Tegenwoordig zijn boeken en artikelen over WO I schering en inslag. In een onlangs verschenen boek situeert de auteur de plundering van de meelzolder van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité (NHVC) bij de molen Glorieux in Heule
Bedoeld wordt: Marke! Ook het hoofdstuk De aanslag op de veestapel in het Kortrijkse tijdens de Eerste Wereldoorlog in De Leiegouw van juni ll. van dezelfde auteur, vergt in verband met Marke wat meer transparantie. Vijf periodes Welke regimes golden voor onze gemeente tijdens de bezetting? In totaal heeft Marke onder Duits regime tijdens de Eerste Wereldoorlog vijf periodes gekend. 1/ Op 2 oktober 1914 maken enkele landbouwers van Marke kennis met verkenners van de 6. Kavallerie-Division (6. Armee). Op 6 oktober komt de eerste troepenzwerm van het 6. Armee, dat op de linkerflank van het 4. Armee opereert, toegestroomd. Na de val van Antwerpen in oktober worden we ingedeeld onder het Generaal-Gouvernement. 2/ November 1914: bevriezing van de frontlinie. We belanden in het Etappengebiet van het 6. Armee, onder het bestuur van de Etappen Kommandantur Moeskroen en de Etappen Inspektion Valenciennes. Moeskroen had ook de opeising van onze duiven verordend. Voor Kortrijk waren de Verordnungen van het Etappengebiet van het 4. Armee al van kracht vanaf haar bezetting op 17/18 oktober. 3/ 16 juni 1915: Marke wordt weer ingelijfd bij het Generaal-Gouvernement Bezirk (district) Doornik, specifiek in het Grenzzonengebiet längs der Etappengrenze. Het overschrijden van de etappegrens is voor elk verkeer, zowel voor wagen als voor voetganger Passierschein-plichtig. Zo doet burgemeester François Baron Bethune bijvoorbeeld een aanvraag voor paspoorten aan de Kreischef (commandant) van het Bezirk Doornik voor A. Tack, E. Boussier en R. Vannieuwenhuyse, voor het traject Marke-Kortrijk. Vanaf 9 augustus 1915 maakt Marke deel uit van de Provinciale Oogstcommissie van Mons (net als Aalbeke, Lauwe, Rollegem,
). Op 21 juni 1916 schrijft François Baron Bethune in een brief gericht aan advocaat Joseph Liebaert in Moeskroen: De Markenaren wensen het huidig regime, onder de regio Moeskroen in het Generaal-Gouvernement, te behouden. 4/ 22 juli 1916: het zuidelijke gedeelte van Kortrijk, Marke en Moeskroen incluis, wordt overgeheveld van het Bezirk Doornik naar het Etappengebiet van het 4. Armee, Bezirk Kortrijk. Meteen worden we ook afgescheiden van de Provinciale Oogstcommissie van Mons. Merkwaardig is dat de vorderingen van vee, paarden en schapenwol, zowel van de Etappen Kommandantur Kortrijk als van die van Moeskroen, onverminderd doorgingen. Ook de opeising van de 87 Zivilarbeiters op 2 december 1916 werd bevolen door de Etappenkommandant van Moeskroen. Dat maakte het onze burgemeester niet gemakkelijk, want zo te zien was onze gemeente ondergeschikt zowel aan de Etappen Kommandantur van Kortrijk als aan die van Moeskroen. 5/ 12 juni 1917: Marke behoort voortaan (en tot het einde van de oorlog) tot het Operationsgebiet Heeresgruppe Wytschaete en vanaf 1 augustus 1918 Heeresgruppe Flandern. Kortrijk en Moeskroen worden op dat moment Ortskommandanturen (ook wel Mobile Etappen-Kommandanturen geheten). Opeisingen en bonnen Tijdens de Eerste Wereldoorlog eiste het Duitse bestuur zeer veel zaken op. Hierna stippen we enkele markante uit de zovele feiten aan: ·
Op 19 mei 1915 waren de eigenaars van paarden verplicht aangifte te doen van het aantal paarden (48) aan de Etappen Kommandantur van Moeskroen. Een brief gericht aan de Etappen Kommandantur van Moeskroen openbaart dat tot in 1915 al 81.260 kg haver, 91.050 kg hooi, 411.450 kg stro en 93.350 kg voederbieten aan de bezetter werden geleverd. Alle teelten lijden onder het ontbreken van chemische mest. Het opladen van stro gebeurt steeds door opgeëiste werklieden, zoals bv. in februari 1917: toen besteedden 9 mannen elk 34 uur aan het opstapelen alleen al. ·
Op 16 oktober 1915 wordt een schrijven gericht aan de Ortskommandant van Lauwe (Marke hangt, door de afwezigheid van een plaatselijke commandant, af van de Ortskommandantur Lauwe): Een officier van de Kommandantur van Kortrijk vraagt om paarden en soldaten te mogen inkwartieren op Marks grondgebied aan de grens met Kortrijk. ·
In 1916 en 1917 houdt het vervoer door voermannen en landbouwers op bevel van de Etappen Kommandantur Moeskroen niet op. In oktober 1916 werd een levering slachtvee naar Moeskroen geleid. Op 29 december 1916 werden 20 varkens naar het station van Moeskroen naar de waag gebracht. ·
In 1916 worden enorme stapels stro opgevorderd van onze boeren en in september 1916 wordt door de Etappen Kommandantur van Moeskroen een paardenbestand geëist. In februari 1917 wordt een monstering van paarden in Kortrijk verordend, ook geldend voor Marke. ·
6 juni 1917: op bevel van de Etappenkommandant van Moeskroen moet een lijst opgemaakt worden van de in de gemeente voorhanden zijnde schapenwol. Resultaat: 21 eigenaars geven in totaal 56,7 kg wol aan. ·
In 1917 moet landbouwer Jan Depaepe gedurende 6 maanden grote hoeveelheden boter vervoeren naar Moeskroen. Voor onze gemeente was de Landwirtschaftliche Betriebstelle II in Aalbeke gevestigd. Na de oorlog probeerden de Markenaren natuurlijk een en ander van wat ze tijdens de oorlog hadden verloren te recupereren. Zo werd op 29 november 1919 een balans opgemaakt en overgemaakt aan het Ministerie van Landbouw te Brugge, waarin de landbouwvoortbrengselen door Duitse troepen vernield of weggenomen worden opgelijst. Daaronder werd opgegeven: 131.605 kg haver, 184.150 kg hooi en 1.180.150 kg stro. Het bedrag van de totale schade geleden op naam van de gemeente Marke vernemen we uit een brief gericht aan de Voorzitter van de Rechtbank voor Oorlogsschade te Kortrijk d.d. 12 juni 1920: het astronomische bedrag van 1.733.273,32 toenmalige Belgische frank! Het ging om opvorderingen, gehele en gedeeltelijke vernielingen en schade aan het wegennet (het deel opvorderingen alleen al bedroeg 953.397,53 frank). De totale waarde van de opeisingen onder de inwoners werd geschat op maar liefst 2.229.365,55 frank, maar ... men had slechts voor 371.381,39 frank aan opeisingbonnen voor die totale waarde. Ongeveer 1,9 miljoen frank aan opeisingen was dus schijnbaar niet gedekt. Waardeloze bonnen waren absoluut geen rariteit. Veel opeisingen gebeurden ook zonder enige schriftelijke 'schulderkenning' vanwege de Duitsers. En bij een aangifte na de oorlog durfde men er ook al eens een schepje bovenop doen. Een fenomeen dat in heel veel gemeenten voorkwam.
01-07-2015, 00:00 geschreven door Michel Markenaar
|