Als ik aan mijn kleutertijd op school denk, zie ik steeds datzelfde beeld van de speelplaats vol spelende kinderen op een warme zomerdag. In het midden van de "koer" stond een groot beeld omgeven door den smalle gordel van planten en bloemen, en daar omheen weer een afrastering, om al te enthousiaste leerlingen op eerbiedige afstand te houden. Je kwam de speelplaats op via een groot metalen hekken, onderverdeeld in twee grote vleugels en aan weerszijden een smal poortje, waarlangs men ook naar binnen kon. Direct naast de poort aan de rechterzijde waren de toiletten, met van die mini-deurtjes, beneden hoog en boven laag zodat ze steeds je voeten konden zien en als je rechtstond, je hoofd: kwestie van controle! Als je de speelplaats overstak kon je het gebouw binnegaan via een monumentale poort, die toegang gaf tot de inkomhal. Aan de linkerzijde van de poort, helemaal aan het uiteinde van de muur, was het keldergat; waardoor de kolen voor het stoken van de kachels, naar beneden werden gestort. Die keldergaten, die behoorlijk groot waren, waren afgedekt met een zwaar metalen rooster. Om echter te verhinderen, dat de spelende kinderen allerlei afval, zoals snoeppapiertjes en klokhuizen van appelen door de tralies naar beneden zouden gooien, was over dat rooster een zinken afdak geplaatst. Iets hoger tegen de muur bevestigd en naar beneden lopend tot op het rooster aan het uiteinde. Dit zinken dak hield natuurlijk ook de regen tegen. Het was echter als het ware een kleine glijbaan. Daar was ons lievelingsplekje! Mijn vriendje en ik zaten steeds op het zinken dakje naast elkaar en babbelden en keken naar de spelende kinderen. Dat zinken dak werd behoorlijk heet in de zon, dus het was oppassen geblazen bij warm weer! Maar niets kon ons tegenhouden, we troonden als het ware op dat plaatsje en het gekke was: het werd nooit door andere kinderen ingenomen. Mijn vriendje was een speciaaltje omdat zijn moeder een française was en zijn vader zich op hoog niveau met muziek bezig hield. Alleen al zijn naam: Janot, gaf hem een waas van geheimzinnigheid. Ik was een vrij rustig en dromerig kind, gefascineerd door verhaaltjes en sprookjes. Bovendien werd ik behoorlijk streng opgevoed, en dus zeker geen brutaaltje! Straf resulteerde steeds in dubbele straf thuis. Op een goede dag kwam een van de nonnetjes naar ons toe en poogde mij over te halen om mijn vriendje in de steek te laten, want "meisjes moesten met meisjes spelen, en niet voortdurend bij de jongens zitten." Ik had hier helemaal geen oren naar, en maakte dan ook geen aanstalten om mijn bevoorrechte plaatsje te verlaten. De non probeerde haar woorden kracht bij te zetten, door mij resoluut aan een arm te nemen en van het zinken dak te trekken. Dat stille, brave kind, dat ik was, vergat dat ze steeds gehoorzaamde, en heeft de nonnetje zonder verpinken tegen de schenen gestampt! En het moet behoorlijk hard zijn aangekomen want de straf volgde prompt en langdurig! Dat was mijn eerste, en zeker niet de laatste, kennismaking met de ongegronde en redeloze bemoeizucht van volwassenen in mijn liefdeleven.
|