De Vlasbazenbond in Marke
_________________________
“Als het vlas ging, alles ging”: een uitdrukking die vroeger dikwijls uit de volksmond te horen was.
Onze eerste stationschef, August Vanderbauwede ( Moeskroen 1864-Marke 1941) , een Waal, dacht daar anders over en zei wel eens “de vlas de vier (vuur) mag erin’, als een vlashandelaar een wagon verhandelde op het goederenstation.
Wel, er kwam nooit ‘vier’ bij te pas…..want de sporen van de zo belangrijke vlasnijverheid, die gedurende enkele eeuwen, aan honderden werk verschafte, zijn vanzelf gewist. Industrieel erfgoed dat net zoals onze pannenfabriek , onze weverij (NV De Witte-Visage) en onze brouwerij (De Brabandere) niet aan de tijd kon weerstaan.
Het roten van het vlas in de Leie nam toe in de 18e eeuw . In de 19e eeuw kreeg de Leie de bijnaam ‘The Golden River’.
Wat betekende de vlasindustrie voor de arbeidersstand. Niemand kon het beter uiteenzetten dan Félix Bethune, burgemeester van Kortrijk:”…het vlas was een bron van inkomsten voor het land dat het cultiveert, een broodwinning voor de arbeider die het bewerkt, een rente voor de vlasfabrikant die het laat bewerken en tenslotte een winstgevende zaak voor de handelaar die het verkoopt en uitvoert.” (‘De Houding van het Parlement ten opzichte van de Vlascrisis in Kortrijk (1830-1850) Marèse Vriens ).
Vlasbewerking, gekoppeld aan landbouw, en spinnen en weven vormden destijds het voornaamste bedrijfsinkomen van onze landlieden. Begin 19e eeuw zaaiden de meeste landbouwers vlas. Die laatsten lagen aan de basis van de roterijen langs de Leie. Het spinnen was meestal vrouwenwerk: men telde 225 spinsters op de gemeente op 1526 inwoners in 1816. Er waren 40 linnenwevers. Spinnen en weven waren winterwerk. Rond 1830 waren, omwille van de kritieke toestand, de weefstoelen tot de helft verminderd. De vlasindustrie ging trapsgewijze te niet. De textielthuisnijverheid stortte ineen door een heftige landbouwcrisis. In 1843 bereikte de armoede haar hoogtepunt. Het Bureel van Weldadigheid moest dringend ingrijpen. In Marke ontbrak het niet aan pogingen om de armoede wat te verzachten. Maar men zou het over een andere boeg moeten gooien.
Uit een gemeenterapport van 1846 vernemen we :”Industrie linière presque totalement abandonnée. Filage et tissage sont les métiers ordinaires à Marcke.”
In 1848 :”Industrie linière: ruine de cette industrie..”
In 1860 :” De vlashandelaars langs de Leie hebben grote verliezen gekend door de overstroming van november 1860. Nog enkelen houden zich bezig met het spinnen , niettegenstaande de teloorgang van de vlasnijverheid.”
Sedert onheuglijke tijden kende men hier de zeer gunstige rooteigenschappen van het Leiewater. De weefstoelen en spinnewielen ruimden weldra de plaats in voor een nieuwe nijverheid, de vlasvezelbereiding, die de welstand en de welvaart van ons volk verzekerde. Talrijke vlaswerkers, ‘Leiewerkers’ en zwingelaars kwamen zich hier vestigen tussen 1860 en 1880.
De levensomstandigheden verbeterden merkelijk vanaf 1861-62. Een gemeenterapport van toen luidde: “Honderden roten en zwingelen.” Het rootbedrijf deed de bevolking aangroeien. Men mag 1862 aanzien als de start van de ‘industriële revolutie’ in Marke. De levensomstandigheden verbeterden merkelijk, gevolg van de toename van de Leieroterijen. Onze gemeente kende toen ook een ware expansie: in 1861 : 1595 inwoners , in 1880 : 1808 , in 1890: 2075 en in 1900 : 2502. De weverij De Witte-Visage stond er sedert 1897 en de pannenfabriek van Marke werd gesticht in 1899.
Een rapport van 1863:” De vlasindustrie is de belangrijkste te Marke. Zij schenkt aan de vlaswerkers , tijdens de zomer een luxueus loon. Tijdens de winter wordt het vlas gesorteerd, hetgeen veel handenarbeid vraagt.”
In 1856 werd een nieuwe kasseiweg gedecreteerd: de weg Kortrijk-Rekkem. Aannemer Tacquenier uit Lessen beëindigde de werken in 1860. In 1876 voorzagen de gebroeders Louis en Alexander Vergracht uit Zwevegem de Kerkdreef en in 1879 de Plaats en de Hellestraat van een kasseidek. In 1885 werd de Markestraat door Raymond Lommens uit Zwevegem bestraat.
In een minimum van jaren was het een en al hekken dat men in de Leie zag.
In een lijst gedateerd 22 januari 1866 vinden we volgende vlashandelaars:
-Eduard Pycarelle - Pierre Steenhuyse - Marcellin Van Belleghem – Victor Vandewiele – Severin D’Hespeel – Pierre Leveugle ( 2 werknemers)- Petrus Schoore – François Descamps – Kinderen Benoit D’Hespeel – Louis D’Hespeel – Jean François Dumortier – François Dupont – Désiré Herman – Constantin Holvoet.
De eerste stoommachines in Marke:
-Petrus Schoore 13 juni 1867 (vlaszwingelarij)
-Benoit D’Hespeel 1872 (vlaszwingelarij)
-Ferdinand Vanneste 31 december 1874 (vlaszwingelarij)
-Frederic Dekimpe 17 juli 1875 (vlaszwingelarij)
-Augustin Claerhout 15 december 1876 (steenbakker)
-Leo Callewaert 1883 (vlaszwingelarij)
-Marcellin Brasseur 13 januari 1889 (vlaszwingelarij)
-Emile Vanneste 10 november 1889 (molenaar)
-Polydoor Benoot 20 april 1890 (smidse)
-Constant Glorieux 1897 (vlaszwingelarij)
Roterijbazen in die tijd waren Joannes Slosse (vader van pastoor Slosse) , hoeve Coopman– François Van Belleghem, het gebied tussen de Aardweg tot over de Koedreef( 10 werknemers) – Amatus Van Belleghem-Vanneste, hoeve Bekaert op de Markebeke ( 10 werknemers) – Jean François Dumortier ,achter het kasteel de Bethune ( 2 werknemers).
In 1869 zou Edouard Pycarelle een roterijbedrijf uitbaten, gelegen vanaf de Leiebrug tot aan de Aardweg.
Oscar Dendooven (Marke 1902 – 1986) :”Het vlas werd begin de 20e eeuw twee maal geroot. Het twee maal gerote vlas was het schoonste vlas. Men sprak dan van ‘rote’ en ‘herrote.’
1/ eerste rote: april tot begin mei. Het water was nog niet warm genoeg. Men liet het dan 6 à 10 dagen roten. Na de eerste rote werd het vlas in schelven gezet langs de Leie.
2/ tweede rote: juli-augustus.Het water was warmer en de rote was beter. Na die rote werd het in kapellen gezet om te drogen. Maar na het kapellen werd het eerst in mijten gezet. Daarna ging het op de wagen naar de schuur. In de winter werd het gezwingeld.”
Vroeger gebeurde het zwingelen met het handzwingelmes en betekende dat zwaar handwerk. Daarna ontstond de trap-sterremolen (met de voeten trappen en terzelfder tijd zwingelen)
Eén zwingelmolen had 12 zeilen of zwingels.
Men sprak dan van een vlaszwingelarij van X aantal planken.
Een vlaszwingelarij van 10 planken was een fabriek waar 10 man kon staan , dus had de vlaszwingelarij 10 zwingelmolens.
In het laatste kwart van de 19e eeuw werden de sterremolens met stoom bewogen, daarna met elektrische motor. En na 14-18 kwamen de zwingelmachines (zwingelturbines) te voorschijn.
De laatste Leieroterijen in Marke:
-René Vannieuwenhuyse (landbouwer)
-Gustaaf Coopman (landbouwer)
-Arthur Delcour (landbouwer)
-Henri Lambrecht (landbouwer)
-de kinderen Verspaille (landbouwers)
-René Delabie (landbouwer)
-Achilles Desmet
-Aimé Bekaert (landbouwer)
Voor Marke was 1932 het laatste jaar van het Leieroten. Aan de hoeve Bekaert lagen dat jaar nog een 15-tal hekkens. Alle landbouwers die de oevers van de Leie bewoonden in Marke verhuurden hekkens. Door een K.B. van 1939 was het officieel verboden om te roten in de Leie.
Hier in Marke zagen enkele warmwaterroterijen het daglicht, waardoor de Leie als rootkoningin onttroond en verlaten werd:
-Frans De Brabandere in de Aardweg in 1927
-Georges Wyseur aan het huidig sportstadion in 1929
-Jules Holvoet in de Kalvariestraat in 1929
-René Vannieuwenhuyse in de Hospitaalweg in 1938. Die werd afgebroken voor de verbreding van de spoorweg in 1949. In 1952 werd een nieuwe roterij gebouwd ter hoogte van de huidige burelen van de A.C.V.K.
Na de grote stakingen van 1911 ,gelanceerd door de vlasarbeiders-bonden, beseften de vlaspatroons dat zij moesten samenspannen om front te kunnen vormen tegen de groeiende macht van de arbeidersbewegingen. De eerste wereldoorlog zou immers alle activiteiten verlammen.
In 1919 stichtten E.H. Achiel Jonckheere, onderpastoor te Wevelgem en Honoré De Gryse, vlaspatroon , de eerste vlasbond in Wevelgem. Al vlug werden contacten gelegd met vlassers uit de omliggende gemeenten opdat ze op hun beurt een vlasbond zouden uit de grond stampen. Een centraal bestuur werd gevormd en de vlasbazenbond was een feit.
De vlasbazenbond in Marke werd gesticht rond 1924. De juiste datum is niet bekend. Bij de overstroming van 1 mei 1925 werd een schadeclaim ingediend bij de vlasbazenbond van Marke door Cyrille Ameye, Leo Gheysen, Camiel Vanhalst, Eduard Vanfleteren en Petrus Desmet, die met 11.500fr. de grootste schade had .
Het bestuur einde jaren ’30 :
_______________________
Marcel Desmedt (Marke 1915-1996)“De eerste voorzitter was ‘de Rosten Delcour’(Henri Delcour-Vanhoutte) en de ondervoorzitter was ‘de Zwarten Delcour’ (Henri Delcour-Declercq).
Alle gemeenten hadden dergelijke afdeling. De zetel was in de middenstand te Kortrijk. De voorzitter was Honoré De Gryse, de secretaris was Laurense en de proost deken Achiel Jonckheere. Het ABV (Algemeen Belgisch Vlasverbond) komt daar van voort.”
Voorzitter : Omer Vanhoenacker
Ondervoorzitter : Georges Wyseur
Schrijver : Marcel Desmedt
Bestuursleden: Gerard Holvoet – René Desmedt – Oscar Vanhoenacker.
Gerard Holvoet werd in 1958 gekozen tot voorzitter van het A.B.V. ( Het Algemeen Belgisch Vlasverbond).
De leden die aangesloten waren :
____________________________
1/ Gebroeders Vanhoenacker (Omer en Oscar)
2/ Gebroeders Flamen (Omer en Gerard)
3/ Gebroeders Lefever (Arthur en Maurice)
4/ René Desmedt
5/ Gebroeders Wyseur (Georges en Frans)
6/ Gebroeders Holvoet ( Gerard en Pol)
7/ Alfons Josson
8/ Achiel Desmet
9/ Alidor Decock
10/ August Ostyn
11/ Camiel Vandewiele
12/ Jerome Vandenweghe
13/ Henri Vanneste
14/ Camiel Fiévé
15/ Néothère Ameye
16/ Paul Verrue
17/ Richard Vanneste
18/ Jules Dekimpe
19/ Medard Dendoncker
20/ Aloïs Lefever
21/ Jean Maelfait
22/ Alfons Coopman
23/ Remi Delabie
24/ Gerard Brasseur
25/ Jerome Van Essche
26/ Achiel Theys
27/ Remi Decraene
28/Camiel Dumortier
29/ Julien Buyck
30/ Joseph Decraemer
31/ Hyppoliet Ameye
32/ Nestor Delcour
33/ Cyrille Ameye
34/ Alfons Steenkiste
35/ Leopold Verrue
36/ Henri Delcour – Vanhoutte
37/ Victor Maelfait
38/ Achiel Vlieghe
Bijna de helft van de bestaande vlassers in Marke was geen lid van de vlasbazenbond:
______________________________________________________
1/ Ignaas Ameye
2/ Achiel Nuttin
3/ Paul Vandenberghe
4/ Achiel Fiévé
5/ Gustaaf Coopman
6/ Cyriel Missiaen
7/ Nestor Vanruymbeke
8/ René Deweerdt
9/ Emiel Vanhalst
10/ Gebroeders Vlieghe
11/ Aloïs Ostyn
12/ Robert Callens
13/ Gustaaf Decock
14/ Michel Chanterie
15/ Jules Chanterie
16/ Albert Cagnie
17/ Remi Vandenbossche
18/ Alfons Verspaille
19/ Richard Verrue
20/ Jerome Vanlandeghem
21/ Jules Ameye
22/ Jerome Vanneste
23/ Maurice Vandewoestyne
24/ Paul Vandebuerie
25/ Georges Kesteloot
26/ Jules Vanhoutte
27/ René Vannieuwenhuyse
28/ Cyriel Desmet
Kort na de tweede wereldoorlog werd een einde gemaakt aan het bestaan van de vlasbazenbond in Marke.
-foto van 1910/ De vlaswerkers van Henri Delcour-Declercq ( met bolhoed) op de koer van de vlasfabriek in de Rekkemsestraat:
Van boven naar onder, van links naar rechts: Leopold Verrue- Marcel Delcour(kind) –‘vuurmaker’ Deschamps – Gentiel Libbrecht – Achiel Verrue –Richard Vercaemer- Cyrille Vinckier –Louis Nuttin –Achiel Vandesonneville – X –Gustaaf Breye – Nestor Delcour – Richard Verrue-X-X-X-X-X- Jules Verrue – xDesmet – René Vandesonneville – X-X- Bruno Verborgh –x Vandesonneville.
-foto begin de jaren '30 van de vlasroterij van de gebroeders Pol en Gérard Holvoet in de Kalvariestraat. Achteraf sedert einde de jaren '60 Boekbinderij Delabie & Co.
-2 foto's van de vlaschaard van de gebroeders Pol en Gérard Holvoet op het einde van de jaren '60. Ze stopten hun vlashandel in 1971.
14-06-2018, 15:06 geschreven door Michel Markenaar
|