Door het wegnemen van de eierstokken beland ik van de ene dag op de andere in de menopauze. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
s Nachts meerdere keren opstaan om droog nachtgoed aan te trekken, slapen tussen twee handdoeken om het nachtelijk zweten op te vangen voor ik erin verdrink. Overdag opvliegers op de meest ongelegen momenten. De onderbroken nachten putten me volledig uit. Hoe lang gaat dit nog duren vraag ik de oncoloog bij de volgende raadpleging. Nuchter en zakelijk, zoals dokters kunnen zijn, antwoordt hij dat daar geen eenduidig antwoord op kan gegeven worden. Soms duurt het enkele maanden, soms meerdere jaren, soms gaat het nooit over.
Ik ben begonnen aan een hormonale behandeling. Dat laat zich voelen.
Tijdens de controle twee weken na de ingreep vertelt de chirurg me dat er kankergezwellen zijn gevonden op de rechter eierstok en dat er ook metastasen zitten op de rechter diafragmakoepel.
Gezwellen op de eierstok en op het middenrif? Heb ik dan eierstokkanker? Als er één woord is dat ik ken in verband met kanker en dat me grote angst inboezemt, dan is dat het woord metastasen of uitzaaiingen. Dat betekent immers dat de kanker niet meer ter plaatse blijft, maar zich doorheen het lichaam aan het verspreiden is.
Dat is geen goed teken
Hij knikt.
Hoe moet het nu verder?
Ik kan de waarheid nog steeds niet bevatten.
De eierstokkanker, daar ben ik vanaf, maar hoe zit het met dat middenrif? Hoe kan ik daarvan genezen? vraag ik met kinderlijke goedgelovigheid.
Nu is het de beurt aan de dokter om verbaasd en ietwat geschrokken te kijken.
Maar mevrouw, heeft men u dat dan nog niet verteld?
Ik schud van neen, terwijl ik iets onheilspellends op me voel afkomen.
De kanker is uitgezaaid en dan is genezing zo goed als uitgesloten
Zijn toon is zacht, zijn woordkeuze voorzichtig, maar wat hij zegt valt niet te rijmen. Het wil niet doordringen. Hoezo, niet te genezen? Ga ik dan dood? Dat kan toch niet waar zijn?
Ben je daar wel helemaal zeker van, dokter?
De woorden komen amper over mijn lippen. Er zit een dikke krop in mijn keel.
Zijn stilzwijgende knikken maakt dat alles op slag stilvalt. Ik adem niet meer, mijn hart klopt niet meer, ik ben niet meer op deze wereld. Ik verzeil in een luchtbel, helemaal alleen, opgesloten in een eindeloze stilte, weg van deze wereld. Zoals een duiker onder water zweeft, zonder beweging, gedragen door het troostende water, weg van alle zorgen, zonder enig geluid. Zoals een astronaut gewichtloos zweeft in zijn ruimtepak, alleen in de eindeloze uitgestrektheid van het heelal.
© Karlijn Koninckx
|