***xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik zeg dag met het handje.
Voor enkele weken althans.
Mijn valiezen zijn er klaar voor,
mijn wilde warhoofd nog niet.
Mij missen, zal je alvast niet doen.
Dat is een geruststelling.
Of het moet al Titi zijn, onze koesterpoes,
die half horkig Vlaanderen verrot
in het kruis en de kont schopt,
maar zowaar nu ook oeifoeistout
uit haar aalsterse hoek en pen kruipt.
Ik zal haar missen.
En warkets ontroerende beeldende woordkunst ook.
Dat moet ik hem zeker nog eens zeggen.
En mijn schuldig verzuim ook bekennen
bij de vele anderen.
Ik sta in het krijt.
Kerels, kinderen, krantenbezorgers,
ze kunnen me voorlopig wat.
De eerste categorie kan dus opgelucht ademhalen.
Ik zal jullie niet meer aanvallen,
niet meer breken, niet meer beledigen,
niet meer afmaken.
Voorlopig althans.
De tweede categorie kan dus zijn adem inhouden.
Nog maar eens.
Ik beloof jullie dat ik terugkom.
Ik beloof jullie dat dit voor het laatst is.
Voorlopig althans.
De derde categorie kan dus op adem komen.
Geen vroegtijdig dedju-gesus
wegens een niet-reglementaire brievenbus.
Geen gegrijp van turven bij de lurven.
Voorlopig althans.
Incognito ga ik.
In loco non citato.
Waar de stroom bij onweer uitvalt.
En ook de waterleiding het soms opgeeft.
Waar steeds een koele zeebries waait
en de grond te heet onder mijn voeten is.
Hij zal er ook zijn.
Voor het delen en het vermenigvuldigen
van mijn 137 doe-woorden.
Waarvan 9 vermoedelijk niet wettelijk zijn.
En 128 niet voor publicatie vatbaar.
Woorden om te proeven, te kauwen, te
herkauwen, te bijten, in te slikken,
in te zwelgen,
door te spoelen, te verteren,
in een hoopje te verdampen
en neer te schrijven.
Maar ik kom terug.
Want, aan wie moet ik die anders kwijt?