Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    03-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lenteweder
    Een gedicht van Jacobus Belamy 1757-1786

    HET LENTEWEDER.

    Schoon, maar los en ongestadig
    Is het lieve lenteweder.
    Gistren lachten al de bloempjes,
    Al de kruidjes op de velden.
    Zachtjes blies het westenwindje
    Zijne adem door het lover.
    Vloeide 't zilvren beekje
    Langs, met lis bekroonde, zomen.
    Alles lachte en alles juichte,
    Maar! hoe los en ongestadig
    Is het lieve lenteweder!
    Hoor nu eens de winden loeien!
    Door dat olmenbosje loeien!
    Hoe onstuimig is het beekje!
    Zie, hoe al die schone bloemen
    Op gebogen steeltjes treuren!

    - Eveneens gelijk die bloemen
    Ging het mij. Ik lachte vrolijk,
    Toen de blijde zon der Liefde
    Mij, van hare trans, verkwikte;
    Maar helaas! de zon der Liefde
    Zag ik achter dikke wolken,
    Dreigende onweerswolken schuilen!
    En toen stand ik, als die bloempjes,
    Troostloos op het veld te treuren.
    Somtijds zag ik wenend opwaarts,
    Maar ik zag geen enkel straaltje
    Van de schone zon der Liefde
    Door de dikke wolken breken.
    Eerlang zal, o lieve bloemen,
    U de lentezon toelachen,
    En dan zult gij weer herleven!
    Maar, voor mij zal 't eeuwig stormen!
    Nimmer zal de zon der Liefde
    Mijn bedrukte ziel beschijnen!

    Gedichten (1826)

    schrijver

    03-06-2014 om 22:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ode
    Een gedicht van Hieronymus van Alphen 1746-1803

    Ode aan de Dood

    Vorst der verschrikking! vol van bekommernis
    Ziet gij me treuren; daar ge mijne egâ, rooft;
    Haar wegvoert uit mijn liefdes armen,
    En ze laat leven in 't bevend harte.

    Doch niet meer bevend!.... 'k voel hare onsterflijkheid;
    Daar zij me toeroept: scheld deze slaaf toch niet!
    Hij paste slechts op Gods bevelen,
    Toen hij de kerker mij heeft ontsloten.

    Weg met uw prikkel: neen, ik bedrieg me niet,
    'k Hoor een getuige, die niet meer feilen kan.
    Wat zoude ik anders, dan geloven,
    't Geen mij mijn stervende Vrouw bevestigt?

    Stervende vrienden geven ons wapenen,
    Die uw verschrikking, verre uit het hart gejaagd,
    Verandren in een zachte stilte;
    En naar uw naadren ons doen verlangen.

    Mis ik mijne egâ, vrolijke treurigheid
    Kweekt in mijn boezem blijder vooruitgezicht,
    Dan ooit een wankelbaar genoegen
    Strelend en vleiend aan mij kon geven.

    Hebt ge uwe pijlen niet al op mij gemunt;
    Spaar gene boezem, die voor u openstaat:
    Of zoekt gij vluchtend u te wreken,
    'k Zal dan u altoos een blodaard noemen.

    Bevende zielen fluistert gij angsten in;
    Juichende helden schroomt ge onder 't oog te zien:
    En nimmer zoudt ge u aan hen wagen,
    Zo niet hun koning u daartoe perste.

    Staak dan uw dreigen; Christenen vrezen 't niet:
    Uw stuurse aanblik zien ze verachtend aan.
    Daar Jezus heeft in 't graf gelegen,
    Kunnen zij 't niet, dan verrukt, aanschouwen.

    schrijver

    02-06-2014 om 22:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zucht
    Een gedicht van Virginie Loveling 1826-1923

    De zucht naar 't eindeloze

    Als 't maantje in mijn venster schijnt,
    Dan kan ik niet meer slapen;
    Dan komt de vraag: Waar is die God,
    Die alles heeft geschapen?

    De stille nacht, het eenzaam uur,
    Het suizlen door de linden;
    Dan denk ik aan de dood en 't graf
    En aan verloren vrinden.

    Dan wordt de geest zo onrustvol,
    En haakt naar 't onbekende,
    Als ik in 's hemels sterrenveld
    De wakende ogen wende.

    Dan schijnt de wereld mij zo klein :
    Mij lokt die hemelverte.
    0 kon ik vliegen! doch waarheen,
    Waarheen, gij kloppend herte?

    Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1889)

    schrijver

    01-06-2014 om 12:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Utrecht
    Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940

    Utrecht

    Geen stijl, maar des te meer karakter heeft de stad,
    Een harde en benepen eigenzinnigheid,
    Die zich de maat van alle dingen waant;
    Een stugge sfeer, vol plotselinge volten -
    De pleinen liggen meest terzijde van 't verkeer,
    Dat, saamgeperst in zulke smalle geulen,
    Dat reeds een sandwichman zijn houten vlerken schuurt,
    Chronisch aan spijsverteringskrampen lijdt,

    Nergens ter wereld
    Heeft een kleinburgerlijker actualiteit
    Zich zo voornaam versierd met het tot op de draad
    Versleten goudbrokaat der middeleeuwen,
    Nergens ook kraait de haan der mediocriteit
    Zo oerparmantig koning;
    Want waar men gaat of staat,
    Hier wordt men, graag of niet, gelijkgeschakeld in
    Een net van onverwrikbre middelmatigheid.

    Wie langs de singels en de wallen gaat
    Krijgt sterk de indruk, dat de banken daar
    Voornamelijk zijn gesticht
    Als dépendance van 't oudemannenhuis
    En voor 't gedobber van een kinderkar.
    Voorts vindt men nougatkramen,
    Bij voorkeur niet te ver verwijderd van een urinoir;
    Een baan, zo doods en leeg,
    Alsof hij enkel zondags wordt begaan
    Door het boetvaardig regiment der hoge hoeden;

    Want wàt men ook in 't nadeel zeggen kan
    Van dit verpaapte china,
    Die woestenij der anonimiteit met zijn intieme oasen,
    Niet dat de godsdienst er niet welig tiert,
    Noch dat op het gelaat niet met predestinatieletters staat:
    "De heer is mijn banier".

    schrijver

    30-05-2014 om 19:28 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spreeuwen
    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    SPREEUWEN.

    „’k Zie-’t!” zo vliggert, vlug te vlerke,
    recht de torre in van de kerke,
    daar ze is nest aan ’t bouwen!... „’k zie-’t!”
    piept de spreeuwe, en anders niet.

    Maar wat is mij, scherpgebekte,
    zwart-halfgroen gevliggervlerkte,
    vage vogel, dan ’t bedied
    van uw eeuwig zeggen: „’k zie-’t!”

    Ziet gij, daar omhoog aan ’t broeden,
    ziet ge, aan ’t blijde jongskes voeden,
    in uw pierende oogskes, iet
    dat elk mense niet en ziet?

    Zeg, of is ’t de zonne rijzen,
    dat gij ziet, is ’t buien bijzen;
    kwade wichten of kwa died
    zitten ievers, diepe in ’t riet?

    „’k Zie-’t!” zo piept gij; ziet gij, binnen
    deze borst, mij iet beminnen,
    haten, willen, wensen iet,
    blijdschap hebben en verdriet?

    „’k Zie-’t!” uw roepwoord doet mij delven
    diepe in ’t diepste diep mijns zelven,
    en ontdekken daar ’t bedied
    van uw eeuwig zeggen „’k zie-’t!”

    Een daar is, die aan de leeuwen
    ’t leven gaf, en aan de spreeuwen,
    Een die, vrij van al ’t verdriet, hoge zit en verre ziet.

    Een... Hij zit in zijnen torre, zonder schaaltje en zonder schorre;
    en, van ’t gene in mij geschiedt,
    Hij mag eeuwig zeggen: „’k zie-’t!”

    schrijver

    29-05-2014 om 21:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meiregen
    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931

    MEIREGEN.

    Regen, regen, van de hemel
    't Ledig luchtland tot aan de aarde
    Vullend met het lichtgewemel
    Uwer zilvren leliegaarde.

    Stortend vluchtig nand vermengend
    Met de bindkracht van uw zegen,
    Zode en zaad een heildronk plengend,
    Dat bet groen wordt langs de wegen,

    0, ik hoor U over 't water
    Fijne maliënkolders klinken
    En, een sprookjesrijke prater,
    Door het luistrend lover zinken;

    Zie, van vleugjes paars beademd,
    Wassen zich de reine weiden,
    En de wilg laat blauw-omwademd
    Paarlen uit haar haartooi glijden.

    Ook ik zelf, in jong begeren,
    Bid mijn lip en wang te laven,
    Maar Uw mildheid wil mij leren
    Beters dan die frisse gaven;

    En gij zingt tot mijn gedachten:
    Deelt U, breekt U, bruis van leven,
    Duizend dorre gronden smachten
    Naar de groeikus van Uw geven;

    Breidt U uit tot klare plassen,
    Lieflijke gestalten spieglend,
    Doe dan hoog Uw waatren wassen,
    Werelden en wolken wieglend;

    Toef niet, spoedt U, talloze oorden
    Moeten bloeien uit Uw weeën,
    Moet Uw blijheid bont omboorden,
    Vóor gij groet de zee der zeeën;

    Regen, welk een glans om bomen,
    Regen, hoe de beekjes schieten,
    0, het schittert in mijn dromen,
    En mijn vrije ziel gaat vlieten.

    Herscheppingen (Velden en vruchten)

    schrijver

    27-05-2014 om 22:11 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrij
    Een gedicht van Karel van den Oever 1879-1926

    VRIJ!

    Al vreet de vijand ons aan 't hart,
    ons hart, ons hart, ons Belgisch hart,
    al zit hij aan ons bloed te slikken
    en geeft dat pijn en geeft dat smart,
    hij zal op 't eind er in verstikken!

    Al zuipt de vijand aan ons bloed,
    ons bloed, ons bloed, ons Belgisch bloed
    dat 't hem de lippen af gaat druipen,
    al zwelgt hij kroppensvol zijn snoet,
    in 't Belgisch bloed zal hij verzuipen!

    Al knijpt hij om 't vermarteld hoofd,
    ons hoofd, ons hoofd, ons Belgisch hoofd
    zijn ijzren dorenvlechten,

    o Hoofd met bloed omloofd,
    nooit, nooit, God zij geloofd,
    nooit zal een Pruis u knechten!

    Verzen uit de oorlogstijd (1919)

    schrijver

    26-05-2014 om 22:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ogen
    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Twee lichtjes zijn je ogen

    Twee lichtjes zijn je ogen, mijn kindekijn!
    Die stralen zo diep in het harte mijn,
    Dat alles blij licht wordt daarbinnen;
    Dán juicht het er luide, dán vrediglijk stil,
    Of mijn hart al maar loven en minnen wil,
    Al maar loven en minnen!

    Twee grijpertjes zijn er je handenpaar,
    Die stoeien en grijpen en houden maar;
    Je speelse bloemhandjes, mijn kleine,
    Zij houden mijn denken en dromen vast,
    En binden mijn ziel aan mijn lieve gast,
    Aan mijn Lief-zoetelijne.

    Twee sprokenvertellertjes, teer en rein,
    Zijn je lippen, rood als roô-rozelijn:
    Wat kunnen die lachen en praten
    In een tovertaal die niemand verstaat!
    Maar - moedertjes kennen kleinkinderpraat,
    Daar kun-je je op verlaten!

    Het lieflijkst en roerendst vertellen zij
    Als over je kijkertjes allebei
    Moede oogleden neer zijn gegleden,
    En dromen komen - lichtkindertjes klein -
    En je lach zegt, dat je in hun samenzijn
    Weerziet droomschoon verleden.

    Twee springertjes rap bei je voetjes zijn:
    Die worden niet moe al zijn ze zo klein,
    Die weten zich lustig te roeren!
    Op mijn knieën houden ze danspartij,
    En je kraait, of je heel de wereld daarbij
    Wel mee ten dans wou voeren.

    Twee mooie schelpjes, rozegetint,
    Zijn je open oren, mijn schuimeblank kind,
    Die vaag echo-klankdrupjes vangen
    Van boos, boze menszee, die bruist en druist...
    Hoeveel van al wat naar binnen ruist
    Blijft in je hoofdje hangen?

    Twee open oortjes, twee voetjes rap,
    Twee speelse handjes in 't grijpen knap,
    Twee lippen, reinrood als roô-rozen,
    Twee ogen: twee lichtjes, waar nog in gloort
    Weerglans van sterren uit sterrenoord,
    Toen je onder sterren mocht pozen...

    Gij, levensgeleidertjes allemaal
    Naar 't hart van mijn kindje, die 't mensentaal
    En mensenwijsheid zult leren,
    Mijn liefde zal branden rond u, en haar schijn
    Heel blank en heel rein en heel sterk zal zijn
    Om zwart en onrein te keren.

    Mijn kroon en mijn kleinood, mijn zoete plicht,
    O, mijn levensgedicht, met je lief gezicht
    Door krullend gouddons omhangen,
    Zangvogeltje-blij met je lach als kristal,
    Mijn gunstenrijk zonnetje, mijn heelal,
    Dat ik jublend houd omvangen -

    Ik wou je wel dragen mijn leven lang,
    Behoeden voor smart, verblijden met zang,
    En je voeden met eigen leven.
    Kon ik óok maar groeien als jij groeien gaat...


    - O God, die verstaat mijn kleinkinderpraat,
    Voor mijn kind wil 't beste geven!

    Serena (1898)

    schrijver

     

    25-05-2014 om 19:21 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.visioen

    Een gedicht van Albrecht Rodenbach 1856-1880

    BRUTUS' VISIOEN

    't Was nacht. Elkaar bedreigend in de vlakte van Filippi,
    lag Brutus' kamp en 't kamp der driemanschap.
    Alleen in zijne tente kwam des Caesars vriend en moorder
    zijn tabels en papieren neer te leggen
    en zijne moede leden op het legerbed te spreiden.
    En dromend lag hij daar, onduidelijk
    het wiegelen vervolgend van het stervend licht der lampe,
    de moede geest vol droeve beelden van
    zijn stortend oud gemenebest, zijne omgebrachte vrienden,
    de uitslag van de allerlaatste strijd,
    die 's anderendaags in gindse veld alleenheerschap en vrijheid
    om Rome en om de wereld zouden strijden;
    toen al met eens uit 't schemeren van de twijfelende donkeren
    hij ene dove stemme dacht te horen
    die „Brutus" zeide. Plotseling uit zijn dromen opgeschrikt
    sloeg hij de blik op in het rond. En zie:
    geen enkel ziel en had gevoerd, en 't was iets ingekomen:
    gelijk een dunne en onbepaalde schimme
    die traagzaam vlottend zweefde als door een lichte blaas gevoerd,
    een statig spook met nevelige toga
    en lauwerkrone, onduidelijk en onkennelijk van wezen.
    En langzaam kwam het naar zijn bed gedreven.
    Door schrik naar lijf en ziel verlamd, half uit zijn legerstede
    gebogen, te vergeefs zocht hij de sprake.
    Geheugen- en gedachteloos, stom, huiverend en zwetend,
    bleef hij met strakke blik het spook bestaren.
    „Wie zijt gij ?” bracht hij eindelijk uit zijn rochelende kele.
    En met een schok erkende hij het spook.
    En „Julius Caesar" zei het, als het ware met de stemme
    van iemand die de geest geeft — en verdween.
    En Brutus had het voorspook vast van 't onverbiddelijk Noodlot.

    schrijver

    24-05-2014 om 21:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ongenoegzaamheid

    Een gedicht van Jacobus Revius 1586-1658

    Ongenoegzaamheid

    Is iemand bij een Heer ter tafelen gezeten
    Alwaar genoegzaam is te drinken en te eten,
    Roept hij onstuimelijk om oester of lamprei,
    Of, lakende de wijn, om sec en malvezij,
    De Heer zal zeggen: “Vriend, wie is er die u dwinget?
    Lust u niet, dat gij vindt, zo etet dat gij bringet.”
    Maakt hij het ook te bont, de huisheer wordet gram
    En wijzet hem de weg, vanwaar hij henen kwam.

    Wij zijn gelijkerhand alhier des Heeren gasten,
    Hij spijst ons, om te voên, niet om te overlasten:
    Genoegen wij ons niet, maar kraaien nog om meer,
    Gewisselijk daarmee verstoren wij de Heer,
    Ja, maken ons onweerd, dat met zijn goede gaven
    Hij ons nog langer tijd zou kweken en zou laven.

    Over-Ysselsche sangen en dichten (1630)

    schrijver

    23-05-2014 om 22:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meisje
    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899

    AAN EEN MEISJE.

    Waarom gevlucht verschrokken
    Voor mijne grijze lokken?
    Terwijl ge in lentepracht
    Nog jeugdig staat te blozen,
    Mijn gaven niet veracht!
    Ziet gij niet in de kransen
    Hoe lieflijk leliën glansen
    Gestrengeld tussen rozen?

    schrijver

    22-05-2014 om 21:56 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de twee
    Een gedicht van Rhijnvis Feith 1753-1824

    DE TWEE GENIUSSEN.

    Twee Geniussen, eens tot zekre taak gekoren,
    Ontmoeten zich, waar Zin-en Geestenrijk zich scheidt.
    Zij staarden lang zich aan, in diep gepeins verloren,
    Dees, met een hoge ernst, die, met afkerigheid.
    En bange stilte scheen op eens Natuur te omzweven.
    In 't eind vraagt de eerste, wijl een traan zijn oog ontvlood:
    'Wie zijt gij?' 't Antwoord is: 'Het Leven.'
    'En gij?' vraagt de andre. - 'Ik ben de Dood'.
    Het Leven siddert en hervat: 'Onzalig Wezen!'
    Gij zijt mijn vijand en de vijand van al de aard'.
    Niets heeft ons doel gemeens. Uw blik doet ieder vrezen,
    Daar mijn verschijning elk de zoetste blijdschap baart'. -
    'Ach! (zegt de Dood en zucht) hoe dwaas beslissen mensen!
    Wat rove ik? bange zorg en eindeloze nood.
    Hoe spoedig zou de mens het aanzijn hier verwensen,
    Zo ik ter juister uur geen beter hem ontsloot?
    Dat elk mij vrij misken', dat allen voor mij beven,
    In 't offer van mij zelv' vind ik getroost mijne eer.
    Ik schenk, ondanks hem zelv', de mens het ware leven,
    En aan het eind mijns werks ben ik alleen niet meer!'
    Het Leven staart hem aan met medelijdende ogen;
    Het breidt zijne armen uit, omhelst hem teer, en schreit:
    'Grootmoedig Redder!'.... Maar, reeds is de Dood vervlogen.
    Hij gaf het Leven met zijn kus aan de eeuwigheid.

    schrijver

    21-05-2014 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.avond-mist
    Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930

    AVOND-MIST.

    De avond was gerezen,
    de dag zacht uitgegaan,
    de maan, heel bleek van wezen,
    kwam hoog, omhoge staan.

    Veel vreemde witte dampen
    die waasden alles weg,
    alleen matgoud van lampen
    glom, boven zwarte heg.

    Daar zong een teder meiske
    met kindje aan haar hand,
    een zacht en teder wijske
    door 't witte avondland.

    De zwarte en witte wegen
    die lagen stil gespreid,
    de witte wolken zegen
    om haar, die, als gewijd,

    daar zongen door de avond
    daar zongen door de nacht;
    de waden hen omvamend
    doften hen henen, zacht.

    De avond was gerezen,
    de dag zacht uitgegaan,
    de maan en sterren rezen
    aan hoge, stille baan.

    Een bonte vlucht (1911)

    schrijver

    19-05-2014 om 21:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gestorven
    Wubbo Ockels is  vandaag heen gegaan...ik ben er even stil bij blijven staan!
    Gestorven
     
    Ook hij is gestorven
    De man van de ruimte
    Hij ging als natuurkundige voort
    En ging zomaar de ruimte in
    Is het een gewin?
    Ja, hij had het met dit alles naar zijn zin
    Maar nu heeft ook hij het leven afgelegd
    En blijft de herinnering over
    Wat we ook mogen zijn in het leven
    Aan alle leven komt een einde
    Hoe bijzonder het ook zijn mocht
    Hij heeft gevochten om te blijven
    Vele keren is hij aan de dood ontsnapt
    Maar er is één keer
    Dan komt de dood je toch halen
    En dan zijn er niet meer die ruimteverhalen
    Ook dan is dit allemaal voorbij
    Mensen om hem heen waren met hem blij
    Hij was voor hen een bijzonder mens
    Maar hoe bijzonder ook
    Hij is de weg van alle vlees gegaan
    Nu is ook het leven voor hem vergaan!
     

    18-05-2014 om 21:24 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sapientia
    Een gedicht van Johan de Laet 1815-1891

    Sapientia

    Grau, theurer Freund, ist alle Theorie
    Und grün des Lebens goldner Baum.

    Goethes’ Faust

    Zeg mij waarom, ô Vrienden, wilt ge uw brein
    Met allerhande dromerij bevrachten?
    Is de geschapene wereld u te klein,
    Dat ge immer ijlt naar ’t rijke der gedachten?
    Is al ‘t genot dat de aarde bieden kan
    Te zouteloos, te smaakloos u, mijn Vrienden?
    Waant gij het heil op d’adem van de winden
    In ’t ijdle ruim des schimmenrijks te vinden,
    Dat geesten voert op tijdloos wolkgespan?

    Verheven ja, waarachtig hoog verheven
    Is ’t edel doel dat gij bereiken wilt,
    Om welk gij steeds en jeugd en rust, en leven,
    En waar genot van aardsche wellust spilt.

    Verheven ja, en schoon is ’t te beseffen
    Hoe de Englen op hun vlerken zich verheffen
    En voor de troon des eeuw’ge Jehovah
    Met éne stem hem zingen Hosannah!

    Verheven ja, en schoon is ’t te gissen
    Der zielen g’heim, en door de duisternissen
    Des hartes heen te dringen, om het woord
    Te spellen dat de Adam heeft bekoord.

    Verheven ja, en schoon is ’t te meten
    De brede kreits van starren en planeten,
    En hunne weg door alle heemlen baan,
    Met geestenkracht, onfeilbaar na te gaan

    Verheven ja, en schoon is ’t te lezen
    Met open boek in gans het menselijk wezen,
    Te weten hoe het logge of hete bloed
    Het harte slaan en de aadren zwellen doet.

    Verheven ja, en schoon is ’t in de kringen
    Van hoger aard een harpenlied te zingen,
    En aller oor te boeien aan het lied
    Dat honingzoet uit uwe gorgel vliedt,

    Verheven ja, en schoon is ’t, – aardse wormen!
    Uw evenbeeld op Godes spoor te vormen,
    En, zo als Hij, te scheppen uit het niet
    Een gooch’ling waar ge uw ziele binnengiet.

    Verheven ja, en schoon is ’t en verrukkend!
    Eens heb ik ook, de zware schedel bukkend,
    Mij op het eng en ingewikkeld spoor
    Der dromerij en wetenslusts verloren;
    Eens heb ik ook het wezenloze voor
    Het werkelijk, het stoffelijk verkoren
    De beker leeggestort van alle vreugd,
    En in het zaligst tijdperk mijner jeugd
    De ware bron van menslijk heil gedroogd.

    Ô Prometheus, gij eeuwig zinnebeeld
    Van ieder wie een God te volgen poogt,
    Van ieder wie, om ijdle schimmenteelt,
    Het heilig vuur aan Godes hemel steelt,
    Rijs op! Rijs op! Getuig aan wie het vraagt
    Hoe lang de gier u aan de boezem knaagt
    Zeg mij waarom, ô Vrienden, wilt ge uw brein
    Met allerhande dromery bevrachten?
    Is de geschaapne wereld u te klein,
    Dat ge immer ijlt naar ’t rijke der gedachten?

    Ô Vrienden, Zeg, Kan u de roem bekoren?
    Voelt ge u de zucht om uit de mond der faam
    Uw naam als enen onvergangbre naam
    Door de eeuwen heen te wedergalmen horen?

    Wat is de roem? Een ijdel goochelspel
    Dat enkel aan de dwazen mag behagen;-
    De wijze kent het leven al te wel
    Om al zijn heil aan wat gerucht te wagen.
    ’t Is heden feest! – Ga, zie, en word gewis
    Wat eeuw’ge roem op onze wereld is!
    ’t Is heden feest! – Europa stroomt te saam
    In Antwerps vest geleid door Rubens’s naam.

    Kom, Vrienden, kom, doorwandel straat bij straat,
    Bemerk het volk dat hupplend, lachend gaat,
    En zegt u dan: Ja Rubens’s faam is groot,
    Twee eeuwen zijn verdwenen sinds zijn dood,
    En zie, hij leeft in ’s volks geheugenis
    Als of hij pas van de aard verdwenen is!
    Hoe klinkt zijn naam verrukkend stand bij stand
    Met vreugdegejuich en drift uit aller mond!

    Doch nader niet, wilt gij uw droom bewaren,
    Zo dichte dat ’t gemommel van de scharen
    U duidelijk, verstaanbaer worden kan,
    Want dan verdwijnt het uiterlijke, dan
    Leert gij dat Rubens’s naam op aller mond
    Sinds lang, – doch nooit in iemands harte stond

    Zeg mij waarom, ô Vrienden, wilt ge uw brein
    Met allerhande dromery bevrachten?
    Is de geschaapne wereld u te klein,
    Dat ge immer ijlt naar ’t rijke der gedachten?

    Ô Vrienden, zie de waarheid als de schaar,
    Ontblind uw oog en neem het leven waar
    De schare mint en kent het waar verrukken
    Zij mag een kus op vuur’ge lippen drukken,
    Zij voelt de gloed des levens en zij vraagt
    Zich nimmer toch waarom hun boezem jaagt;
    Zij drinkt des levens beker, mint en leeft
    En zoekt niet wie ’t al geschonken heeft
    De onwetendheid is moeder van de lust
    Het streelt mij niet als mij een meisje kust,
    En dat ik haar een zoen mag wederbiên
    Een aaklig rif door ’t poezlig vel te zien.

    ------------------------------
    Sapientia - Wijsheid

    Prometheus - Prometheus, een figuur uit de Griekse mythologie.
    Bij de toebedeling van vaardigheden door de Griekse goden was de mens er bekaaid van afgekomen. Overmoedig stal Prometheus het vuur bij de Olympische goden en schonk het aan de mensen die zo hun creativiteit konden ontwikkelen.
    Prometheus werd door oppergod Zeus gestraft voor zijn overmoed. Wraak viel hem ten deel: hij werd aan de berg Kaukasus gekluisterd waar adelaar Ethon elke dag zijn lever opat.

    schaar - het publiek bij de Rubensfeesten

    schrijver

    26-04-2014 om 21:16 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.praeludium
    Een gedicht van Th. van Ameide 1877-1955

    Praeludium.

    De wisselende lichten van de zon
    met schijn en schaduw over wisseling
    van aardse vorme' en kleuren, ieder ding
    altijd weer anders, altijd weer een bron

    van nieuw verheugen, dat komt ongeweten
    en weer verdwijnt, verglijdend als het licht:
    maar van de geest is, niet van 't wisselzicht
    het heilig wezen, dat wij schoonheid heten.

    De ziel, die heel de wereld stil beschouwt,
    in haar zich-zelf, in zich de dingen spiegelt,
    en altijd op die diepe stromen wiegelt
    in een aandachtigheid, die nooit verflauwt,

    zij voelt soms, of de stugge wederstand,
    die het gesloten Zijn haar blikken biedt,
    een weinig aflaat, en verlangend schiet
    haar vrijer aandacht naar dien open kant.

    Zij weet het dan: de wereld is een woon
    van rust en stilte, en schijn is al 't gewemel,
    zij voelt zich opgetrokken in de hemel
    en dankbaar prijst zij alle dingen schoon.

    De Gids 72 (1906)

    24-04-2014 om 21:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kliniek
    Een gedicht van Frederik Schmidt Degener 1881-1941

    Kliniek

    Die bleke wangen, levens laatste schans,
    'n vege strijd nog en 't is al gevloden.
    Vlucht dan dat ene ook, zo grif geboden,
    Schuchter aanvaard - slinkt dan voorgoed haar glans,
    als zonk van 't laatste rood de laatste vaan?
    Moet ook dat éne - eerst in schroom gemeden
    en toen gedeeld en fluisterend beleden -
    Met het verwonnen leven ondergaan?
    Klinkt weer, ontroostbaar diep, verlangens roep?
    Roffelt fluwelig ver een spook-cadans?
    Wat wekt opnieuw de afgestreden troep?
    Verzet en aanval weten niet van wijken
    Nog krampt de hoop zich aan de laatste kans,
    Een ijle grens tussen twee koninkrijken.

    uit de Suite ‘Liefde’ in Silvedene. Tien suites voor viool en woord (1939)

    schrijver

    23-04-2014 om 19:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.taal
    Een gedicht van Willem Ockerse 1760-1826

    De taal der liefde.

    Aan M.

    Wanneer de min in de ogen speelt,
    En ieder blik een blikje teelt;
    Wanneer, in elke warme zucht,
    De ziel naar 't zuchtend liefje vlucht;
    Wanneer de min de boezem jaagt:
    De ontsloten mond een antwoord vraagt;
    Der wangen gloed veel meer verraadt,
    Dan ooit in minnebrieven staat;
    De hand, zacht trillend, drukjes biedt,
    Elk drukje een pijl in 't harte schiet;
    Wanneer de liefde 't al bespraakt,
    De leden tot haar tolken maakt;
    Wen 't zacht gelispel wordt verstaan
    Geen fluisterwoordjes 't oor ontgaan,
    Wen alles teken is en doel,
    Voor het vertederend gevoel;
    Zeg, heeft de liefde dan geen taal,
    Schoon 't haar aan pen of klanken faal?

    schrijver

    22-04-2014 om 19:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.melodie

    Een gedicht van Frans de Cort 1834-1878

    Russische melodie.

    'k Zou geen uurtje langer leven,
    Zo ik maar een touwken vond:
    Wilde er iemand een mij geven,
    Zo verhinge ik mij terstond!
    Ja, ja, ja,
    Wilde er iemand een mij geven,
    Ha, ha, ha!
    Zo verhinge ik mij terstond!

    Hier! ik zal een touwken geven,
    Slinger 't uwe hals maar rond! -
    Faalde er nu geen spijker neven,
    Zo verhinge ik mij terstond!
    Ja, ja, ja,
    Faalde er nu geen spijker neven,
    Ha, ha, ha!
    Zo verhinge ik mij terstond!

    Hier! ik zal 'nen spijker geven,
    Al wat gij verlangen kont! -
    Faalde nu de lust niet even,
    Zo verhinge ik mij terstond!
    Ja, ja, ja,
    Faalde nu de lust niet even.
    Ha, ha, ha!
    Zoo verhinge ik mij terstond!

    --------------------------------------------------------
    (Julius Altmann, die Balalaika: Russische Volkslieder.)

    Zingzang (1866)

    schrijver

    21-04-2014 om 15:14 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spade
    Een gedicht van Geerten Gossaert
     De spade

    Voordat Hij naar Emmaüs ging,
    Betrad Hij 't bos, waar Judas hing.
    Verward in 't doornige struweel,
    Het wurgend touw om purp'ren keel.
    Hij zag die wijd-gesperde ogen,
    Die smeekten om Zijn mededogen.
    Hij sneed hem af en vol erbarmen
    Droeg Hij hem henen in zijn armen
    Naar een heel stil en vredig oord,
    Waar hij kon rusten ongestoord.
    Daar vroeg Hij aan een man een spade
    En deze sloeg zwijgend gade,
    Hoe Jezus in die stille gaarde
    Een graf groef in de donk're aarde
    En teder hem de ogen sloot,
    Wiens kus Hem voerde in de dood.
    Toen hij in 't gras was neergeleid
    En zacht met aarde overspreid
    Toen was het, dat de ander vroeg,
    Wat naam of toch die dode droeg.
    Maar Jezus plukte uit het gras,
    Een halm, die een uit vele was,
    En peinzend sprak Hij klaar en kalm:
    "Weet gij de naam van deze halm?"
    En toen de ander zweeg, zei Hij:
    "Wie daar ligt was een mens als wij".
    Toen d'ander zich voorover bukte
    En uit de grond zijn spade rukte,
    Had Jezus hij voor 't laatst aanschouwd
    En hield zijn hand een spa van goud.

    schrijver

    20-04-2014 om 21:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!