DE TWEE STEENBAKKERIJEN IN OPEN LUCHT VAN HECTOR ISERBYT
EERSTE STEENBAKKERIJ IN 1897
Het initiatief voor de oprichting van een eerste steenbakkerij in Marke kwam van een Harelbekenaar: steenbakker Ferdinand Constant Iserbyt - gezegd Constant (1828-1887) vroeg op 14 maart 1897 aan het Markse gemeentebestuur de toelating om voor onbepaalde duur een steenbakkerij in open lucht te mogen oprichten. Constant, aanvankelijk landbouwer, had zo’n dertig jaar eerder (in 1869) al een steenbakkerij opgericht op Overleie in Harelbeke. Zijn zoon Hector (Harelbeke, 1860-1945) werd in februari 1899 medestichter van de ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ en stond zowel in Harelbeke als in Marke in de volksmond bekend als ‘de Krikkeboer’. Hij had die weinig flatterende roepnaam te danken aan het feit dat hij mank liep (men zei dat hij een houten been had).
Iserbyts eerste openluchtsteenbakkerij in Marke zou gebeuren langs de Leie, op de percelen van de sectie A 114-115-115b-116e en 116b van het kadaster. De gronden die voor het steenbakken in Marke zouden worden ontgonnen, maakten deel uit van de hoeve bewoond door Theophiel Vanhoutteghem. Noot: boer Vanhoutteghem mocht enige tijd later zijn biezen pakken, want de bouw van de pannenfabriek stond op dat ogenblik al geprogrammeerd. Na de dood van Paul Baron Bethune in 1901 werden die percelen eigendom van zijn dochter Marie-Thérèse Barones de Bethune (echtgenote van Jonkheer Paul de la Croix).
Burgemeester Leopold Van Belleghem (Marke, 1835-1898) stuurde op 15 maart 1897 het positieve resultaat van de beraadslaging van het schepencollege naar de West-Vlaamse provinciegouverneur. Die liet het Markse gemeentebestuur prompt weten dat gestichten van die aard gerangschikt waren onder ‘gevaarlijke gestichten van 1e klas’ en dat voor dergelijke inrichtingen door de Bestendige Deputatie machtiging moest worden verleend. Iserbyt moest zich schikken naar de wet. Een kadastraal plan met alle gebouwen, wegen en waterlopen die gelegen waren in een kring van 100 meter van de inrichting, moest bij zijn aanvraag worden gevoegd.
Marke had zich louter op het K.B. van 28 juli 1890 gebaseerd, dat alle inrichtingen van die aard rangschikte onder de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke gestichten van 2e klas. Het K.B. van 1890 sprak echter alleen op tijdelijke steenovens die voor één seizoen werden opgericht. Constant Iserbyt had een machtiging gevraagd voor een bestendige steenbakkerij en Marke werd andermaal op de wet gewezen (brief van 7 april van de gouverneur aan het gemeentebestuur van Marke).
Twee dagen na de wenken van de gouverneur vroeg het gemeentebestuur van Marke aan dat van Harelbeke om Iserbyt aan te zetten een nieuwe aanvraag te doen en hem er op te wijzen welke vereiste stukken hij daarbij moest voegen. Bijna drie maanden later liet de gemeente Marke de hogere overheid in Brugge weten dat er nog geen (nieuwe) stukken in Marke waren toegekomen (brief van 3 juli 1897 aan de gouverneur).
Het bijzondere aan het verhaal is dat de steenbakkerij langs de Leie in Marke door Constant Iserbyt in de praktijk al zonder toelating werd uitgebaat… Daarmee stelde hij zich bloot aan gerechtelijke vervolgingen (brief van 14 juli 1897 van de gouverneur aan de gemeente Marke en van 22 juli van ons gemeentebestuur aan de gouverneur).
Op 31 januari 1898 kwam op het gemeentehuis in Marke volgend schrijven van gouverneur Ruzette toe: “Ik heb de eer u te verzoeken mij te laten weten of sieur Iserbyt, die eene steenbakkerij opgericht heeft zonder de noodige machtiging van de bevoegde overheid, reeds de stukken ingediend heeft waarvan er spraak was in mijnen brief van 7 april 1897. Indien de belanghebbende langer weigert zich te gedragen volgens de voorschriften op het stuk bestaande, zult gij proces verbaal tegen hem moeten opmaken.”
Op 11 februari 1898 vernam de burgemeester van Marke, via het gemeentebestuur van Harelbeke, dat Iserbyt de vereiste stukken rechtstreeks naar de gouverneur had verstuurd. Wat was daarvan aan? Want eigenaardig genoeg werd op 16 februari door Iserbyts zoon Hector een aanvraag gedaan bij de gouverneur om een bestendige openluchtsteenbakkerij te mogen oprichten in Marke op de percelen van de Sectie A 117b en 118b (dus de percelen ten oosten van deze opgegeven door zijn vader). De oppervlakte bedroeg 78 aren. Wellicht enigszins verwonderd vroeg de gouverneur daarop aan het Markse gemeentebestuur: “… de voornaam van sieur Iserbyt die voordezen (voordien) dezelfde machtiging gevraagd heeft is Constant. Gelieft mij te laten weten of er hier spraak is van een en hetzelfde gesticht.”
Onze burgemeester antwoordde op 8 maart dat het hier om dezelfde aanvraag ging. De eerste aanvraag was gedaan door vader Constant, die intussen zijn zaken had overgelaten aan zijn zoon Hector. Bijgevolg moest de machtiging gegeven worden aan Hector.
Het bestuur van de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk, een aanpalende eigenaar van de inrichting, had bij het onderzoek van commodo en incommodo geprotesteerd tegen de komst van de steenbakkerij: “L’établissement d’une briqueterie permanente à coté du rouissoir de notre fermier Verspaille (de hoeve Verspaille, op de oosthoek van de Koedreef en de Rekkemsestraat, was eigendom van de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk) sera sans nul doute très préjudiciable à son exploitation et présentera des inconvénients si graves à tout instant que notre locataire se trouvera dans la nécessité d’interrompre son industrie et par suite notre administration se verra dans l’obligation de résilier le bail du rouissoir qui perdra toute clientèle à cause des dommages inévitables occasionnés par la briqueterie. De concert avec notre fermier Verspaille nous nous réservons dès à présent de réclamer chaque année à chaque saison les dommages qui résulteront de la briqueterie projetée.” (brief van 19 maart 1898) Het kwam er dus op neer dat een steenbakkerij zeer nadelig en schadelijk geacht werd voor de rootplaats of Leieroterij.
De verleende machtiging schreef de vervulling van volgende voorwaarden voor:
1/ Er mocht geen aarde uitgedolven worden op minder dan 1 m van de aanpalende gronden.
2/ De ovens moesten tenminste op 30 m van de grens met de aanpalende gronden worden geplaatst. Daarbij moesten ze voorzien zijn van een afscherming tijdens het bakken.
3/ Na het uitdelven moesten de gronden genivelleerd worden tot ongeveer 0,50 m boven het zomerpeil van de Leie.
4/ Ontvlambare stoffen waren verboden in een zone van 20 m van de spoorweg.
5/ Hector Iserbyt zag zich genoodzaakt een overdekte hangaar van 5 m lang, 2,50 m breed en 2,50 hoog te bouwen waarin de arbeiders zouden kunnen eten en schuilen.
6/ De vergunning werd verleend voor een termijn van 30 jaar.
In zitting van het College van Burgemeester en Schepenen van 9 april 1898 werd gunstig advies gegeven en op 5 augustus werd de vergunning geleverd door de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen.
Hoewel ‘bestendig’ was de steenbakkerij geen lang leven beschoren: ze viel nog voor de Eerste Wereldoorlog stil.
TWEEDE STEENBAKKERIJ IN 1923
Een kwarteeuw later, op 10 februari 1923, stuurde Hector Iserbyt rechtstreeks naar de gouverneur een aanvraag om opnieuw een ‘bestendige’ steenbakkerij in open lucht, met verscheidene ovens, te mogen oprichten in Marke. Deze keer op de percelen van de Sectie A 103g en 103h van het kadaster, die gelegen waren langs de Rekkemsetraat, achter café “De Zon”. Die percelen waren oorspronkelijk eigendom van Paul Baron Bethune en werden in 1909 door zijn erfgenamen verkocht aan de pannenfabriek. Hector Iserbyt maakte ook gebruik van het perceel Secie A 103e, dat toebehoorde aan Marie-Thérèse Barones de Bethune, echtgenote van Jonkheer Paul de la Croix.
Het doel van de onderneming was de ontginning van klei en het vormen en het bakken van bakstenen in veldovens. Het graven gebeurde met de spade en het vormen met de hand.
Uit het proces-verbaal van commodo en incommodo van 8 mei 1923 bleek dat er geen verzet tegen de aanvraag was ingediend, niettegenstaande een hele resem omwonenden geïmpacteerd waren door de inrichting. Het schepencollege van Marke bracht op 18 mei een gunstig advies uit. Ook de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen gaf haar akkoord in zitting van 9 november 1923.
Camille Fostier (Waregem 1907 – Kortrijk 1988), die getrouwd was met Adrienne Deceuninck (Marke 1912 – Kortrijk 1996), kon een interessant getuigenis afleggen over de tweede steenbakkerij van Hector Iserbyt in Marke, die – zo blijkt – ook niet lang heeft bestaan:
“Adrienne heeft geweten toen ze jong was dat achter café ‘De Zon’ een steenoven stond. In 1925 kwam ik (Camille Fostier) daar werken. De stichter van die steenbakkerij was Hector Iserbyt, beheerder van de Markse pannenfabriek. We maakten daar zo ongeveer 16.000 stenen per dag. Het waren bakstenen en ze werden ‘gemouleerd’ in bakjes van 2. Het was de vormelaar die dat deed. Er waren dan mannen die niets anders deden dan mortel maken. De steenbakkerij was geen lang leven beschoren en heeft blijven bestaan tot ongeveer 1933-’34. De reden was dat men geen goede klei meer kon ‘trekken’. Hierop ontstond het voetbalveld van F.C. Marke.
Gedurig waren 11 mannen aan het werk. Er waren ook ‘branders’. De ‘brander’ maakte het vuur om de stenen te kunnen bakken. Men spreekt van een steenoven, maar er was natuurlijk geen oven. De stenen werden opeengestapeld en langsonder werden dan fijne kolen uit zakjes gestrooid en in brand gestoken. Als het regende moesten de arbeiders ’s nachts uit hun bed om de vlaken te gaan bedekken, opdat de ‘moules’ niet zouden nat worden. De grote baas van de steenoven was Hector Iserbyt van Harelbeke, de ‘krukkeboer’ genaamd. Hij kwam de werken inspecteren met paard en een ‘size’. Hij had bijna altijd een bolhoed op en een wandelstok in de hand. Er werkten nogal wel van Lichtervelde in de steenoven. De arbeiders konden schuilen en slapen in een barak achter het café ‘De Zon’.”
Hector Iserbyt in 1926.
1/ Foto Sectie A 117b en 118b.
2/ Foto 1924 1/ Hoeve Dendoncker.
2/ 12 huizen gebouwd in 1923 door de pannenfabriek van Marke,
waarvan 2 tweewoonsten. Naast de 8 andere café ‘Hongarië’,
café ‘Oostenrijk’ en nog 3 oudere huisjes.
3/ De steenbakkerij. De grond, ‘De Pottier’ genaamd, werd in 1909
gekocht aan de erfgenamen van Baron Paul Baron Bethune.
Uiterst links staan 6 huizen. Het hoekhuis links is café ‘De Zon’.
Het huis rechts is gebouwd door de pannenfabriek in 1923. De
4 huizen tussenin zijn gebouwd door Charles-Louis Lannoo in
1913. De grond werd gekocht aan Jonkheer Paul de la Croix.
Het stuk grond tussen de Keiweg en de steenbakkerij was
eigendom van de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk.
29-03-2017, 00:00 geschreven door Michel Markenaar
|