Dat het gebouw ontzettend mooi was en is, is reeds gebleken uit mijn voorgaande tekst. Ik wilde foto's van Torentjes-Waver hier bij de tekst zetten maar dat kan niet. Zijn wel te bezichtigen op het internet maar mogen niet gedownload worden, want ze zijn beschermd. Vind ik wel een beetje spijtig. In mijn tijd, droegen de nonnetjes "Mères" en "Soeurs" nog hun traditionele zusterdracht met kapje en donkere lange kleren met veelvoudige plooitjes op de boezem. De Mères gaven les en de Soeurs stonden in voor het onderhoud, de keuken, de tuin, de boerderij etc. Dus eigenlijk alles wat met handenarbeid te maken had. Ik herinner mij heel erg klaar twee Soeurs, een grote forse en een kleine tengere, die steeds aan het poetsen waren in de humaniora-afdeling. Aan werk was er dan ook geen gebrek met al die marmeren trappen en parket. het werd allemaal minutieus gepoetst en onderhouden, en daarna geboend. Dat gebeurde op de degelijke ouderwetse manier: op de knieën. Ik ken hun namen niet meer maar ik vond ze lief en vriendelijk. Wij werden echter verondersteld geen contact met hen te hebben.
De eerste keer, dat ik naar het internaat ging, bracht mijn oom ons met de auto via Hasselt, Diest, Aarschot, Heist-op-den-Berg naar O.-L.-Vrouw-Waver. In die tijd liep er nog een geen autostrade en werd de rit afgelegd via de gewone rijksweg. Bij mijn aankomst op zondagavond, werd mij een chambrette toegewezen. Daar kon ik beginnen met het uitpakken van alle spullen en die netjes op te bergen in een kast De chambrette bestond uit een vrij kleine houten ruimte, afgesloten door een deur. De wanden kwamen niet tot op de grond. Alleen de hoeken deden dat wel en de wand waartegen het bed stond. Dat bed was verankerd tegen de zijwand en vlak ernaast was een wasbakje met kraan en daarboven een kleine spiegel, voor ons dagelijks toilet. Aan het voeteinde van het bed was een éénpersoonskast, vast aan het bed, waarin onze kleren bewaard werden: ttz. ons uniform, ondergoed, schoenen en kousen. Ons uniform was samengesteld uit : één donkerbruine blazer, aangevuld met twee plooirokken, één in bruine stof en één in bruin-beige geruite stof. Daarbij behoorden enkele beige en witte hemdbloezen en een bruine baret. En niet te vergeten: een bruine das (cravate). De hemdbloes moest steeds tot tegen de kin geknoopt zijn, hetgeen ik nogal eens vergat, omdat het mij het gevoel gaf dat ik gesmoord werd en de automatische reflex uitlokte om het bovenste knoopje los te maken. Dat bezorgde mij dan telkens een opmerking, dat ik niet in uniform was. Elke morgen bij het opstaan moesten wij eerst en vooral de deur openzetten en dan het bed aftrekken en de matras omhoog zetten tegen de wand. Aansluitend werd er op de knieën het morgengebed gebeden, terwijl de Mère, die het toezicht 's nachts had, door de gangen liep, voorbad en overal in elke chambrettes keek of iedereen op zijn knieën het morgengebed meebad. Hierna konden wij ons wassen aan de wasbak, aankleden en kammen. Daarvoor was er een bepaalde tijd voorzien en als die om was werd er gebeld en iedereen verliet zijn chambrette en vormde rijen aan de grote ingangsdeur van de slaapzaal. Het was een heel lange zaal met aan beide zijden grote vensters. In het midden liep een brede gang en aan weerszijden van die gang stonden dubbele rijen chambretten, die allemaal een nummer hadden. Als de rijen in alle stilte gevormd waren, werd er, nog steeds in volmaakte stilte, koers gezet naar de kerk voor de ochtendmis.
|