HET OUD KERKHOF ROND DE KERK EN DE COMMOTIE ER ROND.
____________________________________________________
Een gedetailleerd stukje geschiedenis. Alles liep niet altijd op wieltjes.
Na de bombardementen van 14 mei 1943 moesten de geteisterde kerk en pastorie hersteld worden. Aloïs Ostyn (Marke 1902-Gent 1967), toen oorlogsburgemeester, beweerde bij hoog en laag, dat de kerk en pastorie eigendom waren van de gemeente. Dat bracht heel wat commotie mee . Wie moest nu zorgen voor de herstellingen ,de gemeente of de kerkfabriek. Kerk en pastorie waren eigendom van de kerkfabriek, maar stonden op grond van de gemeente (1).
We spreken hier later nog over het kerkhof.
Na de annexatie van onze gebieden door Frankrijk op 1 oktober 1795, werden de goederen van de kerkfabrieken genationaliseerd op grond van de decreten van 2-4 november 1789 en van 28 oktober - 5 november 1790, en een groot deel van de goederen werd verkocht.
Na het Concordaat van 26 messidor jaar IX (15 juli 1801) tussen Napoleon Bonaparte en Paus Pius VII werden de niet-vervreemde genationaliseerde goederen ter beschikking gesteld van de kerkelijke overheid zonder te reppen over het eigendomsrecht van deze goederen. De kerkelijke overheid beschikte echter altijd over het recht van vruchtgebruik van deze goederen.Kortom, de kerkfabriek kon haar vroegere functies en verantwoordelijkheden over kerk, pastorie hernemen. Het betrof voornamelijk herstellingen, verbouwingen, die steeds met goedkeuring (en subsidie) van de gemeente door de kerkfabriek werden behartigd.
Een keizerlijk decreet van 30 december 1809 besliste dat de kerkraden verplicht waren de kerk en andere goederen van de kerkfabriek te onderhouden.
Wat het kerkgebouw betreft, werd door het Hof van Cassatie tot 1870 altijd voorgehouden, dat het eigendomsrecht aan de kerkfabriek toekwam, maar in latere arresten heeft het Hof in bepaalde gevallen geoordeeld dat de kerken, die na het Concordaat aan de kerkelijke overheid werden ter beschikking gesteld, eigendom zijn van de gemeenten.
De 2 onderpastorieën (Markekerkstraat en Pastoor Vandommeledreef) zijn eigendom van de kerkfabriek.Het oud ‘Gemeentehuis’en het huis (vroeger café ‘De Anker’) ernaast in de Markekerkstraat (beide afgebroken in 1959) stonden op cijnsgrond van de kerkfabriek.
HET OUD KERKHOF ROND DE KERK:
______________________________
In 1950 werd gedebatteerd in de gemeenteraad ,ofwel het kerkhof vermeerderen ofwel een nieuw kerkhof maken buiten de kom van de gemeente.
Daarbij stelden zich twee problemen:
1/ Het bepalen van het eigendomsrecht over het huidig kerkhof rond de kerk, d.w.z. of het eigendom is van de kerkfabriek of van de gemeente.
2/Het vermeerderen van het oud kerkhof:
a/Door het in gebruik nemen van de daartoe geschonken goederen aan de kerkfabriek.
b/Het tegenontwerp , door het voorzien van een nieuw gemeentelijk kerkhof buiten de kom
van de gemeente.
Het eigendomsrecht:
__________________
Baron Jean de Bethune(Marke 1900-1981), gewezen voorzitter van de kerkfabriek heeft tijdens de laatste oorlog, niettegenstaande al het gevaar dat dit kon meebrengen, bewijsstukken gevonden , in het Ministerie van Justitie , dat de parochiekerk en de pastorie eigendommen waren van de kerkfabriek van Marke, terwijl de zaak van het kerkhof onopgelost bleef.
Er werd in 1943, ter gelegenheid van de herstellingen aan de kerk en pastorie (door de bombardementen), fel geredetwist met oorlogsburgemeester Aloïs Ostyn.TENSLOTTE WERDEN DE KOSTEN ALS OORLOGSSCHADE GERECUPEREERD.
De kerkbesturen die beroep wilden maken op het eigendomsrecht over het kerkhof, moesten kunnen bewijzen dat zij opnieuw in het bezit waren gesteld van dat eigendomsrecht tijdens het Hollands bewind, terwijl het hun onwettelijk ontnomen was geweest tijdens de Franse overheersing.
Baron Jean werd door zijn collega’s van de kerkraad belast om het eigendomsrecht over het kerkhof door de hogere besturen te laten bepalen. Dat kon echter niet verwezenlijkt worden, daar er moest bewezen worden dat, na de inbezitneming tijdens de Franse overheersing, het kerkhof, zoals al de kerkgoederen van de kerkfabriek van Marke, tijdens het Hollands bewind opnieuw in het bezit van voornoemde kerkraad zou gesteld zijn. De Hollandse archiefstukken waren in deze bange tijden vanzelfsprekend onbereikbaar.
Welnu, de archiefstukken die op aanvraag van Baron Jean in het Rijksarchief te Den Haag opgezocht werden, vermelden als weer in het bezit gesteld van hun goederen, de kerkfabrieken van Herseaux, Rollegem enz….maar Marke wordt niet vernoemd. De bisschoppelijke archieven en de Rijksarchieven te Brugge werden geraadpleegd, maar de gevonden oorkonden konden toch het specifiek eigendomsrecht over het kerkhof niet bepalen. Het bisschoppelijk archief bevat geen inlichtingen over het kerkelijk of parochiaal leven te Marke, onder het Frans of Hollands bewind, de beslissende periode in deze zaak. De Rijksarchieven van Brugge bezitten een koninklijk besluit gedagtekend uit het Hollands tijdvak van 28 december 1826, waarin de voorrechten of vergunningen van de kerkfabriek van Marke tijdens de Franse periode ontnomen, haar terug verleend werden. Het kerkhof staat nochtans niet vermeld.
Er bestonden afschriften en bevestigingen bewaard over deze gegevens in de kelders van het gerechtshof van Kortrijk . Maar deze zijn hoogstwaarschijnlijk in de verwoestingen, tijdens de tweede wereldoorlog, en in de twee opeenvolgende branden vernietigd.
Het vermoeden bestaat dat het kerkhof, rond de kerk, eigendom is van de kerkfabriek, zoals de kerk en de pastorie het zijn, maar het kan niet bewezen worden.
Dat de kerk en pastorie eigendom waren van de kerkfabriek kon de Bethune weten door de tussenkomst van een der meest vooraanstaande magistraten van België, de persoonlijke raadgever van de koning, alsook met de welwillende medewerking van de heer Grimonpont, directeur-generaal van het Ministerie van Justitie.
De Rijksarchieven van Den Haag kunnen enkele stukken naar voor brengen die ons de teruggave van het kerkhof aan de kerkfabriek als hoogst waarschijnlijk laten blijken. Deze zijn:
a/ Het koninklijk besluit ondertekend door koning Willem I gedagtekend van 7 december 1820 waarbij de kerkfabrieken van Herseaux, Rollegem, enz…weer gerestitueerd werden…..
b/ Een besluit in dezelfde geest uitgegeven, gedagtekend van 4 juli 1829, dat nogmaals, zonder Marke uitdrukkelijk te vernoemen, nochtans onze kerkfabriek in bezit van haar vorige goederen terugstelt.
Dat besluit van 7 december 1820 wordt in de ‘Bulletin Usuel des Lois & Arrêtés’, wiens oorspronkelijke uitgave in het gerechtshof van 1e Aanleg te Kortrijk berust, niet vermeld. Het wordt eveneens niet vermeld in jongere uitgaven zoals deze van A. Delebecque & E. Brandner.
Baron de Bethune:” Laat ons dus besluiten dat de vermoedens om het eigendomsrecht aan de kerkfabriek van Marke toe te kennen, geheel sterk zijn om reden van de hoger vermelde archief-documenten en om het feit dat het beheer van dit kerkhof, ononderbroken en zonder de minste klacht of tegenspraak, door de kerkfabriek verzekerd is geweest, vanaf het Franse tijdvak tot de beslissing getroffen door oorlogsburgemeester Aloïs Ostyn in 1943.”
Op 30 maart 1948 stuurde de Bethune op aanvraag van de arrondissementscommisaris volgend exposé:
“De sterkste vermoedens betreffende het eigendomsrecht van de kerkfabriek op het kerkhof zijn gesteund op de volgende ontegensprekelijke feiten”:
1/ Vanaf de wet op de kerkhoven, het decreet van 23 Prairial, jaar XII (12 juni 1804) heeft het kerkbestuur, ononderbroken tot in 1943 (jaar van de ruzie), het beheer van het kerkhof gehad en uitgevoerd.
2/Geen enkele klacht werd ingediend, geen tegenbewijs werd geleverd.
3/ Het kerkbestuur, thans zoals voorheen, is overtuigd dat , in toepassing van artikel 12 van het Concordaat van 1801 en artikel 75 van de wet van 18 Germinal jaar X, zoals de wet van 7 Thermidor jaar XI, de niet vervreemde kerkgoederen aan de kerkfabriek terug gegeven werden,restitutie waarin de kerkhoven uitdrukkelijk begrepen zijn.
4/ Sinds de wet van 23 Prairial jaar XII, werden menige giften van eigendommen aan de kerkfabriek gedaan, alle aanpalende aan het huidig kerkhof (rond de kerk), met het stilzwijgen maar goede bedoeling, deze goederen te gebruiken voor het vermeerderen van de eigendom van de kerkfabriek- namelijk het hier bedoelde kerkhof.
Deze goedgekeurde giften:
a/ Gifte van Baron Emmanuel de Bethune (Gent 1869-Marke 1909): een perceel grond gelegen op de Plaats van Marke, gekadastreerd Sectie A nr.323, groot 2a20, door de kerkraad aanvaard op 4 oktober 1903.
b/ Gifte van pastoor Louis De Brabandere (Kanegem1846 – Marke 1919) aan de kerkraad ,van een huis in de Pastorijdreef (nu Pastoor Vandommeledreef) en 2 huizen nrs. 5 &7 in de Markestraat (nu Marktstraat) bekomen bij toelating van KB van 12 mei 1919.
c/ Gifte van Cyriel De Brabandere (Marke 1860- Kortrijk 1943) aan de kerkraad van het huis gelegen Kerkstraat (nu Markekerkstraat) nr.2 [ (vroeger café ‘De Anker’) bij akte notaris Ide 29 september 1924 verkregen bij aankoop aan brouwerij ‘Dupont & Cie’ in 1903. Stond op cijnsgrond van de kerkfabriek].
d/ Gifte van Baron François de Bethune (Gent 1868-Leuven 1938) aan de kerkraad van 2 huizen gelegen te Marke Markestraat nrs. 1 en 3 bij akte notaris Ide van 12 oktober 1927 (verkregen bij aankoop aan Petrus Van Belleghem in 1901. Stonden op cijnsgrond van de kerkfabriek) (2).
e/ Gifte van Baron Jean de Bethune (Marke 1900-1981)van het huis dienende tot nu toe als Gemeentehuis bij akte notaris Ide 24 december 1944 (op cijnsgrond van de kerkfabriek).
Het beheer van het kadaster wijst nochtans aan dat het huidig kerkhof rond de kerk aan de gemeente toebehoort.
Vermits de hierboven vermelde archiefstukken niet doorslaande zijn en dat het gerecht in dergelijke gevallen meestal het eigendomsrecht aan de gemeente toekent blijft het moeilijk aan de kerkfabriek om hier het laatste woord te halen.
De Sint-Brixius kerkraad moet aldus aanemen dat tegenwoordig de gemeente Marke eigenares is van het bedoeld kerkhof rond de kerk, maar hij bewaart zich het recht een rechterlijke uitspraak over deze zaak aan te vragen ( wat nooit gedaan werd).
Het vermeerderen van het kerkhof kwam weer ter sprake. Het kerkhof kon vergroot worden aan denoordzijde met het in gebruik nemen van een gedeelte van de pastorietuin en op de zuidkant door het bijvoegen van de overblijvende gronden van de 4 huizen die tijdens de oorlog vernield werden, alsook de grond van het huidig gemeentehuis en het aanpalende huis, die gesloopt zullen worden.
Burgemeester Alfred De Brabandere (Marke 1891- 1957) en schepen Aimé Bekaert (Néchin 1903-Kortrijk 1990) deelden deze zienswijze niet. Ze waren van mening dat deze oplossing van het vermeerderen van het huidig kerkhof slechts een voorlopig karakter zou hebben daar er tenslotte niet al te veel grond door die vermelde bijbrengsten zou te winnen zijn.
Baron de Bethune beweerde het tegendeel. Hij beweerde dat de overleden weldoeners van de kerkfabriek de giften gedaan hadden met de bedoeling het kerkhof er mee te vermeerderen. Er werd gestemd bij naamafroeping. De stemming bracht 1 ja van Baron de Bethune, de andere leden stemden ‘neen’. Het zoeken naar een nieuw kerkhof haalde de bovenhand. Baron de Bethune wilde het kerkhof toch ongedeerd bewaren en behouden.
Het schepencollege bracht een ontwerp van een nieuw kerkhof, dat zou aangelegd worden links van de Hellestraat, rechtover de hoeve gebruikt door Eric Coucke. De nodige vergunningen werden aangevraagd.Er werd beslist het ontwerp tot het aanleggen van een nieuw kerkhof toe te vertrouwen aan architect Marcel Dondeyne uit de Pottelbergstraat 34 te Marke.
Door de beslissing van de gemeenteraad in datum van 6 mei 1955 werd het kerkhof rond de kerk aan zijn bestemming onttrokken, en gesloten. Bij K.B. van 2 december 1960 werd de gemeente gemachtigd het oud kerkhof aan zijn bestemming te onttrekken. Bij iedere zitting van de gemeenteraad werd telkens bevestigd dat de monumenten van de familie de Bethune, de graven van de priesters en van Mgr. Callewaert niet zouden overgebracht worden naar het nieuw kerkhof, daar deze monumenten ingebouwd waren in de muur van de kerk. Niettegenstaande er in de oude begraafplaats nog plaats was voor het bijzetten van de priesters van de parochie, werden de 2 laatste overleden pastoors bijgezet in de nieuwe grafkelders van het nieuw kerkhof [( pastoors Jozef Lammens (Brugge 1871-Marke 1957)en Félicien Van Hauwere (Waregem 1897- Marke 1959)].
Baron Jean de Bethune liet op 9 november 1951 een schrijven geworden aan het gemeentebestuur, waarbij hij om een begraafplaats verzocht voor 12 personen op het nieuw aan te leggen kerkhof (brief van 18 januari 1964 van burgemeester Aimé Bekaert aan Bestendig Afgevaardigde Leopold Gillon te Kortrijk).
Het oud kerkhof rond de kerk was eigendom van de gemeente. De kerkfabriek heefd steeds het beheer ervan uitgeoefend. Kerk en pastorie zijn eigendom van de kerkfabriek ,maar staan op grond van de gemeente (3). Men begon aan de ontgravingen van het oud kerkhof in 1954 en tegen 1956 was alles ontruimd.
Het oud gemeentehuis en aanpalend huis werden in 1959 met de grond gelijk gemaakt. De kerkfabriek werd onteigend van eigendom en de nodige gronden. Nu zien we daar een parking.
Nu ,vandaag, zijn de pastorie en de kerk van Marke eigendom van stad Kortrijk.
De onderpastorie in de Markekerkstraat en de Vandommeledreef zijn eigendom van de kerkfabriek van Marke.
(1)In een brief gedateerd op 30 maart 1886 vroeg burgemeester Leopold Van Belleghem (Marke 1835-Marke 1898) aan Mgr. Joannes Joseph Faict (Leffinge 1813-Brugge 1894) de bisschop van Brugge, of hij al dan niet akkoord ging met vergrotings- en verbeteringswerken aan de pastorie in Marke . Gezien de goedkeuring ,vroeg pastoor Lodewijk Vandenbussche (Kortemark1835 –Marke 1893) op 4 mei, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het ‘kerkbureel’ (kerkfabriek), aan de bisschop, de kerkraad samen te roepen op 9 mei ,om te beraadslagen over deze kwestie. Verbeteringen, ja, vergroting, neen. Pastoor Vandenbussche en zijn voorgangers klaagden al lang over vochtigheid in de pastorie. Het was vooral te wijten aan de ‘wal’(waterpoel,vijver) die tegen het gebouw gelegen was.
Op 15 december 1886 was het kerkbestuur zinnens bij openbare veiling 20 are 82ca bouwgrond te verkopen in 8 kopen, te nemen aan de zuidkant van de hof van de pastorie (groot 52a) om de verbeteringswerken aan de pastorie te kunnen bekostigen. Deze plannen brachten grote discussie met de arrondissementscommissaris van Kortrijk met de vraag of het eigendomsrecht op de hof van de pastorie aan de kerkfabriek of aan de gemeente toebehoorde. De kerkfabriek besliste op 3 juli 1887 af te zien van de verkoop.
(2)De 4 huisjes nrs. 1-3-5 en 7 in de Marktstraat werden gebombardeerd op 14 mei 1943 en nooit meer heropgebouwd.
(3)Op 5 juni 1943 ontvingen het gemeentebestuur en de kerkfabriek een brief van het Ministerie van Justitie waaruit bleek dat de kerk en de pastorie door de kerkfabriek gebouwd werden op gronden van de oude gebouwen, in akkoord met de gemeente en met financiële hulp van de openbare besturen. Hoewel die gebouwen opgetrokken zijn op grond van de gemeente moeten ze toch aanzien worden als eigendom van de kerkfabriek.
FOTO’S
______
1/ De Markestraat (Marktstraat) beginjaren 1900. Links de huisjes (4) die gebombardeerd werden op 14 mei 1943 en die nooit meer heropgebouwd werden. Rechts de pastorie.
2/De Markestraat in 1927. Links de gebombardeerde huisjes.
3/Kerk en kerkhof in de jaren ’20. Rechts de openbare WC.
4/Kerkhof. Op de achtergrond rechts café ‘Christen Werkersverbond’.
5/ Postkaart kerk en kerkhof in de jaren ’50.
02-05-2020, 00:00 geschreven door Michel Markenaar
|