) door akten van 13 december 1879 en 8 juli 1889. En verkregen door zijn kinderen voor een deel door successie bij het overlijden van hun moeder Adelaïde Eliaert.

    Baron Paul Bethune was advocaat aan de balie van Brussel. Hij vestigde zich te Aalst in 1856 , waar hij op 24 april Adelaïde Eliaert trouwde.  Gaston, zijn jongste zoon zou 20 jaar na Felix ter wereld komen.

    Cornelius Eliaert de vader van Adelaïde was eigenaar van het kasteel van Overham(me).

    Na het overlijden van Baron Paul Bethune:

    a/ Marie-Thérèse Bethune kreeg de hoeve (11ha97a6ca)  Delcour  (David) in de Pontestraat met gronden in Marke en Lauwe.

         -Pontestraat: gronden en weiden in Marke en Lauwe verhuurd aan   verscheidenen (2ha42a50ca).

         -Marke en Lauwe ,hoeve verhuurd aan Dubuisson(Lambrecht)(16ha70a15ca)

          Pontestraat.

         -Een huis en gronden, weiden en  bossen in eigen beheer (2ha73a75ca).

    b/ Gaston Bethune  kreeg  hoeve en gronden verhuurd aan Charles Louis Dendoncker en de Wed. Van   Elstraete ( 8ha 28a 2ca)  in de Rekkemsestraat. De hoeve Dendoncker  werd afgebroken in 1992.

      - Een huis verhuurd aan de Wed. Van Elstraete en een deel grond verpacht aan Cyrille Gheysen ,Pontestraat.

      - 4 delen bos in totaal 1ha 04a 17ca en een deel grond 86a 60 ca.

    Daarbij kregen ze ook nog goederen in andere steden en gemeenten.

    De andere erfgenamen ontvingen goederen in andere steden en gemeenten.

     

     (6)Polydore Benoot (Marke1856- Marke 1922)was de zoon van de afgezette Markse gemeenteonderwijzer Felix Benoot (Loppem1824- Marke 1887), tijdens de liberale schoolstrijd.

    Zijn dochter Rachel trouwde in 1921 met Michel Van de Wiele (Kortrijk 1892-1964).

     

    (7)Tot ongeveer 1949-50 werd een boerenpaard ingezet om de wagons met pannen naar het goederenstation te brengen. De stallen waren gelegen langs de Michel Van de Wielestraat, tegenover de derde vleugel. In 1950 werd een speciaal  rijtuig met benzinemotor ontworpen , op rubberen wielen, die door een inkeping pasten op de sporen. Hiermede werden de wagons met pannen  voort geduwd naar het goederenstation. Het toestel werd gebruikt tot 1961-62, daarna werden de pannen vervoerd met vrachtwagens ( vooral  vervoer Gerard Nuyttens ) of kwamen de kopers zelf.

     

    (8)Ernest Dumolin werd geboren in Sint-Denijs in 1882 en overleed te Kortrijk in 1972. Hij was de oudste zoon van Désiré en Octavie Ingels. Désiré was onderwijzer te Sint-Denijs en werd afgezet tijdens de liberale schoolstrijd . Hij werd als bediende aanvaard in ‘Tissage La Flandre’ te Zwevegem.  Zoon Ernest werkte ook een tijdje in ‘La Flandre’ .

    Ernest  Dumolin trouwde in 1915 met Ivonne (1892-1942) een dochter van Jules Vercoutere. Zijn broer Prosper (1891-1970)  trouwde met haar zuster Beatrice (1893 – 1980).

    Jules Vercoutere (1863-1925) was in de periode 1895-1914 de belangrijkste architect in Izegem. In 1901 werd hij aangesteld als eerste directeur van de Stedelijke Nijverheidsschool in Izegem.

     

    (9) André Hubaux (Boezinge 1909- Marke 1986) :In 1897 volgde Aimé Vanderheeren ( Meulebeke 1872- Marke 1954) op de hoeve  zijn vader Henri  (Izegem 1841-Marke 1915) op .Mijn moeder was een zuster van Aimé. Zo nam ik  in 1934 het roer over van mijn nonkel Aimé . De hoeve  (toen 45ha80ca groot) was eigendom van  baron Paul d’Udekem d’Acoz tot diens dood in 1952 via zijn vrouw burggravin Madeleine de Nieulant et de Pottelsberghe. Dochter van Anne-Marie d'Udekem d'Acoz, Geneviève erfde het goed in Marke en zoon van Paul d'Udekem d'Acoz, Pierre dat van Wyseur in de Preshoekstraat in Lauwe. Ik boerde er tot 1957, dan nam mijn schoonzoon Noël Beyls , die getrouwd was met mijn dochter Rosa, de zaak over. In de jaren ’60 (1965)  werden de gronden verkaveld (BPA Nieuwenhove) door Matexi.  De landweg die in rechte lijn liep van de Rekkemsestraat naar de hoeve, noemde men ‘De Zanddreef’”.

    Een klein stamboompje ter verduidelijking:

    De hoeve en het landbouwareaal waren rond 1840 eigendom van de familie della Faille. Ook de hoeve  Wyseur in de Preshoekstraat en die van Debo in de Dronckaertstraat  (op de westzijde naast de Preshoekstraat) in Lauwe waren eigendom van diezelfde familie.

    Auguste de Clerque, burggraaf van Wissocq trouwde met Marie-Françoise della Faille (einde 18e eeuw).

    Zoon, burggraaf (sinds 1816) François de Clerque de Wissocq trouwde met Eugénie della Faille d’Assenede. Hun zoon Charles (1816-1867), huwde barones Céline de Loën d’Enschede (1816-1856) en werd eigenaar van de hoeve en de ‘erfelijkheden’. In 1869 werd alles eigendom van  diens dochter Herminie (1843-1922), die trouwde met burggraaf François de Nieulant et de Pottelsberghe (1840-1912). Burggravin Madeleine de Nieulant et de Pottelsberghe (1868-1938), hun dochter ,trouwde in 1890 met baron Paul d’Udekem d’Acoz ( Gent 1865-1952).

    De gronden werden verkaveld door N.V. Matexi en de kinderen Vande Vyvere (Meulebeke): goedgekeurd 16 december 1965.

    De hoevegebouwen werden beschermd bij Ministerieel Besluit van 30 april 2004 onder de naam ‘Hof ter drie Gemeenten’.

     

    ARCHIEF  PANNENFABRIEK:

    Rapporten beheerraad van 1900 -1919.

    Uitgaande en inkomende briefwisseling van 1899 – 1910.

    Akten van aankoop  en verkoop 1899-1910.

    Annexen van het Staatsblad.

    Gemeentearchief Marke.

    Luchtfoto naar de Leie toe: beginjaren '70 van de 20e eeuw. 

    Luchtfoto viaduct : 1924











    <img src="http://blogimages.seni

    24-11-2016, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    20-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. 'FLUGPLATZ MARKEBEKE'

    Onlangs werd het boek "100 jaar vliegen Wevelgem-Kortrijk 1917-2017" gepubliceerd. Auteur Guido Bouckaert.

    In een artikel getiteld 'Flugplatz Markebeke' staat het plan van het vliegveld Markebeke, dat van mijn BLOG overgenomen werd (Flugplatz Markebeke). Ook de tekst werd letterlijk overgenomen. Alles zonder bronmelding. Gemis aan respect.

    M.F.

    20-11-2016, 17:34 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (1)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    30-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DWANGARBEID als ZIVIL ARBEITER (Z.A.B.)

    DWANGARBEID ALS ZIVIL ARBEITER (ZAB)
    _______________________
    Het is opvallend dat er in deze jaren van herdenking tot nog toe weinig over onze gedeporteerden uit de Grote Oorlog is geschreven. Soldaten krijgen nu veel lof maar de als dwangarbeiders weggevoerde werkweigeraars mogen zeker niet in de spreekwoordelijke herdenkingskou blijven staan. Dat ook zij hun verdiensten hadden, was in 1918 voor koning Albert I al duidelijk. In zijn troonrede zei de koning-ridder over hen: “Ze zijn de zedelijke overwinnaars van de Grote Oorlog ”( woorden die menigmaal , tijdens toespraken aan het monument, door de woordvoerder van de gedeporteerden, werden herhaald). Dat ze geweigerd hadden voor de vijand te werken, werd officieel als een vaderlandslievende daad erkend bij koninklijk besluit van 19 augustus 1921, maar zij die de dwangarbeid overleefd hadden, kregen zeer moeilijk reële maatschappelijke erkenning. Nochtans verdienden ze die.
    Door Belgische arbeiders te dwingen om te werken in de frontlinie lapte het Duitse bestuur de bepalingen vastgesteld door de Conventie van Den Haag van 18 oktober 1907 aan zijn laars. De Conventie liet wel toe dat burgers verplicht tewerkgesteld werden in de onmiddellijke nabijheid van hun woonplaats.
    De inbezitneming door de Duitsers van de lijsten van de werklozen en steuntrekkers (Werkscheue) op het einde van het oorlogsjaar 1916, leidde al gauw tot het drama van de opeisingen en deportaties. Er was omzeggens geen grotere schok onder de burgerbevolking. De Markse opgeëiste jongens en mannen (87 in totaal) werden ingedeeld in zogenaamde ZAB (Zivil Arbeiter Bataillone) en ingezet in de streek van Verdun, op weinig benijdenswaardige plaatsen vlak achter het front langs de Hindenburglinie. In zeer slechte omstandigheden dienden ze zwaar labeur te verrichten. Ze werden in de Zivil Arbeiter Bataillone 31 en 32 ingedeeld en op 2 december 1916 naar Bouligny (ten noordoosten van Verdun) gestuurd. Richard Glorieux (molenaar) en Georges Casteleyn (voerman) werden door de Duitse overheid aangesteld om met paard en kar de plunjes van de werklozen naar Moeskroen te voeren. Hauptmann Hirt van de Etappenkommandantur Moeskroen gelastte zich met onze weggevoerden. In totaal waren er 34 Zivil Arbeiter Bataillone. ZAB 31 stond onder de bewaking van de 5de Kompanie van het 12. Landsturm-Infanterie-Ersatz-Bataillon van het IV. Armeekorps (later tot Landsturm-Infanterie-Ersatz-Bataillon Saargemünd omgevormd) en ZAB 32 onder bewaking van de 6de Kompanie van het 3. Landsturm-Infanterie-Ersatz-Bataillon Kassel-Niederzwehren (Wereldoorlog I Marke, M. en R. Faillie - Jan Vancoillie).
    De meesten van hen kwamen psychisch kapot en graatmager terug naar Marke, met ziekten en lichamelijke verwondingen die ze vaak voor de rest van hun leven met zich meedroegen.
    De Markenaars , slachtoffers van de deportatie:
    Leopold Decock (Marke 13-4- 1890 + Piennes 20-9-1917) (DECOOK LEOPOLD)
    Gustaaf Lefevere (Marke 8-1-1879 +Lamourière 16-12-1917)(LEFEVRE GUSTAVE)
    Joseph Degroote (Doornik 15-6-1890 + Bouligny 15-3-1917)(DEGROTE JOSEL)
    Henri (Hendrik)Desmet (Marke 21-8-1882 + Bouligny 20-4-1917)(DESMET HENRICH)
    Ze werden in 1924 ontgraven en herbegraven op het Frans Militair Kerkhof van Pierrepont Meurthe-et-Moselle (Fr.).
    De graven van René Dermaux (Marke 22-4-1882 + Bouligny 24-3-1917), René D’Hespeel ( Marke 31-8-1885 + Bouligny 18-3-1917), Leo Spriet (Moorslede 13-6-1884 + Bouligny 24-3-1917) en Achiel Vervaeke (Marke 10-10-1882 + Bouligny 24-3-1917) werden nog niet teruggevonden.
    Achiel Allewaert (Marke 27-12-1877), wiens naam op het monument van Markeplaats gegraveerd staat, stierf in Marke op 10-4-1920 en werd hier begraven op het kerkhof , toen nog gelegen rond de kerk (zie foto). Merkwaardig detail: zijn naam staat niet vermeld op het gedenkteken aan de kerk.
    Polydor Cottens ( Marke 19-4-1874), die niet opgeëist werd in Marke ,overleed op 28-3-1917 in Bouligny. Hij was de zoon van Ivo en Ursula Allaert en trouwde te Aalbeke in 1912 met Ludovica Vandaele. Nergens is een spoor te vinden van zijn graf.
    De vrijwillige arbeidskrachten in de werkkampen in Duitsland hadden het minder hard te verduren. In 1917 beschuldigde een Vlaams blad dezen zelfs ervan oorlogsprofiteurs te zijn, maar het dient gezegd dat de voedselschaarste velen van hen ertoe dwong hun - haast letterlijke - boterham te gaan verdienen in Duitsland.
    De Nationale Federatie ZAB Afdeling Marke werd in 1923 gesticht. Maurice Steelandt (+1949) en Achiel Vanlaecke (+1951) waren respectievelijk de eerste voorzitter en secretaris. Het lokaal van de ZAB was toen het café “Au Tissage” in de Marktstraat.
    De ZAB Afdeling Marke was wel aanwezig bij de inhuldiging van het monument op Markeplaats.
    Maurice Steelandt, voorzitter van de ZAB-afdeling Marke , hield op zondag 2 december 1923 (dag op dag zeven jaar na de wegvoering in 1916) aan het toen pas opgerichte oorlogsmonument een wrange en wrokkige toespraak, waarvan hier een transcript van het originele document volgt (de schrijfstijl werd niet aangepast).
    “Waarom? Wij ons lieten opeischen : liever dan gewillig voor den vijand te werken.
    Medeburgers
    Makkers
    Herinnert gij u nog dien tweeden decemberdag van het jaar 1916, den dag der wegvoering. Als we dien killigen morgen opstonden, had moeder de natuur de aarde overdekt met een wit tapijt, ’t was alsof zij er zelf getuige wilde komen van zijn, van het onrecht en het vreeselijke, dat dien dag ging gebeuren met de jonge mannen, die hier door dien bezettende vijand vastgeknept waren. Maar wij ook voelden al eenigen tijd, dat er een zware atmosfeer boven onze hoofden hing, en dat den overweldiger wel eens den eenen of den anderen dag zijn slag zou slaan in dat jonge volk die hier nog overgebleven was en onze gedachte was daarover nog meer gesterkt geworden, omdat hij gedurende de zomermaanden van datzelfde jaar om vrijwillige arbeiders had gevraagd en dat hij ze tegen hoog verlokkende loonen had willen aanwerven, dewelke hij in zijne verordeningen met plakbrieven aan de muren hing! Om alzo het Belgische volk hier te kunnen gebruiken aan de voorbereiding van zijne legers en ook nog wel om in zijne achterste linies te helpen! Om dan zoodoende zijn soldaten in nog meerdere getalle tegen onze legers te kunnen aanstuwen, om de verbondene te doen sneuvelen en verpletteren. En dat alles was een van die groote krijgsplannen van hunnen Ludendorf en Hindenburg [noot: In augustus 1916 vervingen Ludendorff en von Hindenburg von Falkenhayn in de Oberste Heeresleitung. Ludendorff was een hevig voorstander van de verplichte tewerkstelling van de burgerbevolking. Vanaf 3 oktober 1916 werd in Etappen- en Operationsgebiet een Verordnung uitgevaardigd die dwangarbeid beval.], de bevelhebbers die zich niets ontzagen en geene offers spaarden, als zij onze troepen maar konden doen wijken en vernietigen. Maar ze hadden op die hardnekkige koppigheidt van ons volk hier niet gerekend; ze wisten wel dat we geene wapens hadden om ons tegen hen hier te verdedigen. Maar wat ze niet wisten was dat wij uit verdediging hen alle vrijwilligen arbeidt zouden geweigerd hebben. En ’t is toen als die Duitsche Oversten dat begonnen in te zien dat ze woest zijn recht gesprongen en uitgeroepen hebben: ach! Wij zullen ze als slagvee doen wegvoeren en als boeven behandelen. En alzoo is het dan verder met ons vergaan ook nietwaar kameraden. Maar waarom lieten we ons als slagvee wegvoeren? En waarom lieten we ons ginder afladen achter dat zo bloedende Verdun, gelijk het toendertijd was. En waarom lieten we ons daar als boeven behandelen totdat den eenen na den anderen van ontbering en uitputting stierven, ja waarom hebben wij dat droevig lot verkozen boven dat hooge loon en het vrijwillig werk alhier. Maar neen dat kon niet zijn dat wij zoo maar die eersten zouden geweest zijn die hier vrijwillig het werk opnamen die tegen onze legers gericht was. En ten tweede wij wisten en hoorden het maar al te goedt hoe onze soldaten gindsch in het modder en slijk nog gansche dagen overgoten wierden door ’s vijands moordend vuur van zijne kanonnen geweren en mitraljeuzen. En ’t was ook nog juist datgeene dat er een der onzen die ginder een der eersten gestorven is nog uitriept den avond voor dat hij stierf, ach hij die daar onze jonge aller Vriend was en pas nog maar 20 lenten telde. Wij waren er met een paar Vrienden nogeens bijgerocht dien avond in dat krothospitaalken waarin hij was ondergebracht en die in de omheining van ons Lager gelegen was. En van als we hem daar zagen liggen bemerkten we aanstonds dat de dood reeds om zijn wezen speelde. Maar toen hij ons naar hem zag naderen stak hij zijne beide handen naar ons toe. En met een kleine glimlach zegde jok ons: wat ben ik blijde u nog eens te zien. En dan zegde hij nog verder: ’t is toch wreed nietwaar beste Makkers nog zo jong en hier al te moeten sterven en bijna niet wetende waarom. En toen richtte hij zich nog ’t halven op greep onzen arm vast en zegde nog dit laatste: maar ’t is nog beter alzoo dan die eeuwige schande te moeten lijden dat wij vrijwillig voor onze beulen gingen werken, want dat werk die toch maar alleenlijk tegen onze soldaten gericht was en waartoe onze broeders en Vrienden ook behoren; neen dat mocht niet. En dan liet hij zich weer nedervallen om niet meer op te staan, want ’s anderendaags kwam men ons al zeggen uw jonge Makker is al dood. En alzoo is het met zij, onze duurbare Vrienden ginds zoo vergaan, ja zij wier namen hier op dien gedenksteen gebeiteld staan naast die van onze Broeders Oudstrijders, ja zij allen die ginds gestorven zijn zijn met zulke prevelingen op de lippen heengegaan, doch al goed wetende dat onze misdaad maar enkel deze was dat wij ons liever lieten opeischen en wegvoeren dan vrijwillig voor dien vijand te werken.”
    Vanaf 1925 hield Désiré Verplaetse (+1931), bestuurslid, de traditionele toespraken.
    Al in november 1918 werd door de procureur des konings van Kortrijk een vragenlijst gestuurd in verband met “de schending van de mensenrechten door het Duits leger”. Ons gemeentebestuur stuurde die in maart 1919 terug , vergezeld van bewijsstukken en getuigenissen en met melding van de duur, in dagen, van de ontvoering. Op 28 maart 1919 werd door het gemeentebestuur een lijst opgemaakt “met de inlichtingen betrekkelijk de personen die door het Duitsch bestuur tegen hunnen wil ontvoerd en tot arbeid verplicht werden.” Ook de aard van de ziekte of gebrekkigheid werd erop vermeld.
    In augustus 1919 werd door ieder opgeëiste een” aanvraag tot vaststelling van schade aan personen” getekend. Hiervoor voorzag men drie verschillende documenten :
    1/ voor de gedeporteerden ,die lichamelijke schade, wonden, gebrekkigheden of ziekten opliepen.
    2/ voor zij die noch ziekte, noch verwondingen, noch gebrekkigheden opliepen.
    3/ voor zij die door gewelddaden van de vijand overleden.
    Op 13 juli 1919 had in Kortrijk een grote betoging plaats . Het “Volksrecht” citeert (de schrijfstijl werd behouden): “…Verschillige duizenden opgeëischten uit tal van omliggende gemeenten hebben in de straten van Kortrijk voor hunne rechtmatige eischen betoogd. De stoet werd door verscheidene muziekkorpsen opgeluisterd, waaronder de socialistische harmonie ‘Het Volksrecht’ van Kortrijk. De talrijke toeschouwers konden hun ontroering niet verbergen toen ze de slachtoffers van het Duitsch barbarisme met de gele armband zagen voorbij marcheren. Banderollen werden in de stoet gedragen, die hunne eischen weergaven. Er was onder andere te lezen ‘hulde aan de honderden slachtoffers begraven op de kerkhoven van Frankrijk’….gansche dagen slavenwerk aan 30 pfenningen met weinig eten en vele mishandelingen, Duitschland moet betalen. ‘Wij willen geen aalmoes, maar volledige vergoeding van Duitschland’. De invalieden waren vervoerd in auto.”
    Toespraken en pleidooien werden gehouden, waarin de rechten van de gedeporteerden werden erkend. Ze hadden immers geweigerd hun land en volk te verraden. Op de regering rustte de plicht tussen te komen! De sprekers waren : Louis Lemaitre, secretaris van de Federatie van Weggevoerden van het arrondissement Kortrijk – Arthur Catteeuw (katholiek) eerste volksvertegenwoordiger kristen werkersverbond – Joseph Vandevelde (socialist) volksvertegenwoordiger Moeskroen - Deconinck (liberaal) – Ernest Reynaert (katholiek ) – August Debunne (socialist) en Robert Gillon (liberaal).

    Kort na de oorlog vroeg “ de bond van de opgeëiste werklieden” aan het gemeentebestuur een voorschot op de vergoeding die door de wet van 10 juni 1920 toegekend werd aan de burgerlijke slachtoffers. In de gemeenteraadszitting van 11 januari 1920 was al beslist dat een voorschot van 150Fr. uit de gemeentekas zou betaald worden aan zij die erom vroegen. Maar ze moesten die terugbetalen aan het gemeentebestuur zodra (“ten bekwamen tijde”) ze het ontvingen van de staat (zie formulier). Op 10 mei 1920 schonk het gemeentebestuur aan ieder gedeporteerde en aan de weduwen van overledenen : 3m50 kleergoed , 1 paar schoenen, 1 deken, 1 paar sokken en 1 paar handschoenen of 1 kiel. Voor de ontvangst van dat aalmoes moesten ze ook hun handtekening zetten . In april 1922 werd door de rechtbank voor oorlogsschade te Kortrijk het vonnis geveld , waarbij beslist werd dat ieder Marks slachtoffer 50 Fr. maal het aantal maanden deportatie zou krijgen. Duitsland had immers aanvaard 6Fr. per dag gedwongen arbeid te betalen aan de gedeporteerde.

    Na de oorlog heerste onder de opgeëisten nog lange tijd een grimmige sfeer, die maar geleidelijk zou uitdoven. De eerste jaren negeerden de gedeporteerden de 11 Novemberhulde en brachten , afgezonderd, een eigen bloemenhulde aan het monument op 'hun' verjaardag : de eerste zondag van december. In 1928 kwam toch verandering:”…..”misschien zal het u verwonderen dat de Opgeëischte werklieden van Marcke,nu, samen met hunne Makkers de Oudstrijders en Burgerlijke Slachtoffers het 11e novemberfeest herdenken…”(zie brief) zo luidde de inleiding van de toespraak aan het monument. De bloemenhulde van de eerste zondag van december werd behouden en ging gepaard met een mis voor de overleden opgeëisten. Daarna volgde een algemene vergadering in het lokaal “Au Tissage” in de Marktstraat.
    De gedeporteerden voerden ook een lange strijd tegen de opeenvolgende nationale regeringen om te bekomen waar ze recht op hadden. “De gedeporteerde moet genieten van de wetgeving die een bijzonder recht toekent aan de slachtoffers van de plicht. Het kan niet dat de gedeporteerden verschillend behandeld worden!”, zo luidde hun protest (dat bekend stond als 'de kwestie van de 144 miljoen'). Onze gedeporteerden waren de mening toegedaan dat zij slachtoffers waren van een ware plundering door de regering. Zij waren slachtoffers van de plicht! Ze hielden voet bij stuk en in 1928 werd door elke opgeëiste een aanvraag ingediend voor dat recht . En dat die strijd nodig was, is duidelijk: pas veel later, toen een groot deel van hen al overleden was, werd wettelijk orde op zaken gezet. Ter illustratie een uittreksel uit een toespraak in 1938 : "...wanneer wij gelijke rechten hebben op dit monument, waarom dan krijgen wij dezelfde rechten niet in zoovele andere zaken waarvan de Oorlogsslachtoffers genieten....Het is toch onze schuld niet dat men ons weggevoerd heeft, hadden wij aan de zijde onzer medebroeders op de slagvelden mogen strijden dan waren wij niet in die slechte kampen terecht gekomen. Ondanks dat alles kunnen onze parlementairen nog geene vergoeding of gelijkstelling schikken met de oudstrijders of dat ze ten minste de uitkering van de 144 millioen doen verwezenlijken die onze regering van Duitschland bekomen heeft....".
    Richard Vandendriessche, (opgeëiste + 1985) vertelde mij dat hij sinds 1969-1970 alle drie maanden 500Fr. kreeg “mijn wedde die ik indertijd in Frankrijk heb verdiend. De staat werd een bedrag van 144 miljoen toegekend om aan alle opgeëisten de uitkering toe te laten”.
    Michel Desmet (+ 1999)( zoon van Kamiel, opgeëiste + 1971): “mijn vader kreeg voor de eerste keer smartgeld op 31 december 1969. Hij kreeg 500Fr. per trimester. Pas in 1966 kwam er een wetsbepaling in voege i.v.m. het indienen van een aanvraag om te kunnen genieten van de “rente voor gedeporteerden”.
    Jules Verplaetse ,(opgeëiste + 1985), ontving driemaandelijks het krantje “De Opgeëiste Z.A.B.”.Het kon vergeleken worden met “Het Strijdersblad”. Toen de afdeling Marke stilaan, bij gebrek aan leden, wegdeemsterde woonde Jules de vergaderingen bij van de afdeling Kortrijk in café “Au Casino” in de Doorniksewijk te Kortrijk.

    De Nationale Federatie der Weggevoerden Afdeling Marke telde bij het begin 70 leden. De rest (16) was elders lid. De leden kregen het krantje "De Opgeëiste Z.A.B.". Na de oorlog ontvingen de gedeporteerden - sommigen wel, anderen niet - bij koninklijk besluit een "erekruis der gedeporteerden"(zie afbeelding) . Het art.2 van het K.B. van 27 november 1922 “weigerde het kruis der weggevoerden te geven aan de mensen, die op het ogenblik van hun deportatie, om reden van hun leeftijd, de zedelijke verplichting hadden het vaderland te dienen”. Het was immers beledigend de jonge gedeporteerden aan te zien als hebbende gefaald in hun plicht. Die beperking heeft tot veel tegensputteren geleid. In 1926 werden de opgeëisten opgeroepen voor het ontvangen van hun ereteken (zie folder).
    Foto graf van Achiel Allewaert:
    Vlnr.: Marguerite-André-Augusta Desmet-Jozef-Maria-Albert en Georges.

    Foto : Richard Vandendriessche prijkt boven zijn opeisingsnummer.
    Bronnen:
    ZAB-afdeling Marke. Persoonlijk archief.
    Wereldoorlog I Marke, 1984: M. en R. Faillie (blz. 201 tot 215).
    Marke, voor, tijdens en na de “Groote Oorlog”, 2013: M. Faillie en F. Decock

















    30-09-2016, 12:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    Archief per week
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 03/12-09/12 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 27/11-03/12 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!