Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    13-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.regen
    Een gedicht van J.H. Leopold 1865-1924

    Regen

    Schaduwen van wie er gaat
    ingedoken over straat,
    kleren, hoofd en voetenhak
    weggeëffend, grauw en vlak
    als lei.

    Tuin en schutting allebei,
    heesters, perken en jasmijnen
    opgetild in een verdwijnen
    en het uitgerafeld pad
    heeft ook zijn stil verlies gehad.

    Tussen bleke huizenmuren
    hangt de dag van trage uren,
    evenwicht naar alle zijd;
    in de stilstand van de tijd
    lekt het sijpend ogenblik
    tik, tik.

    Gemengde Verzen III

    schrijver

    13-06-2014 om 22:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    12-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ondergaan
    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    Rustig ondergaan.

    Wat daalt gij rustig in der golven schoot
    o Glansrijk licht, beneveld noch verdonkerd,
    0 Gouden zon; gij, beeld van al wat flonkert,
    Van wat op Aarde heerlijk is en groot!

    Al hebt gij hoog aan 's Hemels trans gestaan,
    Toch daalt gij kalm en zonder klagen neder;
    En schóner nog verrijst gij eenmaal weder
    Voor 't oog der Aard, die U zag ondergaan.

    Buig zó uw kruin, wanneer Uw Avond daalt,
    Buig zo uw kruin, o Grijsheid! zonder klagen;
    Vind rust in God: - Ras zal de Morgen dágen,
    Wiens Eeuwge glans de Hemelen doorstraalt!

    schrijver

    12-06-2014 om 19:49 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ongerept
    Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929

    0 VAN ' T ONGEREPT ONTROEREN . .

    0 van 't ongerept ontroeren,
    nauw-geboren, ongezeid,
    huivrend reeds de pennen roeren
    aan de vlerken van de Tijd;

    zien, hoe de eigen adem-halen,
    klarend voor 't verbaasd gezicht,
    schuiven aan de zonne-stralen
    als een waas van schóner licht;

    proeven, in de diepe groeven
    die de roodste Lippe graaft,
    hoe het langst en wrangst bedroeven
    de eêlste en rijkste liefde laaft;

    — worde ik als de wees, gezeten
    aan een schoon en breed festijn,
    die van vreugde mag vergeten
    vroede spijs en kloeke wijn;

    laat ik stappen naar het duister
    en me zeggen: ,'k ben voldaan,
    want er is geen zonne-luister
    die uit mij niet is ontstaan'.

    Nagelaten gedichten

    schrijver

    10-06-2014 om 21:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liedekens
    Een gedicht van Willem Zuidema 1855-1938

    Twee liedekens.

    I. Morgen.

    Goede morgen!
    Alle de vogeltjes zingen al - hoort!
    Jubelend dragen ze 't overal voort:
    Goede morgen!

    In de weide
    Flonkert de dauw in de jeugdige staat;
    Erica purpert in vreugdige praal
    Op de heide.

    In de bomen
    Ruist er het liedje zo jong en zo oud,
    Fluistert van alwie er zongen in 't woud,
    Van hun dromen!

    Kom dan mede!
    Dolend in velden en dreven naar lust
    Vindt de vermoeide van 't leven de rust
    En de vrede.

    II. Avond.

    Avond die glanst op de hei;
    Avond die dauwt in de wei;
    Dromende zwaatlen de bomen -
    Avond in mei!

    Meidoren balsemt den wind,
    Die om het lieflijke kind
    Dartelt en lokken verspartelt,
    Of hij haar mint!

    't Avondrood bloost hare koon;
    Hoort ze in der vogelen toon
    Spelende 't minnelied kwelen? -
    Avond volschoon!

    09-06-2014 om 21:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liedje
    Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema 1877-1924

    Liedje

    Neem gij het leven
    Zoals het is
    Een beetje onrechtvaardig,
    Een beetje boosaardig,
    Maar ook wel eens aardig
    En soms lang niet mis!

    Leef gij het leven
    Zoals het gaat —
    Niet al te opzichtig,
    Niet al te gewichtig,
    Een beetje voorzichtig
    Dan is 't niet zo kwaad!

    Houd gij het leven
    Bedaard in het oog.
    Toon gij u krachtig,
    Uw doel steeds gedachtig,
    Nooit onwaarachtig,
    En dan: kop omhoog!

    Zingende stemmen (1914)

    schrijver

    08-06-2014 om 21:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrouw
    Een gedicht van Edgar du Perron 1899-1940

    EEN VROUW

    Haar smal gelaat, onder de grijze haren,
    smal, bleek en moedig, is mij toevluchtsoord,
    een blanke koepel, hoog en ongestoord
    door 't dom geraas, de hartloze gebaren.

    Het ware onnodig dat zij met één woord,
    voor mij alleen, die stilte ging verklaren,
    ik ken de droom die somtijds komt gevaren
    diep in haar blik, en éven haar bekoort.

    Haar leven ging, zij heeft het niet gegrepen,
    en wat haar toeviel, zal zij verder slepen,
    met liefde zelfs, met simpelheid vooral.

    Want deze vrouw, zozeer een vrouw gebleven,
    straalt zacht en warm, voorbij haar eigen leven,
    boven de roes en boven het verval.

    Parlando (1941)

    schrijver

    07-06-2014 om 22:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zang
    Een gedicht van Marie Metz-Koning 1868-1926

    De zang der zee.

    Ik teken het leven
    Inwendig gegeven
    Inwendig gebleven
    Vol vorstlijke trots.
    't Onkenbaar gekende;
    't Onweetbaar gewende
    't Onschendbaar geschende
    Der heerlijkheid Gods.

    In paarlende randen
    Langs fulpene stranden;
    In kuivende branden
    Op rotsige kust.
    In zwijgende nachten
    Van star'lende prachten
    Vol donkre gedachten
    Van godlijke rust.

    In blauwende dagen,
    Als dromende vagen
    De golven, die dragen
    Het zonnelicht mee.
    Bij stormende wolken
    Als blik'rende dolken
    In weerlichte kolken
    Verflitsen in wee.

    Ik geef in de grillen
    Waar kleinen om rillen
    Het wrochtende willen
    Der énige macht.
    Het nemen en geven
    Zichzelve gebleven
    Zichzelve ontheven
    In grensloze kracht.

    De smarten der aarde,
    Van waardloze waarde
    Voor Hem die ze baarde
    En Zich er in zag.
    Van duivels en englen
    't Ontwijken en menglen
    't Tot een-zijn zich strenglen
    In schreiende lach.

    Uit mij is geboren
    In goddelijk gloren
    Verlost en verloren
    Der schoonheid gestalt':
    De liefde der goden
    De mensen geboden;
    De Schepper der noden
    Waar alles in valt.

    Mijn zang is: der zielen
    Niet kennende knielen
    Het rusten en wielen
    Der scheppende schijn.
    Het nimmer gegrepen
    Het immer begrepen.
    Der ketens, die slepen
    En zalig doen zijn.

    Onze eeuw (1922)

    schrijver

    06-06-2014 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.boom
    Een gedicht van Alice Nahon 1896-1933
    MOLME BOOM

    Wie zal 't u aanzien
    die leproos van voet
    diep met uw wortels
    in verrotting wroet
    dat gij nog 's avonds klimt
    langs weke bladertrappen
    en boven uw miserie
    met de sterren staat te klappen?

    Wie zal 't u aanzien,
    uitgestoten mens,
    die op uw schande wankeldoolt
    tot leste grens
    terwijl ons onbarmhartigheid
    uw zondemantel zoomt
    dat gij langs drasse weg
    van witte heirbaan droomt?

    Wie zal 't u aanzien?
    God en enklen maar.
    Ach, wisten al de mensen van elkaar
    't geheim beluik
    van 's harten loense wijken
    waarin de trappen staan
    die naar Gods liefde reiken.

    schrijver

    05-06-2014 om 11:21 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lenteweder
    Een gedicht van Jacobus Belamy 1757-1786

    HET LENTEWEDER.

    Schoon, maar los en ongestadig
    Is het lieve lenteweder.
    Gistren lachten al de bloempjes,
    Al de kruidjes op de velden.
    Zachtjes blies het westenwindje
    Zijne adem door het lover.
    Vloeide 't zilvren beekje
    Langs, met lis bekroonde, zomen.
    Alles lachte en alles juichte,
    Maar! hoe los en ongestadig
    Is het lieve lenteweder!
    Hoor nu eens de winden loeien!
    Door dat olmenbosje loeien!
    Hoe onstuimig is het beekje!
    Zie, hoe al die schone bloemen
    Op gebogen steeltjes treuren!

    - Eveneens gelijk die bloemen
    Ging het mij. Ik lachte vrolijk,
    Toen de blijde zon der Liefde
    Mij, van hare trans, verkwikte;
    Maar helaas! de zon der Liefde
    Zag ik achter dikke wolken,
    Dreigende onweerswolken schuilen!
    En toen stand ik, als die bloempjes,
    Troostloos op het veld te treuren.
    Somtijds zag ik wenend opwaarts,
    Maar ik zag geen enkel straaltje
    Van de schone zon der Liefde
    Door de dikke wolken breken.
    Eerlang zal, o lieve bloemen,
    U de lentezon toelachen,
    En dan zult gij weer herleven!
    Maar, voor mij zal 't eeuwig stormen!
    Nimmer zal de zon der Liefde
    Mijn bedrukte ziel beschijnen!

    Gedichten (1826)

    schrijver

    03-06-2014 om 22:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ode
    Een gedicht van Hieronymus van Alphen 1746-1803

    Ode aan de Dood

    Vorst der verschrikking! vol van bekommernis
    Ziet gij me treuren; daar ge mijne egâ, rooft;
    Haar wegvoert uit mijn liefdes armen,
    En ze laat leven in 't bevend harte.

    Doch niet meer bevend!.... 'k voel hare onsterflijkheid;
    Daar zij me toeroept: scheld deze slaaf toch niet!
    Hij paste slechts op Gods bevelen,
    Toen hij de kerker mij heeft ontsloten.

    Weg met uw prikkel: neen, ik bedrieg me niet,
    'k Hoor een getuige, die niet meer feilen kan.
    Wat zoude ik anders, dan geloven,
    't Geen mij mijn stervende Vrouw bevestigt?

    Stervende vrienden geven ons wapenen,
    Die uw verschrikking, verre uit het hart gejaagd,
    Verandren in een zachte stilte;
    En naar uw naadren ons doen verlangen.

    Mis ik mijne egâ, vrolijke treurigheid
    Kweekt in mijn boezem blijder vooruitgezicht,
    Dan ooit een wankelbaar genoegen
    Strelend en vleiend aan mij kon geven.

    Hebt ge uwe pijlen niet al op mij gemunt;
    Spaar gene boezem, die voor u openstaat:
    Of zoekt gij vluchtend u te wreken,
    'k Zal dan u altoos een blodaard noemen.

    Bevende zielen fluistert gij angsten in;
    Juichende helden schroomt ge onder 't oog te zien:
    En nimmer zoudt ge u aan hen wagen,
    Zo niet hun koning u daartoe perste.

    Staak dan uw dreigen; Christenen vrezen 't niet:
    Uw stuurse aanblik zien ze verachtend aan.
    Daar Jezus heeft in 't graf gelegen,
    Kunnen zij 't niet, dan verrukt, aanschouwen.

    schrijver

    02-06-2014 om 22:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zucht
    Een gedicht van Virginie Loveling 1826-1923

    De zucht naar 't eindeloze

    Als 't maantje in mijn venster schijnt,
    Dan kan ik niet meer slapen;
    Dan komt de vraag: Waar is die God,
    Die alles heeft geschapen?

    De stille nacht, het eenzaam uur,
    Het suizlen door de linden;
    Dan denk ik aan de dood en 't graf
    En aan verloren vrinden.

    Dan wordt de geest zo onrustvol,
    En haakt naar 't onbekende,
    Als ik in 's hemels sterrenveld
    De wakende ogen wende.

    Dan schijnt de wereld mij zo klein :
    Mij lokt die hemelverte.
    0 kon ik vliegen! doch waarheen,
    Waarheen, gij kloppend herte?

    Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1889)

    schrijver

    01-06-2014 om 12:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Utrecht
    Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940

    Utrecht

    Geen stijl, maar des te meer karakter heeft de stad,
    Een harde en benepen eigenzinnigheid,
    Die zich de maat van alle dingen waant;
    Een stugge sfeer, vol plotselinge volten -
    De pleinen liggen meest terzijde van 't verkeer,
    Dat, saamgeperst in zulke smalle geulen,
    Dat reeds een sandwichman zijn houten vlerken schuurt,
    Chronisch aan spijsverteringskrampen lijdt,

    Nergens ter wereld
    Heeft een kleinburgerlijker actualiteit
    Zich zo voornaam versierd met het tot op de draad
    Versleten goudbrokaat der middeleeuwen,
    Nergens ook kraait de haan der mediocriteit
    Zo oerparmantig koning;
    Want waar men gaat of staat,
    Hier wordt men, graag of niet, gelijkgeschakeld in
    Een net van onverwrikbre middelmatigheid.

    Wie langs de singels en de wallen gaat
    Krijgt sterk de indruk, dat de banken daar
    Voornamelijk zijn gesticht
    Als dépendance van 't oudemannenhuis
    En voor 't gedobber van een kinderkar.
    Voorts vindt men nougatkramen,
    Bij voorkeur niet te ver verwijderd van een urinoir;
    Een baan, zo doods en leeg,
    Alsof hij enkel zondags wordt begaan
    Door het boetvaardig regiment der hoge hoeden;

    Want wàt men ook in 't nadeel zeggen kan
    Van dit verpaapte china,
    Die woestenij der anonimiteit met zijn intieme oasen,
    Niet dat de godsdienst er niet welig tiert,
    Noch dat op het gelaat niet met predestinatieletters staat:
    "De heer is mijn banier".

    schrijver

    30-05-2014 om 19:28 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spreeuwen
    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    SPREEUWEN.

    „’k Zie-’t!” zo vliggert, vlug te vlerke,
    recht de torre in van de kerke,
    daar ze is nest aan ’t bouwen!... „’k zie-’t!”
    piept de spreeuwe, en anders niet.

    Maar wat is mij, scherpgebekte,
    zwart-halfgroen gevliggervlerkte,
    vage vogel, dan ’t bedied
    van uw eeuwig zeggen: „’k zie-’t!”

    Ziet gij, daar omhoog aan ’t broeden,
    ziet ge, aan ’t blijde jongskes voeden,
    in uw pierende oogskes, iet
    dat elk mense niet en ziet?

    Zeg, of is ’t de zonne rijzen,
    dat gij ziet, is ’t buien bijzen;
    kwade wichten of kwa died
    zitten ievers, diepe in ’t riet?

    „’k Zie-’t!” zo piept gij; ziet gij, binnen
    deze borst, mij iet beminnen,
    haten, willen, wensen iet,
    blijdschap hebben en verdriet?

    „’k Zie-’t!” uw roepwoord doet mij delven
    diepe in ’t diepste diep mijns zelven,
    en ontdekken daar ’t bedied
    van uw eeuwig zeggen „’k zie-’t!”

    Een daar is, die aan de leeuwen
    ’t leven gaf, en aan de spreeuwen,
    Een die, vrij van al ’t verdriet, hoge zit en verre ziet.

    Een... Hij zit in zijnen torre, zonder schaaltje en zonder schorre;
    en, van ’t gene in mij geschiedt,
    Hij mag eeuwig zeggen: „’k zie-’t!”

    schrijver

    29-05-2014 om 21:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meiregen
    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931

    MEIREGEN.

    Regen, regen, van de hemel
    't Ledig luchtland tot aan de aarde
    Vullend met het lichtgewemel
    Uwer zilvren leliegaarde.

    Stortend vluchtig nand vermengend
    Met de bindkracht van uw zegen,
    Zode en zaad een heildronk plengend,
    Dat bet groen wordt langs de wegen,

    0, ik hoor U over 't water
    Fijne maliënkolders klinken
    En, een sprookjesrijke prater,
    Door het luistrend lover zinken;

    Zie, van vleugjes paars beademd,
    Wassen zich de reine weiden,
    En de wilg laat blauw-omwademd
    Paarlen uit haar haartooi glijden.

    Ook ik zelf, in jong begeren,
    Bid mijn lip en wang te laven,
    Maar Uw mildheid wil mij leren
    Beters dan die frisse gaven;

    En gij zingt tot mijn gedachten:
    Deelt U, breekt U, bruis van leven,
    Duizend dorre gronden smachten
    Naar de groeikus van Uw geven;

    Breidt U uit tot klare plassen,
    Lieflijke gestalten spieglend,
    Doe dan hoog Uw waatren wassen,
    Werelden en wolken wieglend;

    Toef niet, spoedt U, talloze oorden
    Moeten bloeien uit Uw weeën,
    Moet Uw blijheid bont omboorden,
    Vóor gij groet de zee der zeeën;

    Regen, welk een glans om bomen,
    Regen, hoe de beekjes schieten,
    0, het schittert in mijn dromen,
    En mijn vrije ziel gaat vlieten.

    Herscheppingen (Velden en vruchten)

    schrijver

    27-05-2014 om 22:11 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrij
    Een gedicht van Karel van den Oever 1879-1926

    VRIJ!

    Al vreet de vijand ons aan 't hart,
    ons hart, ons hart, ons Belgisch hart,
    al zit hij aan ons bloed te slikken
    en geeft dat pijn en geeft dat smart,
    hij zal op 't eind er in verstikken!

    Al zuipt de vijand aan ons bloed,
    ons bloed, ons bloed, ons Belgisch bloed
    dat 't hem de lippen af gaat druipen,
    al zwelgt hij kroppensvol zijn snoet,
    in 't Belgisch bloed zal hij verzuipen!

    Al knijpt hij om 't vermarteld hoofd,
    ons hoofd, ons hoofd, ons Belgisch hoofd
    zijn ijzren dorenvlechten,

    o Hoofd met bloed omloofd,
    nooit, nooit, God zij geloofd,
    nooit zal een Pruis u knechten!

    Verzen uit de oorlogstijd (1919)

    schrijver

    26-05-2014 om 22:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ogen
    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Twee lichtjes zijn je ogen

    Twee lichtjes zijn je ogen, mijn kindekijn!
    Die stralen zo diep in het harte mijn,
    Dat alles blij licht wordt daarbinnen;
    Dán juicht het er luide, dán vrediglijk stil,
    Of mijn hart al maar loven en minnen wil,
    Al maar loven en minnen!

    Twee grijpertjes zijn er je handenpaar,
    Die stoeien en grijpen en houden maar;
    Je speelse bloemhandjes, mijn kleine,
    Zij houden mijn denken en dromen vast,
    En binden mijn ziel aan mijn lieve gast,
    Aan mijn Lief-zoetelijne.

    Twee sprokenvertellertjes, teer en rein,
    Zijn je lippen, rood als roô-rozelijn:
    Wat kunnen die lachen en praten
    In een tovertaal die niemand verstaat!
    Maar - moedertjes kennen kleinkinderpraat,
    Daar kun-je je op verlaten!

    Het lieflijkst en roerendst vertellen zij
    Als over je kijkertjes allebei
    Moede oogleden neer zijn gegleden,
    En dromen komen - lichtkindertjes klein -
    En je lach zegt, dat je in hun samenzijn
    Weerziet droomschoon verleden.

    Twee springertjes rap bei je voetjes zijn:
    Die worden niet moe al zijn ze zo klein,
    Die weten zich lustig te roeren!
    Op mijn knieën houden ze danspartij,
    En je kraait, of je heel de wereld daarbij
    Wel mee ten dans wou voeren.

    Twee mooie schelpjes, rozegetint,
    Zijn je open oren, mijn schuimeblank kind,
    Die vaag echo-klankdrupjes vangen
    Van boos, boze menszee, die bruist en druist...
    Hoeveel van al wat naar binnen ruist
    Blijft in je hoofdje hangen?

    Twee open oortjes, twee voetjes rap,
    Twee speelse handjes in 't grijpen knap,
    Twee lippen, reinrood als roô-rozen,
    Twee ogen: twee lichtjes, waar nog in gloort
    Weerglans van sterren uit sterrenoord,
    Toen je onder sterren mocht pozen...

    Gij, levensgeleidertjes allemaal
    Naar 't hart van mijn kindje, die 't mensentaal
    En mensenwijsheid zult leren,
    Mijn liefde zal branden rond u, en haar schijn
    Heel blank en heel rein en heel sterk zal zijn
    Om zwart en onrein te keren.

    Mijn kroon en mijn kleinood, mijn zoete plicht,
    O, mijn levensgedicht, met je lief gezicht
    Door krullend gouddons omhangen,
    Zangvogeltje-blij met je lach als kristal,
    Mijn gunstenrijk zonnetje, mijn heelal,
    Dat ik jublend houd omvangen -

    Ik wou je wel dragen mijn leven lang,
    Behoeden voor smart, verblijden met zang,
    En je voeden met eigen leven.
    Kon ik óok maar groeien als jij groeien gaat...


    - O God, die verstaat mijn kleinkinderpraat,
    Voor mijn kind wil 't beste geven!

    Serena (1898)

    schrijver

     

    25-05-2014 om 19:21 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.visioen

    Een gedicht van Albrecht Rodenbach 1856-1880

    BRUTUS' VISIOEN

    't Was nacht. Elkaar bedreigend in de vlakte van Filippi,
    lag Brutus' kamp en 't kamp der driemanschap.
    Alleen in zijne tente kwam des Caesars vriend en moorder
    zijn tabels en papieren neer te leggen
    en zijne moede leden op het legerbed te spreiden.
    En dromend lag hij daar, onduidelijk
    het wiegelen vervolgend van het stervend licht der lampe,
    de moede geest vol droeve beelden van
    zijn stortend oud gemenebest, zijne omgebrachte vrienden,
    de uitslag van de allerlaatste strijd,
    die 's anderendaags in gindse veld alleenheerschap en vrijheid
    om Rome en om de wereld zouden strijden;
    toen al met eens uit 't schemeren van de twijfelende donkeren
    hij ene dove stemme dacht te horen
    die „Brutus" zeide. Plotseling uit zijn dromen opgeschrikt
    sloeg hij de blik op in het rond. En zie:
    geen enkel ziel en had gevoerd, en 't was iets ingekomen:
    gelijk een dunne en onbepaalde schimme
    die traagzaam vlottend zweefde als door een lichte blaas gevoerd,
    een statig spook met nevelige toga
    en lauwerkrone, onduidelijk en onkennelijk van wezen.
    En langzaam kwam het naar zijn bed gedreven.
    Door schrik naar lijf en ziel verlamd, half uit zijn legerstede
    gebogen, te vergeefs zocht hij de sprake.
    Geheugen- en gedachteloos, stom, huiverend en zwetend,
    bleef hij met strakke blik het spook bestaren.
    „Wie zijt gij ?” bracht hij eindelijk uit zijn rochelende kele.
    En met een schok erkende hij het spook.
    En „Julius Caesar" zei het, als het ware met de stemme
    van iemand die de geest geeft — en verdween.
    En Brutus had het voorspook vast van 't onverbiddelijk Noodlot.

    schrijver

    24-05-2014 om 21:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ongenoegzaamheid

    Een gedicht van Jacobus Revius 1586-1658

    Ongenoegzaamheid

    Is iemand bij een Heer ter tafelen gezeten
    Alwaar genoegzaam is te drinken en te eten,
    Roept hij onstuimelijk om oester of lamprei,
    Of, lakende de wijn, om sec en malvezij,
    De Heer zal zeggen: “Vriend, wie is er die u dwinget?
    Lust u niet, dat gij vindt, zo etet dat gij bringet.”
    Maakt hij het ook te bont, de huisheer wordet gram
    En wijzet hem de weg, vanwaar hij henen kwam.

    Wij zijn gelijkerhand alhier des Heeren gasten,
    Hij spijst ons, om te voên, niet om te overlasten:
    Genoegen wij ons niet, maar kraaien nog om meer,
    Gewisselijk daarmee verstoren wij de Heer,
    Ja, maken ons onweerd, dat met zijn goede gaven
    Hij ons nog langer tijd zou kweken en zou laven.

    Over-Ysselsche sangen en dichten (1630)

    schrijver

    23-05-2014 om 22:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meisje
    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899

    AAN EEN MEISJE.

    Waarom gevlucht verschrokken
    Voor mijne grijze lokken?
    Terwijl ge in lentepracht
    Nog jeugdig staat te blozen,
    Mijn gaven niet veracht!
    Ziet gij niet in de kransen
    Hoe lieflijk leliën glansen
    Gestrengeld tussen rozen?

    schrijver

    22-05-2014 om 21:56 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de twee
    Een gedicht van Rhijnvis Feith 1753-1824

    DE TWEE GENIUSSEN.

    Twee Geniussen, eens tot zekre taak gekoren,
    Ontmoeten zich, waar Zin-en Geestenrijk zich scheidt.
    Zij staarden lang zich aan, in diep gepeins verloren,
    Dees, met een hoge ernst, die, met afkerigheid.
    En bange stilte scheen op eens Natuur te omzweven.
    In 't eind vraagt de eerste, wijl een traan zijn oog ontvlood:
    'Wie zijt gij?' 't Antwoord is: 'Het Leven.'
    'En gij?' vraagt de andre. - 'Ik ben de Dood'.
    Het Leven siddert en hervat: 'Onzalig Wezen!'
    Gij zijt mijn vijand en de vijand van al de aard'.
    Niets heeft ons doel gemeens. Uw blik doet ieder vrezen,
    Daar mijn verschijning elk de zoetste blijdschap baart'. -
    'Ach! (zegt de Dood en zucht) hoe dwaas beslissen mensen!
    Wat rove ik? bange zorg en eindeloze nood.
    Hoe spoedig zou de mens het aanzijn hier verwensen,
    Zo ik ter juister uur geen beter hem ontsloot?
    Dat elk mij vrij misken', dat allen voor mij beven,
    In 't offer van mij zelv' vind ik getroost mijne eer.
    Ik schenk, ondanks hem zelv', de mens het ware leven,
    En aan het eind mijns werks ben ik alleen niet meer!'
    Het Leven staart hem aan met medelijdende ogen;
    Het breidt zijne armen uit, omhelst hem teer, en schreit:
    'Grootmoedig Redder!'.... Maar, reeds is de Dood vervlogen.
    Hij gaf het Leven met zijn kus aan de eeuwigheid.

    schrijver

    21-05-2014 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!