Het is ontzettend druk in het ziekenhuis. De wachtkamer zit vol patiënten die hun beurt afwachten. Hier en daar valt een diepe zucht, want de afspraken hebben allemaal vertraging opgelopen en niemand wacht graag. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Eindelijk word ik binnengeroepen. Terwijl de oncoloog de grafiek met de tumormerkerwaarden bekijkt, vertel ik hem dat de huisarts een PET-CT scan heeft aangevraagd voor die pijn in mijn linker zij. Hij reageert er niet echt op.
Even later geeft hij toe dat de zes maanden durende behandeling met Faslodex niet het minste resultaat heeft opgeleverd. Er is wellicht iets aan het groeien dat niet hormoongevoelig is, mompelt hij.
Dan stelt hij met duidelijker stem voor om vanaf volgende week een lichte chemo toe te dienen.
Daarmee krijgen we die kanker gauw weer onder controle, verzekert hij me.
Denkt u? vraag ik aarzelend en hoopvol tegelijk.
Ja hoor! antwoord hij energiek.
Tenslotte ben je geen kankerpatiënt, hee? voegt hij er nog aan toe.
Verbijsterd staar ik hem aan. Geen kankerpatiënt? Wat ben ik verdomme dan wel, denk ik opeens woedend. Een aanstelster of zo? Op dat ogenblik had ik hem kunnen wurgen.
Ik ben zo overstuur dat ik geen woord meer kan uitbrengen.
Ik zie u volgende week woensdag om halftien hier op de afdeling zegt hij nog.
Met een schouderklopje werkt hij me de deur uit.
Beduusd sta ik in de gang. Volgende week chemo, geen kankerpatiënt, iets anders aan het groeien, het raast allemaal door mijn hoofd.
Ik weet niet meer wat ik moet denken.
© Karlijn Koninckx
|