Vandaag, dinsdag, chemodag. Het is de dertiende en ik voel me even ongelukkig als dat ongeluksgetal. Het gaat me vandaag helemaal niet en gisteren ook niet en eergisteren al evenmin. Ik ben kompleet uitgeput, platte batterij, lusteloos, somber gestemd en meer van die nare gevoelens.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het zou me verbazen mocht ik vandaag wel chemo krijgen, want ik voel aan mijn kleine teen dat mijn bloedwaarden niet goed zijn. De Avastin heb ik deze morgen reeds besteld omdat ik die hoe dan ook moet krijgen, maar de Taxol zal hopelijk- voor een andere keer zijn.
Straks komt Bratske me halen. Nog een geluk bij een ongeluk, want dan zijn we rapper terug thuis dan wanneer ik de taxi moet bellen. Ik zal wel geen leuk gezelschap zijn voor haar, maar ik ben te moe om me daar iets van aan te trekken.
Mijn voormiddag wordt ietwat opgevrolijkt door een leuk mailtje van Erika, die op een zeer aangename manier kan vertellen over gewone dingen. Zij zou waarschijnlijk een betere schrijfster zijn dan ik ben, moest ze het zelf willen geloven. Ik moet het er eens met haar over hebben. Hoewel, met die drukke job van haar zal er wel niet zoveel tijd meer overblijven om te schrijven. Ik heb genoten van haar mailtje over haar bezoekje aan haar ouders en de twee kinderen van haar broer die daar momenteel logeren, in afwachting dat hun broer of zusje er aan komt. Over haar verlangen naar de uitblijvende lente en hoe ze probeert er iets aan te doen door viooltjes te planten in haar binnentuintje. Ze heeft het schrijven echt in de vingers.
namiddag
Bratske is me komen ophalen. Wanneer ik haar vertel dat ik zo moe ben zegt ze dat ze dat begrijpt, maar uit de vergelijking die ze erbij voegt merk ik dat ze er geen jota van snapt. Het is ook moeilijk om uit te leggen hoe je zo uitgeput kan zijn van niets te doen en het is voor iemand die het zelf niet heeft meegemaakt vast niet eenvoudig om er iets van te begrijpen. Het is meer een komplete leegte en de vergelijking met een platte batterij komt het best in de buurt, maar wie is er in godsnaam al eens een batterij geweest?
Mijn lieve vriendin ziet er schitterend uit om me naar Hasselt te vergezellen. Mooi verzorgd, zorgvuldig opgemaakt, met smaak gekleed,
Ik voel me oud en versleten en verkommerd naast haar. Ach mens, wat wentel ik me in zelfmedelijden vandaag!
Ik probeer me wat te herpakken en vertel wat onbenulligheden, want zij moet de aandacht bij het verkeer houden. Mijn schorre keel bemoeilijkt het praten, het is heet in de wagen, ik ben moe en heb moeite mijn ogen open te houden. Eenmaal in Hasselt zien we de terrasjes vol mensen en ik bedenk dat ik ook veel liever een terrasje zou doen, maar dan denk ik aan H, die zonder morren deze zonnige dag opoffert om met mij naar Hasselt te rijden.
De inschrijving verloopt vlot en ik mag naar zaal één. Zo, dat klinkt al wat optimistischer: ik spreek van ik mag naar zaal één en niet ik moet. Ik ben me aan het beteren. Volhouden nu, Karlijn.
Gewicht ongewijzigd, bloeddruk binnen de normen. Klachten? Enkel heel erg moe, antwoord ik gelaten. Alles wordt netjes opgeschreven in mijn dossier. Mijn Avastin ligt al klaar en kan onmiddellijk aangeprikt worden. Bratske leidt me af met haar rustig en vrolijk gebabbel, haalt me een warme chocomelk en de tijd vliegt in een wip voorbij. Kwart voor twee: ik ga in de wachtkamer zitten in afwachting van het bezoek aan de oncologe. Even later is het mijn beurt. Leukopenie, zegt ze, te weinig witte bloedcellen. De Taxol kan niet gegeven worden. Ik ben opgelucht. Moest ik zo moe niet zijn, ik sprong een gat in de lucht. Vandaag had ik een extra dosis van dat vergif niet aangekund. Even later wordt de katheder afgekoppeld en we mogen naar huis.
De dertiende eindigt toch nog goed.
© Karlijn Koninckx
|