***xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het is even na middernacht
en Roel staat mij op te wachten
in de te fel verlichte aankomsthal.
Hij is groot, dat is meegenomen.
Hoef ik alvast de menigte reikhalzend
speurende ogen niet te elimineren.
Wij hebben nog een paar uren
overwegend donkere rit voor de boeg.
Roel praat.
Ook daar ben ik hem dankbaar om,
ik ben moe.
Posttraumatisch gevloerd ook door
een check-in klerewijf in Zaventem
enkele uren ervoor.
Kan het anders?
Roel brengt mij de laatste nieuwtjes
over de inwijkelingen.
Een extralang sappig verhaal wordt
het niet, ik ben nauwelijks drie weken
weggeweest.
Tersluiks kijk ik naar hem, terwijl
hij met half dichtgeknepen ogen
de nacht inrijdt.
Ik maak mij de bedenking dat ik eigenlijk
nooit lang bij Roel heb stilgestaan.
En dit tot nader order zo zal houden.
Maar hij is best wel een getapte kerel.
Hij is alleen, maar
has managed to settle with his simple
life in his own way.
Zijn optrekje, niet zo afgelegen als
het mijne, heeft hij heel knus ingericht.
Over de witte muren zweeft een kleurrijke lappendeken
van kiekjes van zijn overleden vrouw
en van zijn her en der uitgevlogen
deels gehuwde en deels gescheiden kinderen.
Een paar felle kinderlijke schreeuwlelijke
schilderijen hangen ertussen genageld.
Zelf gemaakt.
Ook hij heeft die onweerstaanbare
drang niet kunnen weerstaan.
Heel populair is zijn terras.
Iedereen loopt hier bijna dagelijks eens aan,
op zoek naar lommer, een fris pintje,
het simpele keuvelleven dat hij en zijn
korenbloemblauwe stoeltjes uitstralen.
"Ik heb de elektriciteit ingeschakeld
en je koelkast aangevuld", zegt Roel.
"En je bed opgemaakt. Kan je wat uitslapen
en rustig ontbijten.
Deze namiddag kom ik je ophalen, doen wij
even boodschappen samen en kunnen wij
rond vijven een frappé drinken bij Kostas.
Hilde en Annie zullen er ook zijn".
Praten over Koenjoek heeft hij uitgesteld
tot wij mijn koffers in de living hebben
neergezet.
Stervend, vreest hij. Ergens in het UZ in Heraklion.
"Wanneer ga je hem zoeken?" vraagt hij nog.
Het wrange verschil tussen zoeken en bezoeken
valt mij op.
"Zaterdag neem ik de bus, Roel.
Ik heb al met Roy gebeld, hij zal mij
naar de halte brengen. Hoef jij niet steeds
heen en weer te rijden".
"Ik zie je straks dan, bel mij als je
klaarstaat. En probeer wat te slapen".
Wat haal ik mij op de hals,
vraag ik mij nog even af.
***