***
Het is echt voor het eerst
dat de lieverd mij in de steek laat.
"Wannéér vertrek je? Morgen al?"
zingt mijn nichterige kapper aan de telefoon.
Ik voel nattigheid.
"Dat zal niet meer lukken hoor,
had je nou een paar dagen éérder gebeld".
Heb ik niet gedaan. Doe ik nooit.
Ditmaal vang ik dus bot.
Het is niet meer om aan te zien.
Ik lijk wel een suikerspin.
Mijn luchtig kapsel is een eufemisme,
het is een uitslaande ramp.
Er krult al net zoveel mascara
aan mijn pony als aan mijn wimpers.
Er is geen ontkomen meer aan,
ik stap New Hair George binnen.
Het New Hair boezemt mij het vertrouwen
in dat George ook het Engels machtig is
en ik hier als een New mens ook weer zal
buitenstappen.
Niet dus.
Geen half gebenedijd woord. Ik moet onze
conversatie dan ook sterk tot gebaren
beperken.
Op een keukenstoel hang ik in een
hoek van 90 graden achterover de wasbak in.
Het koude water kleeft mij zo ongeveer
tot het middenrif als George de schaar
aan mij slaat.
Dat heb je met kappers.
Je legt ze een 2 cm inperking op en zij
toveren je verwoed knippend
tot een Hawaiian Hairless kat om.
Wat er aan hairless overblijft, vormen
George's professionele handen middels een
overkill aan foam, gel en spray om
tot een pot- en luchtdichte helm.
Letterlijk stijf sta ik.
Verslagen bekijk ik nogmaals het resultaat
in mijn autospiegel.
Omgekeerd adembenemend.
Er nu een kam of mijn vingers doorhalen
is niet meteen aangewezen,
ik sta vlak voor zijn salon geparkeerd.
Op een drafje en in de hoogste graad incognito
mijn overige boodschappen afhaspelen dan maar.
Nou, op een drafje, het is 40 graden
en het deksel op mijn hoofd knelt wezenloos.
Ligt het aan de altmodische supersized zonnebril
die ik heb opgediept, ligt het aan het feit dat
bekenden snel wegduiken als zij mij agonisch
zien voorbijrazen, ik blijf oefoef onzichtbaar.
Het is niet anders.
Een trendsetter word ik hier in de city
met mijn geschorenschaapkop niet.
Maar welkomfris zijn mijn piekjes voorlopig wèl.
***