Veel vrouwen krijgen te maken met borstkanker. Al 18 jaar ben ik aan het vechten tegen die vervloekte ziekte. Genezing zit er helaas niet in. Wel proberen we de tijd zo lang mogelijk te rekken. Tijd die ik wil doorbrengen met mijn kinderen en mijn man, met familie en goede vrienden. Gewoon tijd om te leven, want ik geniet zo graag van het leven.
Drie en vijf waren mijn kinderen toen het verdict viel. Dat was meteen mijn grote drijfveer om te vechten en zeker niet op te geven. Ik moest en zou mijn kinderen zien opgroeien, ondanks de slechte prognose. Tien jaar, smeekte ik. Ik wil er alles aan doen om er nog minstens tien jaar te zijn voor mijn kinderen. Ik heb zo lang op kinderen moeten wachten. Ik was al 35 toen onze dochter werd geboren, en 37 toen onze zoon er aankwam. Ik kon ze nu niet achterlaten. Dat was ondenkbaar.
Zo sukkelde ik verder, van de ene behandeling naar de andere, met een aantal ingrepen en paniekmomenten onderweg. Maar tussen die kritieke fasen door, kon ik genieten van mijn kinderen, en van het leven in al zijn facetten. De tiende verjaardag van mijn strijd hebben we gevierd, stilletjes in vertrouwde kring maar met veel dankbaarheid.
Tegen alle verwachtingen in heb ik ook de vijftiende verjaardag kunnen vieren. Bij die gelegenheid ben ik begonnen het verhaal van mijn vijftien jaar leven met kanker neer te pennen. Vlak daarna keerde mijn geluk. Er werden verschillende botuitzaaiingen vastgesteld. Sindsdien ben ik haast voortdurend in chemobehandeling. Daardoor draait het leven wel wat minder vlotjes, maar ik blijf vechten. Want hoewel mijn kinderen nu al 20 en 22jaar zijn kan ik ze toch niet achterlaten. Ik wil graag oma worden. Ik wil graag nog vaak op reis gaan, op stap gaan met vriendinnen … ik wil graag zoveel nog …
De tijd begint nu echt te korten. Maar dat besef is opnieuw een stimulans, een aanmoediging om vol te houden en te blijven vechten, want wie weet …
Toen ik donderdag op mijn
buitenverblijf kwam was ik nog steeds compleet uitgeput. De attente verpleging
zorgde onmiddellijk voor een bed, zodat ik nog wat kon slapen. Het gesprek met
mijn oncologe, het was toen al middag, verliep absoluut niet zoals verwacht. Ze
bleek zwaar teleurgesteld dat de knobbels op mijn schedeldak maar bleven
groeien, terwijl zij gehoopt had dat de chemo Navelbine toch zou aanslaan.
Opeens had ze het niet meer. Ze stond recht en zei dat zij dat probleem niet op
een raadpleging kon oplossen en dat ik onmiddellijk moest opgenomen worden. Ze
leek overstuur en wapperde mij met beide armen de deur uit van zodra ze de
opname had geregeld. Ik was nog nooit zo snel in en uit geweest op de
doktersraadpleging. Ik bleef wat beduusd staan dralen in de nu lege wachtkamer
en kon niet meteen een verpleegkundige te pakken krijgen omdat het middagpauze
was. Gelukkig kwam opeens de tot dan toe onbereikbare oncocoach aanzetten uit
het niets.Ze luisterde heel aandachtig en kon me tenslotte ook troosten.
Vrijdagmorgen ben ik dus
opgenomen in Hasselt en ik heb doorlopend onderzoekingen gehad, scans van
thorax, buik en bekken, RX en echo van de linker schouder. Ik had
namelijk op een tweetal dagen tijd een enorm gezwel onwikkeld op mijn linker
schouderblad. het was heel pijnlijk en legde de bovenarm plat. Afijn, het hield
niet op en ik kwam pas om 18u30 terug op mijn kamer. Daardoor kreeg ik
natuurlijk geen enkele informatie over de voorbije onderzoeken. De dokters waren
immers al lang naar huis
Gelukkig mocht ik tijdens
het weekeinde ook naar huis, omdat er dan toch niets concreets meer gebeurt in
het ziekenhuis. Ik zal geduld moeten hebben tot maandag, om te weten hoe de
vork in de steel zit.
Geduld, dat weten jullie
al langer, geduld is niet mijn sterkste kant!
Gespannen, opgedraaid als een veer.
Gevolg van meer dan 14 dagen constipatie? Ik weet het niet, maar ik ben het
beu, meer dan beu, kotsbeu! De kanker, de behandelingen, mijn pijnlijke lijf en
leden, mijn futloosheid, mijn zwakke conditie, mijn geklaag en gezaag. Het feit
dat de chemo niet wil aanslaan. Dat ik er de bijwerkingen van moet nemen en dat
hij toch zijn werk niet doet! De dokter vraagt met aandrang dat ik het moet
zeggen wanneer het niet meer gaat. Maar wat is niet meer gaan ? Je groeit
stap na stap in de pijnen, in de ongemakkelijke soms onmenselijke toestand. Je
zit er middenin vooraleer je het beseft. Wat is teveel? Het is al zo lang
teveel. Ik wil al zo lang dat het ophoudt. Ik hoop al zolang dat ik eens op een
dag zal ontwaken uit die afschuwelijke nachtmerrie. Wanneer is het teveel? Wie
kan op die vraag antwoorden? Alleen ikzelf zegt de oncologe, waardoor ik het
gevoel krijg dat ze alle verantwoordelijkheid op mijn schouders schuift. Een
last die ik kan missen als de pest. Is er dan niemand die me kan helpen?
Hoe moet het verder? De tumoren aan de
linker kant van mijn schedel blijven groeien. Die voel ik goed zitten, daarvoor
heb ik geen dure scans nodig. De dokters vertellen me dat de tumorgroei aan de
rechterkant minstens zo groot is. Die kan ik zelf niet voelen, want die zitten
aan de binnenkant. Zij schijnen zich meer zorgen te maken over de rechterkant,
maar ik heb daar geen last van. Ik voel alleen de tumoren aan de linkerkant,
elke dag telkens ik mijn hoofd aanraak. Ze zitten daar, en ze schijnen er graag
te zitten, want ze blijven hun nederzettingen uitbreiden, net zoals de
Israëlis doen op het grondgebied van de Palestijnen. Mijn tumoren trekken zich
niets aan van de wapens waarmee we hun te lijf gaan, net zo min als de
Israëlis zich iets aantrekken van de wapens waarmee men hen tot rede willen
dwingen. Ik ben een machteloze Palestijn in deze ongelijke, hopeloze strijd.
Denk nu maar niet dat ik het opgeef. Ik
wil verder, maar ik weet alleen niet hoe het verder moet! Het wordt me allemaal
een beetje te veel. Ik zie geen uitweg meer. De eerste vijftien jaar van mijn
ziekte kwam ik er telkens bovenop met enkele ingrepen tussendoor, waarbij het
zieke stuk werd weggesneden, en regelmatig een nieuwe hormonale behandeling
wanneer de vorige was uitgewerkt. Sinds in 2009 de botuitzaaiingen werden
vastgesteld is alles in een stroomversnelling terecht gekomen. Sinds september
2009 ben ik zonder onderbreking in chemobehandeling, de ene na de andere. Elke
chemo met zijn eigen niet te ontlopen nevenwerkingen. Bovendien kreeg ik pijnen,
die moeilijk onder controle te houden zijn. En de chemos met hun afschuwelijke
bijwerkingen geven niet altijd de gewenste resultaten. Daarvan word ik moedeloos.
Ik krijg wel de lasten van de behandeling, maar de goede resultaten worden me
onthouden. Wanneer een chemo niet aanslaat heb ik dat meestal sneller door dan
de oncologe. Dan word ik boos en agressief. Waarom doet die vervloekte chemo
zijn werk niet? Waarom maakt hij me zieker in plaats van beter? Steeds vaker
komt dat duiveltje me in mijn oor fluisteren: En wat als je de behandelingen
zou stopzetten? Misschien zijn het net die vele chemos en de scans die je ziek
maken?. Ja, de zin om alles stop te zetten lijkt steeds aanlokkelijker.
Terzelfdertijd voel ik me dan een looser. Het kan toch altijd erger? Er zijn
mensen die veel meer afzien dan ik en die het toch niet opgeven. Waarom ben ik
niet flinker? Misschien is het te wijten aan het feit dat ik al bijna 18 jaar
aan t vechten ben tegen die kanker. Het is een slopende, niet aflatende
strijd. Achttien jaar vechten is lang. De grote wereldoorlogen werden sneller
beslecht. Ik ben er nog niet in geslaagd ook maar één slag te winnen tegen deze
geniepige aanvaller. Integendeel, ik kom er telkens berooid van af. Borst
weggehaald, okselklieren verwijderd, eierstokken er uit gehaald,
gewrichtspijnen, conditieverlies, botpijnen, beenmerg beschadigd door
bestralingen, oud, moe, versleten, . Telkens een stapje achteruit in plaats
van vooruit.
Waar moet het in godsnaam naartoe? Ik
heb geen enkel vooruitzicht meer op een goede afloop. Geen enkel gevecht levert
een overwinning. Het is enkel maar uitstel van executie.
Maar ik wil het nog niet opgeven. Ik
vraag een afspraak met een andere dokter, ik ga proberen kontakt op te nemen
met de oncocoach. Ik ga nog maar eens mijn best doen, omdat ik mijn kindjes zo
graag zie, en omdat ik het leven zo graag zie. Daar moet ik aan blijven denken!
Een eeuwigheid geleden
lijkt het, sinds ik nog iets op de blog heb geschreven. Geen nieuws, goed
nieuws, wordt gezegd, maar dat is daarom niet altijd zo.
Zenuwpijnen zijn
moeilijk te harden weet ik nu uit ondervinding. Het blijft stevig op de tanden
bijten, ondanks de vele pijnstillers. Het is een pijn die niet aflaat, dag en
nacht, uur na uur, zonder ophouden. Een echte uitputtingsslag. Wat me recht houdt
is de hoop dat de bestralingen wat soelaas zullen brengen. Donderdag zijn de
bestralingen begonnen. Vijf dagen opeenvolgend, met uitzondering ven het
weekeinde, want dan moeten de machines rusten J.
Dinsdagmorgen, de
vierde bestralingsdag werd ik wakker met een aangenaam gevoel, haast zonder
pijn! Eerst dacht ik dat ik nog droomde en durfde me haast niet te bewegen uit
vrees dat de pijn dan zou terugkomen. Maar neen, zelfs toen ik opstond bleef de
pijn stilletjes zeurend op een verre achtergrond. Ik stapte voorzichtig naar de
badkamer en kroop onder de douche. Daar betrapte ik mezelf erop dat ik zowaar
aan t zingen was. Ach wat is het leven schoon zonder pijn! Diezelfde dag had
ik een afspraak met de radiotherapeute. Zij was opgetogen met het goede nieuws. Ik voelde me
als een renpaard dat zopas de eerste prijs had gewonnen, terwijl ik eigenlijk
niets in de pap te brokken had.
De nieuwe chemo maakt
me niet zo blij. Hij veroorzaakt een tweetal dagen koortsachtige toestanden en
maakt me ook zeer misselijk. Zonder Litican zou ik het niet redden. Bijgevolg
is de eetlust ook ver te zoeken, zodat de kilootjes en weer zachtjes vanaf
glijden. Elke dag voel ik me
meer moe dan de dag voordien. Gisteren ben ik de ganse dag niet uit bed geweest.
Moe, futloos, uitgeput.
De bloedwaarden doen
het niet zo goed. Ik hang altijd tegen de grens van bloedarmoede aan en de witte
bloedcellen staan op een dieptepunt waar ze niet bovenuit geraken. De oncologe
schrijft Neupogen inspuitingen voor om de aanmaak van witte bloedcellen te
stimuleren. Ben benieuwd hoe het verder gaat lopen. Zolang die bloedwaarden
niet op peil komen zal er niet veel veranderen. Ach, ik wou dat ik verlost was
van die ellendige vermoeidheid. Een mens is nooit tevreden he? Nu zou ik blij
moeten zijn dat die zenuwpijnen onder controle zijn, en in plaats daarvan ben
ik alweer over iets anders aan het klagen. Foei!
Ik wou echt dat ik
eens wat beter nieuws zou kunnen vertellen, maar dat zit er voorlopig niet in.
We zullen nog maar wat geduld oefenen en de werking van de Navelbine afwachten.
Wie weet
Het
was een drukte van jewelste op het dagziekenhuis. Alle verpleegkundigen renden de ene zaal uit
en de andere kamer in. Er werd al eens gezucht en de anders zo vriendelijke gezichten stonden vandaag wat ernstig. Naar de geruchten die ik
opving was er al een en ander misgelopen. Het was de eerste keer dat ik zo lang
moest wachten eer iemand zich om mij bekommerde. Het was 10u40 en ik werd wat zenuwachtig. Om 11uur moest ik nog een
verdieping lager zijn, op de bestralingsafdeling, voor een simulatie. Daarna moest ik nog een bloedtransfusie
krijgen en dat duurt maar liefst 2u30 per eenheid. Hoe lang zou deze dag weer
duren? Ik ging eens horen op het secretariaat en ze beloofden zo meteen iemand te sturen. Blijkbaar waren er weer heel wat overboekingen vandaag en het personeel kon
de klus niet klaren. Rond tien voor elf werd ik dan toch aangeprikt, net op tijd om de trap naar
beneden te nemen en me daar te gaan aanmelden voor een nieuwe wachttijd. Het
kon wel eventjes duren zei de vriendelijke verpleegkundige van de
bestralingseenheid. Na een tijdje in de wachtzaal kreeg ik een
pijnaanval. Het tabletje Oxynorm kon niet helpen deze keer. Ten einde raad strompelde ik de gang van de simulatoren in en vroeg of ze me ergens konden laten plat
liggen. Dat is de houding waarin ik het minste pijn had. Een vriendelijke
verpleger nam me mee naar een soort brancard in de gang, waar ik de rest van de
wachttijd kon doorbrengen. Met een uur vertraging kwam de radiotherapeute me
opzoeken. Ze vertelde dat er niet alleen op lumbaal 4 een tumor groeide, maar
dat er ook meerdere kisten zaten op het heiligbeen, die eveneens de
pijn in het bekken konden veroorzaken. Ze overwoog daarom niet alleen de
wervel, maar ook het onderliggende deel tot en met het sacrum te bestralen. Ze
zou daarover eerst nog overleggen met de radiologen van de nucleaire afdeling.
Toen ik haar mening vroeg over het
bestralen van het schedeldak, zoals de oncologe een tijdje terug had
voorgesteld, wuifde ze die mogelijkheid meteen van tafel. Je hebt intussen zoveel
knobbels over de ganse schedel, dat het niet mogelijk is te bestralen zonder de
hersenen mee te bestralen zei ze. Ingeval er later letsels zouden ontstaan in
de hersenen zelf, dan zou er geen mogelijkheid meer zijn om die letsels nogmaals te
behandelen, omdat de maximale bestralingsdosis dan reeds bereikt zou zijn. Goed, alweer een
probleem van de baan!
Enige tijd later kreeg ik mijn pasje
voor toegang tot de speciale parking vlakbij de bestralingseenheid en het
kaartje met afspraken voor vijf bestralingssessies, met ingang van eerstkomende donderdag.
Kort daarna lag ik onder de simulator en werden onder toeziend oog van de
scanner de nodige merktekens gezet op buik en flanken. Tien minuten later kon
ik weer naar boven voor de bloedtoevoer. Het was één uur geworden, net op tijd
om de laatste schotel soep en boterhammen te krijgen.
Omstreeks vier uur zat mijn
ziekenhuisdag er op en kon ik naar huis. Dochterlief speelde vakkundige taxi en
bracht me veilig thuis.
Vandaag al vroeg naar Hasselt. Eerst een inspuiting halen
met radioactieve stof en enkele uren later de botscan. Met die botscan wil de
oncoloog nagaan vanwaar die plotse hevige pijnen komen ter hoogte van de
rechter achterkant van het bekken. Tussen
de spuit en de botscan in, was er een CT
gepland van de schedel, om te zoeken naar een verklaring voor de
hoofdpijn.
Het werd een super pijnlijke dag. Ik vond geen houding om
te staan en zitten was al helemaal onmogelijk. Na de onderzoeken bleef er nog
veel tijd over voor ik bij de dokter terecht kon. Toch ben ik meteen naar de
dagzaal gestrompeld. Ik heb er uitgelegd dat ik zoveel pijn had en amper kon
zitten of staan. Die schatten van verpleegkundigen hebben meteen het nodige
gedaan om een bed klaar te maken en ze hebben me een pijnstiller per infuus
gegeven. Daarop ben ik prompt in slaap gevallen, tot ik gewekt werd door de
dokter die naast mijn bed stond.
Ze kwam me de resultaten meedelen en aan de ernst op haar
gezicht wist ik meteen dat er iets niet pluis was. Eerst en vooral wees de
botscan overal een verhoogde kankeractiviteit aan. Zowel op de reeds bestaande
letsels als op een paar nieuwe plaatsen. De vorige chemo met Xeloda heeft dus
niet zoveel resultaat opgeleverd. Over de nieuwe chemo met Navelbine kon nog
niet veel gezegd worden, aangezien ik nog maar twee dosissen heb gekregen.
De pijn ter hoogte van mijn linker lies, waardoor ik soms
op dat been niet kon staan, is te wijten aan een nieuwe breuk aan de voorste
arm van het schaambeen. Daar is niet zoveel aan te doen, gezien die zone reeds
de maximale bestralingsdosis heeft gekregen.
De pijn aan de rechter bil is een gevolg van een nieuw
gezwel op een lumbale wervel (ben vergeten dewelke), waardoor een zenuw wordt
afgekneld. Die pijnen zijn dus zenuwpijnen. Na een gesprek met de
radiotherapeute wordt aangeraden die wervel te bestralen, in de hoop de
woekering te stoppen en de pijn te minderen. Laat ons hopen dat het lukt?
Maandag moet ik naar de radiotherapie voor een simulatie en aftekening van de te bestralen zone.
In de schedel is een sterk vergrote activiteit gemeten.
Niet alleen op de gekende plaatsen aan de linker kant, maar er blijkt nu ook
aan de rechter voorkant een nieuwe haard te zitten. Misschien kan die de
verschuiving van hoofdpijnen van links naar rechterkant verklaren. Ik hoop maar
dat daar ook niet zon buil te voorschijn komt? Alle andere botuitstulpingen
zitten voorlopig nog verborgen onder mijn hoofdhaar. De nieuwe haard zou ter
hoogte van het voorhoofd zitten! Afwachten wat dat gaat geven.
Ten slotte vernam ik dat er ook een tumor zat op het
schouderblad (wist ik niet) en nu toont de botscan ook zwarte vlekken aan de
knieën, vooral links. Dat verklaart de pijn aan linker knie.
Een echte verbetering hebben die scans toch niet aangetoond
he? Integendeel, het gaat helemaal niet de goede kant op L.
Verklaringen hebben we nu wel. Volgende stap is afwachten
wat er aan te doen is.
Maandag wordt opnieuw een lange ziekenhuisdag, niet
alleen door de simulatie, want dat gaat vrij snel. Maar blijkbaar zijn de rode
bloedcelletjes veel te laag in aantal en moet ik bloedeenheden bij krijgen. Uit
ervaring weten we dat daar heel wat tijd inkruipt.
Ik weet niet of ik
nu blij moet zijn of niet. Ik weet wel wat er aan de hand is, maar veel
goed nieuws was er toch niet bij
Als titel wou ik schrijven hoe goede vriendinnen je
kunnen redden wanneer je dreigt weg te zakken in een dipje. Maar dat zijn
teveel woorden. Een titel moet kort en bondig en krachtig zijn hebben we altijd
geleerd. De titel dipje is alleszins kort genoeg, maar of hij de lading dekt van
dit berichtje betwijfel ik. Daarom heb ik er Brats (*) aan toegevoegd. Dat is
toch duidelijker, niet? J
Als je maar genoeg klachten hebt en slecht uitgeslapen
bent, dan glijd je gemakkelijk in een dipje. Dat gaat helemaal vanzelf. Als een
hoopje miserie opgerold in de zetel probeerde ik de tijd rond te krijgen tot
het volgende ziekenhuisbezoek. Je kan je zelfs koesteren in zon vlaag van
teneergeslagen zijn. De pijnstillers
brachten wel wat soelaas, maar ik verging van zelfmedelijden en gezien ik toch
lange dagen alleen thuis zat, kon ik naar hartelust jammeren en de tranen de
vrije loop laten. Soms kan een huilbui opluchting brengen, maar het mag niet te
lang duren, want dan verdrink je erin.
Wanneer zon dipje te lang dreigt te gaan duren komt het
ogenblik dat goede vriendinnen onbetaalbaar zijn. Terwijl ik nog wat lag te
snotteren ging de telefoon met de boodschap dat het veel te mooi weer was om
binnen te zitten. Bratske deelde me resoluut mee dat ze me hoe dan ook uit
mijn kot zou komen halen. Ik mocht babbelen of zwijgen of snotteren of lachen
of klagen, zij zou luisteren. We konden gaan wandelen of ergens iets gaan
drinken, of langs de winkels lopen, kortom, alles was mogelijk. Eerst wou ik
haar voorstel afwimpelen. Ik voelde me absoluut geen goed gezelschap en ik heb
niet graag dat anderen zich voor mij opofferen. Maar Bratske was niet van haar
voorstel af te brengen en uiteindelijk heb ik me laten overhalen. Ik zal haar
altijd dankbaar blijven, want het was precies dat duwtje in de rug dat ik nodig
had om uit dat duister gat te geraken. Na ons uitje voelde ik me opnieuw meer
mens. Ik had mijn hart eens kunnen luchten en daarna was het gespreksonderwerp
als vanouds verschoven naar allerlei ditjes en datjes. We hebben gelachen en
gesnoept van een lekkere wafel met slagroom. Wat moet een mens meer hebben om
zich goed te voelen?
Dank u wel lieve Brats, mijn redder in nood, omdat je met mij wou gaan bratsen!
(*) Brats: Zoals ik waarschijnlijk al in
een vroeger berichtje vertelde betekent bratsen
in de Tiense volkstaal zoiets als op
zwier gaan. Aangezien het bewuste vriendinnetje altijd te vinden is om
samen op zwier te gaan, kreeg ze de bijnaam Bratske.
Hoe vaak heb ik in de eerste vijftien
jaar van mijn ziek zijn niet gezegd hoe gelukkig ik was dat ik nergens pijn
had. Welnu, de laatste twee jaar is daar wel een grote verandering in gekomen.
Ik weet nu wat pijn is, dat kan ik je verzekeren.
De nacht van donderdag op vrijdag ben ik
driemaal moeten opstaan van de pijn. Hoe moest ik dat in hemelsnaam volhouden
tot volgende week. Vrijdagmorgen vertrok ik op boodschappen. Zelfs die korte
ritjes in de auto waren haast niet vol te houden en je kan nu eenmaal niet
rechtstaand auto rijden. Hoe moest dat verder. Ik stond daar langs de weg,
huilend van de pijn. Ik besloot bij de huisarts langs te gaan. Die stond altijd
open voor al mijn klachten. Misschien kon zij een oplossing vinden. Ik belde
haar op en mocht tegen de middag nog langs komen. Zij heeft me grondig
onderzocht en ze vreest dat het mogelijk weer om een spontane breuk zou kunnen
gaan. Ze heeft me Oxynorm voorgeschreven, een pijnstiller op grond van morfine,
maar die met de morfinepleisters gecombineerd kan worden. Met die zuigtabletjes
zou binnen het half uur een verbetering moeten optreden. Zo niet, dan mocht ik
twee tabletjes nemen. Ik had haar van opluchting kunnen omarmen. Meteen naar de
apotheek waar ik net voor sluitingstijd nog kon binnen wippen. Na een half uur
werkte het tabletje nog niet echt, maar ik was zo doezelig van de morfine dat
ik prompt in de zetel in slaap viel. Ik heb toch tot vijf uur kunnen slapen.
Met het volgende tabletje werd de pijn toch minder en kon ik voor het avondeten
zorgen. Oef! Je zou haast gek worden van die pijn.
Ja wadde! Ik hoopte er met een beetje
rusten weer bovenop te geraken, maar dat is absoluut niet gelukt. Het werd
alsmaar slechter. Dinsdag kreeg ik opeens pijn, diep in mijn rechter bil. Ik
had al wel een aantal dagen een sluimerend zeurend gevoel in mijn
bekkenbeenderen, maar niets om me ongerust over te maken. Het doet altijd wel
ergens pijn. Aan de rugwervels, aan mijn hoofd, mijn lies, . Nu was het zo
opeens van de ene dag op de andere een stevige pijn, aan de achterkant van het
bekken, aan de rechterkant. Zon plots opkomende pijnen voorspellen meestal
niet veel goeds. Woensdag was het nog erger. Op sommige ogenblikken kon ik het
haast uitschreeuwen van de pijn. Vooral zitten was bijzonder moeilijk. Het
beste was rechtstaan, zachtjes heen en weer wiebelen of wat wandelen en
onderwijl over de pijnlijke plek wrijven. Gelukkig kon ik donderdag naar het
ziekenhuis. Daar zouden ze me wel kunnen helpen.
Donderdag was ik al vroeg in Hasselt. Er
was niet veel volk. De stoel stond op mij te wachten. Aanprikken, bloed nemen, eventjes
spoelen en klaar. Wachten op de dokter. Ik moest stevig op mijn tanden bijten
en kon niet blijven zitten, hoe comfortabel die stoelen ook zijn. Ik ging in de
gang wat ijsberen en keek om de haverklap naar de grote klok die daar hangt. De
minuten leken wel uren. Eindelijk mocht ik bij de dokter. Ik vertelde dat ik
zoveel pijn had. Hij bekeek de scans nog eens zorgvuldig en zei dat er niets te
zien was. Waarom heb ik dan zon pijn? Hij wist het niet. Die vervloekte scans.
Als er niets op te zien is lijkt het alsof je enkel ingebeelde pijn hebt, en
dat maakt me woest. Komaan dokter, zei ik ietwat opgewonden. Op de scans van
mijn schedel is ook niets te zien en nochtans zie je die dikke knobbels op mijn
hoofd staan. Die beeld ik me toch niet in? En toch staan ze niet op die scan!?
Ik werd er wanhopig van. De dokter wist er geen raad mee en schreef me een
nieuwe scan van de schedel en een volledige botscan voor. Voor de rest, was het
dus wachten op de resultaten volgende week. Wat later bleek dat de witte
bloedcellen te laag stonden voor een volgende dosis chemo. Verdorie! Helemaal
voor niets naar Hasselt gekomen: geen chemo gekregen en wat nog erger was:
niets tegen de pijn!
Een weekje rust tussen twee chemobeurten
kan deugd doen. Ik verzorg me goed en rust veel, want vrijdagavond en
zondagmiddag zijn we uitgenodigd op een familiefeest. Ik wil er absoluut bij
zijn en het is me gelukt. Het etentje op vrijdagavond was super, maar
halverwege de maaltijd moest ik toch eventjes gaan liggen. Ik had pijn bij het
zitten en last aan maag en darmen. Er was een goede opgewekte sfeer en het eten
was veel te lekker om te laten staan. Op het zondagmiddagfeest waren de maag-
en darmklachten opgeklaard, maar ik was heel moe. Het aangename gezelschap en
de vrolijke sfeer trokken me erdoor. Alweer een geslaagd weekeinde.
Maandagmorgen werd ik wakker met een
kater. Alles deed pijn, ik voelde me doodmoe en misselijk. Ik moest voor niets
opstaan en bleef dus tot de middag in bed. Toch voelde ik me daarna niet beter.
Dat wordt weeral zon verloren dag, bedacht ik. Misschien de prijs die ik moet
betalen voor al die leuke feestjes van de voorbije weken? Wel, ik heb het er
voor over! Wat denkt die stomme kanker wel. Door zo een beetje moeilijk doen
kan hij de feestvreugde niet teniet doen hoor. Ik heb ervan genoten en zou het
zo opnieuw doen. Terzelfdertijd besef ik dat het goed is dat er nu een wat
kalmere periode aanbreekt. Zo kan ik weer op krachten komen.
Het enige feestje in de nabije toekomst
is de verjaardag van mijn allerliefste. Daarna moet ik zien in volle vorm te
geraken voor kerstmis. Bij mijn man was het de gewoonte om elke kerstavond bij
de mama te vieren. Sinds ze gestorven is, neemt elk jaar één van de kinderen
deze taak van haar over. Om de zeven jaar is het onze beurt en raad eens? Ja,
dit jaar gaat kerstavond bij ons door. Als iedereen komt zijn er 29 volwassenen(kinderen
en kleinkinderen) twee jonge kleinkindjes en 5 achterkleinkindjes van oma
Machelen. Dat wordt even puzzelen om de tafels en stoelen gezet te krijgen in
een woonkamer die daar absoluut niet voor geschikt is en dan nog wat kopbrekens
om een haalbaar menu klaar te toveren. Met haalbaar bedoel ik een maaltijd die
bij iedereen warm op tafel komt. Eerst hadden we een kok voorzien. Dat leek een
prima oplossing. Hij zou zorgen voor borden, glazen, bestekken en de afwas voor
zijn rekening nemen, maar toen hij er het prijskaartje bij legde vielen we
steil achterover. We hebben nog even getwijfeld, maar uiteindelijk hebben we
besloten het zonder kok-aan-huis te doen. Mijn man, die nooit in paniek geraakt
heeft me gerust gesteld door met zijn zachte stem en de nodige overtuiging te
zeggen: maak je geen zorgen schattenbol, het komt wel in orde. Zodus probeer ik
me geen zorgen te maken
Een beetje schoorvoetend betreed ik het
ziekenhuis. Vandaag vroeger dan anders. Er zijn eerst twee scans gepland. Dat
brengt altijd wat ongerustheid mee over het resultaat. In de wachtzaal krijg ik
die grote fles contrastvloeistof met een afschuwelijke anijssmaak
voorgeschoteld. Die moet zo snel mogelijk naar binnen gegoten worden. Officieel
heet het dat je er een uur de tijd voor hebt, maar ervaring leert dat ze je
soms veel vroeger komen halen, als het minder druk is. De meneer naast mij
gruwt evenzeer van het slecht smakende goedje. Hij grommelt, maakt rare
geluiden en herhaalt voortdurend bah, bah, ik lust dat niet. In de scanruimte
krijg ik een infuus aangeprikt, wat niet zo vlot lukt omdat mijn aders het
stilaan laten afweten. Als kers op de taart krijg ik nog wat vloeistof in de
endeldarm gespoten als een soort mini lavementje. Vanaf dan is het billen samenknijpen,
terwijl ik langzaam in het apparaat wordt geschoven. Een koude stem klinkt door
de luidspreker: ademen, diep ademen, en uitademen. Ondertussen schuif ik
heen en weer door het toestel. De stem klinkt nog een keer en kort daarna is
het onderzoek afgelopen. Ik maak een kort spurtje naar de WC en haal het maar
net.
Daarna zak ik lusteloos af naar de dagzalen
oncologie en laat me in de wachtkamer op de bank zakken. Ik voel me beter dan de
twee vorige dagen, maar echt top is het nog niet.
Ik probeer er niet aan te denken dat ik
straks opnieuw vergiftigd word. Hoewel ik veel vroeger ben dan voorzien krijg
ik toch een stoel aangewezen. Er had iemand afgebeld (kan ik inkomen J).
Bij de dokter verneem ik dat mijn rode bloedcellen deze keer ok zijn, maar de
witte bloedcellen zijn al aardig in aantal gezakt. Toch krijg ik mijn tweede
infuus met Navelbine toegediend. Ik bel op tijd naar de taxi en deze keer moet
ik helemaal niet wachten. Op weg naar huis kan ik mijn ogen niet openhouden. Na
een klein uur doezelen word ik thuis
afgeleverd door de altijd vrolijke en bezorgde taxi.
Meestal wandel ik het ziekenhuis binnen
als een gedwee lammetje, maar soms gaat het niet zo vlot. Dan heb ik zin om de
oncologe eens goed uit te kafferen omdat ze me geen middel kan geven dat me
geneest. Dan wil ik al het ziekenhuismateriaal in mekaar rammen, tegen de muren
aangooien, met een woeste zwaai van de tafel vegen. Dan zou ik willen roepen en
tieren en tekeergaan als een wildebeest.
Maar dat zou inderdaad geen verschil
uitmaken. Die smerige kanker zit in mijn lijf en gaat rustig verder met zijn
verwoestende werk. Ik kan niets anders dan lijdzaam ondergaan. Ik moet niet
alleen die kanker ongemoeid laten verder vreten in mijn lichaam, ik moet
bovendien haast elke week een dosis dodelijk gif in mijn lijf laten pompen,
zonder dat ik ook maar in de verste verten weet welk resultaat dat gaat
opleveren.
Het vraagt soms een enorme
zelfbeheersing om kalm te blijven en alles rustig zijn gang te laten gaan. Het
is ook zo dat nu ik weet dat ik tot mijn laatste dagen chemo zal moeten krijgen,
die onmacht alleen maar groter wordt.
Gisteren en vandaag had ik zon dagen
van totale onmacht. Onmacht die een razernij opwekt maar die uiteindelijk toch
eindigt in gelatenheid, met veel tranen en verdriet.
Vandaag, zaterdag, een schitterend
zonnige dag, geen enkel wolkje aan de helderblauwe hemel: zalig! We hebben
afgesproken om met de vriendinnen een dagje naar Maastricht te trekken. Daar
aangekomen konden we net het allerlaatste tafeltje bemachtigen in de zon op een
terrasje aan het Vrijthof bij de Sint Servaaskerk. We hebben genoten van het
zonnetje en van het lekkere eten. De rest van de dag hebben we doorgebracht met rondslenteren door het gezellige stadje. We brachten een bezoek aan de voormalige Dominikanenkerk, waar sinds
2006 een boekhandel is gevestigd. Daarna zijn we ook een kijkje gaan nemen in
een andere kerk waarvan de bestemming geheel werd veranderd: de Kruisherenkerk. Het
Kruisherenhotel is ondergebracht in het voormalig Kruisheren klooster in het centrum
van Maastricht. Samen met de kerk is dit complex veranderd in een speciaal
design hotel. In dit hotel komen een klassieke en moderne stijl samen. Het was
indrukwekkend om zien. We hebben in een van de salonnetjes in een nis van de voormalige kerk een
theetje gedronken en hebben er lang en gezellig getetterd. Na nog een gezellig en
superlekker etentje bij Pieke Potloed kwam er een einde aan onze leuke
uitstap. Ik was doodmoe, had overal pijn, maar was tegelijk ook heel gelukkig
met onze geslaagde uitstap.
Vandaag, de 13de, was het
vroeg dag. Om 7u30 kwam de taxi me ophalen. De oncologe verwachtte dat ik
opnieuw slechte bloedwaarden zou hebben en dat ik dus bloedeenheden zou moeten
krijgen. Daarom had ze me zo vroeg gepland. Als ik vroeg genoeg in het
ziekenhuis was zou alles in één dag kunnen en moest ik de volgende dag niet terug naar Hasselt. Maar, wonder boven wonder waren de bloedwaarden net goed
genoeg om extra bloedeenheden overbodig te maken. Dat was goed nieuws.
Echter, blijkbaar zit er achter elk
beetje geluk weer een beetje tegenslag. Xeloda, de chemo die ik de laatste
maanden nam, schijnt zijn werk niet meer te doen. Dus stelt de oncologe me een
nieuwe cocktail voor: Capecitabine® wordt vervangen door Navelbine ®. Van
februari tot oktober heeft de Capecitabine gewerkt. Amper negen maanden! Jeetje,
ik zal het beter moeten aanpakken, want aan dit tempo gaan de mogelijke chemos
snel opgebruikt zijn, en wat moeten we dan?
Omdat we dachten dat het zon lange dag
zou worden, was mijn dochter meegegaan naar het ziekenhuis. Gezien ik vandaag
geen extra bloed en alleen een infuus moest krijgen, was ik veel vroeger klaar
dan verwacht. We gingen s middags gezellig iets eten in de brasserie tegenover
het ziekenhuis. Toen we daar bijna klaar waren belde ik de taxi. Die had het
echter extra druk vandaag zodat we uiteindelijk anderhalf uur hebben moeten
wachten eer hij er aan kwam. Tegen de tijd dat de taxi kwam was de zon al heel
laag gezakt en was het redelijk fris geworden. We gingen schuilen in het
bushokje. Er kwam een bus voorbij, waarin iemand heftig zat te
wuiven naar ons. Opeens herkende ik Christiane! Wij schijnen mekaar overal
tegen te komen! Niet te geloven.
Naar jaarlijkse gewoonte is er rond 10
oktober een grote bijeenkomst van de familie van mijn man langs moederskant. Er
zijn vier familietakken die om de beurt de organisatie van het familiefeest op
zich nemen. Al jarenlang wordt die traditie onderhouden en het is telkens een
groot succes. Wij mochten er gisteren weer bij zijn en het was heel gezellig. Alles
begint met een mis en daarna is er bijeenkomst in de parochiezaal. We werden
onthaald op superlekkere hapjes en een soepje, en een glaasje bubbel erbij
natuurlijk. Daarna schuiven we aan tafel voor broodjes met beleg. Ik kan heel
erg genieten van zon familiefeesten. Iedereen is heel vriendelijk en welgezind
en de familiebanden worden weer wat aangehaald. We zijn intussen al aan de
vierde generatie na de start. Tof he? Elk jaar is de familie weer uitgebreid,
met een vriendinnetje, een huwelijk of de geboorte van een kleine spruit. Er valt
dus steeds wat nieuws te beleven. Ieder jaar wordt ons geheugen getraind: wie
is dat nu weer? Van wie is dat kindje? Hoe oud is dat neefje nu? Een heel goede oefening!
Omdat steeds meer familieleden mijn blog
beginnen lezen kan ik er gebruik van maken om de organisatoren van dit jaar te
bedanken voor hun inzet om er geslaagd feest van te maken.Wel mannen, het is alweer voor 100% gelukt! Heel erg bedankt!
Aan mijn bloglezers kan ik meteen
duidelijk maken dat mijn leven zeker niet altijd kommer en kwel is en dat er
regelmatig leuke genietmomenten zijn. Gelukkig maar J!
Hartelijk
dank voor jullie medeleven en de gelukwensen met onze 24stehuwelijksverjaardag. De berichtjes en mailtjes
hebben me bijzonder veel plezier gedaan.
Als
het nu nog niet lukt om het zilveren jubileum te halen, dan weet ik het ook
niet meer J.
Maandag 3 oktober was het
zover. Mijn allerliefste kwam me met een ochtendzoen wekken en vroeg of ik s
avonds tegen vijf uur naar Leuven zou kunnen komen. Ik keek hem ietwat
verdwaasd aan, maar plots klaarde er toch iets op in mijn beneveld brein. Proficiat!
zei ik, met een krakend slaperig stemmetje. We waren die dag immers 24 jaar
getrouwd. (waarvan 17 jaar met kanker, bah L).
We zouden eventjes rondlopen
langs de winkels in Leuven en tegen half zeven zouden onze twee studenten ons
komen vervoegen voor een gezellig etentje. Leuk vooruitzicht!
***
Ik ging met de bus naar Leuven
en we vonden mekaar aan het stadhuis. We wandelden langs de winkels, met kleine
voorzichtige stappen om de voetjes te sparen. Het weer was schitterend! Iedereen
leek wel in zomersfeer en de studentenstad die anders al bekoorlijk is voelde
nu nog prettiger aan. Het was net of we met vakantie waren. We genoten van het
winkelen en precies tegen halfzeven waren de kinderen daar. We vonden nog een
tafel buiten op het terras. We hebben lekker gegeten en gebabbeld en gelachen.
Kortom, het was een supergezellige avond.
Wat was het heerlijk, zon weekje ontspannen
in Luilekkerland. Er stond geen moeten op het programma. We zouden enkel wat
zwemmen, wat van de zon genieten, de voetjes verzorgen en boeken lezen of
sudokus oplossen en natuurlijk lekker eten. Wat een vooruitzicht!
Ik was er al dagenlang van aan het
dromen, maar ik probeerde me te bedwingen, want als je teveel verwacht valt het
natuurlijk tegen. Maar neen, het viel niet tegen, het was zelfs beter dan ik
het me voorgesteld had. Het weer was wonderbaarlijk goed. De dag voor we
aankwamen had het gestormd. De dag van onze aankomst was er dan de te
verwachten ijskoude mistral, maar daarna stond de zon daar te schitteren in de
hemelsblauwe lucht.
s Morgens wachtte ons in onze chambre dhôtes
een lekker ontbijt met fruitsap, thee en allerlei soorten Frans brood met beleg.
s Avonds kan je in Frankrijk maar vanaf half acht in een restaurant terecht.
Vandaar dat we meestal s middags naar lIle-sur-la-Sorgue reden voor een warme
maaltijd aan de oevers van de Sorgue, of in de schaduw van de platanen bij het
kerkje. Donderdag gingen we naar het typische marktje en zondag naar de
antiekmarkt. Die Provençaalse marktjes hebben toch een heel typische, zomerse, kleurrijke
sfeer, die je nergens anders terugvindt. Ik heb enorm genoten. Ik had veel tijd
om mijn voetjes te verzorgen, zodat die toch wel redelijk hersteld zijn, in die
mate dat ze bijna geen pijn meer doen. Het feit dat de dokter de dosis chemo
heeft teruggeschroefd naar 80% zal ook wel meegeholpen hebben om de pijn te
verzachten.
***
Wat ik zeker niet mag vergeten vertellen
is een ongelooflijke samenloop van omstandigheden. Ik heb af en toe contact met
blogvriendin Chrisje. Ze vertelde dat ze eind september naar Frankrijk met
vakantie zouden gaan. Bij ons was intussen ook het idee gerijpt om nog een
beetje zon mee te pikken na die treurige zomermaanden. Bij een volgend kontakt
kwam ik te weten dat Chris en Willy de laatste week van september zouden
vertrekken. Intussen was ons verblijf in lIle-sur-la-Sorgue geregeld. We
zouden 19 september vetrekken. Na veel nadenken besloten we de auto thuis te
laten en met de TGV te reizen tot Avignon, en daar een wagen te huren. Groot
was onze verbazing toen we vernamen dat Chris en Willy eveneens op 19 september
zouden vertrekken, ook met de TVG, en ook naar Avignon, want ze zouden in een
dorpje, Lagnes genaamd, op amper 5
km van lIle-sur-la-Sorgue. Het toppunt was dat zij van
de meer dan tien TVGs die die dag naar Avignon reden, precies voor dezelfde
trein hadden gekozen. Zij zaten in voertuig 4 en wij daar net achter in
voertuig 5. Van een samenloop van omstandigheden gesproken! Ongelooflijk, niet?
Na lang en veelvuldig smeren, veel
rusten en zo weinig mogelijk stappen geraken de voetjes terug in vorm. Het is
een hele verademing om weer te kunnen stappen zonder al te veel pijn. Ik krijg
van bezorgde nichtjes en vriendinnen allerlei zalfjes en ander smeersel
aangeboden om de kloven weg te werken. Ik word nogal verwend hoor! Mij hoor je
niet klagen. Ik smeer zoveel mogelijk en dat schijnt te helpen.
Bij mijn vorige bezoek heeft de dokter beslist om de volgende chemokuur met een week uit te stellen. Daarnaast heeft ze ook de dosering teruggeschroefd naar 80% omdat ik teveel reactie had op de voetzolen. Ik ben er alleszins niet boos om. Een extra weekje om te bekomen tussen twee kuren. Hopelijk zullen de huidreacties bij de volgende kuur niet zo hevig zijn met de verminderde dosis? Mijn bloedwaarden waren echter opnieuw net zo laag als drie weken terug. Ik moet dus opnieuw twee bloedeenheden krijgen. Het was al te laat om die dezelfde dag nog te krijgen, dus ben ik de donderdag moeten teruggaan om vijf uur aan het infuus te liggen...
Feest
Gisteren was het feest. Een nichtje van
mijn man werd 60 jaar en wilde dat vieren met familie en goede vrienden. Het
feest ging door in de parochiezaal, die feestelijk was versierd. Aan de muur
was er een doorlopende diavertoning met sfeervolle fotos uit de voorbije 60
jaren van het nichtje. Het was een heel gezellige sfeervolle avond. We kregen
lekkere hapjes en wat later hield het nichtje een leuke voordracht over wat er
in die voorbije 60 jaar zoal was gebeurd. Het was tegelijk ontroerend, hartverwarmend
en op sommige ogenblikken bijzonder grappig. Ze had er echt haar werk van
gemaakt. Op het einde vergeleek ze alle genodigden met een web van liefde en
vriendschap die allen met draden aan mekaar verbonden waren. De Gouden draden
waren haar man en haar drie zonen, haar schoondochters en de kleinkinderen. De
zilveren draden waren voor alle familie en vrienden die iets voor haar hadden
betekend. Voor sommigen had ze een persoonlijk woordje van erkenning. Ook voor
de genodigden uit de vele verenigingen waar ze deel van uitmaakte had ze
lovende woorden. Tenslotte werd Mijnheer pastoor een stalen draad toebedeeld waarmee
hij zijn parochie bij elkaar hield en steunde. Daarna kregen we allemaal frietjes en
als nagerecht werd er een echte authentieke bakfiets binnen gereden met ijsroom, waar iedereen naar
believen een hoorntje ijsroom kon gaan halen. De hele tijd draaide de disc jockey heel
goede muziek waardoor iedereen meteen in de juiste stemming kwam. Zodra de
frietjes op waren trok ieder naar de dansvloer die voor de rest van de avond
niet meet leeg te krijgen was. Bewijs voor de goede sfeer en de goede muziek.
Ik kan enorm genieten van zulke feesten
met allemaal mensen die het goed menen met elkaar en die zonder al te veel plichtplegingen samen heel veel
plezier kunnen maken. Ik was dan ook enorm blij dat ik bij de genodigden was.
Mijn voetjes waren dermate hersteld dat ik zelfs een paar meeslepende slows heb
kunnen meedansen. Zalig! Puur genieten.
Een weekje rust
Morgen vertrek ik met mijn mama en
dochter voor een weekje ontspanning naar de Provence. We gaan met de hogesnelheidstrein naar Avignon en daar huren we een auto. Van Avignon is het een
half uurtje rijden tot LIle-sur-la-Sorgue, waar we logeren in een Chambre dHôtes
met de schitterende naam Le temps dune Chanson. Meer moet dat niet zijn! Ik hoop dat ik daar wat kan rusten,
genieten van een zonnetje, af en toe gaan zwemmen, en een boek lezen.
Het is zover. Sinds enkele dagen weet ik
wat het hand voet syndroom inhoudt. De huidreactie die door de Xeloda wordt
veroorzaakt. Oei oei, mijn arme voetjes. Van de ene op de andere dag had ik
rond mijn hielen allemaal kloven. Ook in de voetzool zelf en in mijn dikke teen
had ik pijnlijke plooien. Mijn voeten leken kompleet uitgedroogd en tegelijk
verbrand. De voetzool is rood gevlekt. Sommige vlekken paarsrood. Die rode
zolen voelen aan alsof je net over een veld met gloeiend hete steenkool hebt
gelopen, verbrand dus. Onder die rode vlekken zitten grote witte blaren, zo
lijkt het toch. Smeren met uierzalf, zegt de dokter. Ik smeer mijn voeten zeker
zes keer per dag grondig in met die uierzalf, maar of het iets helpt is niet zo
duidelijk. Bovendien is dat smeren niet van de poes. De minste aanraking
veroorzaakt pijn.
Het ergste is als ik moet stappen. De
druk op de zolen lokt die hevige huidreactie uit en vermeerdert de pijn. Op het
internet las ik dat je geen knellende schoenen mag dragen (doe ik nooit) en dat
je moet vermijden om te stappen. Aha, met dat laatste heb ik iets meer
problemen. Zo weinig mogelijk stappen? Hoe moet ik me dan verplaatsen? Zweven,
of vliegen? Erg realistisch is die aanwijzing toch niet. Het is wel zo dat
wanneer je een dag iets meer in huis hebt rondgelopen, dat je de volgende dag
extra pijnlijke voeten hebt. Gaan wandelen of winkelen is al helemaal uit den
boze. De vriendinnen willen me wel mee uit vragen, maar ik kan amper stappen!
Dus zit ik hier in huis weeral gekluisterd aan mijn zetel. Met een kussen onder
mijn kuiten, zodat de voeten met niets in aanraking komen.Dat is het meest comfortabel. Toch is de pijn
daarmee niet weg. Op sommige ogenblikken voelt het aan alsof ik met mijn
voetzolen te dicht bij een hete kachel zit. De zolen voelen aan als
brandwonden. En op brandwonden lopen je kan je wel voorstellen dat er
aangenamere dingen zijn.
Aan mijn handen begint het ook. Daar heb
ik rode jeukende vlekken. Een schoteldoek uitwringen doet pijn. In de handpalm
zijn al de huidplooitjes tussen de vingerkootjes uitgedroogd. De vingertoppen
zijn heel gevoelig. Op de laptop typen moet met de nodige omzichtigheid
gebeuren.
Het is alweer een hele aanpassing in je
levenswijze met die huidreacties.
Maar ik heb ook gelezen dat wanneer je
met Xeloda stopt, de huidreacties aan handen en voeten na enkele weken weer
zullen genezen zijn. Dat is toch al goed nieuws!
De voorbije weken ben
ik gewoon slaapdronken, doodmoe, uitgeput. Het enige dat me kan boeien is mijn
bed. Ik wil slapen, enkel maar slapen. Heb geen fut, geen energie, niets.
Donderdagavond heeft
de storm hier weer toegeslagen. Het noodweer sloeg loodrecht op onze voorgevel
in. De ganse voorste helft van de zolder stond in een mum van tijd onder water.
De nieuwe computer en al het andere electronisch materiaal dat op onze
computerzolder was opgesteld stond drijfnat in het water.
Na het opruimwerk
ben ik in bed gekropen en viel als een blok in slaap. De volgende dag ben ik
gewoon niet opgestaan. Zo uitgeput was ik. Rond vijf uur in de namiddag kwam de
zoon eens kijken of ik niet wou opstaan. Je gaat vannacht niet meer kunnen
slapen, zei hij. Daar was geen gevaar voor meende ik, en viel terug in slaap. Geloof
het of niet, maar ik sliep de ganse nacht door zonder wakker te worden. De
volgende dag, zaterdag, ben ik rond de middag uit bed gekropen, heb wat gegeten
en gedronken en ben terug gaan slapen. Zondag moesten we tegen de middag naar
een feestje. Ik ben om elf uur uit bed gekomen en heb de rest van de dag
redelijk goed doorstaan. Maandag werd ik spontaan wakker om één uur. Het was
voor het eerst in weken dat ik me min of meer uitgerust voelde. Zalig!
Bij het bezoek aan
mijn buitenverblijf deze donderdag werd duidelijk waar de vermoeidheid vandaan kwam:
de bloedwaarden stonden weer te laag en ik kreeg meteen twee eenheden bloed
toegediend.
Met mijn oprechte
dank aan al die gulle bloedgevers, zonder wiens onbaatzuchtige vrijgevendheid
ik het niet zou trekken.
Het is oorlog in
mijn lijf. Mijn gevechtstroepen zijn alert en in opperste staat van paraatheid.
De tegenstanders zijn bijzonder listig en kwaadaardig. Ze hebben van
oorlogsvoering hun levensdoel gemaakt. Ze zijn buitenmatig sluw, verplaatsen
zich onmerkbaar en slagen erin zich te verstoppen voor elke tegenaanval. Zodra het gevaar geweken is, komen ze terug te voorschijn uit het niets en zetten hun
verwoestende werk onverminderd voort. Ze trekken naar een willekeurige plaats
in je lichaam en vermoorden er alle cellen om ze meteen te vervangen door hun
eigen cellen. Die gaan zich vermenigvuldigen aan een bijzonder hoog tempo, waardoor
hun lokatie weldra uit zijn voegen barst en zich bulten, builen of gezwellen
gaan vormen. Mijn eigen troepen rukken op tegen deze vernielers en proberen ze
in te pakken en op te sluiten om te vermijden dat ze zich gaan uitbreiden. De
uitstulpingen vol oorlogsgeweld kunnen een pijnlijke druk veroorzaken op
omliggende weefsels. Mijn lijf doet zijn uiterste best, maar de aanvallers zijn
veel meer bedreven in oorlogsvoering en bedenken steeds andere listen.
De jarenlange inzet
eist zijn tol.
Gelukkig is er de
generaal, specialist in oorlogsstrategieën, die ons bijstand heeft beloofd in
deze strijd. Hij schakelt chemische oorlogsvoering in. Daar hebben de
tegenstanders wat van terug, maar ook de eigen troepen ondervinden de nadelige
gevolgen van deze chemische aanvallen. Af en toe vuurt de generaal ook
dodelijke stralen af op de aanvallers. Dat is iets waar de terroristen veel
hinder van ondervinden. Maar ze slagen er na enige tijd toch weer in zich te
herstellen en zetten hun aanvallen op ander terrein verder. Zelfs de generaal
ziet in dat het een verloren strijd is. Toch geven we niet op. We zullen samen de
indringers bestrijden tot onze laatste snik. Een gemakkelijke overwinning
gunnen we hen niet, oh neen.
Geen nieuws, goed
nieuws. Zo luidt het gezegde en zo is het ook. De toestand blijft ongewijzigd.
De tumorcellen in mijn schedelbeenderen blijven hun best doen en woekeren dat
het een lieve lust is. Ze zijn vooral actief aan de linkerkant. Daar heb ik een
paar builen die behoorlijk pijnlijk zijn. Dat ze daar maar blijven en niet
onder de haargrens uitkomen, denk ik vaak. Stel je voor dat ik met zon builen op
mijn voorhoofd of elders in het aangezicht moet rondlopen. Dat zou geen zicht
zijn! Het was wel een hele opluchting via
de scans te vernemen dat de kanker voorlopig in het bot blijft zitten en nog
niet de hersenen zelf aantast. Door die hoofdpijnen was ik er toch niet zo
gerust meer in. Maar zie, de goden zijn met mij! Ik ben al bij al toch een echt
zondagskind. Als je bedenkt hoe lang ik het al volhou sinds die kanker in mijn
lijf kroop. Er zijn talloze lotgenoten die al veel eerder hun gevecht tegen
kanker moesten opgeven.
Ander nieuws. Een
tijdje terug kreeg ik bericht vanuit de familie dat er een kindje is geboren
dat zwaar gehandicapt ter wereld kwam. Dat is pas iets waarvan je hart stil
gaat staan. Als moeder sta je machteloos. De dokters vinden niet wat de oorzaak
is en kunnen dus ook geen gepaste therapie voorschrijven. Wat doe je dan? Zoiets moet verschrikkelijk zijn om te
verwerken. Het ganse gezin, ouders, andere kinderen, grootouders, iedereen
wordt erdoor getroffen. Hun leven wordt kompleet overhoop gegooid en de
toekomst ziet er alles behalve rooskleurig uit.
Dan kan ik niet
anders dan mezelf heel gelukkig prijzen dat ik twee gezonde kinderen heb.
En die ouders en het ganse gezin bewonderen om hun eindeloze inzet voor
dat kleine wezentje, hun niet aflatende hoop op beterschap, de kracht waarmee
ze blijven zoeken naar oplossingen, en het feit dat ze ondanks alles een
glimlach kunnen bewaren voor anderen. Daar doe ik mijn hoed voor af!
De laatste weken
kreeg ik steeds meer pijnlijke bultjes op mijn hoofd. Daardoor weet ik dat de
kanker zijn vernielend werk weer een tandje hoger heeft gezet. Ik heb een
lichte hoofdpijn vlak onder het schedeldak, vooral aan de linkerkant. De
tumormerker klimt eveneens gestaag de hoogte in. De oncologe overweegt dus om
van chemo te veranderen, aangezien de kanker niet gevoelig blijkt voor het
product.
Maar eerst moeten
een paar scans worden genomen. Eentje van de schedel, om te zien of de hersenen
niet zijn aangetast en eentje van de thorax en de bovenbuik om te zien of alles
in orde is met de longen en de lever. De beide scans zijn op donderdag genomen.
Eerst had ik donderdag een afspraak voor de schedel en volgende maandag voor de
thorax. Donderdag was er echter een heel vriendelijke verpleegkundige van
dienst op radiologie. Ik heb al mijn charmes in de strijd geworpen om te
bekomen dat de beide scans toch op dezelfde donderdag zouden kunnen genomen
worden. Dat zou me een extra rit naar Hasselt kunnen besparen. Na enig
weerwerk stemde hij er in toe om de dokter erover aan te spreken. En, het
mocht! Zo was ik ineens van twee onderzoeken verlost. Bedankt lieve
verpleegkundige en welwillende dokter!
De oncologe die de
resultaten van de scans met mij zou bespreken, komt echter pas op woensdag naar
het ziekenhuis in Hasselt. Ze werkt namelijk ook in een ander ziekenhuis.
Wachten op resultaten tot volgende woensdag wanneer ik terug een afspraak heb
met haar, dat is (voor mij althans) een zware opdracht. Geduld is me jammer
genoeg niet met de moedermelk meegegeven.
Dus heb ik vrijdag
een aantal telefoontjes gedaan. Het was superdruk in het ziekenhuis.
Verscheidene artsen zijn immers met verlof, maar het aantal patiënten mindert
daarom niet. De aanwezige artsen zitten dus tot over hun oren in het werk. Toch
heb ik er eentje gevonden die zo vriendelijk was om te beloven dat ze me zou bellen wanneer ze klaar was met haar raadplegingen. En ze heeft woord gehouden.
Zodoende weet ik nu dat er geen uitzaaiingen zijn in de hersenen. Wel is er
toegenomen activiteit in het schedelbeen. Ook de longen en de lever zijn in
ongewijzigde staat vertelde ze. Ik heb dat dan allemaal maar opgenomen als
goed nieuws.
Zo kunnen we de
verjaardag van mijn moeder en mijn dochter vandaag met een blij hartje vieren.
Hip, hip, hoeraaaa!
Laatst vond ik in een boekje enkele mooie gezegdes over
vriendschap en zo.
Ik wil jullie graag laten delen in die mooie woorden. Het eerste gaat over luisteren, iets wat ik nog steeds aan het
leren ben:
De
meest fundamentele en krachtige manier om een band te sluiten met een ander
persoon is door te luisteren. Gewoon luisteren. Misschien is onze aandacht wel
het belangrijkste dat wij elkaar kunnen geven
Een
liefdevolle stilte heeft vaak veel meer helende en opbouwende kracht dan de
best bedoelde woorden.
Rachel Naomi Remen
Heel belangrijk is ook jezelf graag zien:
Vriendschap
met jezelf is heel belangrijk, want zonder deze vriendschap kun je ook geen
vriendschap sluiten met anderen.
Eleanor Rooselvelt
Een waarheid die niet te ontkennen valt:
Waar
anders leven we voor, dan om elkaar het leven minder moeilijk te maken?
George Eliot
Vriendschap
is net als filosofie en kunst niet noodzakelijk
Het
is van generlei waarde om te overleven;
het
is eerder iets dat het overleven gemakkelijker maakt.
C.S. Lewis
Dit gezegde geldt vooral voor mezelf. Ik kan er echt van
genieten om eens zot te doen!
Een
van de voordelen van oude vrienden is dat we bij hen eens dwaas kunnen doen
Jullie hebben lang
moeten wachten op wat nieuws. Het spijt me. Gauw even bijwerken.
De twee zakjes bloed
die ik op donderdag 7 juli kreeg toegediend hebben niet veel effect gehad.
Misschien wel op mijn bloedwaarden (dat zullen we bij het volgende
ziekenhuisbezoek weten), maar niet op mijn gevoel. Ik blijf me even moe en
uitgeput voelen. Ik doe dan ook veel dutjes overdag. Wanneer ik zo van die
slappe dagen heb krijg ik gauw het gevoel dat ik volkomen nutteloos ben.
Intussen heb ik het
stadium bereikt dat mijn morfinepleister in zon kleine stukjes wordt verknipt,
dat het moeilijk wordt om ze vast te plakken. Zaterdag ben ik ermee gestopt. Zoals
ik al eerder vertelde ga ik er van uit dat ik, nu de pijn minder is, ook de
morfine moest afbouwen. Wie weet heb ik hem later nog veel harder nodig. Als ze
later om een of andere reden de dosis fel moeten opdrijven ben ik bang dat ik
helemaal suf ga worden en dat wil ik alleszins voorkomen.
Dat afkicken, hoe
geleidelijk je het ook doet, vraagt enorm veel doorzettingsvermogen. Het heeft
niets te maken met de wil om af te kicken, het is je lichaam dat zo snakt naar
die drug. Het veroorzaakt lichamelijke en geestelijke vermoeidheid,
lusteloosheid en neerslachtigheid. Vaak heb ik ijskoude handen en voeten, die
met niets zijn op te warmen. Het enige dat helpt is in de badkamer met de
voeten in de bidet vol heet water gaan zitten en er steeds warmer water bijdoen
tot die verkleumde voeten eindelijk op temperatuur komen. Daarna wollen sokken
aantrekken en onder een warme fleece kruipen. Soms krijg ik een soort
trillingen in de borstkas en dan denk ik dat er iets mis is met mijn hart. Het
ergste is die niet te beschrijven vermoeidheid. Soms jeukt mijn haar en kan ik
de fut niet opbrengen om mijn arm te heffen om te krabben. Eigenlijk breng ik
het grootste gedeelte van de dag in de zetel door. Dan heb ik het gevoel dat ik
het leven misloop en begin ik me af te vragen of het allemaal nog wel de moeite
loont. Dat neerslachtige gevoel wordt waarschijnlijk ook veroorzaakt door het gebrek
aan morfine.
Sinds enkele dagen
pas zijn de afkickverschijnselen, behalve de vermoeidheid, grotendeels
verdwenen. Toppunt is dat ik sinds een week terug pijn heb. Haast onhoudbare
pijn in de bovenrug. Verdorie toch! Zo kruipen de dagen voorbij en ik blijf me
ellendig voelen. Wanneer zal ik me terug wat normaler gaan voelen? Ik word er
haast wanhopig van. Onlangs sprak ik toevallig mijn schoonbroer radioloog aan
over die vervelende afkickverschijnselen en de terugkerende pijn. Hij vertelde
dat het eigenlijk niet nodig was om die kleine dosis morfine te stoppen. Het
lichaam went aan morfine, vertelde hij, in die zin dat de slaperigheid die zich
in het begin voordoet niet van blijvende aard is. Als ik pijn heb of wanneer ik
blijvende last ondervind van dat afkicken, dan moest ik volgens hem terug een
morfinepleister kleven. Dat kon geen kwaad voor later verzekerde hij mij. Je
moest eens weten welke dosissen morfine sommige patiënten krijgen toegediend,
en die zijn net zo helder van geest als jij en ik zei hij.
Diezelfde avond heb
ik opnieuw een kwartje morfinepleister gekleefd. De volgende dag was mijn
rugpijn stukken beter en had ik terug wat energie! En zeggen dat ik nu al
zoveel weken heb afgezien voor niets!
Ik blijf erbij dat
artsen veel meer uitleg moeten geven bij behandelingen en bij de geneesmiddelen
die ze toedienen. Uitleg over het effect, de noodzaak, de bijwerkingen, wat er
gebeurt als je ermee stopt, wat het voordeel is om ermee verder te doen, en nog
veel meer! Ik heb het zowel met de huisarts als met de oncoloog gehad over mijn
drijfveren om met de morfine te stoppen. Geen van beide heeft me verteld wat
mijn schoonbroer me vertelde. Anders was ik nooit door die hel van dat afkicken
gegaan.
Communicatie, of het
gebrek daaraan, is en blijft een groot en belangrijk probleem in de relatie
arts-patiënt!
Om acht uur s
morgens moest ik me aanmelden in het ziekenhuis dichter bij huis voor mijn
bloedaanvoer. Een vriendelijke verpleegkundige bracht me meteen naar een kamer
met drie bedden. Ik kreeg het bed bij de
deur, weg van het raam. Wat later kwam een vrouw binnen die in het
tegenoverstaande mocht plaatsnemen. Ze had gezelschap mee en babbelde opgewekt
met haar bezoekers. Tenslotte kwam een oudere vrouw binnen die erg moeilijk te
been was en zwaar hijgde en hoestte. Zij kreeg het bed aan het raam bij de
televisie. Ik weet niet wat er scheelde maar die vrouw kreeg regelmatig een
zware hoestaanval waarbij je de fluimen op en neer hoorde reutelen in haar
borstkas. Haar man vertrok kort nadat hij haar in bed had gestopt en de vrouw
viel prompt luid snurkend in slaap.
Een uurtje later
kwam de verpleegkundige me aanprikken. Ze deed erg twijfelachtig over mijn
bloedgroepkaart. Nochtans werd die uitgevaardigd door een erkend labo in
Herentals. Ze vroeg of die kaart uitgevaardigd was door dit ziekenhuis? Neen
dus. Dan zullen we die bloedgroep opnieuw moeten bepalen, zei ze. Hoezo?
Verandert de bloedgroep naargelang het ziekenhuis waar je behandeld wordt?
Waartoe dient de bloedgroepkaart dan? Waarom vragen ze nadrukkelijk om die
bloedgroepkaart niet vergeten mee te brengen? Is de nieuwe bloedgroepbepaling
gewoon een middel om extra onderzoekskosten aan te rekenen? Dit was alvast geen
goed begin.
Om twintig over
negen was de bloedafname achter de rug. Het wachten ging verder.
Kort daarna kwam er
een volledig in het zwart geklede vrouw de kamer binnenwandelen. Ze was meer
dan mollig en ze had onverzorgd lang, slordig en vettig haar dat klitterig rond
haar gezicht slingerde. Ik ging er van uit dat ze op bezoek kwam bij een van
mijn twee kamergenotes. Toen ze de gordijnen rond mijn bed begon dicht te
trekken besefte ik tot mijn schrik dat zij de oncologe moest zijn. Ze schoof de
stoel dichterbij en stelde zich voor. Ze gaf me een slap handje dat ze
onmiddellijk terugtrok voor ik haar groet kon beantwoorden. Een onmiskenbare
zweetgeur drong mijn neus binnen. Ik deed moeite om mijn afkeer te verbergen.
Vriendelijk was deze dokter wel, en waarschijnlijk was ze ook deskundig genoeg,
maar moet een arts niet een toonbeeld van hygiëne zijn? Dat haar haar vandaag
nog geen kam had gezien was overduidelijk, laat staan dat ze het onlangs nog
gewassen had.
De verpleegkundigen waren
zeer vriendelijk en kwamen af en toe vragen of ik iets nodig had. De hoofdverpleegkundige
kwam uitleg geven over wat er nog zou volgen. Maar toch duurde de wachttijd
enorm lang. Er was een televisie in de kamer, maar die was zodanig opgehangen
dat alleen dat ene bed bij het raam ernaar kon kijken. Er was geen radio en ook
geen tafeltje om iets op te zetten. Dus hield ik mijn drankje de ganse
voormiddag in de hand. Ik heb wat papier gevraagd en ben wat beginnen
schrijven, met mijn leesboek als tafeltje.
Rond het middaguur
kregen we een kommetje megazoute soep en enkele boterhammetjes met gerookt paardenvlees.
Waarom ze in ziekenhuizen steeds zon zoute soep opdienen blijft me een
raadsel.
Om half één kwam de
verpleegkundige mijn bloeddruk en hartslag meten. Ze vertelde opgewekt dat de
bloedeenheden al waren toegekomen. Oef! We konden eindelijk beginnen. Twee
uur en een half per zakje. Rond half zes was ik eindelijk klaar.
Amaai, wat een
ellenlange oersaaie dag in het ziekenhuis.
Vandaag,
woensdagmiddag, vertrekt onze dochter op reis. Ik zou haar na de middag tot
Leuven brengen en vandaar zou ze de trein naar de luchthaven nemen. Ze gaat voor 23 dagen op reis, samen met een vriendin, voor een avontuurlijke tocht met
de rugzak door Costa Rica en Nicaragua.
Het zal raar doen
haar zo lang te missen en ik hoop maar dat alles vlot zal verlopen in Hasselt
zodat ik tijdig terug zal zijn. Normaal gezien zou het moeten lukken.
Doktersafspraak om kwart voor één, daarna nog even wachten op de nieuwe dosis
Xeloda uit de apotheek en tot slot nog een klein uurtje taxi naar huis.
Helaas! Het begon al
met het verlate doktersbezoek. Natuurlijk was ik daarmee mijn afspraak met de
taxi mislopen en moest er een nieuwe wagen worden gestuurd, waarop ik ruim een
half uur moest wachten.
Ik schrok me een
hoedje toen de dokteres me na enig opzoekwerk op haar computer meedeelde dat
mijn bloedwaarden te laag stonden en dat ik dringend twee eenheden bloed nodig
had. Ze zou ze meteen bestellen. Oh neen, niet vandaag, zei ik lichtjes in
paniek. Twee eenheden bloed laten inlopen (minstens vier uur), en dan nog eerst
het resultaat van de kruisproef afwachten (nog eens minstens een uur). Zo zou ik
nooit op tijd terug thuis zijn om de dochter weg te brengen. Aangezien het
dagziekenhuis sluit rond vijf uur zou ik zelfs nog moeten overnachten. dat was onmogelijk. Ik moest
absoluut nog mijn dochter zien voor ze vertrok. Ik had nog geen afscheid kunnen
nemen en ik zou haar bijna een maand lang niet meer zien!
Dat kan ik absoluut
niet maken vandaag, zei ik tegen de arts. Het zal wel moeten, zei de
dokteres onverstoorbaar. Neen, vandaag niet zei ik vastberaden. Uiteindelijk
zwichtte ze voor mijn argumenten. We kwamen tot een akkoord dat ik de volgende
dag in het ziekenhuis van Tienen de bloedtransfusie zou kunnen krijgen. Dat was
dichter bij huis en zo kon ik de lange autorit heen en weer naar Hasselt
vermijden. De arts bracht de nodige dokumenten in orde en ik kon vertrekken.
Na het laatste
ziekenhuisbezoek in Hasselt kreeg ik op het secretariaat een afspraak voor over
drie weken bij mijn vaste oncologe. De afspraak werd gepland voor de eerste
woensdag van juli. Kort daarop bleek echter dat de oncologe vergeten was haar
vakantieplanning mede te delen aan het secretariaat. Ze zou de eerste week van
juli met vakantie gaan. Er werd voor mij een nieuwe afspraak geregeld op de
eerste dinsdag bij een andere dokter. Eigenlijk was ik blij dat ik nog eens bij
die andere arts terecht kon. Hij is immers een van de verantwoordelijken op de
dienst oncologie en ik wou van de gelegenheid gebruik maken om hem aan te
spreken over die botwoekeringen aan de linker zijkant van mijn schedel. Ik
belde de taxi om een nieuwe afspraak te maken.
Op maandag 4 juli
kreeg ik telefoon van het ziekenhuis dat de hoofdarts zich ziek gemeld had voor
de volgende dag. Ik kreeg een derde afspraakdatum, opnieuw op woensdag maar bij
nog een andere arts. Ik belde meteen naar de taxidienst om de afspraak te
wijzigen. Gelukkig dat die mensen zo aanpasbaar zijn! Om 10u45 is de taxi me
komen ophalen zodat ik tegen kwart voor twaalf op de dagzaal was. Het doktersbezoek
zou om kwart voor één doorgaan.
Het was rustig op
het dagziekenhuis. Ik werd begroet door drie nieuwe gezichten. Ze vertelden dat
zij de vlinders waren, de mobiele ploeg die werd ingeschakeld als de andere
verpleegkundigen er om een of andere redenen niet konden zijn. Tijdens de
vakantie deed die situatie zich geregeld voor.
De vlinders waren
even vriendelijk, voorkomend en handig als de vaste ploegleden. Ze hebben in
Hasselt blijkbaar een goede selectieprocedure?
De tijd vloog
voorbij en om twintig voor één zat ik klaar in de wachtzaal voor de deur van
het dokterslokaal. Omstreeks vijf voor één kwam de arts naar buiten, keek me
even aan in het voorbijgaan en verdween in de lange gang. Even later ging ze terug
haar lokaal binnen. Ze gaf geen teken van herkenning. Een voorbijkomende
verpleegkundige vroeg zich af wat ik daar nog steeds zat te doen. Ze gaf me de
raad even aan te kloppen bij de dokter. Toen de dokter verscheen vroeg ik haar
of ze me toch niet vergeten was. Ze vroeg mijn naam en zei meteen dat ik niet
op haar lijst stond. Ik verzekerde haar van wel, maar ze scheen me niet te
geloven en ging alles eerst navragen op het secretariaat. Wat een raar geval.
Ik zat daar toch niet voor mijn plezier?
Toen ze terugkwam
nam ze mijn dossier mee om dat even door te nemen voor ze me binnen liet. Om
twintig over één kon ik eindelijk bij de dokter. Natuurlijk stond ik wel op
haar lijst, maar ze had er niet naar gekeken en was dus niet op de hoogte van
de laatste wijzigingen. Ook wat last van vakantiestress misschien?
Onze zoon (intussen 3e jaar
unief) heeft vandaag examen godsdienst. Geloven of niet geloven? Onze zoon
heeft er zo zijn eigen mening over. Benieuwd hoe het examen gaat aflopen. Terwijl
hij naar Leuven is zit ik te mijmeren bij een kopje koffie en ik denk terug aan
vroeger toen hij nog in de basisschool zat en die geloofskwestie ook aan de
orde kwam.
Hij zat in het eerste leerjaar. Het liep
tegen Sinterklaas toen de zoon thuiskwam met de melding dat een jongen in zijn
klas beweerde dat de Sint niet bestond. Ik mompelde zoiets van wat bazelt die
jongen nu en de zoon was gerustgesteld. Vooral omdat zijn geloof in de Sint
onaantastbaar was. Een kort berichtje aan de juf maakte dat de bewuste jongen
verder zijn mond dicht hield over de Sint en het dispuut koelde zonder blazen.
Het jaar daarop kwam de zoon thuis met
opnieuw een melding van dezelfde jongen. Mama, nu zegt hij dat de mamas en de
papas s nachts de kadootjes gaan kopen! . Ik schrok en hield even mijn mond. Maar mama, dat kan toch niet he? Die
domme jongen! Die weet niet eens dat de winkels s nachts gesloten zijn, zei
ons manneke misprijzend. Ik kon niet anders dan opgelucht ademhalen. Onze zoon bleef rotsvast in de Sint
geloven.
In het derde leerjaar werd er weer
gepraat over het bestaan van de Sint. Nu zeggen ze terug dat de Sint niet
bestaat zei de zoon verbolgen. Maar ik zal bewijzen dat de Sint wel bestaat! zei hij vastbesloten. Ik wachtte het vervolg af. Ik ga een brief schrijven naar de
Sint en die steek in zelf in de bus. Dan kunnen mama en papa niet weten wat ik
aan de Sint gevraagd heb en je zal zien dat de Sint toch mijn kadootjes
brengt, zei de grote fan van Sinterklaas. Dan zullen ze wel moeten geloven
dat de Sint bestaat, zei onze slimmerik. Oei, dat ging de verkeerde kant
uit!Hoe zouden we dat kunnen oplossen?
Sinterklaas was nog wel een paar weekjes veraf, maar ik maakte me toch zorgen.
Ik deed mijn uiterste best, maar zelfs met de meest sluwe vragen kon ik niets
loskrijgen over onze zoon zijn wensen. Dat jaar bracht de Sint enkele pakjes,
met de schrik in het hart. Gelukkig was ons altijd tevreden manneke zo blij met
zijn geschenkjes dat hij het hele gedoe met de brief prompt vergat. Na
Sinterklaas werd er op school blijkbaar enkel gepraat over de kadootjes en niet
meer over wie ze gebracht had. Dat was op het nippertje, met de hakken over de
sloot. Hoe zou het volgend jaar verlopen vroeg ik me af.
Het vierde leerjaar kwam eraan en zoals
verwacht kwam het thema opnieuw aan de orde. De zoon was intussen wat wijzer
geworden, ofwel hield hij ons voor de gek opdat de kadootjes zouden blijven
komen? We zullen het nooit weten. Toen de Sintperiode er aan kwam deed de
wijze jongen ons het volgende verhaal. Mams, we hebben het op school gehad
over geloven zei hij. Ach zo zei ik afwachtend. Welja, er waren er weer die zegden dat
zij niet in de Sint geloofden. Aha?. Nu zou het komen, dacht ik. Nu
is het sprookje uit. Hij gelooft niet meer in de Sint. Maar onze zoon liet zich niet zo gemakkelijk van de wijs brengen. Ik heb hen gezegd: Sommigen mensen
geloven in God, anderen niet. Jullie geloven misschien in God, en niet in de
Sint. Maar ik geloof niet in God, en wél in de Sint!En toen zwegen ze allemaal, zei hij.
Wat een smerig
goedje is die morfine toch! Als je echt kapot gaat van de pijn is morfine
inderdaad een reddende engel. Vorig najaar in het ziekenhuis was ik dolgelukkig
dat ik eindelijk iets kreeg om de pijn te verlichten. Maar nu mijn pijn
verminderd is, geraak ik van die verdomde plakkers niet meer af. Niemand heeft
me ooit verteld dat het zo moeilijk zou zijn om zonder morfine verder te gaan.
Niemand heeft me verteld op welke manier ik eventueel van die morfine kon
afkicken. Ik denk dat de artsen er gewoon van uitgaan dat, wanneer een kankerpatiënt
met morfine begint, dat die daar dan niet meer zal mee stoppen.
Ik raad iedereen aan
tweemaal na te denken vooraleer met morfine te beginnen.
Eigenlijk zouden de
artsen je moeten wijzen op het feit dat je lichaam zo makkelijk verslaafd wordt
aan morfine. Als patiënt sta je daar onvoldoende bij stil. De artsen zouden morfine
niet voor altijd mogen voorschrijven en ze zouden de patiënt van dichterbij
moeten opvolgen en de dosis verlagen zodra dat kan.
Bovendien zouden ze
zeer nadrukkelijk moeten wijzen op de moeilijkheden die het afkicken van zon
verslaving met zich meebrengt! Moeilijkheden voor het lichaam, moeilijkheden
voor de geest. Had ik het zelf geweten, dan had ik zeker al veel vroeger
geprobeerd om met die morfinepleisters te stoppen, of minstens de dosis te
minderen. Maar het kleven van zon pleister wordt haast een gewoonte zoals
dagelijks je tanden poetsen en dan ben je natuurlijk verslaafd voor je het zelf
beseft. Ik was verbijsterd om vast te stellen wat zon verslaving inhoudt. Het
lijkt wel of de morfine al die tijd de leiding heeft overgenomen. Van zodra ik
ermee gestopt was verloor ik controle over lichaam en geest. Mijn hoofd tolde,
ik was verschrikkelijk mistroostig en terzelfdertijd opgejaagd, weende de halve
dag, had nare dromen, kon haast niet meer slapen. Mijn lichaam trilde en rilde.
Het leek of het elk moment kon instorten. Ik was zo zwak en zo slap dat ik op
handen en voeten de trap op kroop. Kortom, ik voelde me rotslecht, op alle
gebied.
Het enige positieve
was (en we moeten toch steeds the bright sight of life bekijken he? J), dat mijn stoelgang probleemloos verliep sinds ik
stopte met morfine. Zálig gewoon! Dat was maanden geleden.
Ondanks dat
positieve puntje, hoe belangrijk ook, neem ik me voor mijn morfineverslaving zo
haast mogelijk ongedaan te maken. Als ik daarvoor opnieuw moet gaan kleven, dan
is dat zo. Wel begin ik met een halve pleister omdat ik er van uitga dat mijn
lichaam na die tien dagen zonder morfine toch met een lagere dosis zou moeten
verder kunnen. De pleister van deze vrijdag blijft er alvast vier dagen op in
plaats van drie, en de volgende pleister zal vijf dagen blijven kleven. Als
alles goed blijft gaan, met andere woorden als de pijn weg blijft en ik niet ga
flippen, kunnen we de dosis binnenkort verminderen door nog een stukje van de
pleister weg te knippen. Zo zullen we langzaam afbouwen tot ik uiteindelijk
verder kan zonder morfinepleisters! We
gaan ons best doen.
Natuurlijk ken ik
niets van afkickverschijnselen. Ik weet enkel wat ik er in boekjes links en
rechts over gelezen heb en dat is niet zo veel. Ik moest terugdenken aan de
uitzending over Kim Kay in Koppen XL en haar strijd tegen de morfineverslaving
die ze overhield aan haar kanker.
Opeens kon ik veel
beter begrijpen wat dat meisje aan de hand had. Je kan zon
afkickverschijnselen niet altijd goed verwoorden, maar het moet ronduit
verschrikkelijk zijn. Gelukkig gaat het bij mij niet om zon zware verslaving.
Ik weet natuurlijk niet welke dosissen Kim gewend was. Maar ik kan me nu veel
beter indenken wat verslaafde mensen moeten doormaken. Loskomen van een verslaving
heeft natuurlijk te maken met wilskracht, maar als je lichaam én je geest (want
ook je gemoed heeft fel te lijden) zo fel reageren op het onthouden van de
morfine, dan moet je al een hele held zijn om die strijd zomaar vol te houden!
Geen enkele niet-verslaafde zou ooit mogen oordelen over iemand die het
afkicken niet kan volhouden. Het is een onbeschrijflijke, ontzettend moeilijke
strijd. We kunnen enkel onze bewondering uitspreken over de mensen die er wél
in slagen hun verslaving te overwinnen.
Opgevoed als ik ben
tot flink zijn, doorzetten, niet opgeven, volhouden, was ik ondanks alle
miserie van zin om niet meer met de pleisters te herbeginnen, ook al had de
oncologe me bezworen dat wel te doen. Waarom blijf je niet gewoon verder
gebruiken, vroeg ze me toen ik over mijn klachten vertelde. Omdat ik weiger
verslaafd te zijn, antwoordde ik bijna verbolgen. Ze raadde me aan om in dat
geval opnieuw de volledige dosis te plakken en dan week na week stilaan af te
bouwen. Heel langzaamaan, zodat het lichaam terug kon wennen aan het leven
zonder morfine. Zou het toch niet lukken zonder
herplakken, vroeg ik me stilletjes af? Ik ben nu al een hele
week aan t afzien. Wanneer ik nu herbegin, dan is alle moeite voor niets geweest.
Maar het beterde
niet. Ik voelde me hoe langer hoe slapper, kon moeilijk op mijn benen staan,
voelde me mistroostig, de nachtmerries bleven aanhouden, ik kon s nachts niet
slapen en viel bijgevolg overdag geregeld in slaap. Eten maken was de grootste
klus van de dag. Mezelf naar de keuken slepen, de groenten uit de benedenlade
van de koelkast halen, neerzijgen aan tafel en op adem komen. De uien
fijnsnijden en een kwartiertje gaan liggen. Daarna de worteltjes schrapen en
weer rusten. Onvoorstelbaar en voor vele lezers onbegrijpelijk, kan ik me
indenken. Maar toch is het zo. Het voelde aan alsof mijn lichaam elk ogenblik
zou stoppen met me te gehoorzamen. Soms was het alsof mijn geest het zou
begeven. En ik werd bang. Bang voor wat er nog zou kunnen gebeuren. Bang dat
het verkeerd zou aflopen.
Vrijdag voelde ik me
zo ellendig dat ik de huisarts belde om advies. Ook zij raadde me aan opnieuw
pleisters te kleven en zeer langzaamaan af te bouwen. Ondanks mijn weerstand
tegen het hergebruik van de morfine, moest ik toegeven dat er geen andere
uitweg was. Vooral omdat de dokter me niet kon verzekeren dat het afkicken zonder langzaam afbouwen zou lukken.
Vrijdagmorgen, na de
telefoon met de huisarts, heb dan ten einde raad, terug een morfinepleister gekleefd. De
volgende morgen voelde ik me meteen een ander mens. Nog niet helemaal zoals het
hoorde, maar toch stukken beter dan de vorige dagen.
Vandaag ga ik
achterwaarts het ziekenhuis binnen. Ik heb er ab-so-luut geen zin in. Zeker niet
als ik denk aan de vorige keer, toen ik zo misselijk was.
Het is al 15u30 wanneer ik aankom. Op het secretariaat staat er niemand meer aan te schuiven voor de inschrijvingen. Het is meteen mijn beurt. Op zaal 3, waar ik vandaag heen gestuurd word met mijn steeds maar dikker wordend dossier, zijn er amper drie stoelen bezet. Ik geef mijn dossier aan de verpleegkundige die me met een brede glimlach verwelkomt. Meteen daarna word ik aangeprikt door een jong meisje in opleiding. Ze loopt haar laatste dag stage, vertelt ze. Nochtans handelt ze de hele procedure vlotjes af, alsof ze nooit anders heeft gedaan. Ze is vriendelijk en praat honderduit, zodanig dat ik de venijnige prik amper gewaar word. Om 16uur ben ik met alles klaar. Bloedstalen genomen, de Zometa ingelopen, de katheter gespoeld en de naald eruit.Nu wordt het
wachten. Mijn afspraak bij de dokter is pas om 17u gepland. Ik ben de laatste
patiënt op zaal 3 en men vraagt me te verhuizen, zodat ze de zaal kunnen
opruimen en afsluiten.
In de wachtruimte
voor het dokterslokaal zitten nog meer mensen. De dokter heeft
blijkbaar wat vertraging opgelopen. Ik verveel me en toch heb ik geen zin om te
lezen in de boekjes die daar ter beschikking liggen, en zelfs niet om een
sudoku op te lossen. De televisie kan me evenmin boeien. Bah, wat een rotdag.
Komaan Karlijn,
herpak je een beetje, probeer ik mezelf wat op te peppen. Uiteindelijk besluit
ik wat te gaan schrijven. Op het secretariaat ga ik een blaadje papier vragen
en ik begin met dit stukje te schrijven. Zo gaat de tijd toch wat sneller
voorbij. De laatste patiënt voor mij wordt pas om twintig over vijf bij de
dokter geroepen. Na het doktersbezoek moet ik nog terug naar de zaal om te
wachten op de voorgeschreven medicatie en dan pas kan ik de taxi bellen die een
half uur nodig heeft om tot Hasselt te rijden. Pfff, het zal laat worden
vandaag eer ik terug thuis geraak.
De zondag van
Vaderdag was ik heel erg moe en slapjes,
maar ik dacht dat het te wijten was aan de voorbereiding van het feestje.
Bovendien had ik de nacht tevoren niet zo goed geslapen.
Kort nadat het
bezoek in de late namiddag naar huis was vertrokken ben ik meteen in de zetel
in slaap gevallen. Nochtans voelde ik me na dat verlate middagdutje slechter
dan tevoren. Teveel hooi op uw vork genomen, zei mijn wijze moeder ietwat
verwijtend. Het zou na een goede nachtrust wel beter gaan, dacht ik.
De volgende dag, op
Pinkstermaandag voelde ik me gewoon rotslecht. Ik had opnieuw weinig geslapen,
veel gewroet, slecht gedroomd, en ik had het ijskoud. Mijn handen en voeten
voelden aan als ijsklompen en ik rilde aanhoudend. Het leek wel of mijn
bloedsomloop was stilgevallen en ik nooit meer warm zou krijgen. Mijn hele
lichaam deed pijn en ik was zo slap dat ik dacht dat ik door mijn benen zou
zakken.
Tegen de middag
werden we verwacht op het verjaardagsfeestje van mijn petekind en ik deed er
alles aan om weer in vorm te geraken. Uiteindelijk ging ik, gekleed in een
warme jogging en dikke pullovers, met mijn voeten in een warmwaterbad zitten in
de hoop ietwat te ontdooien. Na een halfuur, waarbij ik regelmatig warmer water
toevoegde aan het voetbad, moet mijn lichaam het toch op een of andere manier
warm hebben gekregen want, hoewel ik bleef rillen, begon ik terzelfdertijd te
zweten. Mijn hoofd leek te dollen en ik wist niet wat me overkwam. Zo had ik me
nog nooit gevoeld. Het is erg moeilijk om te beschrijven hoe slecht en raar ik
me voelde. Ik begon opeens zomaar te snikken en heb zeker een kwartier
hartverscheurend zitten huilen. Wat was er in godsnaam aan de hand?
Tijdens de vijftig
minuten durende autorit bleef ik maar rillen en zweten, ondanks het feit dat ik
me goed warm had gekleed en nog een extra fleece deken over me heen had. Mijn
man begreep er niets van, want de autocomputer gaf 20° aan. Ik kon mijn ogen
moeilijk open houden, maar dat was waarschijnlijk aan mijn slechte nachtrust te
wijten. Ik heb dan ook bijna de ganse weg geslapen.
Op het feestje was
het wel een raar zicht. Iedereen was op zon zomers gekleed en ik zat daar met
mijn pullovers. Kort na het middageten voelde ik plots een felle vermoeidheid
opkomen en ik ging even in de zetel liggen, waar ik prompt in slaap viel
ondanks het feestlawaai. Na dat dutje ging het even beter.
De volgende dag
voelde ik me zo mogelijk nog slechter. Ik kon alleen maar wenen, voelde me
eindeloos triest. Mijn lichaam trilde van een soort overspanning en tegelijk rilde ik van de kou. Ik begreep niets van die plotse
ommekeer. Vorige week had ik me zo goed gevoeld!
In een poging om aan
mijn man uit te leggen wat er scheelde zei ik het lijkt wel of ik
afkickverschijnselen heb!. Op datzelfde moment drong het tot me door dat het
misschien wel degelijk dat was wat ik aan de hand had! Pas op dat ogenblik kwamen die morfinepleisters in mijn hoofd. Ik was zomaar van de ene
dag op de andere gestopt met de morfinetoediening en daar had mijn lichaam het
duidelijk moeilijk mee. Wat nu gedaan?
Toch maar even
afwachten misschien. Woensdag werd ik in het ziekenhuis verwacht en dan zou ik
de dokter om raad vragen.
De laatste weken
gaat het steeds beter met de pijn. Ik bedoel dus dat ik duidelijk minder pijn
heb. Normaal moet ik de morfinepleister om de drie dagen veranderen. Ik schrijf
op elke nieuwe pleister steeds de datum, zodat ik me niet kan vergissen. Vroeger
moest ik nooit naar de datum kijken. Ik voelde vanzelf wanneer het de derde
dag was. Dan kwam de pijn terug opzetten, zodat ik nooit vergat de pleister te
vervangen. De laatste twee maanden echter gebeurt het steeds vaker dat de
pleister er vier dagen blijft opzitten, zonder dat ik van toegenomen pijn moet
klagen.
Deze week stelde ik
vast dat de pleister er voor de vijfde dag opzat en ik had nog steeds niet de
minste pijn. Ik besloot hem pas de volgende morgen te vervangen nadat ik in bad
was geweest.
Na het bad echter,
was ik een nieuwe pleister allang vergeten. Die vrijdag ging ik met de
vriendinnen op stadsbezoek naar Diest, de dag nadien kwam mijn jongste neefje
logeren, en zondag was het Vaderdag en kwam de ganse familie bij ons voor een
uitgebreid ontbijtbuffet. Zo vlogen de dagen met voldoende afleiding voorbij en
ik dacht gewoon niet meer aan een morfinepleister.
Zalig! Daar was ik
toch weer goed vanaf geraakt.
Een niet
onbelangrijk bijkomend voordeel was dat mijn stoelgangproblemen (te wijten aan
het gebruik van pijnstillers) helemaal van de baan waren. Hoera, driewerf
hoera!
Vandaag is het
zover. Precies een week geleden sinds die grote kotsbeurt. En dus tijd om de
chemo opnieuw op te starten.
Het was niet
gemakkelijk deze morgen. Toen ik de pilletjes zag moest ik mijn afkeer in toom
houden. Gisterenavond heb ik mijn pillendoosje voor de week gevuld. s Morgens vier
pilletjes chemo en nog vier andere geneesmiddelen. s Avonds vier pilletjes
chemo samen met twee andere tabletjes. Dat is mijn dieet voor de volgende
veertien dagen. Dat is, als alles naar wens verloopt. Mocht de misselijkheid
terugkeren dan komt er nog Motilium en Litican bij. Als de darmen het laten
afweten en dat doen ze altijd sinds ik die morfinepleisters gebruik komen er
zakjes Movicolpoeder bij, soms drie of vier per dag. Ik ging vandaag vol goede moed aan de ontbijttafel zitten. Mijn man had een kommetje verse aardbeitjes
klaargezet, voor hij naar zijn werk vertrok. Hij is een echte schat.
Toch had ik het
moeilijk toen ik de verzameling tabletjes en capsules zag liggen. Eerst de
aardbeien opeten, daarna een boterham. Tussenin de pilletjes chemo, om de maag
niet teveel te belasten. Zou ik ze één per één innemen, of ze alle acht in één keer
doorslikken? Ik besloot tot het laatste. Dat ineens doorslikken ging niet
gemakkelijk. Er bleven er nog een paar in mijn mond nazwemmen. Met een tweede
grote slok waren ze allemaal verdwenen. De slokdarm in, recht naar beneden. Elk
pilletje heeft tegenwoordig een coating,
een omhullende film, die maakt dat het ongeschonden doorheen de maag geraakt en
pas in de darm zijn actief bestanddeel vrijgeeft. Dat is goed, want de maag
wordt door al die medicatie wel zwaar op de proef gesteld. Toch had ik het
gevoel dat de pillen bij de maagingang voor een versperring stonden. Het gaf
een raar gevoel. Ik at mijn boterhammetjes zorgvuldig kauwend, met regelmatig
een slok thee om alles door te spoelen. Na een tijdje verdween het zwaar
gevoel.
Deze avond volgt de
tweede chemobeurt. Ik zal flink moeten zijn. Maar binnenkort ben ik het weer
gewoon en gaat alles als vanzelf. Alleen maar hopen dat die nare misselijkheid
weg blijft.
Deze middag kom ik
vrolijk (allee, min of meer vrolijk, want zo leuk is het daar niet) het
ziekenhuis binnen. Mijn afspraak bij de dokter is om kwart over drie, dus moest
ik me pas om 14u15 op het daghospitaal aanmelden. De inschrijving verloopt
vlot. Er is heel weinig volk deze keer. Het verschil met mijn vorige afspraak
is groot. Ook op de dagzaal mag ik meteen binnen. Ik word gewogen, bloeddruk en
pols worden gemeten. Een nieuwe verpleegkundige, ze is stagiaire vertelt ze me,
prikt de catheter aan. Ze doet het vlot, zonder de minste hapering. Vandaag
moet ik geen Zometa krijgen en zodra de bloedstaaltjes genomen zijn haalt de
verpleegster de naald terug uit de catheterpoort. Ik wou haar nog vragen ze te
laten zitten tot ik bij de dokter geweest was, maar ik was te laat.
Dan begint het wachten.
Ik heb nog ruim een uur. Zal ik een sudoku oplossen of zal ik wat lezen? Ik kan
niet beslissen en blijf wat zitten drozen. Omdat ik nog steeds zo moe ben, leg
ik de stoel plat en ga wat liggen slapen. Kort daarna voel ik me niet zo best.
Het lijkt alsof ik ga misselijk worden, en ik vraag me af waarom. De voorbije
twee weken is er niets gebeurd. Ik draai me op de andere zij en probeer nog wat
te rusten, maar de misselijkheid neemt toe. Tegen de tijd dat ik naar de dokter
moet roep ik de verpleegkundige en vraag om een bakje. Opeens ben ik zeker. Er
zit wat klaar dat er absoluut uit wil. Ik spurt naar het toilet en braak mijn
ganse ontbijt de riolering in. Verdorie. Wat is dat nu weer. De dokter komt me
halen en is wat ongerust. Ik ben amper binnen op de raadpleging of ik voel de
tweede dosis aankomen. Nu moet de dokter rennen voor een nierbekken, want in
haar kast ligt er maar ééntje meer. Tegen de tijd dat ze terugkomt is het bakje
bijna aan t overlopen. Waar blijft dat allemaal vandaan komen? Ik heb toch niet
zoveel gegeten?
De dokter laat een bed
klaarmaken voor mij om wat te bekomen. Eer ik op dat bed lig is het alweer
zover. Nu komt de gal. Het eten zal er allemaal uit zijn, denk ik. Ik ben nat in
het zweet en tegelijk ril ik van de kou. Mijn hoofd staat op springen. Wat is
er toch aan de hand? De dokter weet zich ook geen raad. Ze laat de port-a-cath
terug aanprikken en geeft me een infuus met Litican tegen de misselijkheid en
iets tegen de hoofdpijn. Ik ben ronduit uitgeput. De verpleegster brengt me een
deken en een paar handdoeken. En nieuwe kotsbakjes! Dat is nodig wat hetzelfde
scenario blijft zich om het kwartier herhalen. De dokter
overweegt om me te laten opnemen, maar ik heb geen zin in nog eens een
ziekenhuisverblijf. Tussen de kotsbeurten in val ik uitgeput in slaap.
Op de achtergrond hoor
ik een stem die me bekend voorkomt. Het is inmiddels al bijna zes uur en Kathy
van de taxidienst tatert er vrolijk op los. Tot ze mij zit liggen. 'Oei', zegt ze, 'dat is precies niet hetzelfde
Karlijntje als dat wat ik hier deze middag heb afgezet. Kind toch, wat is er
met u aan de hand?' Ik kan niets anders dan
iets mompelen en haar wat schaapachtig aankijken. Verder durf ik mijn mond niet
open te doen uit vrees dat er nog wat mee uitkomt. Maar het tweede infuus met
Litican heeft blijkbaar toch geholpen. Ook mijn hoofdpijn is verdwenen. Alleen
voel ik me heel erg suf. Op de terugweg naar huis heeft Kathy niet veel
gezelschap aan mij. Ik slaap de ganse weg en word pas wakker als ze voor onze
deur halt houdt.
Donderdagmorgen stap ik
vol verwachting het ziekenhuis binnen. Het is er ontzettend druk. De
verpleegkundigen stormen letterlijk de ene zaal in en de andere uit, van patiënt
naar patiënt, gewapend met allerlei darmpjes, leidingen en infuuszakken in de
meest excentrieke kleuren. Toch kan er bij ieder nog een vriendelijke groet af
wanneer ze me herkennen. Er blijkt een overboeking te zijn van 60%. Ze hebben amper
personeel voor drie zalen, terwijl er vier zalen patiënten moeten verzorgd
worden. De minister zou hier dringend moeten ingrijpen en de verpleegkundigen
beter moeten verlonen. Ze doen ontzettend nuttig werk, zetten zich in met hart
en ziel, en worden daar niet echt voor beloond, want ze moeten vaak werken voor
twee.
Wanneer ik bij de
dokter kom bemerk ik ook bij haar voor het eerst dat ze onder druk staat. Ze is
wat ongeduriger en wat kortaf, maar ja, als je 20 patiënten moet zien en je
hebt maar tijd voor 10, dan is elke minuut kostbaar. Geen tijd om eens
rustig te babbelen of om vragen te stellen deze keer. Ik vertel haar dat ik meerdere keren heb moeten overgeven de voorbije weken. Na een kort onderzoek besluit ze dat ik volgens haar opnieuw een slokdarmontsteking heb en dat die eerst moet behandeld worden, tezamen
met mijn blaasontsteking. Ik krijg voorschriften voor twee soorten antibiotica
mee naar huis. Over twee weken moet ik me terug aanmelden en wanneer de
symptomen van misselijkheid en overgeven verdwenen zijn, gaan we verder
met de Xeloda behandeling. De dokter beweert dat Xeloda doorgaans zeer goed
wordt verdragen en ze voegt er ietwat geïrriteerd aan toe: bovendien heb ik
hier geen arsenaal aan chemos meer liggen voor u hoor! We moeten zo lang
mogelijk verder doen met elk product tot het echt niet meer werkt. Anders zijn
onze mogelijkheden meteen uitgeput .
Ik slik even en knik
braafjes. Ok, dat zullen we dan maar doen he.
De laatste dagen bekomt
mijn ontbijt met de grote hoeveelheid pillen erbij, me niet zo. Ik voel me
altijd misselijk en moet wringen om een boterhammetje door mijn keel te
krijgen. Sommige dagen komt het ganse ontbijt samen met de hele pillenwinkel er
gewoon terug uit. Dan vraag ik me af wat
er van de behandeling overblijft? Het lijkt alsof mijn strot zit toegeknepen,
waardoor ik ook moeilijk kan drinken. Enkel Cola verdraag ik redelijk goed. Ik drink Cola van het ontbijt tot het avondeten. De
Colaproducenten zullen er wel bij varen. Wanneer ik op Pasen
zondag opnieuw kotsmisselijk mijn ontbijt terug geef, besluit ik om te stoppen
met de behandeling. Misschien verdraag ik deze chemo niet langer? Ik wil het
graag bespreken met de oncologe maar die is er niet tijdens de paasvakantie.
Wachten dus, tot na paasmaandag.
Aan de telefoon zegt de
dokter me dat het eigenaardig is, dat onregelmatig overgeven. Een dag wel, drie
dagen niet, dan weer terug, dat is atypisch voor een chemo beweert ze. Volgens
haar moet er iets anders aan de hand zijn. Maar ze vindt het goed dat ik de
behandeling heb afgebroken. We zullen bij de volgende raadpleging onderzoeken
wat er aan de hand kan zijn. Intussen heb ik opnieuw
een blaasontsteking. Door de chemos ben ik daar erg gevoelig aan geworden. Normaal
neem ik dagelijks pilletjes om de zuurtegraad in de blaas te regelen om een
ontsteking te voorkomen. Echter, door het overgeven zijn ook die pilletjes mee
in de afvoergoot verdwenen, waardoor ik met een nieuwe ontsteking opgezadeld
zit.
Het wordt dus even op
de tanden bijten tot onze volgende raadpleging op 5 mei.
Twee grote bedenkingen
heb ik in mijn hoofd zitten. de eerste gaat over de noodzaak van aneensluitende
chemobehandelingen. De tweede over de noodzaak van veelvuldige CT-scans.
Sinds september 2009 bestaat mijn
behandeling en ook mijn leven, uit een aaneengesloten rij van chemotherapieën,
met hoogstens enkele weken rust tussenin. Ik vrees dat dit in de toekomst niet
meer gaat veranderen? Gisteren las ik een artikel van een Duitse arts die pleit
tegen die aaneensluitende chemobehandelingen. Hij beweert dat door de
chemococtails weliswaar een groot deel van de kankercellen zal vernietigd
worden, maar dat de meest gevaarlijke kankercellen zich toch kunnen
schuilhouden en zodra de kust veilig is opnieuw zullen opduiken en verder
woekeren. Anderzijds is het onmiskenbaar zo dat de chemo ook de goede cellen in
het lichaam aanvalt en daardoor de toch al verzwakte weerstand nog meer gaat
ondermijnen, waardoor de levenskwaliteit afneemt en de patiënt uiteindelijk
sneller naar de afgang glijdt. Volgens de Duitse artsen die de biotherapie
aanhangen, liggen immers de sterk verzwakte of geblokkeerde afweermechanismen
en de slecht functionerende uitscheidings- en ontgiftingsorganen mede aan de
oorzaak van het niet herstellen van een kankeraanval. Hun behandeling richt
zich dus niet alleen op het bestrijden van de tumor, maar meer nog op het terug
op gang brengen van de gehavende afweermechanismen en uitscheidingsorganen. Daar
kan wel een bron van waarheid inzitten. Ik heb immers vaak moeite met het
behouden van een regelmatige stoelgang. Het zal geen kwaad kunnen om eens werk
van te maken van een gezonde darm. Misschien moet ik
overwegen om de klassieke behandelingen te combineren met de meer biologische
kankertherapie zoals die in de Duitse Hufeland-kliniek in Bad-Mergentheim wordt
toegepast. Daar ben ik nu over aan het denken. Ik ga het daar vast eens over
hebben bij mijn eerstvolgende afspraak met de oncologe. Is het nodig om
onmiddellijk met een nieuwe chemo te starten wanneer de vorige is uitgewerkt of
moet stopgezet worden? Na de vorige chemo (van
aug tot dec 2010) heb ik een aantal weken vrijaf gekregen en daar heb ik
inderdaad enorm van genoten. Ik ben er helemaal van opgefleurd en vond het heel
jammer dat ze daarna onmiddellijk met een nieuwe chemo zijn begonnen, hoewel de
bloedresultaten en tumormerker heel goed scoorden. Voor mij had het niet
gemoeten, ik voelde me zo goed. Maar ja, je weet ook niet wat er intussen
allemaal aan t woekeren is. Je kan jammer genoeg niet in je lichaam kijken.
Daarmee komen we tot een tweede
vraagstelling. Wat met al die scans? Het is een manier om te zien wat zich
binnen in je lichaam afspeelt, maar terzelfdertijd zijn die Röntgenstralen erg
schadelijk, zeker als het lichaam al door kanker is aangetast. RX is
radioactieve straling en dus rechtstreeks kankerverwekkend. Als ik bedenk
hoeveel mammografieën, RX van de longen en CT scans ik de laatste jaren al heb
gekregen, dan is het niet meer te verwonderen dat de kanker blijft woekeren.
Daar stel ik me al langer vragen bij en daarom heb ik de laatste maanden elke
nieuwe CT-scan afgeweerd. Wat voor zin heeft het te weten waar de tumor het
meest woekert? De therapie blijft toch dezelfde.
Ach ja, het blijft maar
zoeken en piekeren en uitproberen. Zowel voor mij als voor de dokters. We hebben immers geen kristallen bol!
Stomverbaasd en
tegelijk heel erg blij was ik met alle reacties die ik kreeg bij het
verschijnen van mijn verhaal in Libelle. Ik had nooit gedacht dat zovele Libelle
lezers door mijn wel en wee geroerd zouden zijn. Nog minder had ik kunnen
vermoeden dat verschillende van die mensen de moeite zouden nemen om me hun
medeleven en beste wensen toe te sturen, door een reactie of berichtje in het
gastenboek van mijn blog.
Hartelijk dank
daarvoor, lieve mensen. Jullie berichtjes, hoe klein ook, geven me veel steun
en moed om verder te gaan. Het gevoel dat ik niet alleen ben. Dat er niet
alleen veel mensen zijn die bezorgd zijn om anderen, maar jammer genoeg ook velen
die in hetzelfde schuitje zitten of iemand in de nabijheid hebben die tegen
kanker moet vechten.
Ik hoop dat jullie
af en toe nog eens zullen binnenwippen op mijn blog. En vooral, voor de
lotgenoten, dat zij wat steun kunnen vinden in wat ik neerpen in mijn ontboezemingen.
Donderdag werd ik
opgebeld door een journaliste van het weekblad Libelle, met de vraag of ik
belangstelling had om mijn verhaal te vertellen voor opname in het rubriekje
met de zelfde naam.
We maakten een
afspraak de maandag daarop. Het hele gesprek heeft ruim twee uur geduurd. Dat komt vooral omdat ik eerst op het verkeerde spoor zat. Door het
jarenlange ziek zijn en zelf opvolgen van mijn dossier, ben ik geneigd alles te
kaderen in een tijdsschema en daarbij veel medische termen te gebruiken. Het
zakelijk houden is ook een soort bescherming. Ik sprak dus in termen van: dat
jaar heb ik een mastectomie gehad, vier jaar later werden beide eierstokken
verwijderd, enzovoorts. Dat maakt een leestekst natuurlijk saai. Maar de
journaliste, die blijkbaar niet aan haar proefstuk toe is, slaagde erin het
gesprek te draaien door telkens te vragen hoe ik me voelde bij elke nieuwe
ontwikkeling in mijn ziekteverhaal. Dat was nieuw voor mij, want het komt
zelden voor dat iemand me vraagt naar mijn
gevoelens bij die gebeurtenissen. In het beste geval wordt er geluisterd
en belangstelling getoond, maar de gevoelsmatige verwerking heb ik altijd
binnenin mezelf gedaan. Het duurde dus even eer ik op het juiste spoor zat,
maar uiteindelijk heb ik zelf veel gehad aan de bevraging. Ze deed me nadenken
en teruggraven naar gevoelens die ik al diep en veilig had opgeborgen.
Enkele dagen later
stuurde ze me het ontwerp van de tekst op. Ik was oprecht verbaasd over de
manier hoe ze mijn verhaal had uitgeschreven. Het doet raar wanneer iemand
anders mijn verhaal vertelt, vanuit een heel ander perspectief dan ik gewoon
ben. Ik vond het alleszins erg boeiend en ik heb er veel uit geleerd. Dank je
wel Sarina!
Vandaag word ik
gewaar dat ik er al tien dagen chemo heb opzitten. Moe, moe en nog eens moe! Samen met die
onbeschrijflijke vermoeidheid komt die lusteloosheid, geen zin om wat dan ook
te doen. Ik vertel ons Bratske dat ik niet genoeg fut heb deze week om mee te
gaan bratsen en dat ik eerder terug in bed zal kruipen. Ze begrijpt het meteen
en moedigt me aan om te rusten.
In de late namiddag
komt er opeens bezoek: Bratske staat daar met een ruikertje lentefrisse tulpen!
Hoe schattig. Het lijkt alsof ze de zon mee in huis heeft gebracht en mijn
somber gemoed klaart meteen op. Ik voel me meteen
een beetje schuldig dat ik me kort daarvoor zo eenzaam voelde, want met zon
supervriendinnen heb ik gewoonweg niet te klagen!
Wanneer er een
verandering in mijn gezondheidstoestand komt, die ik zelf niet zo goed kan
plaatsen, gebeurt het dat ik een vriendin aanschrijf. Schrijven is een
geneesmiddel op zich. Bij mij werkt het
van me afschrijven alleszins. Soms schrijf ik gewoon een tekstje in mijn
dagboek of in mijn blog, maar als ik het echt moeilijk heb dan stuur ik een
mailtje naar een goede vriendin. Een meelevend en begripvol antwoordje kan dan
wonderen doen.
Zo ook liet ik gisteren
weten dat we met een nieuwe chemo zijn gestart. Ik beschreef enkele van de te
verwachten bijwerkingen. Het ergste was nog dat ik door die bijwerkingen
mogelijk niet zou mee kunnen naar het kuuroord. We hadden immers zopas met een
paar vriendinnen afgesproken dat we ons eens heerlijk zouden laten verwennen met een zalige massage in
zon gezondheidscentrum. Jammer, jammer, jammer. Niks aan te doen, maar toch
doodjammer!
Diezelfde avond nog
kreeg ik dit deugddoende antwoordje:
Tja... je had het inderdaad gezegd dat je een nieuwe chemo zag komen. Ik
heb de bladzijden gelezen die je stuurde met de voorschriften om dat
hand-voetsyndroom te voorkomen. Klinkt vrij streng maar anderzijds is het goed
dat dat allemaal geweten is en dat ze zo een praktische tips kunnen geven. Voor verkoeling van de voeten heb ik misschien iets wat het testen waard
is. Het is een gel met menthol van het merk Scholl. Het is bedoeld voor
vermoeide benen en warme voeten. Ik heb zojuist een voetzool ermee ingesmeerd
en vooral het eerste contact met de huid is behoorlijk fris. De menthol geeft
een speciale geur, ik ben geen grote fan, maar toch is het niet onaangenaam.
Maar ik zal je de tube eens tonen.
Het is natuurlijk een tegenvaller dat warme baden niet mogen, maar voor
onze uitstap gaan we een oplossing vinden. We moeten niet per se in het water
dobberen. Moesten we nu af en toe een namiddag uitkiezen voor een koffieklets?
Ijsjes testen? Het moet zelfs niet ver zijn, maar gewoon uitproberen. Alleen gaan kuren zie ik niet zo zitten. Maar op stap gaan dat zullen
we.
Het is weer bedtijd. Ik laat nog van me horen. Ik duim er hard voor dat het starten van de behandeling goed gaat. Niks
forceren he.
Ik voelde me danig
getroost dat ik er op slag terug opgewekt van werd. Voor het grote IJsjes
Testen Plan was ik meteen gewonnen. Ah, wat ben ik toch
een gelukzak met zon lieve vriendinnen. Zon lief steuntje in de rug wens
ik iedere lotgenote toe.
Een verre vriendin aan de lijn. Eerst had ik haar stem
niet herkend, zo lang geleden was het dat ik nog iets van haar had gehoord.
-Hoe gaat het met de gezondheid? vraagt ze.
-Bwa, dat gaat nogal.
-Aha, dat is goed nieuws.
-
-
niet?
-Wel, ja en neen, ze hebben zopas een nieuwe
chemo opgestart en we
-Oh, maar dat is toch goed he? onderbreekt ze
me.
-Hoe bedoel je?
-Awel, dat ze nog steeds iets vinden om je
verder te behandelen
-Ah, ja, dat is natuurlijk wel goed.
-Jaja, zo moet je denken he, Karlijntje!
Meteen werd het
gespreksonderwerp gekeerd naar de kinderen die allen aan de universiteit
studeren. Ook haar kinderen zijn momenteel op wintersport, omdat het
lessenvrije week is na de examens van januari. We hebben het erover dat het
toch wat raar doet als de kinderen in de week op kot zitten, want dat het lege nest
syndroom dan een beetje de kop opsteekt. We spreken over Erasmusuitwisselingen
en vergelijken het studentenleven van nu met dat uit onze tijd.
-En wat doe jij zoal om gezond te blijven? vraagt
ze zonder enige overgang.
-Euh
-Welja, wat doe je zoal van sporten? Fietsen
misschien?
-Neen, fietsen zit er voor mij niet meer in.
-Waarom niet? vraagt ze oprecht verbaasd
-Omdat ik met poreuze botten zit en een paar
botbreuken aan de bekkenbodem. Dan is fietsen een pijnlijke zaak!
-Ah ja, zegt ze ietwat geschrokken. Ze
schijnt zich plots te herinneren dat ik met botuitzaaiingen zit. Meteen voegt
ze er aan toe:
-Weet je, fietsen is toch maar fietsen, he?
Er zijn nog genoeg andere sporten die je kan doen.
-t Is te zeggen tennissen gaat ook niet meer. Dat deed ik nochtans
heel graag. En andere sporten? Er blijft niet veel meer over. In feite gaat
geen enkele sport meer waarbij ik gevaar loop te vallen, want dat geeft
gegarandeerd botbreuken. Ik kan nog altijd aansluiten bij de biljartclub, of
vogelpik gaan spelen
-Aha
Hier wist ze heel eventjes
niet meer wat zeggen.
-Maar ja, weet je, sport is ook niet alles
he? probeert ze.
Dan is
het mijn beurt om te zwijgen.
-Hoe is het met de echtgenoot? draait ze het
gesprek opnieuw, daarmee het moeilijke moment ontwijkend.
Nadat de laatste
nieuwtjes over de wederzijdse wederhelften zijn uitgewisseld, wordt het gesprek
beëindigd.
Hoe voel ik me na
zon telefoontje?Wel, ik weet het echt niet. De vriendin is een
opgewekte vrouw die zelf graag plezier maakt en die blijkbaar geen andere dan
opgewekte antwoorden had verwacht op haar vragen.
Vele mensen vragen me
hoe ik het stel, maar ze willen eigenlijk niets liever horen dan dat ik zeg dat
alles prima is. Als ik anders antwoord, dan weten ze niet meer wat gezegd. Ook
deze vriendin is een van de velen die niet weten hoe te reageren op minder goed
nieuws. Maar kan ik hen dat kwalijk nemen? We hebben dat immers nooit geleerd
op school.
Een ongeluk komt
nooit alleen, zegt men. Gisteren is Marie-Rose Morel overleden. Ze heeft haar
ongelijke strijd tegen die vervloekte kanker verloren. Alweer een lotgenote die
het niet heeft gehaald. Ik kan het voorval niet uit mijn hoofd zetten. Bij elke
melding in het nieuwsbericht komen de tranen te voorschijn. Waarom ik me zo
verbonden voel? Ik zou het niet weten. Ik heb Marie-Rose nooit persoonlijk
gekend. Sinds de bekendmaking van haar ziekte echter kan ik haar trieste
verhaal niet uit mijn hoofd zetten. Er zijn
wel wat overeenkomsten. Zij had net als ik twee kinderen van drie en
vijf toen de ziekte werd vastgesteld. Ook bij haar waren haar kinderen de
grootste stimulans om te vechten. Net als ik heeft ze moeilijkheden en onbegrip
op haar werk moeten doorstaan. We kenden beiden het geluk van een goede
achterban, familie en vrienden die door dik en dun blijven steunen. Alleen heb
ik het geluk gehad om mijn kinderen te zien opgroeien tot jonge volwassenen. Dat
geluk is haar onthouden.
Vandaag moet ik naar
het ziekenhuis en ik heb er een slecht gevoel bij, dat even later bewaarheid
wordt. De vakantie is voorbij. Ik zal moeten starten met een nieuwe chemo.
Capecitabine heet het actief bestanddeel van het gifmengsel deze keer. Deze
stof behoort tot de antimetabolieten. De merknaam is Xeloda ®.
Voor het eerst krijg
ik chemo met pilletjes ipv met een infuus. Ik krijg een aantal pilletjes mee
naar huis en daarvan moet ik er gedurende 14 dagen, vier s morgens en vier s avonds innemen binnen de 30
minuten na de maaltijd. Voordeel is dat ik slechts om de drie weken naar mijn
buitenverblijf moet, voor de controle en
voor een nieuwe lading chemopilletjes (112 zijn het er).
Met pijn in het hart
heb ik de laatste jaren het wel en wee van Marie-Rose gevolgd. Eerst op haar
website, haar blog, haar boek en later langs de persberichten. Omdat ik
ongeveer in hetzelfde schuitje zit kan ik me goed inleven in wat zij heeft
meegemaakt, als moeder van twee kleine kinderen, als jonge vrouw in de bloei
van haar leven, bruisend van energie, vol van plannen Het is doodjammer dat
het zo moest aflopen.
Toch ben ik blij dat
zij zo goed omringd is geweest door familie en vrienden. Ik hoop dat die mensen
beseffen hoe waardevol ze voor haar zijn geweest. Ook het feit dat zij haar
kinderen veilig kon achterlaten onder de hoede van haar echtgenoot Frank, moet
haar enorm hebben getroost. Frank, je bent een bewonderenswaardige man en ik
wens je veel sterkte toe. Ik hoop dat je in de herinneringen aan deze prachtige
vrouw de steun mag vinden om dit verlies te verwerken. Blijf goed voor
Alexander en Marnix zorgen.
Dat Marie-Rose haar
ongelijke strijd heeft gevoerd met een onevenaarbare moed en vechtlust en
energie strekt haar tot eer. Vele lotgenoten weten zich door haar mooie
voorbeeld gesterkt in hun strijd. Dat ik niet alleen ben in mijn oprechte
bewondering voor deze knappe vrouw mag blijken uit de honderden aanwezigen die
haar laatste afscheid wilden bijwonen. Maar ook de vele duizenden die niet tot
in Antwerpen zijn geraakt, zullen haar nooit vergeten.
Joepie, ik voel me
goed! Bij het laatste bezoek aan mijn buitenverblijf heeft de oncologe een
aantal scans laten uitvoeren. Daarop zijn geen nieuwe aantastingen te zien. De
bloedwaarden zijn goed en de tumormerker is voor het eerst in twee jaar net
onder de maximum grens gedaald. De chemo was zwaar, maar hij heeft blijkbaar
zijn effect gehad. De oncologe ziet dat
ik me voor het eerst in maanden goed in mijn vel voel en beslist om me nog wat
uitstel te geven. Geen chemo tot 9 februari! Waw, geweldig!
De vriendinnen
hebben een theenamiddag georganiseerd om mijn extra verlof te vieren. Erika is
er in geslaagd de lekkere thee uit Argentina te vinden op het internet. Ze
heeft meteen een paar doosjes besteld en wil ons laten mee genieten. Nu de pijn
min of meer onder controle is, kan ik al gerust een tijdje blijven zitten,
zeker als het gaat om lekkere thee te drinken in goed gezelschap.
Het gaat heel wat
beter met mij. Ik dartel rond als een jong veulen Neen, zo drastisch is de verbetering ook weer
niet,maar het voelt alsof ik het zou kunnen. Ik kan af en toe mijn middagdutjes
uitstellen. Dat moet wel, aangezien ik vaak tot de middag slaap. Anders blijft
er van de dag niet veel meer over. Tijdens de kerstvakantie maakt mijn
echtgenoot de brug op het werk en is hij dus veertien dagen thuis. Ik ben met
hem een paar wandelingetjes gaan maken, steeds wat verder of wat langer. Die
training heeft deugd gedaan, want ik kan terug zonder steunarm stappen. Trappen
doen blijft nog wat moeilijk en zitten gaat alleen op een heel zacht kussen.
Maar ik begin terug te leven en dat doet ontzettend goed.