***xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Griekse god en ik
wonen onder hetzelfde dak.
Zo kan je dat in feite wel stellen.
Wij delen namelijk het huurgenot
van een plat dak, een tussenmuur
in het midden, een 40-tredentrap
langsheen mijn woongedeelte,
een veranda en een tuin.
Wij zijn buren, dus.
Ik haast mij dit te verduidelijken.
Mijn buurjongen en ik palen aan elkaar
met oneindig veel momenten
van samenhang en samenspraak.
Buurjongen is in zijn geval een
wel heel gruwelijk understatement.
Hij is een droom.
Droom het en hij heeft het.
Hij is nog met de hand gemaakt.
Fijngesculpteerde zachte trekken,
de prachtigste ogen waar ik
na een ter zake toch wel gedegen expertise
ooit mocht in verzinken,
een lichaam als een kathedraal.
"Zon" is zijn naam.
Zo heeft hij zich hoffelijk voorgesteld
toen wij voor het eerst op ons
gedeeld terras tegen elkaar opbotsten
en zo toepasselijk is hij sindsdien
voor mij gebleven.
Zon is dertiger en runt in de city
een glas- en kaderbedrijfje met
glaskunstgalerie.
Wat hem als jongeman op mijn eiland
en in mijn verknochte ogen
eveneens zo uitzonderlijk maakt
is zijn werklust, zijn bonhomie en
zijn beschouwende kijk op het leven.
Niet alleen heeft hij zich succesvol
van de possessieve adoratie
die Griekse moeders onlosmakelijk
voor hun zonen koesteren
kunnen loskoppelen,
hij heeft ook meerdere stappen
buiten zijn eilandsgrenzen gezet,
wat hem een zeldzame open mind
en Engelse woordenschat heeft
opgeleverd.
Onze voordeur is hét signaal.
Zonder woorden hebben wij
dit begrepen.
Als die gesloten is, leiden wij elk
ons eigen beschermde leventje.
Staat die open, dan zijn wij volop
susceptibel voor alle vormen van
gesprek, voedsel en drank
op ons uitnodigend terras.
Het is zo stilzwijgend vanzelfsprekend.
Zon maakt koffie zoals ik
die het liefste heb.
Zon schuift twee gemakkelijke zetels
en een kingsize asbak bij het
terrastafeltje.
Zon heeft een snelle hap voor twee mee.
Zon sleept een paar vrolijke vrienden
en geheime bewonderaarsters aan.
Zon neemt de tuinslang uit mijn
handen en maakt de sproeikarwei af.
Zon veertigtrapt mijn vuilniszakken op
en mijn voorraadboodschappen af.
Eindeloos.
Net als de gesprekken die wij voeren
eens de krekels uitgekraakt zijn,
eens de druppels op de rozen verdampt zijn
en de gitzwarte nacht gevallen is.
Eens wij de rollende zee in de diepte
en de straatcultuur in de stad
door honderden uitbundige lichtjes en
door de wind aangevoerde muziekflardjes
nog slechts vermoeden kunnen.
Ach.
Zon, het godenkind. En zon tout court.
Ik mis beiden nu wel.
Sine sole sileo.
***