DE EERSTE LEIEBRUG TUSSEN MARKE EN BISSEGEM –DE NIEUWE STEENWEG VAN BISSEGEM TOT AAN DE ‘ IJZERENPOORT’- HET HERLEGGEN VAN DE STEENWEG VANAF DE ‘IJZERENPOORT’ TOT DE STATIESTRAAT MET VERTAKKING TOT MARKEPLAATS.
_________________________________________________________________________________________________________
Op 16 december 1903 besloot het schepencollege van Marke dat er een brug moest komen over de Leie, tussen Marke en Bissegem. Alle mogelijke pogingen werden gedaan om bij de overheid goedkeuring te bekomen.Toch zou het nog een drietal jaren duren vooraleer werk van gemaakt werd.
Vóór de bouw van de brug was de verkeerssituatie soms erbarmelijk. De verbinding Marke-Bissegem was toen verzekerd door een 'ponte' (overzet). Harde winters, die soms hoogwater en ook soms ijs bijbrachten , maakten de overzet weliswaar onmogelijk.Nooit kon deze ‘ponte’ door voertuigen (vlas) benuttigd worden. Men geraakte tot zijn bestemming over een brug, door een omweg te maken enerzijds naar Kortrijk en anderzijds naar Lauwe .
Petrus Desmet (Moen 1862 – Marke 1937) beheerde de overzet. In september 1904 kwam hij van Bissegem om in Marke café ‘De Overzet’ uit te baten. Hij was ook eigenaar van ‘de ponte’. Café ‘De Overzet’ stond tegen de Leie, rechts ,vooraleer men aan de Leiebrug was, als men van Marke kwam . In de volksmond sprak men van de ‘overzet van Piere Smetjes’.
In beide gemeenten mocht men de belangrijkheid van de vlashandel niet uit het oog verliezen. De vlashandel en de roterijen gevestigd langs beide oevers van de Leie ,waren een bron van rijkdom en welvaart en dienden aangemoedigd en uitgebreid te worden. De brug zou voor de nijverheid in het algemeen een verbetering betekenen, gezien zij de rechtstreekse verbinding zou zijn tussen de baan Kortrijk-Menen en die van Kortrijk-Rijsel (Rekkemsestraat), en bovendien ook die van Kortrijk-Moeskroen-Tourcoing.
Ons schepencollege steunde op het feit dat sinds 20 jaar de roterijen langs de Leie verdubbeld waren in belangrijkheid en uitgestrektheid.
Wij nemen eens de gemeenterapporten van 1863 en 1872 onder de loep.
Voor 1863: “L’industrie linière est des plus importantes pour Marcke. Le rouissage(het roten) s’opère sur une grande échelle. Il procure à l’ouvrier en été un salaire très lucratif. En hiver le teillage(het zwingelen) du lin demande un grand nombre de bras. Le salaire de l’écangueur (zwingelaar) peut être évalué à 2fr. par jour.”
Voor 1872:” Le rouissage du lin prend de l’extension en cette commune d’année en année.”
De zaak Leiebrug kwam op 27 december 1905 nog eens op het appel. De hogere overheid had die wat opzij geschoven.
Op 30 maart 1906 werd ingenieur Eugène De Brabandere gemachtigd door het Ministerie van Financies en Openbare Werken om het ontwerp van de brug op te maken. Op 2 april liet hij dat ook weten aan de burgemeesters Baron Emmanuel de Bethune (Gent 1869 – Marke 19 juli 1909) van Marke en Ph. Callens van Bissegem. Na het overlijden van Ph. Callens werd Henri Vantomme op 3 juli 1908 tot burgemeester van Bissegem benoemd.
Op 28 juli 1906 maakte het college van burgemeester en schepenen bekend dat er op 14 augustus 1906 zou overgegaan worden tot een onderzoek van ‘commodo en incommodo’ aangaande de vraag om de machtiging te bekomen : 1/ voor het bouwen van een brug over de Leie 2/ 1e lot : voor het leggen van een nieuwe weg met kalsijde ,vanaf de kalsijde van Kortrijk-Rijsel (Rekkemsestraat) tot aan voormelde nieuwe brug door de percelen SA 280c,281b,279,278,277 en 287 en voor Bissegem vanaf de brug tot de dorpsplaats 3/ 2e lot: de restauratie van de kalsijde vanaf de ‘IJzerenpoort’ tot de Statiestraat (Michel Van de Wielestraat) met aftakking tot de dorpsplaats. Het project werd goedgekeurd door de gemeenteraad van Marke op 6 juli 1906 .
Op 25 juli 1907 gaf de minister van Landbouw, Baron Vanderbruggen, zijn goedkeuring aan het ontwerp voor de te leggen en ‘herleggen’steenweg en het bouwen van een brug, en ook voor de te onteigenen goederen.
De Provinciale Raad van West-Vlaanderen keurde in zitting van 23 augustus 1907 de plans, het lastenboek, de aanbesteding en de staat van de in te nemen gronden goed. De ontworpen steenweg werd buurtweg van grote gemeenschap verklaard. De aanbesteding voor de werken van de steenweg vanaf de kalsijde Kortrijk-Rijsel tot aan de dorpsplaats van Bissegem werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 24 april 1908. De aanbiedingen werden geopend op 10 juli 1908 (zie verder).
Voor de bouw van de brug en het leggen van de nieuwe steenweg tot aan de ‘IJzerenpoort’ moesten Juffrouw Barones Thérèse de Bethune en de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk onteigend worden.
Van Bissegemse zijde waren er voor de bouw van de brug, hindernissen voor het onteigenen van grond toebehorende aan Mw.Anna Haeck, een rentenierster van Harelbeke. Zij moest 18 a. afleveren, en meteen het grootste deel.
De kinderen Henri Veys, vlashandelaars waren vruchtgebruikers van die grond. De roterij was ook eigendom van Mw.Anna Haeck. De gemeente Bissegem vreesde dat Mw. Anna Haeck een te grote vergoeding zou vragen, want de roterij van de kinderen Henri Veys zou fel verminderen in grootte ( zie brief , zonder datum, van burgemeester Bissegem aan burgemeester van Marke).
Ook de zusters van Noorbeek (Franse dominicanessen), co-eigenaars met Marie-Thérès Desèze moesten ,benevens de Kerkfabriek van Bissegem ,onteigend worden.
Naast de onteigeningen in Marke werden ook de landgebruikers Petrus Desmet en de landbouwers van de nabijgelegen hoeven We Ghekiere en Vannieuwenhuyse vergoed.
Voor het aanleggen van de steenweg vanaf de Leiebrug tot Bissegemplaats (nu Driekerkenstraat) werden onteigend:
-brouwerij Tack Kortrijk: land en één huis.
-kinderen Henri Veys, vlashandel Bissegem: land.
-Alfons Vanderstichele Gullegem :weide.
-Mw. Anna Haeck ,Harelbeke en kinderen Henri Veys :land en weide.
-erfgenamen Julie Chomé Gent: tuin.
-de kerkfabriek van Bissegem: 3 huizen met tuin en land.
Mw. Anna Haeck onderging met bijna 6a de grootste onteigening, maar ze was ook de taaiste hindernis, een moeilijke tante.
De aanbiedingen voor het bouwen van de brug werden onder verzegelde omslag op 25 oktober 1906 in het gemeentehuis afgelezen. De burgemeesters van Marke en Bissegem en ingenieur Eugène De Brabandere waren aanwezig. Het lastenkohier werd goedgekeurd door het gemeentebestuur van Marke en Bissegem respectievelijk op 20 mei 1906 en 21 mei 1906.
De aanbiedingen waren:
Verbraeck Antwerpen 103.340 fr.
Prax Maurice Luik 108.000 fr.
Laroy Edmond Gent 127.000 fr.
Blaton Armand Schaarbeek
Directeur ‘S.A.Ciments & Bétons 161.963,02 fr.
Maurice Prax was gespecialiseerd in de bouw van grote kunstwerken in gewapend beton. Hij had verscheidene grote kunstwerken onder zijn bevoegdheid genomen zoals: de aftakkingsbrug te Luik, de brug over de weg Val Benoît ,de spoorwegbrug van Luik naar Namen en de brug over de Samber te Namen. Naar zijn schrijven was hij concessionaris van het huis ‘Hennebique’, die meer dan 1500 bruggen in gewapend beton bouwde. Het zand voor de mortel en het beton kwamen van Lessen en van de Rijn. De zandstenen en de vloerplaten kwamen van de steengroeven aan de Samber.
François Hennebique (Neuveille-St.-Vaast 1842 –Parijs 1921) was een Frans bouwkundig ingenieur, gekend als de pionier van het gewapend beton.Hij vestigde zich eind van de jaren 1860 als aannemer in Kortrijk om vervolgens naar Brussel te verhuizen.
Het dossier werd opgestuurd voor goedkeuring naar de hoofdingenieur-bestuurder van de provinciale dienst van de werken, de heer Arthur Vierendeel.
Een brief gedagtekend 14 januari 1907 van de hand van hoofdingenieur Arthur Vierendeel aan de gouverneur in Brugge,evalueerde het rapport over het project van de brug in gewapend beton ,dat opgestuurd werd door Maurice Prax.
Volgens ingenieur Vierendeel was Maurice Prax geen concessionaris van het ‘ Systeem Hennebique’ in België. Hij mocht het systeem dus niet gebruiken. Het dossier was zo onvolledig dat Vierendeel onmogelijk een gunstig of ongunstig advies kon geven over het project. Op 20 januari was ons gemeentebestuur al op de hoogte van het onvolledig dossier en moest de ontbrekende elementen rechtstreeks naar de gouverneur sturen (brief van 19 januari 1907).
Maurice Prax was wel concessionaris van het ‘Systeem Hennebique’, antwoordde ingenieur De Brabandere. Een getekend document door F. Hennebique uit Parijs dd. 24 januari 1907 weerlegde de bewering van Vierendeel: “Je sous signé, F. Hennebique ,ingénieur civil, demeurant à Paris, rue Danton, déclare par la présente que le projet des travaux de construction du pont en béton armé sur la Lys, destiné à relier les communes de Marcke et Bisseghem, présenté par monsieur Maurice Prax et qui a fait l’objet de la soumission, a été dressé,étudié et calculé par moi. Je prends la responsabilité, pour tout ce qui regarde le béton armé, au point de vue des calculs, et plans d’exécution de celui-ci, qui devront être faits par moi. La confection du travail ainsi que les fournitures de tous matériaux et appareils seront faits par monsieur Prax, lequel encourera toutes responsabilités y afférentes.” Fait à Paris ,le 24 janvier 1907.
Arthur Vierendeel (Leuven1852-Ukkel 1940) was hoofdingenieur-directeur van de Provinciale Technische Dienst van West-Vlaanderen en auteur van ‘Cours de stabilité de construction’(1889) en kon het best wel weten, zou men gedacht hebben .
Het tweede aanbod gedaan door de heer Verbraeck gaf aanleiding tot risico’s nemen : hij had nog nooit een brug vervaardigd in gewapend beton. Voor de theoretische studie van zijn ontwerp aanvaardde hij een jonge afgestudeerde ingenieur zonder ervaring en voor het practische deel een oude werkleider, die nog nooit gelast werd met het toezicht op werken van een brug in gewapend beton. De heer Eugène De Brabandere ,ingenieur van Bruggen en Wegen, gaf de voorkeur aan gewapend beton voor de kunstwerken over de Leie, vooral omdat er geen verf bestond die bestand was om bescherming te bieden aan het metaal. De invretende dampen van het Leiewater waren zeer te duchten voor ijzerwerk.
Op 26 november 1907 besprak de heer Prax met burgemeester Emmanuel de Bethune en ingenieur De Brabandere in het gemeentehuis van Marke wat nodig was voor de uitvoering van de werken. Dezelfde week nog kwam een bediende van Prax op verkenning.
In april 1908 werd alle materieel ter plaatse gebracht. Alvorens te beginnen stuurde Prax een bijkomende borgstelling naar Charles Brasseur (Marke 1854-1942) ,de gemeenteontvanger van Marke (was gemeenteontvanger van 1901 tot 1936).
De burgemeester verzocht de aannemer om te beginnen op 1 mei 1908. Volgens artikel 7 van het lastenkohier moesten de werken geëindigd zijn op 1 oktober 1908.
De onteigeningen:
Barones Thérèse de Bethune deed afstand ten gunste van de gemeente Marke van een streep grond, die moest dienen voor de straat , beginnend vanaf de nieuwe brug.
Prax had graag aan de werken begonnen, maar de onteigening van de grond langs Bissegemse zijde, van Mw.Anna Haeck uit Harelbeke zat in handen van advocaat Gheysen. Maar het kon, “ door de wederspannigheid van Me. Anna Haeck wel duren tot in juni” zei de advocaat.
(Brief van secretaris Hendrik Dewilde van Bissegem aan onze burgemeester van 16 april 1908).
Anna Haeck, rentenierster, was geboren in Harelbeke in 1869 en overleed in 1948. Zij was de laatste draagster van de familienaam Haeck en met haar dood was ‘Haeck’ uitgestorven. Haar vader Arthur Haeck (Gent 1839 – 1875) was sinds 1869 burgemeester van Destelbergen en was getrouwd met Marie-Thérèse Courtens uit Harelbeke. Niettegenstaande het domicilie in Destelbergen, werden hun 5 kinderen in Harelbeke geboren.
Vertragingen in de gang van zaken dwongen burgemeester Baron Emmanuel de Bethune om te vragen de werken alleszins te beginnen op 1 juni 1908.
Gezien de moeilijkheden betreffende de onteigening op Bissegems grondgebied, stelde Eugène De Brabandere voor om de werken langs de kant van Marke aan te vangen.
Op het einde van november 1908 was het brugdek al afgewerkt.
Toch mankeerde iets in het lastenboek . Het lastenkohier schreef geen trappentoegangen voor vanaf de trakelwegen om op de brug te komen (brief 25 september 1908 van Eugène De Brabandere, die belast was met de leiding van de werken). Dat was echter wel noodzakelijk, wilde men de hellingen met opgebrachte aarde in goede staat houden. Daarbij was het verkeer intens op deze wegen tijdens de zomer.
De aannemer was akkoord om deze trappen te bouwen in gewapend beton, mits de prijs van 1000fr.elk, zijnde 4000fr. voor de 4 trappen.
Eugène De Brabandere zond per brief op 18 september 1908 een klacht door naar beide burgemeesters: aannemer Prax ging niet rap genoeg vooruit in zijn werken om op de bepaalde datum gedaan te krijgen zijnde 1 oktober 1908 :” Le personnel de la pose des ferrures travaille avec une grande lenteur.” De ingenieur was zo kwaad dat hij dreigde van niet meer te komen opdagen tijdens de werken. Gelukkig was Adolf Deryckere (Deerlijk 1857-Marke 1931) (was ook toezichter tijdens de bouw van de kerk in 1900), de toezichter van de werken, zeer kalm van aard, anders had hij nog een hartkwaal kunnen opdoen, vervolgde de ingenieur.
De reactie van Prax op 21 september 1908 naar beide burgemeesters:” Ingénieur De Brabandere a fait sa constatation à la mise en train du travail de ferraillage; je pense qu’il aurait pu attendre quelques jours, afin de voir le travail en pleine marche avant de donner son appréciation. Car avant d’avoir reçu votre lettre, j’avais déjà pris toutes les mesures pour augmenter le nombre de ferrailleurs par l’adjonction à ceux actuellement occupés de quelques uns de mes meilleurs ouvriers, j’ai également pris mes dispositions pour faire exercer une surveillance spéciale de ce travail. Bref, dans quelques jours , je suis assuré que Mr. De Brabandere modifiera complètement sa manière de voir, au sujet de mon entreprise.”
Dat nam niet weg dat Prax op 29 september 1908 om voorschotten vroeg, gezien hij niet over alle fondsen beschikte om materiaal aan te kopen.
In januari 1909 moesten de opritten nog gedaan worden, daartoe liet De Brabandere 9 afgrenzingspalen zetten. Prax beloofde ook dat begin december de ‘rijdekplaat’ gereed zou zijn (brief aan burgemeester Baron François de Bethune 1 december 1909). Voor het maken van de oprit langs Bissegemse zijde, moest flink nog wat opgehoogd worden. Dat is nu nog goed te zien aan de huizen, die in de diepte liggen op de linkerkant in de Driekerkenstraat.
De vangrails moesten ook nog geplaatst worden. Door een modificatie moesten nieuwe staanders gegoten worden (brief Prax 28 augustus aan de burgemeesters van beide gemeenten).
Op 10 juli 1908 werden de aanbiedingen geopend voor de onderneming van de uit te voeren werken voor het maken van: 1/ 1e lot : een steenweg vanaf de nieuwe Leiebrug tot aan de ‘Ijzerenpoort’ 2/ 2e lot: het vernieuwen van de steenweg van de ‘Ijzerenpoort’ tot aan de Statiestraat met vertakking tot aan de dorpsplaats. Arrondissementsingenieur A. Vandendriessche van de provinciale dienst was ook aanwezig. Het lastenkohier werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 23 augustus 1907.
Voor het 1e lot: Charles Carette Heule 41.495fr.
Gebroeders Dewaele Gent 42.962fr.
Omer Naessens Kortrijk 44.600fr.
Vanderbeken Kuurne 45.454fr.
Voor het 2e lot: Vanderbeken Kuurne 51.000fr.
Charles Carette 46.700fr.
Gebroeders Dewaele Gent 45.851fr.
Charles Carette werd aannemer verklaard van het 1e lot en de gebroeders Dewaele waren de winnaars van het 2e lot.
In een brief van 27 augustus 1909 aan beide burgemeesters deed Prax zijn beklag over de traagheid van de werken aan de steenweg door aannemer Carette en hij verwachtte ook een definief antwoord van Ingenieur De Brabandere in verband met de vangrails.
Uiteindelijk kwam de eerste vaste verbinding tussen Marke en Bissegem berijdensklaar in december 1909.
Het brugdek had een lengte van 34,5m tussen de landhoofden, en een breedte van 9,10m, waarvan 6m voor de verkeersweg en 1,5m vrij voor ieder voetpad. Het wegdek was geplaveid.De brugleuning had een lengte van 47m en bestond uit 106 palen in gewapend beton. Het brugdek vormde een geheel met de boog, waarvan de spits 3,45m hoog was.
Op 1 augustus 1910 werd de steenweg van de ‘IJzerenpoort’ tot de Leiebrug ,Bisseghemstraat genaamd . De steenweg liep toen vanaf de Hospitaalweg naar de Leiebrug.In 1973 werd ,met het aanleggen van de RINGLAAN, de Bissegemstraat verlegd naar rechts, zodat hij wat verder in de Markebekestraat begint ; de 6 huizen links voor de brug liggen nog op het oude tracé van de Bissegemstraat. Op 13 maart 1981 veranderde de Bissegemstraat in Overzetweg .
Voor het leggen van de steenweg op Bissegem werd 43.182,30fr. betaald aan Carette en voor het gedeelte van Marke 39.305,86fr.
Voor het 2e lot (grondgebied Marke) werd 46.425,45fr. betaald aan de Gebroeders Dewaele uit Gent.
Aan Prax werd in totaal 116.489,90fr. voor de werken van de Leiebrug betaald.
Eugène De Brabandere ontving 5220fr. voor ereloon en Adolf Deryckere kreeg 1700fr. voor het toezicht der werken.
Voor de onteigeningen voor de bouw van de brug werd door Marke 8158,01fr. en door Bissegem 11.462,59fr. betaald.
Voor de onteigeningen voor de steenweg werd door Marke 4931,09 en door Bissegem 10.720,37fr. betaald.
Nog verschillende kosten:
-Henri Vanhoenackere, secretaris in Marke voor zijn uitgaven 31,18fr.
- idem 53,58fr.
-Hendrik Dewilde ,secretaris in Bissegem voor zijn uitgaven 24,69fr.
-Vanackere, Mussely, Gheysen pleitbezorgers 949,38fr.
-Vanackere, advocaat te Kortrijk onkosten en ereloon 375,00fr.
-Vandendriessche ,ingenieur ereloon voor het maken van het ontwerp
voor de steenweg op Bissegem 738,57fr.
voor de steenweg op Marke 1e lot: 722,43fr.
2e lot: 787,77fr. samen 1510,20fr
-Vaneenaeme voor toezicht over de werken uitgevoerd aan de steenweg:
Bissegem 351,00fr.
Marke 589,50fr.
TOTAAL : 4623,10fr.
Totaal bedrag der uitgaven = 285.298,67fr.
Met de staatstoelage en de provinciale toelage afgetrokken moesten beide gemeenten samen 132.298,67fr. neerleggen.
En dan was er de Grote Oorlog!
Op 15 oktober 1918 werd de brug, die nog geen 9 jaar oud was, door de terugtrekkende Duitsers vernield.
Foto’s:
1/ Brief van de burgemeester van Bissegem aan de burgemeester van Marke in verband met de
onteigening van grond eigendom van mevrouw Anna Haeck uit Harelbeke.
2/ De Leiebrug in 1909. In het midden van de ‘ponte’ veerman Petrus Desmet. De leuningen van
van de brug moeten nog aangebracht worden.
3/Document van Maurice Prax.
4/De kasseien voor de nieuwe steenweg vanaf de brug tot de Plaats van Bissegem in 1909.
5/De brug in 1909 richting Marke. Rechts is het dak van café ‘De Overzet’ zichtbaar.
6/ In 1914 richting Bissegem.
|