Mijn man houdt mijn hand vast terwijl we samen de veroordeling aanhoren. Het gezwel is kwaadaardig en zodanig groot en ruim verspreid dat de ganse borst moet verwijderd worden.
Wat er na die mededeling door mijn hoofd schiet is moeilijk te beschrijven.
Ik voel mij in de eerste plaats op elk vlak enorm schuldig.
Schuldig tegenover mijn echtgenoot. Die heeft nog geen tien jaar daarvoor zijn eigen moeder aan borstkanker verloren en nu jaag ik hem opnieuw die nachtmerrie in. We zijn amper zes jaar getrouwd. Komt er nu al een eind aan ons geluk?
Schuldig tegenover mijn kinderen. Ik ben de dertig al voorbij wanneer ik eindelijk de man ontmoet die de vader van mijn kinderen kan worden. Uiteindelijk ben ik 35 en 37 wanneer mijn kinderen geboren worden en nu zou ik hen moederloos moeten achterlaten?
Schuldig tegenover mijn ouders. Hoe moet ik het in godsnaam aan mijn altijd zo bezorgde ouders melden dat hun dochter borstkanker heeft? Zij hebben altijd zo goed voor mij gezorgd en nu doe ik hen zoiets aan. Het schiet me te binnen dat mijn moeder ooit heeft gezegd dat ze nog liever zou doodgaan aan kanker dan een borst te laten wegnemen. Hoe zal zij op mijn gehavende lichaam reageren? Zal ze griezelen als ze het ziet? Heb ik wel de juiste beslissing genomen?
Eigenaardig genoeg voel ik me tezelfdertijd enorm opgelucht. Ik ben de laatste maanden niet zómaar slap en futloos en zwak en eindeloos moe geweest. Het is geen gebrek aan wilskracht of doorzettingsvermogen geweest. Er is een ernstige medische verklaring voor mijn slapte. Ik ben écht ziek. Daardoor krijg ik opeens een grondig excuus om althans een deel van mijn bijna onoverkomelijke problemen aan de KULeuven te ontvluchten: ik kan even vrij nemen van het werk! Ik zal minstens twee weken in het ziekenhuis verblijven en wellicht nog langer voor allerlei nabehandelingen en moet dus niet meteen terug naar dat vervloekte werk! Haast ongeoorloofd wat een pak van mijn hart, wat een dankbaarheid ik voel. Ik kan voor het eerst terug lucht zuigen tot in het onderste putteke van mijn longen. Ik ben van zin me laten verwennen in dat ziekenhuis. Ik moet voorlopig niets meer doen, alleen maar slapen en rusten en beter worden. Er zal voor mij worden gezorgd. Dat besef doet ongelooflijk veel deugd. Er valt een pak van mijn hart.
Meer dan eens vraag ik me af of ik wel normaal ben? Welke mens met gezond verstand is er blij mee dat ze kanker krijgt?
Daarnaast is er natuurlijk die panische angst voor de onzichtbare vijand die het gewaagd heeft om mij aan te vallen langs een kant vanwaar ik nooit een aanval heb verwacht. Er is woede en agressie tegen de kankercellen die al jarenlang bezig zijn mijn lichaam te vernielen zonder dat ik er iets van gemerkt heb. Er is afkeer en misprijzen tegenover mijn eigen lichaam dat mij zo in de steek heeft gelaten. En er is zelfmedelijden in overvloed.
Allesoverheersend is uiteindelijk de angst.
Angst door de onwetendheid over wat me nog te wachten staat. Angst die uitdrukking vindt in duizenden vragen waarvan de ergste is of ik dood zal gaan? Hoe lang heb ik nog te leven? Welke lijdensweg staat me te wachten? Hoe pijnlijk zal de aftakeling zijn op het einde?
Angst die ook gevoed wordt door gebrek aan kennis. Hoe komt die kanker in mijn lichaam? Wat ís kanker voor iets? Ik weet niets meer dan dat het een griezelige, oncontroleerbare woekering van cellen is waar je uiteindelijk aan dood gaat.
Maar ik wil nog niet dood!!!
Die kanker moet meteen uit mijn lichaam worden gehaald.
Die cellen moeten wég wég wég!
Karlijn
|