In het veertiendaagse tijdschrift voor letteren, kunsten en wetenschappen “ De Eendragt” van zondag 19 juli 1846 (eerste jaargang 1846-47) stond te lezen : “Door de Maetschappij van Rhetorica te Marcke, een half uertje van Kortrijk gelegen, is tegen den 15 augustus aenstaende, een wedstrijd van declamatie, dicht- en schrijfkunde uitgeschreven.
Niet alleen is de prijskaert zeer goed opgesteld; ook de er in voorkomende bepalingen zijn merkwaerdig wegens hare doelmatigheid. Voor de dichtkunst is tot onderwerp vastgesteld : “De Moederliefde beschouwd in hare opofferingen”, in een onbepaeld getal verzen. Ook de ernstige en de boertige declamatie mag van 50 tot 80 regelen daeromtrent loopen. Het schrijfwerk is bepaeld op 20 tot 40 regelen, bevattende drie verschillende karakters, waeronder ten minste 10 regelen fijn Engelsch geschrift, onbegrepen de sieraden en het hoofd, op een blad papier, ten minste 70cm lang en 40 breed. Niet min dan 12 medaliën zullen uitgereikt worden. De stukken moeten vóór 10 augustus worden toegezonden aen den Heer Delepaut,onderwijzer (1)…..iedere mededingende Maetschappij of de vereenigde bijzondere liefhebbers eener stad of gemeente zijn bevoegd een lid af te vaerdigen om zich bij de regters der prijsuitschrijvende Maetschappij te voegen. De Heer Van Belleghem, Burgemeester, is tevens hoofdman van het Rhetorica, en ’t is in één der zalen van zijn kasteel (2) dat de prijskamp plaets grijpt.”
De "Standaard van Vlaanderen" van 20 augustus 1846 meldde:
" Men schrijft ons uyt Marcke; onze prijskamp van rederykkunde heeft den 15sten met alle verwachtings-overklimmenden luyster plaets gehad: tweehonderd tachentig mededingers der steden en gemeenten Gent,Brugge,Kortrijk,Yperen,Veurne,Nieuwpoort,Rousselaere,Eecloo,Yseghem,Deynze,Harelbeke,Ronsse,Wevelghem,Zomerghem,Ruymbeke,Gulleghem,Heule,Waereghem,Waerschoot, Vive-Sint-Eloy,Moorsele,Cachtem,Deerlyk hebben ons met hunne tegenwoordigheid vereerd..."
De uitslag van de prijskamp verscheen in “De Eendragt” van zondag 30 augustus:
“Dichtkunde (Eene schets der Moederliefde): de eerste prijs was voor Edmund Ronse van Veurne ; de tweede prijs aan De Jaeghere van Nieuwpoort.
Declamatie (Deftig Vak): de eerste prijs voor Vande Waeter van Brugge ; de tweede prijs aan De Weirdt van Kortrijk.
(Boertig Vak): eerste prijs voor D’Huygelaere uit Deinze en tweede
prijs aan Van Hoorebeke van Zomergem.
De prijs voor het pronkschrift uitgeloofd, is toegekend aan Lodewijk Gregorius Renier, zoon van Pieter Jan, kostschoolhouder te Harelbeke, terwijl Aloysius Renier (3),een andere zoon, kunstschilder te Deerlijk, eene belooning is toegewezen voor het door hem ingezonden pronkschrift buiten de voorwaerden der prijsvraeg.
De prijzen voor de Geestelijke Bijbelvragen en de Bijbelkamervraeg zijn door de maetschappijen van Rhetorica van Gullegem en Rousselaere weggedragen.”
Het toneel zou ontstaan zijn eerst in de kerk om de boodschap van Christus levendiger voor te stellen, daarna er buiten. Maar over de tijd van het ontstaan bestaat onzekerheid. Wat “rhetorica” betreft ( redekunst, voordragen, dichten,welsprekendheid, toneel) , moeten amateuristische literaire verenigingen langzamerhand door ontwikkeling uitgegroeid zijn tot Rederijkerskamers. Men gaat er van uit dat de bloeiperiode, meest in grote steden, gedurende de 15e en de 16e eeuw was. “De Barbaristen” , gesticht in 1518, was de oudste rederijkerskamer van Kortrijk. Na diverse decennia van vallen en opstaan tijdens de 17e en 18e eeuw, bereikten de rederijkersverenigingen 1794, jaartal van de inval van de Fransen en de invoering van de Frans taal. De moedertaal zou smoren onder de Franse overheersing en het werden moeilijke jaren voor de volkstaal.(4) De Hollandse periode (1815) bracht een hernieuwde belangstelling en liefde voor de moeder- en volkstaal, en ook voor de vroegere rederijkers. Men had een grote achterstand in te lopen. Onze toenmalige koning Willem was begaan met het volksonderwijs en maakte er werk van om de onderwijsmethodes te verbeteren . Het stilzwijgen werd verbroken. Men wilde er absoluut naar streven het Nederlands de status van cultuurtaal te geven. Gelukkig stond er ons niet verfranst gemeentebestuur , dat hoofdzakelijk uit landbouwers bestond, niet vijandig tegenover. Maar vanaf de Belgische revolutie 1830 domineerde opnieuw de francofonie . Toen werden zware inspanningen geleverd om een betere kennis en een grotere waardering van de moedertaal ten beste te geven .Vanaf 1837 ontstonden talrijke maatschappijen van retorica, letterkunde- en toneelkringen. De bedoeling was het volk te vermaken , op te voeden en ontspanning te bieden. Vergeten wij ook niet dat, vooral op het platteland, het cultuurpeil niet hoogstaand was, want een groot deel van het publiek was ongeletterd. De rederijkerskamer had een belangrijke culturele rol te spelen.
De stichting van het tijdschrift “De Eendragt” dateert van 1846 , vroeger kon geen bronnenmateriaal worden gevonden (verscheen tot 1879). Het is niet uitgesloten , maar allicht ondenkbaar dat de Markse vereniging voor redekunst al vroeger het daglicht zag. Het is wel mogelijk dat ze het levenslicht zag rond 1815 kort na de benoeming van Petrus Delepaut , bekwaam onderwijzer. Voor ons geval nu nemen wij 1846 als uitgangspunt.
In 1816 werd te Deerlijk de “Deerlijksche Maetschappij voor Dichtkunst, Schoonschrift en Bijbelvragen”gesticht. De vereniging behaalde vele medailles dank zij Pieter Jan Renier. Er waren toen al talrijke litteraire wedstrijden, wij citeren Wevelgem in 1818.
Na het ontslag en de verhuis van Petrus Delepaut in 1848 naar Kortrijk, bouwde Felix Benoot, de nieuwe onderwijzer verder aan de” taalkunst”. Felix Benoot (°Loppem 1824 + Marke 1887), benoemd in 1850 in opvolging van Charles Louis Callens, behaalde zijn getuigschrift in de Normaalschool van Roeselare, na aldaar drie maanden les te hebben gegeven in de modelschool. Vóór zijn opleiding in de normaalschool was Benoot leerling geweest aan het Klein Seminarie te Roeselare. In de normaalschool werd hij vermeld in de palmaressen van 1843 en 1845.Voor 1844 stond hij niet vermeld , omdat hij toen zijn examens aflegde aan de in 1843 opgerichte modelschool van de normaalschool .Benoot kreeg een sterke religieuse basis mee.Godsdienst en opvoeding waren toen één. De normaalschool van Roeselare die een afdeling was van het Klein Seminarie, werd onafhankelijk in 1842. De normaalschool werd aan het Roeselaarse Klein Seminarie gekoppeld op 5 juni 1838 , losgekoppeld op 1 oktober 1846 en tenslotte overgebracht naar Torhout. Benoot trouwde in 1852 te Marke met de bakkersdochter Nathalie Soete (°Marke 1816 + Marke 1886) .
Het midden van de 19e eeuw staat bekend als de periode van “Arm Vlaanderen”, waar werkloosheid, armoede en honger heersten. Er waren toen op onze gemeente meer noodlijdenden dan anderen. Men mocht wel zeggen dat Marke rijk was aan arme mensen. De vlasnijverheid slabakte en er was een mislukte aardappeloogst. De financiële toestand van onze gemeente was zorgwekkend. In 1847 telde onze gemeente 1521 zielen. In 1846-47 was de vlasindustrie, die van levensbelang was, totaal verlaten, ook het spinnen en weven, als secundaire levensader waren nietszeggend. In 1852 was de aardappeloogst maar 1/3e van een normaal jaar. De geldmiddelen van de gemeente waren toen miniem. Het rapport van 1844 : “de gemeente bezit geen schoolgebouw, ze heeft geen geld om er een te bouwen”. Vanaf 1863 kwam de financiële toestand van onze gemeente weer in evenwicht en de vlasnijverheid (roten en zwingelen) nam een opmars.
Felix was bereid de taalcultuur te doen herplaatsen en zou de grondslagen leggen voor de liefde van de taal. Zijn doel was tweeledig : de cultuur van weleer weer laten opflikkeren , terzelfder tijd het volk aangenaam vermaken en zo het welzijn verzekeren door liefdadigheidsfeesten . Hij stak de handen uit de mouwen en schudde intussen ook de kleine burgerij wakker. Inmiddels werden alle krachten gebundeld om opnieuw toneel en retorica uit de grond te stampen. De doorbraak kwam er op het einde van 1867 - Felix Benoot kreeg vorig jaar een nieuwe school met annex huis voor onderwijzer in de Vagevuurstraat – toen werd een vereniging van declamatie en zang gesticht onder de kenspreuk “ALLES MET DEN TIJD”, waarvan Benoot de motor was. Het reglement was nogal “drastisch” . Het doel van de maatschappij was te werken tot de uitbreiding van letterkundige welsprekendheid en gezang. De leden mochten niets uitoefenen dat strijdig was met godsdienst, wetten en zeden. Het bijwonen van de repetities was verplichtend. Wie tweemaal achtereenvolgens de repitities niet bijwoonde, zonder wettige reden, werd op de vergaderingen geweigerd. Dan moest hij bij de meerderheid van stemmen weer aanvaard worden. De leden waren gehouden , tijdens de letterkundige voorstellingen of gezangstukken, bij elkaar te blijven tot het einde van de repetities en wedstrijden. Ieder lid was verplicht maandelijks 20 centiemen te betalen. Het geld was bestemd voor de aankoop van letterkundige werken en gezangstukken. De aan de maatschappij geschonken giften en eremetalen konden geenszins ontnomen en verkocht worden. De maatschappij aanvaardde beschermende leden, die vooral de uitvoerende leden moesten ondersteunen door het geven van feesten. Het reglement werd ondertekend door:
Felix Benoot: voorzitter
J.Dequinnemar: ondervoorzitter
Aloysius Maertens : schatbewaarder
Henri Vanhoenackere (6)en Leopold Raemaekers: raadsleden.
Onder de uitvoerende leden zien wij: Alois Brasseur (veldwachter) – Florent Dermaux – Felix Baert – Leopold Raemaekers – Ivo Cottens – Julien Lepere - Petrus Steenhuyse …
De beschermende leden: voorzitter André Declercq – ondervoorzitter Louis Vandewiele - schatbewaarder Désiré Moreels (koster)
Leden: Amatus Van Belleghem (burgemeester na het overlijden van Petrus Franciscus Van Belleghem in1867) – Frederik Busschaert – Leopold Van Belleghem - August Stichelbout (waard van “Het Gemeentehuis”) – Petrus Schoore - Marcellin Van Belleghem – Petrus Tack- Felix Dupont – Eduardus Pyckerelle – Désiré Herman – Petrus Duhem- Carolus Delember…..
De “ Journal de Courtrai” van woensdag 25 maart 1870, jawel een Franstalig blad ,bracht een welverdiende ode aan Felix Benoot :
De maatschappij telde zo een twintig tal leden en organiseerde nog voor de vasten van 1868 een liefdadigheidsfeest voor de armen van de gemeente. De “Cercle Musical” van Kortrijk (5) gaf zich ten beste bij iedere gelegenheid vanaf haar stichting en werd ondersteund door de burgerlijke en de geestelijke overheid, alsook door de inwoners van Marke. Het eerste optreden mocht een echt succes worden genoemd: een groot aantal stadsmensen en mensen uit het omliggende waren op de afspraak en het feest bracht 253fr.50c op. Van dan af besloot de vereniging jaarlijks, vóór de vasten ,een concert op te voeren. In 1869 was de opbrengst al 302fr. en in 1870 zwol het aan tot 400fr. De opbrengst ging volledig naar de aankoop van klederen en “beddegoed “, die verdeeld werden onder de armen op de zondag van halfvasten. De voorstellingen en de uitdelingen aan de armen grepen telkens plaats in de nieuwe gemeenteschool in de Vagevuurstraat. Soms gebeurde de uitdeling ook in het gemeentehuis.
Een toegangskaart voor de wedstrijden kostte in Marke 50 centiemen, vanaf 1869 , 1fr. Het programma bevatte voor elk wat wils : zangkoor,toneel, duet,kluchtspel, alleenspraak, kluchtliederen….en zelfs pantomime .In 1868 stond de “Brabançonne” voor koor op het programma.Het feest werd gegeven in de nieuwe gemeenteschool.
Op 18 april 1870 werd te Kortrijk een vergadering gehouden teneinde de grondslagen te leggen tot het oprichten van een Algemene West-Vlaamse Bond. Meer dan 200 Vlamingen waren aanwezig waaronder ook “Alles met den Tijd” van Marke.
Er werd deel genomen aan “festivals” te St. Eloois-Winkel , te Gullegem, waar de maatschappij van Marke haar 2 zangkoren in het strijdperk gooide. Er werd deel genomen aan festivals van Kooigem, Wevelgem,Rollegem . De verplaatsingen gebeurden per “char à bancs”. In 1872 greep te Lauwe bij de maatschappij van retorica een zang- en toneelwedstrijd plaats , en daar werd de tweede prijs toegekend aan J. Dequinnemar van Marke met het lied “Baas Pekdraad”.In de rubriek”De boertige tweespraak” wonnen J. Dequinnemar en Vanhoenackere de tweede prijs met “De Kapitein Tick”en in de rubriek “deftige tweespraken” met “De Wraak Gods”. Men liet zich ook gelden op de plaatselijke kermis. Het gebeurde dat gastacteurs hun medewerking verleenden zoals in 1874: F. Baelde, J. Monteyne en A. Delacroix , allen gekende figuren uit Kortrijk.
“De Eendragt” van zondag 11 september 1870 meldt:
“In een wedstrijd op 14 augustus uitgeschreven door de “Vereenigde Fontenisten en moedertaal overal” te Heule werden de koorzangkringen “Al met den Tijd” (letter- en zangkunde) van Marcke en “Concordia” van Moorseele bekroond.”(7)
Merkwaardig is dat in alle rapporten van burgemeester en schepenen ( vanaf 1844 in het Frans ) bij de vraag of er een maatschappij van retorica ( société de rhétorique) bestond, altijd “Néant” (nihil) werd vermeld tot in 1868 de stichting van een zangkoor , met 25 leden werd aangegeven (“une société de chant”).
De kroniek eindigde op 9 februari 1875. Van dan af waren geen sporen meer te vinden van “Alles met den Tijd”.
Felix Benoot overleed in 1887. Sinds 1879 was hij ter beschikking gesteld en fungeerde hij als klerk in het gemeentehuis. Ten gevolge van de schoolwet van 1 juli 1879 ( wet Van Humbeeck) moest Felix in 1884 door de afschaffing en het leeglopen van de gemeenteschool, na 33 jaar dienst, ontslag nemen. Er werd een vrije school opgericht en hij wenste er niet mee te werken, uit schrik zijn pensioenrechten te verliezen.
Bij de blijde intrede van de echtelingen Baron Emmanuel de Bethune- de Ghellinck d’Elseghem op zondag 16 oktober 1898 waren slechts volgende gilden of maatschappijen aanwezig: “ De Vereenigde Vrienden” (trabolders)- “Sint-Arnoldusgilde “ (Krullebolders) – “Sint-Barbara” – en “Sint-Sebastiaan” en geen spoor van rederijkerskamer of toneelgilde. Wij mogen wel aannemen dat na het verdwijnen van Felix Benoot het “toneelvuur” uitdoofde…voor een tijdje toch.
Wel mogen wij stellen dat de toneelgilden “ Door Taal en Deugd naar Hooger Leven” , “Geen rijker Kroon dan eigen Schoon” en de vereniging voor kunst, wetenschap en taalbelangen “De Vlaemsche Kring” , gesticht begin vorige eeuw, erfgenamen waren van onze rederijkerskamer of maatschappij van welsprekendheid van weleer.
(1) Petrus Delepaut ( Kortrijk-Buiten 1794 + Kortrijk 1855), nam in 1815 de taak van onderwijzer over van Josse Martin Vandenberghe , die het over een andere boeg gooide . Hij bekwam in 1822 zijn getuigschrift 3e rang, na het afleggen van een examen voor de Commissie van Onderwijs . Ontslagen in oktober 1847 kreeg hij als opvolger Charles Louis Callens van Moeskroen . Callens was geboren in Heestert en overleed hier in 1850.
(2) Petrus Franciscus Van Belleghem (° Marke 1785 + Marke 1867), zoon van Francis Van Belleghem-Crupelant en neef van Zacharias Van Belleghem, was burgemeester van 1830 tot zijn overlijden in 1867. Bij de dood van Zacharias in 1832 erfde hij de helft van het “Kasteelken”, gelegen in de Vagevuurstraat , volgens het testament van 11 juli 1822 : “…aen zijnen neef P.Fr. Van Belleghem, landsman te Marcke, de helft van een nieuw woonhuis en erfve 17 roeden 72 ellen…..bij laste van eene eeuwige rente van 21fr 76c bij jaere aen den armen van Marcke….gebruykt tot kleeden der arme kinderen die t’ elken jaere hunne eerste communie aldaer zullen doen…” . Leopold Van Belleghem (°Marke 1835 + Marke 1898), burgemeester van 1879 tot zijn overlijden, zou de laatste Van Belleghem zijn die “Het Kasteelken” bewoonde. Zijn weduwe Elisa De Brabandere zou er nog blijven tot haar vertrek in 1905 naar haar geboorteplaats Lauwe.
(3) Lodewijk en Aloysius Renier , waren de zoons van de dichter,taalkundige en Vlaamsgezinde Pieter Jan (° Deerlijk 1795-+ Deerlijk 1859) die een dicht maakte en aflas op 24 juli 1855 aan de kasteelpoort (Marke) ter gelegenheid van de plechtige inhuldiging ,van Baron Felix Bethune, als senator . Het gedicht staat te lezen bij Slosse (blz.1188).
De “Echo de Courtrai “van 27 juli 1855” getuigt:
“ L’instituteur Benoot de Marcke a aussi prononcé une très belle allocution. Enfin à l’entrée de l’avenue du château , les fermiers de Mr. le Baron Bethune lui ont remis un chef-d’oeuvre de calligraphie fait par Mr. Renier de Deerlijk…”
(4) Reeds in de 18e eeuw ontstonden al in vele kleine dorpjes toneelafdelingen, meer bedoeld om plezier te maken en het volk aangenaam bezig te houden.
(5) Het katholieke“Cercle Musical” werd opgericht in 1855 en onderscheidde zich tot 1870 met kooractiviteiten . In 1870 stichtte de befaamde voorzitter-dirigent Ferdinand Van Eeckhout ( °Kortrijk 1828 + Kortrijk 1907, boezemvriend van Peter Benoit) hieruit een fanfare.
(6) Henri Vanhoenackere(° Bellegem 1847 + Marke 1916) werd in 1879 secretaris van Marke benoemd tot zijn overlijden.
(7) In de dorpskrant van november 1996 : artikel “ zangkoor vóór 1900 te Marke”, door Filip Decock : “In een liberaal weekblad van 1904 werd het katholieke beleid van de de Bethunes op de korrel genomen omdat men het langs die kant jammer vond dat zo een bloeiende gemeente geen muziekvereniging of zangkoor bezat.” Terzelfdertijd werd allusie gemaakt naar het zangkoor uit vervlogen tijden van Felix Benoot.
|