Een van mijn trouwe lezers klaagt erover dat links ontbreekt in de huidige Vlaamse Beweging. Ik deel zijn bezorgdheid, maar kan er alleen op wijzen dat dit niet altijd zo is geweest.
Er was om te beginnen August Vermeylen met zijn beroemde essays: Kritiek der Vlaamse Beweging en Vlaamse Beweging en Europese Beweging beide gepubliceerd rond 1895.
In het eerste opstel betoogde Vermeylen dat het niet voldoende was dat fabrieksbazen onze taal spraken, ze moesten hun arbeiders ook behoorlijk betalen. Idem dito voor het parlement:het Nederlands gebruiken deed weinig ter zake als er geen wetten van sociale rechtvaardigheid werden gestemd.
Dit gedachtegoed werd grotendeels overgenomen door Maurits Coppieters, ooit de éminence grise van de Volksunie, die samen met Norbert Debatselier Het Sienjaal schreef :een Vlaamse vertaling van de rapporten van de Club van Rome, zeer vooruitstrevend maar helaas nagenoeg ongelezen gebleven.
Voor Coppieters moest het nationalisme tegelijkertijd een internationalisme zijn, een standpunt dat ook verspreid werd door Nelly Maes en Willy Kuypers. Zoals eerder gezegd ben ik Vlaamsgezind opgevoed, niet ideologisch wel op een romantische manier. Mijn vader is nog bij het VNV geweest zonder zich schuldig te maken aan collaboratie en heeft mij aangespoord om in 1970 bij de gemeenteraadsverkiezingen op de lijst van de Volksunie te gaan staan. Dat heb ik gedaan in de geest van Coppieters.
Het is niet zo dat deze traditie nadien helemaal verdwenen is. De strekking Coppieters werd verder gezet door Spirit van Bert Anciaux en ten dele ook door de links-liberale splintergroep van Geert Lambert. Het is dan ook geen toeval dat zij zich hebben aangesloten bij de grotere linkse partijen: Anciaux bij de socialisten en Lambert bij Groen!
Bovendien hebben een aantal politici van traditioneel linkse partijen wel eens een Vlaamsgezind standpunt ingenomen. Denk aan de roemruchte omzendbrief Peeters en aan Frank Vandenbroucke die bij de vorige verkiezingen voor het Vlaamse parlement betoogde dat de Vlaamse regering haar bevoegdheden maximaal moest gebruiken.
Bovendien zitten er ook wel wat linkse elementenin het programma van de NVA. Zij willen de lasten op arbeid verlagen door de sociale lasten naar de algemene belastingen te verschuiven. Lagere loonlasten zijn gunstig voor de tewerkstelling en kunnen als een linkse stelling worden beschouwd uiteraard afhankelijk van de verschuiving: wie zal uiteindelijk betalen?
Dit neemt niet weg dat vandaag de toon wordt gezet door rechtse tot extreemrechtse flaminganten: VB, LDD en Bart De Wever.
In oorsprong was de Vlaamse Beweging een emancipatorische kracht, zeker in de geest van Vermeylen: ontvoogding was de doelstelling en dat kan niet zonder sociale rechtvaardigheid, ethische progressiviteit en internationale solidariteit.
Voor flaminganten is het vandaag dus uiterst moeilijk om een keuze te maken als ze deze waarden hoog in het vaandel voeren. De NVA is ter zake dubieus, VB en LDD zijn de partijen van het egoïsme en groepsegoïsme.
Uiteindelijk wordt jouw keuze bepaald doorjouw prioriteiten en voor mij zijn de sociale rechtvaardigheid, nationaal en internationaal, en de ethische kwesties belangrijker geworden dan de taalkwestie.
Daarom herhaal ik mijn standpunt ten opzichte van B-H-V en de Brusselse rand: ik ben bereid om de meest verfranste gemeenten bij het Brusselse Gewest te laten aansluiten op voorwaarde dat dan tegelijkertijd de faciliteiten worden afgeschaft zodat er einde komt aan de olievlek van de verfransing. En naar mijn mening mogen politici enkel kandiderenop het federale niveau wanneer ze in voldoende mate tweetalig zijn: federale ministers die onze taal niet kunnen spreken vind ik onaanvaardbaar.de haan 4 jun. 10
Volgens de Amerikanen is het dus doodnormaal dat Israël zelf mag onderzoeken wat er gebeurd is tijdens de aanslag op het hulpkonvooi voor de kust van Gaza.Mij doet dit denken aan een moordenaar die zelf zijn misdaad magreconstrueren.
Ik probeer begrip op te brengen voor de existentiële angst van de Joodse staat: omringd door Arabische landen voelt die zich in het Midden-Oosten geminoriseerd en bedreigd. Maar Israël gedraagt zich als een dictator met de voor een tiran typerende paranoia: de standrechtelijke executie heeft het recht vervangen.
Tot voor de moordpartij had Israël genormaliseerde betrekkingen met het islamitische Turkije, nu hoor van Turkse kant enkel kreten van vijandigheid. Het moge duidelijk zijn: Israël slaat zijn eigen ruiten in. Het heeft macht, maar verliest zijn moreel gezag.
En zijn macht ontleent het aan de Amerikaanse paraplu: de Joodse lobby in de VS heeft zoveel invloed dat er nooit van enige sanctie sprake zal zijn, wat Tel Aviv ook mag uitrichten, hoeveel weerlozen er ook mogen worden vermoord of uitgehongerd.
Europa kijkt toe, nog steeds verlamd door historische schuldgevoelens alsof de Holocaust een vrijgeleide zou zijn om elke internationale wet, elk mensenrecht aan zijn laars te lappen.
Onze politieke leiders verklaren door hun lafheid de Palestijnen en hun sympathisanten vogelvrij. Alsof door onverschilligheid en passiviteit de Joodse zaak gediend zou zijn: op de korte termijn misschien wel, maar op de langere duur zal blijken dat Israël aan zelfbeschadiging heeft gedaan. Het land heeft maar bestaansrecht als het zich inschakelt in de beschaving, met al haar regels en wetten. Als je op geweldloze contestanten alleen maar met paracommandos kan reageren, en dan nog buiten je eigen rechtsgebied, dan plaats je jezelf buiten de internationale gemeenschap die mensenrechten onschendbaar vindt.
Naast de woede en de verontwaardiging is er dan ook reden tot droefheid: een volk met zon intellectuele potentie zou toch beter moeten weten.
Louis Michel is in mijn achting gestegen: tijdens Phara van maandag 31 mei diende hij de Joodse propagandist Michael Freilich hartstochtelijk van repliek. De discussie ging over de aanslag van het Israëlische leger op een hulpkonvooi voor de kust van Gaza waarbij 9 doden vielen.
Volgens de hysterische Freilich ging het om jihadisten, Michel sprak terecht van vreedzame idealisten.
Ten gronde had het debat echter moeten gaan over de vraag waarom humanitaire organisaties zich verplicht voelen om hulpgoederen naar Gaza tebrengen, en dan kom je uit op de blokkade die van de Gazastrook een openluchtgevangenis maakt.
In Exodus, het tweede boek van de bijbel, staat het beruchte: een oog voor een oog. Tijdens zijn recente oorlogen in Zuid-Libanon en Gaza heeft Israël bewezen dat het van deze regel heeft gemaakt: honderd Libanese of Palestijnse ogen voor 1 Joods oog. En de slachtoffers zijn dan in de meerderheid ongewapende burgers en kinderen.
Het spijt me, maar mij doen deze feiten spontaan denken aan de represailles door de Nazis, zoals Gaza herinneringen oproept aan het ghetto van Warschau. Ik weet dat de term nazionisme een gemakkelijk scheldwoord lijkt, maar ik vind geen beter om het gedrag van de Joodse staat te definiëren. Israël is een schurkenstaat die als zodanig zou geïsoleerd moeten worden uit de internationale gemeenschap. Dit zal niet gebeurenvanwege de medeplichtigheid van de USA en de lafheid van Europa.
Wat met de Palestijnen en hun sympathisanten gebeurt, zou ons allemaal aan het hart moeten gaan. Onze beschaving leeft namelijk in de illusie dat de mensheid er ook in moreel opzicht op vooruit kan gaan, in het bijzonder door de juiste lessen te trekken uit het verleden. De staat Israël heeft maar één les onthouden uit de geschiedenis: in plaats van slachtoffers willen de Joden nu daders zijn.
Dit is bedroevend, precies omdat het de grote droom van de mensheid ondermijnt: is er naast de onmiskenbare technologische vooruitgang ook morele verbetering mogelijk?
We kunnen niet anders dan onze diepste verontwaardiging uitspreken en aandringen op sancties, want wij zijnallemaal medeslachtoffer: de moorddadige arrogantie van Israël treft ons allemaal.
Er zijn slogans die mij moe en moedeloos maken. Langer leven, langer werken is er daar een van. Zelf heb ik gebruik gemaakt van TBS op 58, vergeleken bij andere beroepen een luxestatuut voor de mensen uit het onderwijs.
Maar ik had zo mijn persoonlijke redenen, onder meer een chronische rugkwaal en een tweede job die niet als job wordt erkend omdat er geen geld mee te verdienen valt: een dichter wordt immers niet of nauwelijks betaald.
Niettemin zal ik niet enkel langer werken: ik zal bezig blijven zolang mijn intellectuele vermogens het toestaan, tot het einde van mijn dagen dus. Vergelijk het met bekende voorbeelden zoals Etienne Vermeersch en Roger Blanpain: die zijn al jaren met emeritaat maar ze publiceren nog geregeld en blijven bezig met de problemen van de samenleving.
De vraag is of onze arbeid maatschappelijk relevant is: betekent schrijven en nadenken over de samenleving een bijdragevan enig belang.
Daarnaast zijn er beroepen die moeilijk of helemaal niet tot zijn 65ste of langer zijn vol te houden: bandwerk en werken in de bouw zijn daar duidelijke voorbeelden van. In feite elke beroep dat een zware fysieke en mentale belasting met zich meebrengt.
Ik geloof dus niet in een veralgemeende toepassing van het principe dat we met zijn allen langer zullen moeten werken, wat betekent loonarbeid verrichten zodat we lasten betalen en bijdragen tot ons sociaal stelsel. Ik ben daartoe bereid, op voorwaarde dat men mijn arbeid als dichter en commentaarschrijver dan ook financieel verloont.
Bovendien wordt uit het oog verloren dat de huidige crisis het gevolg is van de speculatie en geldhonger van bankiers enopportunisten. Het lijkt me dan ook onrechtvaardig dat de gewone burger moet opdraaien voor de roekeloosheid en de absolute onverantwoordelijkheid van geldwolven.
Om de sociale zekerheid en in het bijzonder de pensioenen betaalbaar te houden is hetabsoluut noodzakelijk dat andere bronnen van inkomsten worden aangeboord en dat het zogeheten casinokapitalisme aan banden wordt gelegd. Dit kan enkel op internationaal niveau, wat meteen aantoont dat pleidooien voor een onafhankelijk Vlaanderen idioot zijn: de problemen volgen uit een geglobaliseerd neoliberalisme en moeten door geglobaliseerde sociale en ecologische correcties worden bijgestuurd.
Het gaat in essentie om responsabilisering en rechtvaardigheid: wie de crisis heeft uitgelokt dient daar ook voor te betalen.
Ten gronde kan men nadenken over de evolutie die onze samenleving en arbeidsmarkt hebben doorgemaakt sedert de jaren 1950. We zijn welstellender geworden maar tot welke menselijke prijs? Vrouwenhebben hun positie van huismoeder verlaten, maar is de kwaliteit van het gezinsleven daardoor verbeterd? Is het welzijn er niet op achteruit gegaan bij al deze toegenomen welvaart? Zou het niet wenselijk zijn dat ouders dus niet enkel moeders maar ook vaders opnieuw de kans krijgen om meer bij hun kinderen te zijn, gezien het toenemend aantal opvoedingsproblemen?
Kortom, de slogan langer leven, langer werken is zoals elke slogan onaanvaardbaar ongenuanceerd. Wie langer wil of kan werken moet daartoe worden aangemoedigd, maar wie de zachtere waarden voorstaat zoals de zorgtaken moet ook daartoe de kans krijgen.Een warme samenleving op mensenmaat bekom je niet enkeldoor fiscale bijdragen en dat zou de inzet van de debatten moeten zijn: wat voor maatschappij willen we in feite?
Ik pleit voor meer welzijn en als dat inhoudt dat er op welvaart een beetje moet worden ingeleverd dan ben ik daar graag toe bereid. Liever een reisje minder dan een overgestresseerde medemens meer. We zijn rijker geworden sedert 1950, jazeker, maar we slikken ook heel wat meer medicijnen: willen we mensen met poen of mensen die lekker in hun vel zitten? Dat lijkt me geen overbodige vraag. de haan 31 mei 2010
Als het goed is, mag en moet het ook worden gezegd: De Zevende Dag van gisteren 30 mei was de boeiendste in jaren. De francofone gasten spraken heel wat beter Nederlands dan al hun voorgangers en wat ze te zeggen hadden gaf enige hoop wat betreft de nakende staatshervorming.
De confrontatie tussen Didier Reynders en Bart De Wever maakte echter duidelijk dat met de NVA erbij een federaal akkoord onmogelijk wordt. De Weverzei onder meer: we leven in een land met de hoogste belastingen en de laagste pensioenen. Hebben we dan al gehoord dat de NVA in een eventueel onafhankelijk Vlaanderen de lasten wil verlagen en de pensioenen verhogen? Twee jaren heeft De Wever de kans gekregen om zijn meningen te publiceren in De Morgen: geen enkele keer heeft hij het gehad over armoedebestrijding. Tenzij men ervan uitgaat dat alle Vlaamse problemen samen met België zullen verdampen.
Het initiatief van de VRT verdient alle lof en hopelijk krijgt het navolging ook in de vorm van een politieke hervorming: een federale kieskring zoude kandidaten verplichten om zich ook in het andere landsgedeelte te verantwoorden en de kiezers zouden mee kunnen bepalendoor welke politici van de andere taalrol zij bestuurd wensen te worden.
De ruziemakers en fanatici zouden moeten inbinden ten voordele van de diplomatischegeesten die bereid zijn tot een oprechte onderhandeling en in staat zijn zich in t e leven in de standpunten van de tegenpartij. Men kan mij niet verdenken van enige sympathie voor de liberaal Reynders, maar zijn uitgangspunt klopt wel: willen wij nog samenleven in het Belgische huis of is de dubieuze term confederalisme slechts een vooraankondiging van het separatisme? Mocht ik een francofoon zijn, ikzou het wantrouwen van de francofonen delen: in Vlaanderen zijn er al drie partijen die uitgesproken of verholen separatistisch zijn.
Daartegenover kan men de vraag stellen waarom de francofonen gehecht blijven aan deBelgische staat: om de transfers vanuit Vlaanderen te bestendigen of om hun eigen verantwoordelijkheid op te nemen?Een staatshervorming moet de gewesten responsabiliseren: onze Waalse en Brusselse landgenoten dienen te beseffen dat zij in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor de toestand waarin hun gewest zich bevindt.
Solidariteit heeft pas zin als je kan merken datiedereen samen wil vooruitgaan, elke vorm van parasitisme ondergraaft de bereidheid om zich solidair te verklaren. Ik heb er goeie hoop in datdit besef is doorgedrongenbij de leidinggevende francofonen wat men in Vlaanderen ook mag beweren over het hangmatsocialisme. Ook de Walen en de Brusselaars hebben hun trots: zij willen vooruit op eigen kracht.
Ben je een snob als je de finale van de koningin Elisabethwedstrijd verkiest boven die van het Eurosongfestival? Ik zal wel iets snobistisch hebben want ik bewonder liever dan mij te ergeren aan hysterische kitsch of oppervlakkige deuntjes.
De KEW stelt je in staat kennis te makenmet meesterwerken die je nog niet eerder had gehoord, of ze biedt nieuwe en soms vernieuwende vertolkingen van werken die al jaren in je hoofd zitten.
Een tedere reus (een Rus) heeft gewonnen; het grootste ego (een Bulgaar) werd tweede, en gelukkig hebben we ze allebeikunnen beluisteren want ze traden vrijdag en zaterdag op.
De Bulgaar maakte van het opgelegde werk en van Prokofiev een spektakelstuk: hij leek het orkest te dirigeren en niet de dame met het dirigeerstokje. Want het was wel degelijk een vrouw, een moeder, die het orkest leidde: ze bewees dat ook vrouwen leiding kunnen geven en ze deed dat met fijngevoeligheid, in dienst van de vertolkers.
Ik heb geen technisch gehoor, ik kan geen sol van een si onderscheiden, maar ik merk wel of iets klopt of niet en ofde ene versie beter klinkt dan de andere.
Wat de vraag oproept of dit louter subjectiviteit is dan wel of er vaste normen bestaan waaraan een kunstwerk en een uitvoering daarvan moeten voldoen. Ik geloof in het tweede: iedere commentator was het erover eens dat de Rus de terechte winnaar was en ook wij vonden zijn uitvoering de meest subtiele en rijkste. Aanvankelijk vonden we Prokofiev maar een rommeltje, maar de Bulgaar en vooral de Rus brachten er structuur in aan en dwongen ons de schakeringen te onderscheiden, de tedere passages in de pianissimos en de explosies vanrazernij of vertwijfeling in de hardere gedeelten.
En het aantrekkelijke van de formule van de uitzendingen zit ook in de nabespreking door experts: als leek leer je altijd wat bij je hoeft niet akkoord te gaan met de mening van een kenner, maar zijn of haar kritiek of lof dwingt jou om beter op te letten.
Kortom, de KEW is een ontdekkingstocht door de wereld vande klassieke muziek: we mogen de VRT dankbaar zijn dat ze opnieuw de finale uitzenden weze het dan achter de rode knop.
Dat laatste lijkt dan ook weer snobistisch want niet iedereen is al in staat om digitaal te kijken en te luisteren, maar ik ben ervan overtuigd dat de digitalisering een niet te stuiten evolutie is: iedereen zal vroeg of laat moeten overschakelen naar de moderne technologie. De providers moeten er maar voor zorgen dat dit kan gebeuren tegen een redelijke prijs zodat er geen klassen ontstaan: geld mag nooit een reden zijn waarom mensen geen toegang krijgen tot de nieuwste snufjes. Digitale uitzendingen moeten binnen het bereik van elke beurs komen.
Elites zullen altijd bestaan, maar dan wel elites van kwalitatieve aard: de ene hoort nu eenmaal meer dan de andere zoals de ene beter kan lezen dan de andere. Dat is de onrechtvaardigheid van de natuur: je hebt dit receptieve talent of je hebt het niet.
Ik denk onvermijdelijk terug aan de lessen muziek die ik heb gekregen aan de Bisschoppelijke Normaalschool in Sint-Niklaas : we leerden vrijwel uitsluitend kerkliederen te zingen in zes jaren hebben we slechts een keer of twee mogen kennis maken met klassieke werken en dan nog de meest populaire zoals Eine kleine Nachtmusik van Mozart. Een regelrechte schande: onze priester-leraar was blijkbaar van oordeel dat toekomstige onderwijzers enkel in de mis moesten kunnen meezingen. Wat nogmaals de onvervangbare opdracht van de openbare omroep aantoont: die moet soms compenseren wat de kijkers nooit hebben meegekregen bij hen thuis of op school.
Snobistisch of niet: wij blijven trouwe luisteraars van de KEW.
clash of civilisations ofeen klas voor civilisatie?
Zelfverklaard cultuurfilosoof Johan Sanctorum heeft het ook opgemerkt: de ontsnapte criminelen uit de gevangenis van Brugge en uit het Brusselse justitiepaleis waren allemaal van allochtone oorsprong. De conclusie van Sanctorum (zie: de standaard on line) is een eigen versie van the clash of civilisations:
Geweld is de regel, de straat het primaire actieterrein. Achterliggend speelthet idee dat de westerse samenleving de oorzaak is van hun sociale achterstand en dat ze hiervoor zelf de passende compensatie mogen bedenken. Criminaliteit als sociale vendetta en Wiedergutmachung dus.
Het eerste wat opvalt is dat deze bedenkingen nooit worden aangevoerd wanneer het gaat om bendes uit Oost-Europa. In de USA zijn de Afro-Amerikanen ook oververtegenwoordigd in de gevangenissen enmisdaadstatistieken en van de Amerikaanse zwarten wordt evenmin beweerd dat ze de Westerse cultuur haten.
Wat ze echter gemeenschappelijk hebben Afro-Amerikanen, Roemenen en Albanezen, en onze eigen allochtonen is de sociale uitsluiting in de zin dat ze weinig of niet kunnen participeren aan onze consumptiemaatschappij wat onvermijdelijk tot frustraties leidt. Vooral in onze steden worden zij geconfronteerd metetalages van overvloed waar ze niet bij kunnen tenzij het pad van de misdaad wordt gekozen. Althans zo denkt een deel van hen: er zijn er nog altijd meer in het bijzonder de meisjes en jonge vrouwen, maar ook jongemannen die wel studeren en wel gediplomeerd op de arbeidsmarkt komen die in staat zijn om zich op een fatsoenlijke manier te laten gelden.
Niettemin zijn de feiten talrijk en ernstig genoeg om zich er zorgen over te maken en om te zoeken naar een oplossing of verbetering van de situatie wat Sanctorum niet doet. Hij legt liever de link met het terrorisme. Als straks Mbark Boussoufa een blanke scheidsrechter uitkaffert zal hijdit ook wel doen uit sympathie voor Osama bin Laden.
In onze jeugd speelden we net zo lief op straat, daar schuilt het probleem niet. Het gaat erom welke spelletjes er kunnen gespeeld worden en met wie. En dan zie je het verschil tussen een landelijke gemeente zoals wij in Hamme aan de Durme hebben meegemaakt in de jaren 1950-60 en een hedendaagse stedelijke agglomeratie waar weinig of geen accomodatie is voorzien om uit te nodigen tot sport of gezonde ontspanning. Voeg daaraan toe dat allochtonen vaak schamel behuisd zijn waardoor de ouder wordende kinderen nog minder geneigd zijn om binnen te blijven en je krijgt inderdaad een straatcultuur met niet bepaald stichtende voorbeelden. Voor de jonge machos van Marokkaanse of Turkse oorsprong zou het voorbeeld bij uitstek de vaderfiguur moeten zijn, maar die is dikwijls langdurig werkloos en vaak als gevolg van racistische uitsluiting of wordt onderbetaald: zijn sociaal statuut tast dus zijn natuurlijk gezag aan. Daarentegen zijn er op straat voorbeelden van succes te vinden:lefgozers en stoere binken die uitpakken met een snelle wagen, een dure brommer etc En deze kanjers maken er geen geheim van hoe ze aan hun juwelen zijn geraakt: drugs en allerlei vormen van zogeheten kleine criminaliteit. Woorden wekken, voorbeelden strekken: de pedagogische voorbeelden van de straatcultuur bestendigen de uitsluiting door het asociale gedrag aantrekkelijker te maken dan het aangepaste.
We moeten er daarom alles aan doen om de nieuwe generaties van allochtonen stimulerenderolmodellen te bezorgen, onder meer door ieder geval van racisme op de arbeidsmarkt streng aan te pakken. Bovendien zal de woonsituatie moeten verbeterdworden, de infrastructuur van de buurt, de werkgelegenheid in zichtbare en prestigieuze functies (dus weg met dat idiote hoofdoekverbod) en de omkadering binnen het onderwijs.
Dit is het deel van onze verantwoordelijkheid en wellicht hebben linkse commentatoren zich te lang hiertoe beperkt. Want er is wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid, zowel bij de ouders als bij de allochtone jeugd. Ouders moeten worden aangespoord om de schoolcarrière van hunkinderen nauwer op te volgen, desnoods door druk uit te oefenen via het kindergeld.
Het minste wat je mag eisen is dat ouders meewerken aan de strijd tegen het spijbelen.
En alweer duikt het probleem van de taal op: om met de school te kunnen communiceren moeten beide ouders een van onze landstalen kennen. Dit is een morele plicht.
Trouwens, in het Brusselse is de werkloosheid onder jonge allochtonen gigantisch en toch vindt een aantal bedrijven in de rand onvoldoende kandidaten om vacatures in te vullen en de oorzaak is zeer dikwijls een gebrek aan taalkennis. En eveneens een gebrek aan arbeidsethos: men raakt niet op tijd uit bed, men ziet op tegen de verplaatsing etc
En deze onwil kan onbetwistbaar het gevolg zijn van een veel te lankmoedige en lakse opvoeding: de jongens worden arbeidsonbekwaam gemaakt door verwenning en vertroeteling wat eigen is aan een machocultuur.
Binnendringen in de gezinnen is echter zeer delicaat: men moet dus beginnen met het schoolgebeuren en zoals gezegd kan de overheid de ouders onder druk zetten om hun deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dit geldt ten andere voor alle kansarmen in ons land, niet enkel voor de allochtonen. Of sterker nog: alle ouders die het verzuimen omde schoolse prestaties van hun kroost op te volgen, zouden moeten gesanctioneerd worden het kindergeld mag geen vrijblijvend cadeau zijn: voor wat, hoort wat.
Staf Nimmegeers heeft het jaren geleden reeds voorspeld in De Zevende Dag: We leven in Brussel op een tijdbom. Deze sterk geëngageerde priester kent de problematiek als geen ander en hij heeft altijd geprobeerd er iets aan te doen. Toch werd zijn alarmkreet in de wind geslagen, hij verliet zelfs ontgoocheld de politiek.
De vraag is of men in dit land en in onze vele buitenlanden is het doorgaans niet beter bezig zal blijven met een steekvlampolitiek: brandjes blussen maar niets of veel te weinig doen aan de brandveiligheid op langere termijn.
Het gaat in essentie om een gedeelde verantwoordelijkheid: de samenleving in al haar aspectenheeft een opdracht, maar ook ieder van de betrokkenen. En zoals Paul Scheffer opmerkt in zijn indrukwekkende boek Land van aankomst draait het precies om deze term: betrokkenheid. Vergelijk het met magnetisme: de aantrekkingskracht kan nooit van één pool alleen komen, betrokkenheid is een zaak van aantrekken en aangetrokken willen worden.
Maar een samenleving die vaststelt dat er iets schort aan haar aantrekkingskracht dient in de eerste plaats aan zelfonderzoek te doen: hoe maken we ons meer aantrekkelijk? Alleszins niet doorhysterisch te gillen over botsende beschavingen zoals sensatiefilosoof Sanctorum dat zo graag doet.
Mannelijke agent mag vrouw in boerka niet meer controleren
01 augustus 2009, 11:09
Mannelijke agenten mogen niet langer de identiteit van een vrouw in een boerka controleren. Voortaan is die taak alleen weggelegd voor de weinige vrouwen bij de politie. Dat staat te lezen in een nieuwe nota die de federale politie naar de korpsen stuurde, zo staat zaterdag in de kranten Het Nieuwsblad en De Standaard.De nota is ondertekend door Jean-Marie Van Branteghem, de nummer twee van de federale politie, en werd begin juli aan alle korpsen bezorgd. De maatregel kan rekenen op kritiek. Onder meer CD&V-senator Dirk Claes vreest dat de richtlijn ertoe zal leiden dat boerkadraagsters zo goed als niet meer gecontroleerd zullen worden. "Onze politiekorpsen hebben sowieso al een tekort aan vrouwen", zegt Claes in de kranten. "Er zijn 32.000 mannelijke politieagenten tegenover amper 6.000 vrouwelijke. In dat opzicht is het gewoon not done zo'n richtlijn op te stellen. Dit gaat lijnrecht in tegen het belangrijke veiligheidsprincipe dat élke agent altijd een identiteitscontrole moet kunnen uitvoeren." Claes vraagt nu aan minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom om de richtlijn opnieuw in te trekken. (VDH)
bron: Belga
Van dit bericht heb ik even opgekeken: ik wist niet eens dat boerka's in ons land waren toegelaten. In mijn jeugd mocht je in mijn geboortedorp één dag per jaar gemaskerd rondlopen, namelijk met carnaval. Zo hoort het ook te zijn: om wille van de veiligheid en omdat een normale mens wil zien met wie hij of zij de straat moet delen. Verdraagzaamheid heeft zo zijn grenzen: de waanzin is zo'n grens.
Wat baat academische geleerdheid als je ermee alleen maar tot dwaze conclusies kunt komen? Jonathan Holslag, expert internationale relaties van de VUB, somt in De Morgen van 30 juli een aantal redenen op om de oorlog in Afghanistan een foute oorlog te noemen. Hij vergeet er nog aan toe te voegen dat de door de invasietroepen geïnstalleerde coalitie bestaat uit clanleiders die rijk zijn geworden van de opiumhandel en noch in moreel noch in democratisch opzicht beter zijn dan de Taliban.
De enige argumenten die Holslag kan verzinnen om onze participatie aan deze 'foute oorlog' te verdedigen zijn 'ons diplomatiek gewicht en wellicht zelfs onze economische belangen.' Machiavelli alive and kicking dus.
Om te beginnen hoef je geen ijzervreter te zijn om diplomatiek gewaardeerd te worden: dat bewijzen Scandinavische politici sedert Olaf Palme die een uitgesproken pacifist was, net als Willy Brandt trouwens die evenmin genegeerd werd in de internationale politiek. En het economisch profijt is puur cynisme als onze voordelen worden uitbetaald in mensenlevens en in lokale destructie.
Ik ben evenwel geen principieel pacifist: als militair ingrijpen noodzakelijk is dan moet het maar gebeuren. Dit had met name het geval moeten zijn in Oost-Congo waar de laatste 12 jaren naar schatting 5 miljoen burgers zijn vermoord en duizenden vrouwen gefolterd en verkracht.
Ons land heeft een historische verantwoordelijkheid in Congo en we zijn het aan onze voorgeschiedenis van uitbuiting en plundering verplicht om partners te zoeken om in de Kivu slagvaardig tussen te komen ter bescherming van de bevolking en niet uit economisch opportunisme.
In de strijd tegen het terrorisme is de invasie in Afghanistan een leugen - Jonathan Holslag lijkt dit zelf ook in te zien -: het moslimterrorisme is een zaak van staatsveiligheid en vraagt om een politionele aanpak. Je kan met een regulier leger geen vijand uitschakelen die meestal onzichtbaar is voor militaire observatoren.
Bovendien heb ik nog altijd geen verklaring gelezen - noch van een expert, noch van een betrokken politicus - hoe de Taliban aan hun wapens komen: zou de strijd tegen de wapenhandel, de legale en de illegale, geen doeltreffender middel zijn om aanslepende conflicten als dat in Afghanistan te voorkomen? Je kan die vraag trouwens herhalen bij andere uitbarstingen van geweld, onder meer in Somalië. Steeds gaat het om straatarme landen en obscure groupuscules die over de meest geavanceerde handwapens beschikken: waar komen die vandaan, waarmee worden ze betaald en wie wordt beter van deze wapensmokkel?
Maar wie strijdt tegen de belangen van de wapenindustrie, krijgt zelden een plaats in de schijnwerpers en daar lijkt het politici als Pieter de Crem om te doen: ijdelheid dus en plat opportunisme.
Mij doet het pijn dat een intelligente wetenschapper deze misdadige ijdeltuiterij verdedigt en geen oog heeft voor meer urgente problemen.