EEN ONOPGEHELDERDE MOORD IN 1908
_______________________________________
Op zaterdagmorgen 4 juli 1908 werd Camiel Callens, landbouwer en veekoopman, dood aangetroffen in de Rollegemstraat,(1) op zo een 200m. van de hoeve ,die hij bewoonde. Het levenloos lichaam werd gevonden langs de Rollegemstraat, de weg die leidde naar “De Smokkelpot”(2). Uit de lijkschouwing bleek dat hij door een geweerschot getroffen werd. Gezien deze Callens bekend stond als wildstroper werd Gustaaf Loosvelt, de jachtwachter van de heer Paul Pierre de la Croix- de Bethune, (3)automatisch van de misdaad verdacht. Camiel Callens, geboren in Deerlijk op 10 december 1860, was in tweede huwelijk getrouwd met weduwe Marie-Emma Saffers, en had 5 kinderen ,waarvan het oudste 14 jaar was. Het gerecht, de gendarmen en de magistraten deden al het mogelijke om de moordenaar te ontmaskeren, maar het onderzoek leverde noch aanwijzingen, noch bewijzen, zelfs geen getuigenverklaring die kon dienen in het voorlopig onderzoek. Alles had de neiging om het onderzoek op een dwaalspoor te brengen en terzelfder tijd de dader straffeloos te laten rond lopen.
Het hele dorp sprak ervan dat de jachtwachter van het kasteel de la Croix de dader was. De geruchten die omtrent de moord in de streek verspreid werden berustten op geen enkel feit. De jachtwachter die men klakkeloos bevlekte bevond zich, van geen kwaad bewust, kalm in zijn huisje op Sint-Anna. Jachtwachter Gustaaf Loosvelt, die geen Frans sprak en verstond werd hiervoor bijgestaan door zijn vrouw. De gendarmen van Kortrijk eisten zijn geweer op. Zijn vrouw overhandigde het geweer met de patronen.
De jachtwachter verklaarde dat hij de nacht van vrijdag op zaterdag in het kasteel van Sint-Anna vertoefde en dat de hovenier kon getuigen wat hij aan het doen was op het vroege uur van de misdaad.
Kasteelheer de la Croix verhaalde wat hij wist over de ontdekking van het lijk van boer Callens. De genaamde Pieters,knecht van de weduwe Allackere,uitbaatster van café “ Den Brandel”(4) , kwam op zaterdagmorgen om 4 ½ u. langs de Torkonjestraat in de richting van Aalbeke, waar hij een koe moest afleveren. Bij het naderen van de Rollegemstraat, zag hij iemand ,een 20-tal meter in de straat,uitgestrekt op de grond liggen. Hij dacht dat het een landloper of een dronkaard was en zette zijn weg voort. Op zijn terugreis om 6u. verliet hij de weg en begaf zich in de Rollegemstraat. Daar lag het lichaam nog altijd op dezelfde plaats . Edouard Haemers, een metselaarsbaas, woonachtig nabij “De Keizer”(5) in de Torkonjestraat, die zich toevallig naar het werk begaf in het krankzinnigengesticht op Sint-Anna,(6) werd door Pieters op de hoogte van de zaak gebracht. Hij verwittigde onmiddellijk de vrouw van het slachtoffer Callens en nam haar mee naar de plaats van het onheil. Intussen waren al vele nieuwsgierigen samengeschoold. Het lichaam lag op de rug, tussen het gras, met het hoofd op de rand van de gracht. Er ontsnapte bloed uit de mond.
De heer de la Croix dacht dat de moordenaar een wildstroper was die gestoord werd tijdens zijn ongeoorloofde jacht. Ofwel dacht hij ,was het een landloper, die de boer kende en die hem wilde beroven hopende een som geld te vinden. De kasteelheer legde met handen en voeten uit wat het werk van Loosvelt , die al acht jaar in dienst was, inhield. Hij deed zijn werk naar believen en dat maakte tamelijk vele vijanden in het dorp. Het middelpunt van het jachtterrein was het kasteeldomein, waar hij de meeste tijd vertoefde. Hij verklaarde dat Loosvelt aangekomen was zaterdagmorgen om 3 ½ u en dat hij weer vertrokken was om 4 ½ u naar huis. Langs de weg had hij nogal vele voorbijgangers ontmoet die zouden kunnen getuigen. Hij was om 5u. thuis gekomen en was dan zijn boter gaan betalen in een naburige hoeve. Hij had ook nog een tijdje in zijn tuin gewerkt en was toen vertrokken naar het Sint-Annabos, waar hij op dat moment werkzaam was. Het is bij het verlaten van een café dat hij van een zekere Desplenter vernam dat Callens dood was. Loosvelt begaf zich onmiddellijk naar de Rollegemstraat. De veldwachter Aloïs Brasseur(7) en de gendarmen waren al ter plaatse.
De heer de la Croix voegde eraan toe dat het een stevig alibi was. Boer Callens en de kasteelheer stonden in goede verstandhouding met elkaar. Op het platteland waar men gemakkelijk wild stroopte, had een veldwachter voortdurend vijanden. Wildstropers waren een categorie waarmee de champetter soms last had. In de regio van Sint-Anna waren er bossen en die vormden een ideaal schuiloord voor wildstroperij.(8)
Een andere hypothese kwam nog de kop opsteken. Callens had de reputatie gemakkelijk wild te schieten. Misschien kon hij een andere wildstroper tegen het lijf gelopen hebben. Ze konden samen wat gewandeld hebben. De andere wandelde misschien rechts van de boer, met het geweer onder de rechterarm en kon zo de haan onvrijwillig overgehaald hebben met de loop tegen de borst van Callens. De “onvrijwillige” moordenaar kon dan gevlucht zijn. Menig persoon deelde die hypothese. Een van de buren, Theophile Haemers had een geweerschot gehoord, maar niets gezien.
Een mysterieus geval: de munitie gevonden op het lijk was totaal verschillend van de patronen gebruikt door de jachtwachter.
De veldwachter Aloïs Brasseur werd gewaarschuwd rond 7u. in de morgen. De gendarmen en het parket van Kortrijk werden telefonisch op de hoogte gebracht, alsook burgemeester Baron Emmanuel de Bethune.
Er was bloed uit de mond gestroomd, het jasje was ter hoogte van de tweede rib aan de rechterzijde doorboord en een bloedvlek verraadde een dodelijk schot. Na de vaststellingen door dokter Arthur Vanneste(9) werd het lichaam naar het lijkenhuis van het rustoord in de Kloosterstraat getransporteerd.
Het parket van Kortrijk, vertegenwoordigd door substituut Verschaeve, onderzoeksrechter Soudan, griffier David en de wetsdokters Peel en Peeters, kwam per rijtuig naar het rustoord. Iedereen moet weten dat het gerecht toen nog zo rap niet werkte als nu. Van daar trokken ze naar de hoeve Callens en naar de misdaadplaats. De buren en de bewoners van de hoeve werden zeer lang ondervraagd.
Een belangrijk detail betreffende het exacte uur van het drama werd naar voor gebracht door mevrouw Emiel Petit . Haar man was boever in het krankzinnigengesticht in Sint-Anna. Zij had een geweerschot gehoord zaterdagmorgen rond 4 ½ u. Dus bij deze werd geconcludeerd dat het slachtoffer om dat uur gedood werd.
De begrafenis geleid door onderpastoor Henri Eeuwaert had plaats op 7 juli 1908 : het kerkelijk overlijdensregister noteerde :” Camillus Callens obiit interfectus (vermoord) 5 hora mane….”
In feite gaf men de jachtwachter de schuld van de misdaad , maar onomstotelijke bewijzen of getuigenverklaringen ontbraken. De omstandigheden van het drama bleven onbekend.
(1)Smokkelpotstraat: van de Marksestraat tot de Torkonjestraat. In de 19e eeuw werd de kant van Marke buurtweg nr.5 of Rollegemstraat genaamd.Vanaf 13 maart 1981 werd het Smokkelpotstraat ( Duizend Kortrijkse Straten van E. Van Hoonacker). Camiel Callens woonde in de Rollegemstraat nr.1. Gezien talrijke Callens op Marke woonden, geef ik wat meer duidelijkheid omtrent de identiteit van Camiel: hij was de zoon van André en Cordula Vanslambrouck.
(2)De Smokkelpot was een herberg die in de 18e eeuw op de noordhoek van de Smokkelpotstraat- Sint-Anna stond. Werd hier gebruikt als toponiem.
(3)Volgens de Popp-kaart (1852) van Kortrijk was het kasteel van Sint-Anna, gelegen in de Nieuwe Elleboogstraat, eigendom van Aimabel de la Croix. In 1895 kwam Paul Pierre de la Croix –Marie de Bethune er wonen. Paul Pierre de la Croix (°Kortrijk 1853 – Auray 1940) was de zoon van Paul Antoine en Jeannette Simillon. Hij trouwde te Aalst in 1894 met Marie-Thérèse de Bethune (°Aalst 1875 – Ukkel 1960),dochter van Paul Valéry de Bethune en Adélaïde Eliaert.
Marie-Thérèse de Bethune was in 14-18 politiek gevangene, als vrijwillig lid van de militaire inlichtingendienst bij de geallieerden.
Het oorlogsdagboek van Jean Verhoye :” Maandag 16 april 1917: …naar we vernemen wordt de la Croix-de Bethune aangehouden door de Duitschers, waarom??? De germanen liggen weer met de spionagekoorts, ’t is belachelijk..”
(4)”Den Brandel” was gelegen op de Pottelberg, waar nu de bakkerij “Libbrecht” gevestigd is. Carolus Allackere (° Alveringem ) overleed op 68 jarige leeftijd te Marke op 1 november 1885.Hij was weduwnaar van Maria-Anna Minne (° Heule 1804+ Marke 1875) en echtgenoot van Constantia Minne( ° Heule 1846).
(5) “In de Keizer” was een café gelegen op de westhoek van de Keizerstraat en de Torkonjestraat. Michel Vandenbogaerde kocht in 1935 het café aan brouwer Cyriel De Brabandere en herdoopte het in “Au Pré Vert”.
(6)Het krankzinnigengesticht in Sint-Anna werd opgericht door kanunnik Maes in 1833. In 1927 werden de geesteszieken naar Ieper overgebracht .
7)Aloïs Brasseur( Marke 1844- Marke 1907) volgde in 1877 Eugène Delporte op als veldwachter. Zijn zoon Aloïs Brasseur (Marke 1878 – Marke 1951) volgde hem op in 1908 tot zijn ontslagname in 1941.
(8) In de hoek Lampestraat en Smokkelpotstraat lag het gekende “Besloten Bos”, dat in 1908 meer dan 5ha besloeg. Het bos eigendom van de familie de la Croix werd volledig door plunderaars uitgeroeid tussen 21 en 25 januari 1945.
(9)Arthur Vanneste (°Kortrijk 1878 – Marke 1964), kwam zich in 1904 als eerste dokter te Marke vestigen.
|