Die avond, terwijl ik mijn nachtkleed aantrek, voel ik een pijnscheut onder mijn rechter oksel. Ik vind een kleine ronde verharding die zelfs bij lichte aanraking aanvoelt als een flinke blauwe plek. Wanneer ik luidop mijn verwondering uitspreek over hoe ik nu in godsnaam op die plaats een blauwe plek kan hebben opgelopen wordt mijn echtgenoot, die al met één helft in dromenland vertoeft, plots terug wakker. Hij vraagt of die blauwe plek aan dezelfde kant zit als dat knobbeltje waar ik ongerust over ben. Wanneer ik dat bevestig raadt hij me aan de volgende morgen zonder verwijl een andere arts te raadplegen voor tweede advies. Daarna draait hij zich om en valt, zoals alleen mannen dat kunnen, meteen in een diepe slaap.
Een naar gevoel sluipt door me heen. Ik kruip als verdoofd in bed en krijg het opeens ijskoud. Het lijkt of er een schroef om mijn borst sluit waardoor ik amper kan ademhalen. Om onverklaarbare redenen beginnen de tranen over mijn wangen te stromen. Ik voel me hartverscheurend triest en blijf maar stilletjes doorhuilen terwijl ik de slaap niet kan vatten. Ik kan me vandaag niet meer herinneren wat er door mijn hoofd ging die avond, maar ik weet nog wel dat ik me nooit eerder zo eenzaam heb gevoeld.
De volgende morgen weet ik met zekerheid wat me te doen staat. Ik moet en zal elders tweede advies gaan vragen. Mijn gynaecoloog blijft nu al maandenlang dezelfde onderzoeken doen, zonder enig resultaat en hij weigert om een biopsie uit te voeren. Ik kan intussen al een album vullen met de vele mammografieën en echo's die genomen werden in het ziekenhuis van de Naamsestraat, in het Medisch Centrum voor Huisartsen en in Gasthuisberg. Steeds meldt de radioloog van dienst me hoofdschuddend dat mijn borstweefsel ondoorzichtig is, waardoor er op de beelden niets te zien is.
Het is nog geen acht uur wanneer ik mijn huisarts bel en haar vraag me door te verwijzen. De dag nadien kan ik bij de nieuwe arts terecht. Hij luistert aandachtig naar mijn relaas en besluit meteen een biopsie uit te voeren. Hij vraagt me de volgende dag binnen te komen op Gasthuisberg. Even ben ik sprakeloos van de schrik maar de vriendelijke man stelt me gerust en zegt dat dit de enige manier is om zekerheid te krijgen. Hij stelt voor tijdens de biopsie een vriescoupe te laten uitvoeren en vraagt mijn toestemming om, ingeval de knobbel toch kwaadaardig zou zijn, de borst te mogen wegnemen. Ik kan hem alleen maar aanstaren terwijl mijn brein hopeloos probeert de hele stroomversnelling bij te houden.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Mijn kinderen! Dat is het enige wat me door het hoofd spookt. Mijn kinderen van drie en vijf! Zij zijn nog veel te jong om zonder moeder door het leven te gaan. Want dat het onderzoeksresultaat deze keer niet gunstig zou zijn, daar lijk ik opeens niet meer aan te twijfelen. Dat feit op zich kan me niet deren, maar wat moet er met mijn kinderen gebeuren?
Het is een heel gedoe om op die korte termijn opvang te vinden voor de kinderen want ik zal na de biopsie toch minstens één dag in het ziekenhuis moeten overnachten. Mijn moeder wil ik niet lastigvallen. Zij heeft immers nog niet zo lang geleden een zware hersenbloeding gehad en is sindsdien nog vlugger ongerust dan voorheen. Ik besluit haar pas iets te vertellen wanneer ik zelf zekerheid heb.
Het lijkt misschien kinderachtig, maar ik ben doodsbang voor de narcose. De laatste jaren heb ik zoveel verantwoordelijkheden gedragen, moeilijkheden moeten trotseren en problemen moeten oplossen dat ik er gewoon niet kan toe over gaan om mijn lot zonder verder verweer en zonder enige controle aan iemand anders over te dragen, ook al zijn het bekwame artsen. Ik kan de chirurg overhalen onder geen beding mijn ganse borst weg te nemen terwijl ik in slaap lig. Ik wil eerst alle mogelijkheden met hem kunnen overleggen. Daartegenover staat dat hij mij ervan kan overtuigen dat ik hem de okselklieren laat wegnemen ingeval het gezwel kwaadaardig zou zijn, omdat dit nodig blijkt voor het bepalen van de verdere behandeling. Ik ben zo bang voor wat er komen gaat dat ik hem vraag onze overeenkomst op papier te zetten. Het feit dat de arts daar zonder aarzeling mee akkoord gaat, brengt me enigszins tot rust.
Na de ingreep, nog suf van de verdoving, ben ik enorm opgelucht wanneer ik enkel een groot drukverband voel over mijn borsten terwijl mijn rechteroksel onaangeroerd is. Met een eindeloos dankbaar gevoel omdat het knobbeltje dan toch niet kwaadaardig blijkt te zijn en tegelijk een beetje boos op mezelf omdat ik voor nodeloze paniek heb gezorgd, glijd ik terug in een diepe postnarcoseslaap.
Wanneer ik geruime tijd later op een verre achtergrond de stem van de dokter hoor zeggen dat hij dringend met mijn man wil spreken, ben ik opeens klaarwakker! Ik schiet met wijd opengesperde ogen rechtop in bed en mijn man neemt mijn hand in de zijne, terwijl we de veroordeling aanhoren. Het gezwel is wél kwaadaardig en bovendien zodanig groot en ruim verspreid dat de gehele borst moet verwijderd worden. De okselontruiming kan beter tegelijk met die mastectomie worden uitgevoerd. Dan kan het litteken in één stuk doorlopen en mooier worden afgewerkt, vertelt de chirurg. Vandaar dat de arts de oksel niet had aangeraakt tijdens de biopsie.
Karlijn
|