"Het verhaal van Zuster Kat Fael." Of hoe een gevonden poezennestje nog goed terecht komt! (klik op bovenstaande foto) ---------------------
Growing old is mandatory. Growing up is optional. ----- Ouder worden is onvermijdelijk. Volwassen worden niet!
Als je op de groene button klikt kom je op de site van het baby-poezen-opvangcentrum van "Den Dierenvriend". Hét adres om een jonge poes te adopteren! Ga eens kijken en zeg het voort aan andere dierenvrienden aub!
Zoek je een speciaal onderwerp waarover ik ooit iets schreef? Tik dan hieronder een trefwoord in!
Zoeken in blog
Klik op het envelopje om mij een mailtje te sturen
We don't stop playing because we get old... We get old because we stop playing! -------------- We stoppen niet met te spelen omdat we oud worden... We worden pas oud als we stoppen met spelen!
Je kan maar 1 week tegelijk bekijken op mijn blog. Anders gaat het te traag open. Wil je zien wat er vorige week op stond? Klik dan op de data hier onder!
In elke 50-plusser zit een verbijsterde teenager die zich afvraagt wat er gebeurd is.
Leonardo da Vinci (1452-1519)
Italiaans kunstenaar
Als ik in de hemel kom, dan wil ik
daar graag een kat op schoot hebben.
Jan Wolkers (°26-10-1925)
Nederlands schrijver en columnist.
Katten haten dichte deuren; het
maakt niet uit aan welke kant ze staan. Als ze buiten zijn willen ze naar binnen, en
als ze binnen zijn willen ze naar buiten.
Lilian Jackson Braun (1916)
Amerikaans schijfster
Laten we eerlijk blijven; de meesten van ons
vinden het wel leuk als onze katten een tikje gemeen zijn. Ik zou me in ieder geval niet echt op mijn
gemak voelen in het gezelschap van een kat die in huis rondliep met een heilige
uitdrukking op zijn snuit.
Beverly Nichols (1898-1983) Engels
Schrijfster
Eén kat
leidt tot de volgende.
Anoniem
Katten bereiken
moeiteloos wat wij mensen niet kunnen: door het leven gaan zonder lawaai te
maken. Ernest Hemingway (1898-1961) Amerikaans
schrijver
Er zijn twee
manieren om de ellende te ontvluchten: muziek en katten. Albert Schweitzer (1875-1965) Theoloog,
filosoof en dokter.
Katten schijnen uit te gaan van het principe
dat het nooit kwaad kan om te vragen wat je
wilt.
Anoniem
Katten zijn
delicate wezens en ze kunnen de meest uiteenlopende kwalen krijgen, maar ik ben
nog nooit een kat tegengekomen die aan slapeloosheid
leed. Joseph Wood Krutch(1893-1970)
Amerikaans schrijver
Als u in een
gracht valt kunt u best angstig miauwen, want een kat willen we wel eens
redden. Toon
Verhoeven
Lang geleden werden de katten als goden
gezien. Dit zijn ze nooit vergeten.
Anoniem
Cat Proverbs
You will always be lucky if you know how to make friends with
strange cats. Colonial
In a cat's eye, all
things belong to cats. English
No matter how
much cats fight, there always seems to be plenty of kittens. Abraham Lincoln
Dogs come when they're called; cats take
a message and get back to you later. Mary
Bly
There are two means of refuge from the
miseries of life: music and cats. Albert
Schweitzer
Settling a dispute through the law is like losing a cow
for the sake of a cat. Chinese
A cat goes to a
monastery, but still she remains a cat. Congolese
The cat is a saint when there are no mice
about. Japanese
The cat is a lion to the
mouse. Albanian
A house without either a cat or
a dog is the house of a scoundrel. Portuguese
The kind man feeds his cat before sitting
down to dinner. Hebrew
Handsome cats and fat
dung heaps are the sign of a good farmer. French
Beware of people who dislike cats. Irish
Who cares well for cats will marry as happily as
he or she could ever wish. French
An old cat
will not learn how to dance. Moroccan
A cat
will teach her young ones all the tricks, except how to jump backwards. Netherlands Antillean
When the mouse laughs at the cat,
there's a hole nearby. Nigerian
As every cat
owner knows, nobody owns a cat. Ellen Perry
Berkeley
If you play with a cat, you must not mind her
scratch. Yiddish
To live long, eat like a cat,
drink like a dog. German
A cat has nine lives;
for three he plays, for three he strays, and for the last three he
stays. English-American
A cat with a straw tail
keeps away from fire. English
Those that
dislike cats will be carried to the cemetery in the rain! Dutch
After dark all cats are leopards. Native American (Zuni)
If stretching were wealth, the
cat would be rich. African
One should not send
a cat to deliver cream Yiddish
The cat--moon
eats the gray mice of night. Western
Europe
When the cat's away, the mice will play. Western Europe
It's for her own good that the cat
purrs. Irish
Cats don't catch mice to please
Khoda(God). Afgani
Fat cats and thin birds can
share a yard, but thin cats and fat birds no way! Rosicrucian
Like the cat in the tree, getting caught up
in the chase can leave us in an awkward place. Rosicrucian
The cat laps the moonbeams in the bowl of
water, thinking them to be milk. Zen Saying
If
men were now to turn their hostility towards the cat, it would not be long
before the domestic cat became a wild animal. Nigeria
In even a cat the Buddha-nature exists. Japanese Buddhist
It is useless to show the gold piece
to a cat. Zen Saying
Nature breaks through the
eyes of the cat. Irish
It's a brave bird that
makes its nest in the cat's ear. Hindi/Indian
A
rat who gnaws at a cat's tail invites destruction. Chinese
He who does not feed his cat will feed rats.
Dogs are
dogs, but cats are people.
When the cat and mouse agree, the grocer is ruined. Iranian
Beware of the cat that licks from the front but claws from
behind. Old English Proverb
A trapped cat becomes a lion. Old English
Proverb
Life's like cat vomit; if you don't clean it up right away,
you're going to step in it. Xnterna
Drowsing, they take the noble attitude of a great sphinx, who,
in a desert land, sleeps always, dreaming dreams that have no end. Charles Baudelaire
Of all God's creatures, there is only
one that cannot be made slave of the leash. That one is the cat. If man could be
crossed with the cat it would improve the man, but it would deteriorate the
cat. Mark Twain
One cat just leads to another. Ernest
Hemingway
The cat is nature's beauty. French
The dream of cats is all mice. Egyptian
I have studied many philosophers and many cats. The wisdom of
cats is infinitely superior. Hippolyte Taine
No heaven will not ever Heaven be; unless my cats are there to
welcome me. Scottish
Dogs see people as companions; cats see people as staff.
It is better to feed one cat than many mice. Norwegian
The cat does not negotiate with the mouse. Robert K. Massie
You see, the wire telegraph is a kind of a very, very long cat.
You pull his tail in New York and his head is meowing in Los Angeles. Do you
understand this? And radio operates exactly the same way: you send signals here,
they receive them there. The only difference is that there is no cat. Albert Einstein
When the cat is not home, the mice will dance on the
table. Dutch
When a Cat adopts you there is nothing to be done about it
except put up with it until the wind changes. T.S.
Eliot
A cat in her house has the teeth of a lion. Somali
A kitten can catch only a baby mouse. Ghana
The naming of cats is a difficult matter. It isn't just one of
your holiday games. You may think at first I'm mad as a hatter when I tell you a
cat must have three different names... T.S. Eliot
I love cats because I enjoy my home; and little by little, they
become its visible soul. Jean Cocteau
God is really only another artist. He invented the giraffe, the
elephant and the cat. He has no real style, He just goes on trying other
things. Pablo Picasso
The man who carries a cat by the tail learns something that can
be learned in no other way. Mark Twain
What greater gift than the love of a cat? Charles Dickens
Katten laten pootafdrukken achter op je hart. Uit "Citaten voor een katten liefhebber."
Het begrip rust komt tot uiting in een zittende kat. (Jules Renard)
Het enige mysterie aan katten is waarom ze ooit besloten hebben huisieren te worden. (Compton Mackenzie)
Als een een hond op je bed springt, doet hij dat omdat hij graag bij je wil zijn. Als een kat op je bed springt, doet ze dat omdat ze je bed zo lekker zacht vindt. (Alisha Everett)
Het is onmogelijk om niet vertederd te raken bij de aanblik van een of meer kittens. (Cynthia E. Varnado)
De kat zou's mans beste vriend kunnen zijn, maar ze zou zich nooit verlagen om dat toe te geven.
Probeer nooit koppiger te zijn dan een kat. (Ropbert A Heinlein)
Laat iets van de rust van een kat op mij overgaan. (David Harold Rowbothom)
Je bent pas iemand als je door een kat bent genegeerd.
Katten : net zo soepel als hun schaduw, de wind krijgt geen vat op ze.
Ze glippen slank en stil, door spleten, kleiner dan zijzelf. (A S J Tessimond)
Het verschil tussen katten en honden is dat honden komen als ze geroepen worden, terwijl katten een boodschap aannemen en later contact opnemen.
Ik meen het oprecht als ik zeg dat ik van katten hou... Een kat is een dier dat meer menslijke gevoelens heeft dan de meeste andere dieren. (Emily Bronte)
Vrouwen en katten doen waar ze zin in hebben, en mannen en honden kunnen daar maar beter mee leren leven. (Alan Holbrook)
Eén reden waarom kattenliefhebbers volgens mij katten bewonderen, is hun superioriteitsgevoel. Het lijkt alsof ze overal een meester in zijn, ongeacht wat ze doen of pretenderen te doen. Zelden zie je een kat die in verlegenheid verkeert. Ze hebben geen geweten, en ze hebben nooit ergens spijt van. Misschien zijn we stiekem jaloers op ze. (Barbara Webster)
Katten zijn bedoeld om ons te leren dat niet alles in de natuur een functie heeft.
Als je de beste zitplaats in huis wilt, zul je de kat moeten verplaatsen.
Katten zijn slimmer dan honden. Je krijgt acht katten nooit zo gek dat ze een slee door de sneeuw gaan trekken. (Jeff Valdez)
Onlangs heeft iemand me een schattig katje gegeven... en nu is het katje van mening dat iemand mij aan hem heeft gegeven. (Evelyn Underhill)
Het viel als snel op dat de kat nergens te bekennen was als er iets gedaan moest worden. (George Orwell)
Katten die een goed tehuis hebben, zijn eraan gewend dat er de hele tijd tegen hen wordt gepraat. (Lettice Cooper)
Van alle schepselen Gods is er maar 1 dat zich niet laat onderwerpen. Dat is de kat. Als de mens gekruist zou kunnen worden met de kat, zou dat voor de mens een verbetering betekenen, maar voor de kat een verslechtering. (Mark Twain) Katten zijn net als mannen : enorme charmeurs. (Walter Savage Landor)
Het is nauwelijks te geloven, maar sommige mensen beweren dat hun katten bijna menselijk zijn - en dat bedoelen ze dan als een compliment.
Wat katten het belangrijkst vinden aan mensen is niet hun vermogen om voedsel te produceren (want dat vinden ze vanzelfsprekend), maar hun amusemenstwaarde. (Geoffrey Household)
Ik zou een kat nooit kunnen kwetsen, ook al kan ik tegen mensen soms ronduit agressief zijn. (A.L. Rowse)
Geen huis is compleet zonder het getrippel van kleine kattenpootjes.
Is het niet prachtig hoe katten vrienden kunnen maken en mensen kunnen beïnvloeden zonder ook maar ooit een boek te lezen.
De kat heeft honger als zij met een broodkorst genoegen neemt. Katten zijn mysterieuze wezens. Er gaat meer in die hersentjes om dan we beseffen. (Sir Walter Scott)
Als ik met mijn kat speel, dan is het niet echt duidelijk of ik me nu met haar amuseer, of zij met mij. (Michel Eyquem De Montaigne)
Mijn poezenverhalen vinden jullie door in de linkerkolom op de foto van de betreffende poes te klikken. En als je op "Poezenstrips" klikt kan je lezen wat mijn poezen onderling allemaal zitten te roddelen... Mijn reisverhalen van Thailand, Egypte en Noorwegen staan ook in de zijkolom. "Mijn Jeugdherinneringen" beschrijven de jaren 60 in Antwerpen. Veel plezier!
03-01-1992
Een surrealistische ziekten-cocktail.
Een surrealistische ziekten-cocktail.
Deel 1 : De privé-attractie genaamd : "Laathi Falls".
Beloofd is beloofd, hier komt dus het verhaal over wat er met me aan de hand is. Ik splits het op in vier delen want t is vanzelfsprekend toch weer langer uitgevallen dan ik gedacht had. Het was ook verdraaid moeilijk om de juiste woorden te vinden om zoiets surrealistisch uit te leggen.
Net als destijds met die fybromyalgie-diagnose ben ik van plan er maar één keer uitgebreid over te schrijven want ik probeer het probleem zo min mogelijk aandacht te gunnen om het mijn leven niet nog verder te laten beheersen dan het nu al doet. Genezing bestaat toch waarschijnlijk niet. Negeren is dus aan de orde. En natuurlijk ondertussen manieren trachten te vinden om er mee te leren leven.
t Is deze keer geen plezant verhaal maar daar kan ik ook niet aan doen.
Zet u stillekes neer en luister. Vooral stillekes.
Reeds jaren lijd ik aan tinnitus, of in t schoon Vlaams : oorsuizingen. Lange tijd vond ik dat geruis in mijn kop iets normaals. Ik dacht dat iedereen wel het mechaniekske van zijn lichaam hoorde werken. Totdat mijn mechaniekse wel oprecht veel lawaai begon te maken en ook steeds maar luider en luider werd. Op de duur sleepte ik mijn persoonlijke draagbare waterval mee in mijn kop... Ongelofelijk, ik leefde in t onophoudelijk gezelschap van mijn privé-waterval, de Laathi-Falls! Niet af te zetten. De waterval schoot in gang op het moment dat de droom overging in t ontwaken en eindigde als s nachts de slaap de overhand haalde. Niet fijn, maar je leert er wel mee leven.
Van de neus-keel-en-oren-specialist moest ik leren werken met muziek om zo het geruis te maskeren. Ik vond dat allesbehalve prettig want ik ben heel erg gehecht aan stilte. Vandaar dat er ook nooit een achtergrondmuziek op mijn blog gestaan heeft, zelfs de speakers van mijn pc stonden nooit aan. Dus deed ik wat me opgedragen was en probeerde ik te leren schrijven met muziek. t Was een moeilijke bevalling maar met rustige klassieke muziek lukte het op de duur toch. Ook in de auto moest er muziek op spelen zodat ik een iPodje kocht dan kon ik tenminste mijn lievelingsliedjes beluisteren. Ik, de mens die niet liever dan in stilte zat, moest nu voortdurend in een cocon van geluid leven om t lawaai in mijn eigen kop te verbergen. Een absurde grap, maar ik hou niet van absurde humor.
Tijdens de Thailand-reis en de Noorwegen-cruise had ik dus al de grootste attractie in mijn kop zitten : de Laathi Falls. Constant. Een tijdje later veranderde het geluid. Het werd hoger. Mijn waterval begon te klinken als een veld vol krekels. Dat was minder prettig, maar ik vond al gauw een truukje om t aanvaardbaarder te maken. Telkens ik overdag even niet geconcentreerd bezig was en t geluid de overhand kreeg maakte ik mezelf wijs dat ik op een mooie berg in Zuid-Frankrijk zat te kijken naar een prachtige zonsondergang temidden van mijn krekels.
Zonsondergang, avond, vakantie, dus ontspan-tijd. Ik trainde mezelf dat telkens ik dat beeld opriep ik mijn spieren ontspande en er knus bij zat als een totaal ontspannen, dooreengezakt bergje pudding. Dat werkte goed. (Zo goed zelfs dat ik soms in de auto plots in mijn puddingkje veranderde wat nu ook weer niet echt de bedoeling was.) Want ja, zelfs boven het geluid van de auto én de radio hoorde ik nog mijn krekels. "Laathi and The Crickets" was nogal een groot koor. Een erg succesvol ook, ze hadden veel optredens. Maar kom, er viel mee te leven.
Tot voor kort ook mijn krekelkoor vervangen werd .
De toon van t geluid in mijn kop werd hoe langer hoe hoger en het truukje van mijn Zuid-Franse zonsondergang werkte niet meer. Dit waren helemáál geen lieflijke krekels meer. Het nieuwe geluid was een nog veel hoger gesnerp. Een gekrijs waar ik niet meer mee slaagde het tot iets leuks om te toveren om het draaglijk te maken. Het leek wel alsof ze al mijn krekels gecastreerd hadden en dat het nu een soort Wiener Sangerknaben-koor van de Krekels geworden was. "The Castrated Crickets" zijn echt niet om aan te horen. Maar ik móet ze wel aanhoren. Ik heb geen keuze. Ook daar leert ge mee leven, zeker als er u ondertussen nog iets veel vervelender aan t overkomen is
Al heel mijn leven ben ik zeer gevoelig voor lawaai en zal ik het heel bewust niet opzoeken en als ik het toch beroepshalve moest tolereren beschermde ik mijn oren. Mijn oren hebben al van kindsbeen voor veel problemen gezorgd, zelfs tijdens een zomers fietstochtje moest ik ze dichtstoppen omdat de wind in mijn oren pijn veroorzaakte en ook in de winter moest ik ze afschermen tegen de koude. Nog iets heel vervelends is dat als ik langer dan enkele uren op hetzelfde oor slaap ik wakker word met een pijn die vergelijkbaar is met die van een oorontsteking.
Lastige aanhangsels wel, die oortjes van mij
Tot hiertoe was dat allemaal nog goed leefbaar, maar wat me de laatste maanden overkomt is wel helemaal van een ongekende waanzin.
Langzaam maar zeker viel het me op dat ik alles veel beter hoorde dan andere mensen. Ik hoorde ook veel méér. Veel meer details. Totaal onbelangrijke details dan nog. Mijn kop werd volgepropt met zinloze informatie! Op de duur begonnen alle scherpe geluidjes ook pijn te doen... t Begon met kleine dingen. t Geluid van rammelend vaatwerk was niet meer te harden. Een tang in de gereedschapskist leggen deed me ineenkrimpen. Lege plastic flessen pletten kon al snel ook niet meer. Het ruisen van een lopende kraan klonk alsof ze prikkeldraad door mijn kop trokken. Zelfs mijn eigen plasje was niet meer aan te horen zonder pijn Om nog te zwijgen van de waterval die het doortrekken van een toilet veroorzaakt.
Dan wordt een mens vindingrijk. En voorzichtig. Boterhammen kan je evengoed eten op een houten broodplankje. Een vaatwasser inladen kan je haast geluidloos als je t langzaam bord per bord aanpakt. (Echt iets voor mij iets langzaam doen ). Een plasje doen kan je desgewenst met je vingers in je oren. (Je handen wassen daarentegen is al iets moeilijker.) Je probeert veel problemen te voorkomen. Je neemt je sleutelbos zo vast dat hij niet meer rinkelt. Deuren laat je tegen staan zodat je niet telkens die harde klik van het in het slot vallen moet horen. Je nagels knip je af zodat je van dat getik op je toetsen alvast vanaf bent. Plastic zakjes van supermarkten worden vermeden.
Door al die voorzichtigheid en het constante alert zijn ben je na een paar uur doodmoe en ga je even liggen. In t gezelschap van de nooit afwezige Castrated Crickets" die op volle kracht verder musiceren
Dus probeerde ik iets anders uit. Ik ging niet meer al te voorzichtig zijn en de pijn gewoon trotseren. Dat was niet plezant maar misschien was ik dan niet meer uitgeput na een halve dag? 't Was alleszins 't proberen waard. Maar het resultaat was ongeveer hetzelfde. Ook pijn put blijkbaar uit. Mijn nieuwe systeem werkte niet. Maar t ellendigste is dat elke dag de geluiden nog scherper en harder worden.
Deel 2 : Horen als een dolgedraaide Pluto.
Vorige week ben ik tijdens mijn dinsdagse shoppingmiddag gewoon moeten gaan lopen. Op een druk kruispunt was het gesjirp, gepiep, gesis en gepuf van de remmende en vertrekkende bussen, trams en autos niet meer te harden. Ik merkte pas dat weinig mensen snappen wat ik meemaak toen ik tegen mijn kameraad opmerkte : En dan dat getik van elk schakeltje van die zijn fietsketting er nog bovenop! Waarop hij vroeg : Welke fiets? Awel, die aan de hand van die meneer die hier voor ons wandelt! Op dat moment realiseerde mijn maat zich plots wat voor stomme details ik wel allemaal moet horen, hij trok me direct de eerste de beste stillere zijstraat in en zei verbaasd : Maar gij hoort gelijk een hond?!! Na die opmerking realiseerde ik me pas dat ge van normale mensen niet kunt verwachten dat ze ook maar enigszins kunnen bevatten in wat voor lawaai-hel een mens die aan hyper-acusis lijdt terechtgekomen is.
Hoe moet ge zoiets gaan uitleggen? Ik wou er al lang eens iets over op mijn blog schrijven maar vond er geen woorden voor. Na deze gebeurtenis begreep ik dat het misschien eens hoog tijd wordt om naar de juiste woorden te zoeken. Er moeten meer mensen zijn die dit meemaken en het gewoon niet durven vertellen omdat ze niet weten hoe het uit te leggen en bang zijn zich belachelijk te maken. Dan doe ik dat wel even in hun plaats.
Onlangs zocht ik mijn neus-keel-en-oren-arts weer op in de hoop dat hij minstens iets aan die fysieke oorpijn zou kunnen doen. Druppeltjes voorschrijven ofzo. Aan die tinnitus is toch niets meer te verhelpen, dat wist ik al wel langer. Ik hoopte ook dat hij een oplossing zou weten voor die martelende, scherpe, harde klank van alle geluiden. Het enige dat het opleverde was dat ik nu weet hoe die ziekte heet : hyper-acusis. Hij vond als steeds niks fout aan mijn oren. Ge hebt prachtige trommelvlieskes!. Hij wou me wel een hoorapparaat voorschrijven. Ik had zelfs de keuze : ofwel mijn eigen gehoor zo versterken dat ik mijn tinnitus niet meer zou horen. (Pardon?!!! Nóg versterken?! Ik hoor nu al die voorbijzoevende vlieg haar maagoprispingen!) - ofwel een hoorapparaat dat een constante ruis gegeneert die mijn eigen oorsuizingen zou maskeren. Toen ik dat allemaal niet de oplossing van mijn probleem vond - ik wou iets dat die stomme oorpijn en die hyper-acusis deed verdwijnen verdorie! en ik ondertussen met de tranen in mijn ogen zat, lanceerde hij de volgende onvergetelijke opmerking : "Ga maar snel terug naar uw huisdoktereske en laat dat madammeke een antidepressivum voorschrijven! Dan gaat ge dit allemaal niet meer zo erg vinden." Toen rezen mijn haren helemaal ten berge. Een jaar geleden zei dezelfde man me dat mijn tinnitus wel een bijwerking en een gevolg kon zijn van één van de medicijnen die ik in mijn leven genomen heb, en nu zou ik wéér pillen moeten gaan pakken, nota bene dan nog voor iets wat ik niet eens heb!!
Kortom ik kwam buiten met niets zinvols, behalve met een voorschrift voor een pil die de pieken van mijn zintuiglijke ervaring wat zou aftoppen en met de opmerking dat de oorzaak van mijn ellende jarenlange stress was (wat hij dan nog terloops een luxe-probleem noemde ook) en dat t ooit wel over zou gaan, behalve dan die tinnitus natuurlijk. Tinnitus is blijkbaar forever.
En ondertussen wordt alles elke dag erger. Eerst was het bruisen van een kraantje lastig, nu hoor ik al elk druppeltje dat van mijn handen terug in de lavabo spat. Haarwassen met shampoo is een marteling. Elk schuimdruppeltje dat openspat hoor ik apart. Het moeten er duizenden zijn. Een bijkomend probleem is dat alles op deze wereld wel in cellofaan of plastic verpakt lijkt. Van snoepjes, over charcuterie, en koekjes, tot pillen. Elke blister kraakt zich een weg door mijn hersenen.
Kokkerellen is nu helemáál niet meer plezant. De combinatie van lepels en vorken en potten en pannen wordt een helse kakafonie. Dus eet ik meer brood. Een normaal mens heeft er geen idee van hoe hard een broodzak kraakt Erg genoeg is zelfs een zakje friet of een broodje uit de broodjeszaak ook al in zon ellendig papier verpakt. Vroeger was ik dolgelukkig als t een heel vers knapperig broodje was, tegenwoordig heb ik al net zo graag de oudbakken slappe kost, dat kraakt tenminste tijdens 't opknabbelen niet zo in mijn kop.
Nog maar één maand geleden hield ik enorm van t geluid van uw handen die ge warm wrijft tegen mekaar of van t zachte getik van de korrels in de katten hun etenspotten als ze alle zeven tegelijk zitten te knabbelen. Die pret is ondertussen ook ver zoek. Die geluiden zijn nu allesbehalve fijn.
Praten wordt ook doffe ellende. Beter gezegd : scherpe ellende. In een gesprek lijken de s-klanken op een nest sissende slangen. De S-beesssssssten bijten zich een weg door mijn kop. Of ik ze nu zelf uitspreek of iemand anders, het maakt niet uit. Een zinnetje als de super-snelle sneltrein suist voorbij mij zult ge t niet snel meer horen uitspreken. De autoradio - die moet opstaan om niet gek te worden van dat eeuwige oorsuizen - is al speciaal afgesteld, de hoge tonen heb ik afgevlakt. Dat gaat natuurlijk wel ten koste van de verstaanbaarheid en dat lijdt dan weer tot komische situaties.
Zo hoorde ik rond Kerstmis een reclamespotje over een goedkope supermarkt op de radio. Een vrouw zei op bewonderende, ietwat afgunstige toon : Onze buren eten couscous à volonté! De echtgenoot antwoordde : Als gij zo slim waart om in supermarkt XXX te gaan winkelen dan zouden wij ons dat ook kunnen veroorloven! Ik zat me toen af te vragen wat er nu in godsnaam zo duur kon zijn aan couscous á volonté" eten... Stom reclamespotje. Later bleek natuurlijk dat het niet over couscous maar wel over oesters à volonté ging .
Zo noem ik mijn lieve oude zonnekloppende Ming ook dikwijls mijn Zonnezoon. Deze week zat hij op mijn arm met zijn pootjes rond mijn nek en Echtgenoot zei : Ge staat toch echt prachtig met uw bonobo! Waarop ik heel verontwaardigd : Zeg, ge moet onzen oudste niet met een aap vergelijken hé!. Echtgenoot viel kompleet uit de lucht. Ja, slecht horen heeft wel zijn grappige kanten. Er mag al eens íets plezant zijn aan t hele gebeuren.
Ming : "Ma?... Mag ik eens iets vragen?..." Laathi : "Tuurlijk Mingske, lieve Zonnezoon van me."
Ming : "Ma, heb ik dat goed gehoord? Is dat waar dan onze pa mij een bonobo noemt?..." Laathi : "Bwa... Ik weet niet... Ik denk dat niet... Ik denk dat onze pa een dagske ouder wordt en daarom niet meer zo goed articuleert... Hij begint wat te mompelen. Ge zult hem wel verkeerd verstaan hebben... Hij zal wel 'zonnezoon' gezegd hebben."
Ming : "Gij denkt dus dat het een misverstand is? Ge denkt echt niet dat hij al zo oud aan 't worden is dat hij 't verschil niet meer weet tussen een kat en een aap?" Laathi : "Tja dat kan natuurlijk ook... Op onze leeftijd durft een mens al wel eens verward zijn..."
Ming (héél voorzichtig) : "En 't zou bijvoorbeeld ook niet kunnen zijn dat gij hem eventueel verkeerd zou verstaan hebben?... Niet goed gehoord ofzo?..." Laathi (héél resoluut) : "Ikke? Moi?! Néé schat! Ik hoor álles. Dat weet ge toch!!" Ming : "Ja maar wel álles wat ge niet moet horen."
Tja,... de waarheid komt uit een kattemond.
Deel 3 : Als een duif in een kerk.
Het droeve hoogtepunt van vorige week was onze reis afzeggen. Daar gaat onze autotrip waarin we deze keer het oostelijk deel van Thailand zouden gaan ontdekken
Ik zou echt niet weten hoe ik met deze overgevoelige kop in een restaurant of hotel vol bordengekletter moet gaan eten. Op een geluid dat ge ziet aankomen, of dat ge zelf maakt, kunt ge anticiperen maar ge kunt moeilijk de stand van alle messen en vorken tegenover hun bord van een heel restaurant in de gaten houden. Dat kan zelfs deze Moeder Overste niet. Als mogelijke noodoplossing had ik gedacht onderweg op reis eventueel broodjes in 7/Elevens of tankstations te gaan kopen en af en toe in een Mac Donalds te gaan eten, daar gebruiken ze noch bestek noch borden. Dus deed ik vorige week de ultieme test en organiseerde een bioscoop-avondje met vooraf een hamburger in de Quick.
In de hall van de cinema was amper volk, aan de kassa stonden we alleen, maar de kassier naast ons was net zijn kassa aan t maken. Een waterval van rinkelende munten. Kling-kling-klang-klíííííííng-KLIIIIIIIIIIIIIIIING!!!!!!!!!!! In het vrijwel lege hamburgerrestaurant vonden we een rustig tafeltje tot er enkele minuten later twee piepjonge koppeltjes naast ons neerstreken met van die Chicken Nugget-zakken Kr-kr-krak-krak-krakrakrkakrakrááááAAAAAAAAAAAK!!!!!!!!!!!!!! Alweer moeten gaan lopen.
De film zelf heb ik tot halverwege kunnen uitkijken zonder oordopjes. t Was een praatfilm en bij de weinige lawaai-scènes hield ik even mijn oren dicht. Tot ik plots de knal van een geweerschot niet had zien aankomen Vanaf dan heb ik maar wijselijk mijn dopjes ingestoken. Alle scherpe geluiden vielen weg en dat was een verademing. Een verademing van een uurtje waar ik daarna flink voor moest boeten met oorpijn Dus nee, in deze conditie zou op reis vertrekken niet veel plezier opleveren.
De beslissing om deze keer maar thuis te blijven - in de hoop dat de hyper-acusis ooit terug verdwijnt - maakte natuurlijk allerlei bespiegelingen los Stel dat het nooit meer overgaat?... Geen reizen meer, geen reisverhalen, geen fotos, geen blog?... Niet bepaald opwekkende vooruitzichten Je stopt dan op tijd met werken om als prille senior wat te kunnen gaan reizen en dan komt er zoiets absurds een pad in de korf zetten
Veel andere plezierige dingen zijn ook niet meer mogelijk. Vroeger deed ik niet liever dan verknutselen en nu heb ik met het verbouwen van de keukenkasten niet kunnen meespelen. Een schroevedraaier die op de keukenvloer valt laat me uit mijn vel springen. Dat geluid gaat door merg en been.
In het hoorcentrum kan je oordopjes laten maken met ingebouwde filters. Allemaal goed en wel maar als je niks in je oren kan verdragen ben je daar ook niet veel verder mee. Trouwens als je iets in je oren stopt dan hoor je de tinnitus weer veel erger. Toch zou dat laatste nog verkiesbaar zijn want de tinnitus is ergerlijk maar hij klinkt wel altijd ongeveer t zelfde en doet tenminste geen pijn zoals de onverwachte scherpe geluiden. Kortom, de cirkel is rond, er is niet direkt een oplossing te vinden voor iemand die opgezadeld zit met de surrealistische combinatie van tinnitus én hyper-acusis én gevoelige oren.
Veel begrip kan je voor dit probleem niet verwachten in deze lawaaierige wereld. Mijn huisdokter zegt dat vele mensen aan beide aandoeningen lijden maar dat de meesten gewoon zwijgen om niet op de gekende muur van onbegrip te stuiten. Ze lijden in stilte. Alleen dat zinnetje is al om t uit te schateren! Stilte kennen wij namelijk al lang niet meer.
Het moet ook heel moeilijk te begrijpen zijn voor onze medemensen want we zitten altijd maar bezig over Wij horen dit, en wij horen dat maar t gaat helemaal niet over oren en horen. De tinnitus is denkelijk een fantoomgeluid dat door je hersenen geproduceerd wordt. Het zijn waarschijnlijk overprikkelde zenuwuiteinden veroorzaakt door - misschien - een teveel aan lawaai, een plotse knal, verkeerde medicijnen, een accident zoals whiplash, te lang teveel stress, depressie wie zal het zeggen. De dokters alvast niet.
Het stomme is dat zoiets een enorme inpact op je leven heeft. Je hoort totaal andere dingen dan de anderen en interpreteert ze ook verkeerd. Enkele dagen geleden reed ik s avonds achterwaarts uit de garage en bleek daar ineens een auto geparkeerd te staan. Ik had hem niet gezien. Plots hoorde ik een enorm gekraak! Ik dacht écht dat ik die auto een halve meter korter gemaakt had! En wat bleek : één enkele kras op de zijkant van eigen auto. In mijn oren had het echter geklonken alsof ik een enorm accident had veroorzaakt en t was dus eigenlijk niks erg. Beter dan met dit voorbeeld kan ik het eigenlijk niet uitleggen. Het gaat allemaal om echt futiele dingen die voor hyper-acousis-mensen buitenproportioneel versterkt worden en ik snap maar al te goed dat mensen die dit niet meemaken het ook niet kunnen bevatten.
Ondertussen vallen er hoe meer stukjes van de puzzel in mekaar
Dat gedoe in mijn kop moet zich al jaren aan t opbouwen zijn. Zo ben ik ooit echt gek geworden van het lawaai van een kapotte koelkast van de buren. Hoogstwaarschijnlijk klonk dat voor andere mensen gewoon als t gezoem van een mug - áls ze t al hoorden - maar voor mij was dat een overweldigend geluid dat dwars door mijn kop zinderde. Ik sliep er niet meer van.
Nu begrijp ik ook waarom ik tijdens uitjes altijd tegen mijn maten zei : We gaan toch eerst eens aan de deur luisteren of het geen te lawaaierig restaurant is voor we gaan zitten hé? Velen werden afgekeurd wegens Wat is dat hier voor een galmgat?!!. Gelukkig zitten mijn vrienden ook graag rustig en kuierden we dan verder naar t volgende. Maar soms zag ik ze toch bedenkelijk kijken, ze vroegen zich waarschijnlijk af : Overdrijft ze nu niet? Zon lawaai is t hier nu toch ook niet eigenlijk Uiteindelijk kwamen we altijd wel terecht in iets waar we ons allemaal goed voelden. Ik heb niet veel vrienden maar diegenen die ik heb moeten mij wel heel graag zien. Want ik realiseer me nu dat ze ook op al die momenten niet hoorden wat ik hoorde, en dat ze moeten gedacht hebben dat ik toch wel een heel moeilijk mens was, maar ze mij toch niet lieten vallen. 't Is eigenlijk het omgekeerde, ik sluit me hoe langer hoe meer op omdat ik niemand tot last wil zijn. Zelfs telefoneren wordt elke dag lastiger omdat ik de telefoon hoe langer hoe verder van mijn oor moet houden omdat alles maar scherper en scherper begint te klinken.
Ik snap nu ook waarom ik op vakanties in hotels met veel animatie altijd zoveel last had. Andere mensen mopperden dat ze al dat muziekgedoe tijdens de maaltijd ook wel heel vervelend vonden maar ze bleven toch maar mooi naar die restaurants gaan. Voor mij mondde zon restaurantervaring altijd uit in complete chaos in mijn kop, dikwijls met bijbehorende hoofdpijn. De combinatie van bestek-gekletter, gebabbel en daarbovenop nog de Kinderanimatie-show die aan de gang was Mijn oren sloegen gewoon tilt en ik werd zo misselijk dat ik amper nog iets binnen kreeg.
Een half jaar geleden stonden we op het punt om een villa te kopen in een héél stille buurt. Op t einde van een straat die doodliep op een bos. Stiller kan je t haast niet vinden. Ik dacht mijn droom van rust gevonden te hebben. Wel tien keer ben ik daar naar de zogenaamde stilte gaan luisteren alvorens met de makelaar af te spreken. Maar ik hoorde er altijd vanalles. Ik hoorde de kampeerterreinen van de scouts op 300 meter afstand Gekletter van dakwerkers aan de andere kant van de wijk En geen mens die wilde geloven dat ik dat écht kon horen vanop zon afstand. Net voor we de beslissing om het huis te kopen gingen nemen stond ik daar nogmaals in de tuin en plots kregen de buren bezoek van hun familie. Mijn haren vlogen omhoog van t lawaai, ik hoorde een brij van luide stemmen en geroep alsof er een volkstoeloop ontstaan was! Ik vroeg me af wat er daarnaast aan t gebeuren was en ging stiekum door de haag gluren. Ik zag helemaal niet het uitbreken van een revolutie. Ik zag een normale familie met opas en omas - een twaalftal mensen - die zich rond de terrastafel nestelden en mekaar ondertussen uitgelaten verwelkomden. Geen getto-blasters, geen krijsende kinderen, geen druk gedoe. Een doodgewone zondagse familie-samenkomst. Ik begreep het toen helemaal niet meer. Gelijktijdig ging elders plots iemand met een houtzaag aan de gang. Het leek alsof die man het boompje dat achter mijn rug groeide wou wegzagen. Ik sprong op en keek en zocht en toen bleek dat de zaag zich wel 50 meter bij me vandaan bevond! Ik barstte uit in tranen, begreep totaal niet wat me overkwam, mijn zo verhoopte stilte ging ik hier ook niet vinden, ik vond het zelfs een verdomd lawaaierige buurt en het plan om het huis te kopen werd afgevoerd. Met een enorm pak schuldgevoelens erboven op want Echtgenoot had het huis zo leuk gevonden en de buurt zo aangenaam stil Terug naar af dus.
Ondertussen weet ik wel beter : die buurt zal heus wél stil geweest zijn, ikzelf heb gewoon een verdomd lawaaierige kop. Een galmgat waar elk geluid maar in blijft doordreunen en rondcirkelen en weerkaatsen als een radeloze duif die in een kerk gevangen zit en tegen het glas-in-lood blijft knallen.
Deel 4 : Túúúúút zei de trein. Maar hij vertrok nooit.
Ik begrijp nu ook waar mijn zeer uitgesproken voorliefde voor de nacht vandaan komt. Ik vind pas echt rust als alles en iedereen slaapt, als het laatste café uit de buurt dicht is, de laatste lawaaimakers van de straat verdwenen zijn. Het leek wel of ik me dan pas echt kon ontspannen. Nu weet ik waarom. Het is pas op dat moment dat ik gerust kon zijn dat er geen onverwachte geluiden gingen opduiken. De geluiden die nog zullen komen als je nog als enigste wakker bent, zijn er die die je zelf maakt en daar kan je op anticiperen, die heb je onder controle. Vanzelfsprekend ben ik me voordien nooit van dit mechanisme bewust geweest. Het hele plaatje valt nu pas in mekaar, nu de hyper-acusis zo snel verergert en ik ben beginnen zoeken wat er eigenlijk aan t gebeuren is. Neemt natuurlijk niet weg dat het allemaal nog veel erger had gekund
Stel dat ik nog een werkend mens was geweest en in mijn winkel had moeten staan? Of dat ik voor spelende kleinkinderen zou moeten zorgen? Of dat ik iemand zou zijn die graag naar feestjes of op café ging? Iemand met een druk sociaal leven Dán zou ik me pas gehandicapt voelen
Gelukkig ben ik iemand die t liefst met één vriend tegelijk zit te praten en hebben feesten met veel volk voor mij nooit gehoefd. Mijn laatste feestje heb ik hoofdzakelijk in de keuken doorgebracht, met afwassen. Als ik zelf afwaste kon ik het zo geluidloos mogelijk doen en moest ik ondertussen niet in een stemmenchaos zitten. Je ziet, je vindt voor veel dingen een oplossing. Maar t zijn meestal niet de gezelligste.
Als ge al maar met weinig mensen contact hebt is t ook minder erg om het probleem uit te leggen en je vrienden begrijpen het dan wel, ze beginnen er zelfs spontaan rekening mee te houden. Het is hartverwarmend te merken hoe mijn maatjes mijn broodje Smos reeds in een andere kamer uit de krakende verpakking halen en dat ze onopvallend alle plastic zakjes bewust onaangeroerd laten als ik in de buurt ben. Ondertussen heeft Echtgenoot zonder dat ik het wist op alle keukenkastdeurtjes dempviltjes geplakt. Maar ik kan moeilijk heel de wereld voorzichtig laten zijn of alles dicht gaan plakken. Ik wou dat ik mijn oren dicht kon plakken. Ik wou dat ik mijn kop af kon zetten.
Het ergste is nog dat heel dat gedoe in mijn hoofd met zoveel energie gaat lopen en dat ik concentratie-problemen krijg. Als ik aan mijn echt lange verhalen - die van een honderdtal paginas, die nooit op mijn blog verschijnen - zit te schrijven raak ik kompleet de draad kwijt en ben ik zelfs een paar dagen later al vergeten wat ik al beschreven had. Heel vervelend.
Zoveel fijne dingen die niet meer kunnen. Of althans nu niet kunnen. Het is zon uitputtingsslag om hier aan te wennen. Ik blijf hopen dat het terug gaat verdwijnen, althans die hyper-acusis toch. De eindeloze "Túúúúút" of de gecastreerde krekels zullen wel in mijn oren blijven wonen denk ik. Maar ondertussen moet ik wel een zinnige modus vivendi zien te vinden want vermijdingsgedrag kan volgens mij nog tot veel ergere toestanden lijden zoals sonofobie. Dan krijg je angst voor alle geluiden omdat je begint te denken dat ze niet alleen maar pijn doen maar dat ze ook je gehoor verder kunnen beschadigen. En dat is natuurlijk niet het geval als het gaat over geluidjes als t tikken van je nagels op je klavier of t knisperen van de krant. Het is belangrijk hier bij stil te staan en niet alles te gaan vermijden. Dan is t nog beter om de pijn even te verbijten en toch te blijven typen of de krant te blijven doorbladeren. Maar prettig is t niet en zal t ook nooit worden. Dat heb ik al wel door.
Ik weet niet wie tot het einde van mijn epistel gelezen heeft. De mensen die zelf met dit absurde gedoe opgeschept zitten zeker wel, maar ik hoop de anderen ook. Ten eerste omdat ze zich nu misschien iets beter in de wereld van de mensen die aan een van deze ziekten lijden kunnen inleven en er wat makkelijker begrip voor gaan kunnen opbrengen. En ten tweede dat ze misschien inzien dat ze hun gehoor moeten beschermen. Als er nog niets met je oren aan de hand is probeer het zo te houden want in t lawaaierige straatje waar ik in terecht ben gekomen wil je in geen geval verzeild geraken. Geloof me.
Ik zie bij deze aandoening veel vergelijkingspunten met hoe buitenstaanders en dokters met fybromyalgie en CVS omgaan. Ook dat zijn ziektes waar de geneeskunde kop noch staart aan krijgt, en dat in geen geval wil toegeven. Toen bij mij destijds de diagnose fybromyalgie gesteld werd ben ik daar niet teveel bij stil blijven staan. Als mijn vermoeidheid daar inderdaad aan te wijten zou zijn is er uiteindelijk toch niets aan te doen. Ik kan trouwens nog altijd niet geloven dat ik dat zou hebben. Akkoord ik heb overal pijn, kan met mijn polsen niet te lang typen, ben vaak moe, maar als de adrenaline op reis zijn werk doe zit ik de ene dag een tijger in te zepen en krijgt de volgende dag een olifant een wasbeurt. Toch niet bepaald bezigheden waar een fybromyalgie-patiënt zich aan zo overgeven denk ik zo?
Als ik rond me kijk (want veel mensen lijden aan fybro en cvs, maar zwijgen alweer vanwege de muur van ongeloof van onwetenden waar ze tegen botsen) valt het me op dat de meeste dokters (er bestaan er natuurlijk ook gewetensvolle) niet graag die diagnose stellen bij mensen die nog werken (want dan krijgen die een wel-of-niet-verdiende ziekte-uitkering) maar die diagnose wél erg graag opsolferen aan zelfstandigen of gepensioneerden (die toch geen centen te trekken hebben) want dan is op die onverklaarbare vermoeidheid ineens een etiket geplakt, moet er niet meer verder gezocht worden en moet vooral de onwetendheid van de geneeskunde niet toegeven worden.
Mensen met chronische vermoeidheidssyndromen worden volgens ook mij niet echt au serieux genomen omdat de wetenschap het niet kan meten of wegen Hetzelfde geldt voor tinnitus en hyper-acusis. En in deze rationele wereld is iets dat niet kan gezien en bewezen worden iets wat niet bestaat, iets wat zich hooguit in een bij voorkeur zieke geest afspeelt. Ook daar zullen we mee moeten leren leven vrees ik.
Er is als ge oud wordt nogal veel waar ge mee moet leren leven precies. Ik vraag me soms af in hoeverre dat eigenlijk nog leven is. In mijn hippie-jaren heb ik me altijd volmondig achter de uitspraak I hope I die before I get old geschaard. Ik vrees dat ik al een beetje over tijd ben. Mijn houdbaarheidsdatum lijkt wel overschreden.
Mijn verhaal zou natuurlijk niet volledig zijn zonder een moraal. Dat is de Disney-ziel in mij.
Ten eerste : Als iemand zeurt over een brommende ijskast of een hoge toon die van waar dan ook zou komen, maak er u dan niet van af met de woorden : Welnee, t is hier stil! Er is niks te horen. Ge beeldt u dat in! En trouwens ge moet u op zon dingen niet fixeren. Als die persoon iets hoort zal dat wel zo zijn. Jíj bent het die niet meer zo goed hoort, misschien samen met de 47 anderen die rond u mee staan te knikken. Er is niks zo erg als de mens die wél die zaken hoort belachelijk te maken of te intimideren. Hij wordt op die manier gestraft voor iets waar hij niet aan kan doen, en daarbovenop ook nog eens geïsoleerd, want hij gaat zich terugtrekken en zal in t vervolg zwijgen. Maar realiseer u dan wel dat dat niet is omdat hij die geluiden plots niet meer hoort, maar wel omdat hij niet als lastpost geclasseerd wil worden. Ik weet waarover ik spreek. Ik heb mezelf heel mijn leven een lastig mens en een overgevoelige zaag gevonden.
Ten tweede : Als je je momenteel een vervelende zeur vindt omdat je vanalles hoort wat de anderen niet horen wees dan gewaarschuwd. Jij hoort dat wel degelijk, en de anderen niet. Dus is er iets mis. Blijf dat probleem dan niet verder verstoppen, verdringen, maskeren of wat je ook al jaren aan t doen bent. Laat het niet verergeren, laat het onderzoeken.
En nogmaals, zorg goed voor uw oren, bescherm ze en mishandel ze niet.
Deze vierdelige tekst had ik vorige zondag geschreven. Ondertussen is er vanalles veranderd. Momenteel kan ik het zingen van een vogeltje in de tuin al niet meer verdragen, maar er is ook goed nieuws. Ik ben veel wijzer geworden door gesprekken met een logopedist, een osteopaat en twee zinnige huisdokters. Er valt dus eigenlijk nog veel te vertellen. Stof voor een na-woordje dus. En mij kennende zal dat dus wel een na-woord worden.
Ik neem er even de tijd voor om het te schrijven - alles verandert ook zo snel - maar over enkele dagen ga ik toch nog eens op dit onderwerp terugkomen. Ook omdat ik ondertussen enkele brieven heb gekregen van mensen die door mijn schrijfsel zich plots beter konden inleven in de leefwereld van hun gehoorgestoorde familieleden, en inzicht kregen in een voor hun totaal ongekend probleem. Het is dus zinnig geweest om het eens allemaal op te schrijven, zowel voor mezelf als voor anderen. Verwacht u dus maar aan een vervolg.
Hieronder plaats ik als grote uitzondering een gedicht dat ik drie jaar geleden schreef. (Het is toch ooit zonder mijn toestemming in een boekje verschenen dus maakt het me niet veel meer uit om t ook op mijn blog te zetten.) In dit gedicht kan je merken hoeveel ik toen al met geluiden bezig was, hoe goed ik destijds al alle kleine geluiden bewust opmerkte hoewel ze toen alleen hooguit hinderlijk waren maar nog geen pijn deden. Voor een goed begrip : het is één van mijn berenpersonages uit mijn boeken die dit gedicht zogezegd voor zijn moeder - voor mij dus - schrijft. De beer uit mijn verhalen heet Haricot.
Het goddeloze goddelijke uur.
In het stilste uur van de nacht ma,
Waarin spinnepoten temperamentvol trappelen
De katten vol-continu spinnen en dabbelen
Genietend van warme dekens en ritselende lakens
Waarnaar ze overdag verlangden als bakens
Als uw ogen schitteren en uw gedachten flitsen
En feilloos uw dagelijks cocon openritsen
In dat fluwelen uur ma,
Wanneer een blad op de vijverspiegel niet geruisloos uitglijdt
Waarin het uitspansel nog verder dan eindeloos uitdijt
Wanneer gij u alleen op de wereld waant, avontuurlijk op reis
Als heel de aarde uw tuin is, uw kamer uw paleis
Waar uw ventilator wiegend zwiepend draait
En uw bekommernissen naar buiten waait
In dat geluidloze uur ma,
Met de muziek van de allenachtelijke dingen
Als zelfs een manestraal lijkt te zingen
Uw aansteker en kaarsvlam knettert
Uw fantasie als een jonge papegaai tettert
In nanoseconden waarin een sprookje ontstaat
Of een sprankelend verfrissend ideetje ontwaakt
In dat magische uur ma,
Waarin elke regendruppel uiteenpetst en over glasdals tinkelt
Waarin een lepel in uw theetas rinkelt
Waar ge alleen zijt met het geluid van uw organen
Uw bloed door uw oren scheurt als tropische orkanen
Eén week later... Het beloofde nawoord(je) bij mijn vier vorige hoofdstukken over tinnitus en hyper-acusis.
"Planeet Chaos" blijkt niet zo onbewoond als eerst gedacht.
Ooit liep er op een Vlaamse zender een komisch programma met als titel : "Alles kan erger!" Nooit geweten dat er in een titel van een hilarische serie zoveel waarheid kon schuilen.
Deze week was ik een marathon aan 't lopen tussen logopedisten, ostheopaten, huisdokters, kinesisten en acupuncturisten. Mijn geloof in de Specialisten ben ik nog steeds kwijt. Maar ik wil wel alles doen om koste wat kost uit de lawaai-hel te ontsnappen, zelfs al moet het me ook mijn laatste calorie energie kosten. Wat het momenteel ook aan 't doen is...
Van mijn lieve huisdokter leerde ik dat ik - misschien wel heel moedig - maar dan toch totaal verkeerd bezig was. Dat het geen zin meer had om de pijn te trotseren en maar rücksichtslos door te gaan zonder oordopjes. Ze vergeleek de hyper-acusis met een brandwonde. Die zou ook nooit genezen als je de huid geen rust gunde. Zelfs al zou je steeds maar met het zachtste pluimpje over die wonde blijven wrijven, ze zou nooit genezen. Een wonde moet gerust gelaten worden om te kunnen helen. Dus de oren hebben rust nodig. De oren moeten in de watten gelegd worden. Om heel eerlijk te zijn, het dagelijks leven is sinds eergisteren ook niet meer mogelijk zonder oordopjes.
Waar ik in 't begin van de week enkel gek werd van de autosteutels die tegen het dashboard van de rijdende auto klingelden, schrijnen nu de geluidjes van de richtingaanwijzers en alle andere auto-piepjes ook al door mijn kop. Het gebulder van de camions naast me op de autostrade is oorverdovend. Ik ben dus aan 't leren autorijden met oordoppen. Een heel nieuwe wereld gaat voor me open. De oordoppen geven een zalige rust maar ze versterken het onveiligheidsgevoel in het verkeer. Nu pas blijkt hoezeer je ook op je gehoor rijdt. Het is nu dubbel oppassen geblazen. Jammergenoeg kan door die dopjes nu ook de autoradio niet meer aan om de tinnitus wat te maskeren. Maar je kan niet alles hebben.
Eergisteren droeg ik mijn dopjes voor het eerst. Hier in huis. Want zelfs hier is het moeilijk leefbaar geworden zonder. Elk klikje van een deur die (hoe voorzichtig ook) gesloten wordt doet pijn, een potje krabsla of margarine openen gaat niet meer, de belletjes aan de kattenhalsbanden van de twee kleintjes kan ik niet meer verdragen. Zelfs terwijl mijn zevental samen kattenkorrels knabbelen - wat een geluid veroorzaakt dat me vroeger een enorm geluks- en rijkdomgevoel gaf - moet ik de kamer verlaten. Met oordopjes kan ik er tenminste toch nog naar kijken. Door de vele akelig geworden geluidjes buiten te sluiten ontdek je wel andere fijne zaken. Een poes op je schoot horen spinnen was heerlijk, maar een poes enkel voelen spinnen is ook een aparte belevenis. Heel 't lijfje trilt en je raakt niet meer afgeleid van al die wellustige bewegingen van het genietende poezenbeest.
Langer dan twee uur kon ik mijn dopjes niet verdragen, mijn oren werden heel pijnlijk. Toen ik ze verwijderd had leek het wel of mijn oren net bevallen waren. Ik zal dringend marktonderzoek moeten gaan doen naar de ideale dopjes... Als die al bestaan. De haast geluidloze dag van eergisteren gaf me een enorme rust. En wat nieuwe moed. De tinnitus blijft constant maar die heb ik - weliswaar met veel moeite - toch weer weten om te turnen in iets minder onbehaaglijks dan mijn "Gecastreerd Krekelkoor".
De dag van gisteren was een heel ander paar mouwen. Ik reed 40 kilometer naar mijn tweede afspraak bij de ostheopaat. Daar worden mijn kaken en gehoorgang ontspannen, mijn onderkaak, mond en nek bijgeschroefd en verwrongen in de hoop op die manier iets los te maken dat het geweld in mijn kop doet afnemen zodat ik mettertijd terug van "Planeet Chaos" naar "Planeet Aarde" kan verhuizen.
De rit over de E313-snelweg was een ramp. Overal werken, files,... Tot overmaat van ramp was er een camion tegen een brugpijler gereden die onmiddellijk moest afgebroken worden, dus het fileleed was weer niet van de poes. Doodmoe kwam ik bij de ostheopaat aan. Ik ging binnen en deed mijn dopjes uit. Ik moest wel, anders kon ik zijn instructies niet verstaan. En toen barstte de hel los.
Er zijn verscheidene met dunne gordijntjes van mekaar gescheiden behandeltafels, met in elk hokje een kinesist en een patiënt. Ik ben er vroeger vaak geweest en er heerst altijd een vrolijke sfeer, ondanks de gordijntjes praat iedereen tegen mekaar, de radio staat op en er wordt gelachen. Hoe prettig dat vroeger was, zo ellendig is dat in mijn huidige toestand. Je ligt in een geluidsbrij en je kan je nog amper op je eigen behandeling concentreren. De man vroeg dan nog aan een collega de radio harder te zetten en terwijl hij aan mijn hoofd aan 't wringen en kraken was begon hij vrolijk met de muziek mee te fluiten. Recht in mijn oor. Ik kromp ineen van de pijn. Ondertussen werd er rond me heen gezellig over sport gepraat en flink heen en weer geroepen. De behandeltafel werd onverwacht hoger en lager gezet, telkens met een flinke KLAK. IJzer op ijzer. De knal ging telkens dwars door mijn kop. Een paar keer heb ik laten merken dat me dat echt pijn deed maar ik dierf die mensen hun beroepsplezier en vrolijke babbel nu ook niet onderbreken. Trouwens als je daar ligt om een gebroken been terug te laten mobiliseren zal 't ook best fijn zijn dat er wat ambiance is.
Op 't laatst werd er ook nog een rammelend doosje naast mijn kop geplaatst en werden er metalen acupunctuur-drukknopen in mijn oren geschoten. Ik dacht even dat ik gek ging worden. Gelukkig waren het er maar vijf. Daarna moest ik een plastic gebitje passen dat mijn kaken 's nachts ging opensperren, maar dat paste niet. Op dat moment kwamen de andere kinesisten hun mening geven en stond iedereen rond me door mekaar te praten, kwamen er ondertussen andere patiënten binnen en duwde de secretaresse ons opzij omdat ze die behandelruimte moest voorbereiden voor de volgende zieke. Totale chaos in mijn kop. Niemand wou geloven dat ik net al mijn amalgaamvulligen had laten vervangen en dat mijn kaken echt wel goed op mekaar pasten. Ik verzorg mijn gebit al heel mijn leven minutieus, ik weet hoe kostbaar zoiets is. Op de duur stond ik daar kompleet hulpeloos midden in dat groepje overdonderende mannen. Ik kon het gesprek toch al lang niet meer volgen, ik heb snel betaald en ben alweer gaan lopen. Ik rende buiten en kwam terecht in 't overweldigende straatlawaai van een viervaksbaan. Op een tiende van een seconde stond ik terug binnen om eerst mijn oordoppen in te steken. Jankend ben ik naar mijn auto gelopen en dan kon de rest van de ellende beginnen : door de oeverloze verkeerschaos terug thuis geraken. Door de wegenwerken en de files moest ik wel één dopje terug uit mijn oor peuteren zodat ik de verkeersaanwijzingen op de radio kon volgen. De gruwelrit duurde twee uur. Kompleet uitgeput kwam ik thuis, heb ik mezelf getrakteerd op een kalmeerpil en ben op bed geploft met een zacht spinnende Nemuri in mijn armen.
Dat een doorsnee-mens niet kan bevatten wat hyper-acusis is daar heb ik alle begrip voor. Maar mensen die in de geneeskundige sector werken? Daar verwachtte ik toch iets meer van. Ik weet wel : "onbewust kunt ge niet zondigen", maar toch... Een klein beetje begrip aan de dag leggen en eventueel zo'n "bizar" geval als ik in 't aparte kleine zijkamertje behandelen was toch niet zo moeilijk geweest?...
Mijn uiterst meelevende huisdokter heeft me medicijnen gegeven die mogelijk kunnen helpen. Maar het effect zal ten vroegste over 6 weken voelbaar zijn. Als ze al gaan werken... Ondertussen mag ik af en toe - als ik eens even enkele uurtjes vakantie uit de hel wil - een kalmeerpil nemen. En, o wonder, die doet mirakels! Al na een kwartier is de wereld dan weer een tijdje leefbaar. De tinnitus blijft en de plotse kleine geluiden klinken nog wel te luid, maar ze doen geen pijn, ik kan weer mijn handen onder een kraantje wassen en een boterham uit een zak nemen of wat boodschappen uit plastic zakjes halen zonder omhoog te vliegen. Het nadeel is... ik word er suf van. Maar eerlijk gezegd, zelfs die sufheid is momenteel welkom. Alles is beter dan 24 uur aan een stuk ineenkrimpen van 't kleinste geluidje.
Ondertussen heb ik een boek ontdekt geschreven door Michel Follet, hij was destijds een van onze bekendste tv- en radiofiguren. Hij leidde kwissen, presenteerde prettige programma's, vond zelfs Radio Donna uit. Ook die man heeft (weliswaar door een tumor-operatie) ook de surrealistische combinatie van tinnitus en hyper-acusis opgelopen. Toen ik gisterenavond het boekje las voelde ik me plots niet meer zo alleen op "Planeet Chaos". Heelder zinnen die hij geschreven had kwamen overeen met wat ik in mijn blogverhaal van zondag neergepend had. Er was dus nóg een mens op aarde die in deze hel terechtgekomen is! Hij blijkt zelfs de peter te zijn van de Tinnitus en Hyper-Acusis Werkgroep "Vlati". "Planeet Chaos" is dus helemaal niet zo onbewoond als ik een week geleden nog dacht.
Aan de ene kant was het een verademing te lezen dat ik niet alleen in deze vreemde toestand verkeer. Er zijn er nog anderen en ze overleven het ook. Aan de andere kant... belofte op beterschap zat in het boekje niet in. Follet leeft al veertien jaar met de ziektes. Hij heeft er zijn hele levenswijze, zijn carrière, zijn woning, kortom zijn hele "zijn"... aan moeten aanpassen. Ik vind dat momenteel een méér dan gruwelijk vooruitzicht. Ik wil echt nog even vurig blijven hopen dat er genezing mogelijk is. Het is nog te vroeg om me er bij neer te leggen dat dit blijvend zou kunnen zijn. Ik heb me tot doel gesteld in mei of juni voor een korte rustige vakantie naar Cyprus te kunnen vertrekken. Zonder die hel in mijn kop. Voilà.
Michel Follet's boek heet "Oorlog in mijn hoofd". Het is een dun en zeer leesbaar boekje. Wijs en zelfs grappig. Voor mensen met een gehavend gehoor - door welke oorzaak dan ook - is het beslist een aanrader. Voor hun familieleden eveneens. Maar 't leest ook heel prettig voor mensen die geïnteresseerd zijn in muziek en geluid, en in de gevaren van luide muziek die vooral onze jonge mensen momenteel belagen. Echt de moeite. Je vindt het misschien wel in de bibliotheek maar zeker in de betere boekhandel. 't Kost niet veel en 't is elke cent waard.
De privé-attractie genaamd : "Laathi Falls". Beloofd is beloofd, hier komt dus het verhaal over wat er met me aan de hand is. Ik splits het op in vier delen want t is vanzelfsprekend toch weer langer uitgevallen dan ik gedacht had. Het was ook verdraaid moeilijk om de juiste woorden te vinden om zoiets surrealistisch uit te leggen
Net als destijds met die fybromyalgie-diagnose ben ik van plan er maar één keer uitgebreid over te schrijven want ik probeer het probleem zo min mogelijk aandacht te gunnen om het mijn leven niet nog verder te laten beheersen dan het nu al doet. Genezing bestaat toch waarschijnlijk niet. Negeren is dus aan de orde. En natuurlijk ondertussen manieren trachten te vinden om er mee te leren leven.
t Is deze keer geen plezant verhaal maar daar kan ik ook niet aan doen.
Zet u stillekes neer en luister. Vooral stillekes. Reeds jaren lijd ik aan tinnitus, of in t schoon Vlaams : oorsuizingen. Lange tijd vond ik dat geruis in mijn kop iets normaals. Ik dacht dat iedereen wel het mechaniekske van zijn lichaam hoorde werken. Totdat mijn mechaniekse wel oprecht veel lawaai begon te maken en ook steeds maar luider en luider werd. Op de duur sleepte ik mijn persoonlijke draagbare waterval mee in mijn kop... Ongelofelijk, ik leefde in t onophoudelijk gezelschap van mijn privé-waterval, de Laathi-Falls! Niet af te zetten. De waterval schoot in gang op het moment dat de droom overging in t ontwaken en eindigde als s nachts de slaap de overhand haalde. Niet fijn, maar je leert er wel mee leven.
Van de neus-keel-en-oren-specialist moest ik leren werken met muziek om zo het geruis te maskeren. Ik vond dat allesbehalve prettig want ik ben heel erg gehecht aan stilte. Vandaar dat er ook nooit een achtergrondmuziek op mijn blog gestaan heeft, zelfs de speakers van mijn pc stonden nooit aan. Dus deed ik wat me opgedragen was en probeerde ik te leren schrijven met muziek. t Was een moeilijke bevalling maar met rustige klassieke muziek lukte het op de duur toch. Ook in de auto moest er muziek op spelen zodat ik een iPodje kocht dan kon ik tenminste mijn lievelingsliedjes beluisteren. Ik, de mens die niet liever dan in stilte zat, moest nu voortdurend in een cocon van geluid leven om t lawaai in mijn eigen kop te verbergen. Een absurde grap, maar ik hou niet van absurde humor.
Tijdens de Thailand-reis en de Noorwegen-cruise had ik dus al de grootste attractie in mijn kop zitten : de Laathi Falls. Constant. Een tijdje later veranderde het geluid. Het werd hoger. Mijn waterval begon te klinken als een veld vol krekels. Dat was minder prettig, maar ik vond al gauw een truukje om t aanvaardbaarder te maken. Telkens ik overdag even niet geconcentreerd bezig was en t geluid de overhand kreeg maakte ik mezelf wijs dat ik op een mooie berg in Zuid-Frankrijk zat te kijken naar een prachtige zonsondergang temidden van mijn krekels.
Zonsondergang, avond, vakantie, dus ontspan-tijd. Ik trainde mezelf dat telkens ik dat beeld opriep ik mijn spieren ontspande en er knus bij zat als een totaal ontspannen, dooreengezakt bergje pudding. Dat werkte goed. (Zo goed zelfs dat ik soms in de auto plots in mijn puddingkje veranderde wat nu ook weer niet echt de bedoeling was.) Want ja, zelfs boven het geluid van de auto én de radio hoorde ik nog mijn krekels. "Laathi and The Crickets" was nogal een groot koor. Een erg succesvol ook, ze hadden veel optredens. Maar kom, er viel mee te leven.
Tot voor kort ook mijn krekelkoor vervangen werd .
De toon van t geluid in mijn kop werd hoe langer hoe hoger en het truukje van mijn Zuid-Franse zonsondergang werkte niet meer. Dit waren helemáál geen lieflijke krekels meer. Het nieuwe geluid was een nog veel hoger gesnerp. Een gekrijs waar ik niet meer mee slaagde het tot iets leuks om te toveren om het draaglijk te maken. Het leek wel alsof ze al mijn krekels gecastreerd hadden en dat het nu een soort Wiener Sangerknaben-koor van de Krekels geworden was. "The Castrated Crickets" zijn echt niet om aan te horen. Maar ik móet ze wel aanhoren. Ik heb geen keuze. Ook daar leert ge mee leven, zeker als er u ondertussen nog iets veel vervelender aan t overkomen is
Al heel mijn leven ben ik zeer gevoelig voor lawaai en zal ik het heel bewust niet opzoeken en als ik het toch beroepshalve moest tolereren beschermde ik mijn oren. Mijn oren hebben al van kindsbeen voor veel problemen gezorgd, zelfs tijdens een zomers fietstochtje moest ik ze dichtstoppen omdat de wind in mijn oren pijn veroorzaakte en ook in de winter moest ik ze afschermen tegen de koude. Nog iets heel vervelends is dat als ik langer dan enkele uren op hetzelfde oor slaap ik wakker word met een pijn die vergelijkbaar is met die van een oorontsteking.
Lastige aanhangsels wel, die oortjes van mij
Tot hiertoe was dat allemaal nog goed leefbaar, maar wat me de laatste maanden overkomt is wel helemaal van een ongekende waanzin.
Langzaam maar zeker viel het me op dat ik alles veel beter hoorde dan andere mensen. Ik hoorde ook veel méér. Veel meer details. Totaal onbelangrijke details dan nog. Mijn kop werd volgepropt met zinloze informatie! Op de duur begonnen alle scherpe geluidjes ook pijn te doen... t Begon met kleine dingen. t Geluid van rammelend vaatwerk was niet meer te harden. Een tang in de gereedschapskist leggen deed me ineenkrimpen. Lege plastic flessen pletten kon al snel ook niet meer. Het ruisen van een lopende kraan klonk alsof ze prikkeldraad door mijn kop trokken. Zelfs mijn eigen plasje was niet meer aan te horen zonder pijn Om nog te zwijgen van de waterval die het doortrekken van een toilet veroorzaakt.
Dan wordt een mens vindingrijk. En voorzichtig. Boterhammen kan je evengoed eten op een houten broodplankje. Een vaatwasser inladen kan je haast geluidloos als je t langzaam bord per bord aanpakt. (Echt iets voor mij iets langzaam doen ). Een plasje doen kan je desgewenst met je vingers in je oren. (Je handen wassen daarentegen is al iets moeilijker.) Je probeert veel problemen te voorkomen. Je neemt je sleutelbos zo vast dat hij niet meer rinkelt. Deuren laat je tegen staan zodat je niet telkens die harde klik van het in het slot vallen moet horen. Je nagels knip je af zodat je van dat getik op je toetsen alvast vanaf bent. Plastic zakjes van supermarkten worden vermeden.
Door al die voorzichtigheid en het constante alert zijn ben je na een paar uur doodmoe en ga je even liggen. In t gezelschap van de nooit afwezige Castrated Crickets" die op volle kracht verder musiceren
Dus probeerde ik iets anders uit. Ik ging niet meer al te voorzichtig zijn en de pijn gewoon trotseren. Dat was niet plezant maar misschien was ik dan niet meer uitgeput na een halve dag? 't Was alleszins 't proberen waard. Maar het resultaat was ongeveer hetzelfde. Ook pijn put blijkbaar uit. Mijn nieuwe systeem werkte niet. Maar t ellendigste is dat elke dag de geluiden nog scherper en harder worden.
Horen als een dolgedraaide Pluto.
Vorige week ben ik tijdens mijn dinsdagse shoppingmiddag gewoon moeten gaan lopen. Op een druk kruispunt was het gesjirp, gepiep, gesis en gepuf van de remmende en vertrekkende bussen, trams en autos niet meer te harden. Ik merkte pas dat weinig mensen snappen wat ik meemaak toen ik tegen mijn kameraad opmerkte : En dan dat getik van elk schakeltje van die zijn fietsketting er nog bovenop! Waarop hij vroeg : Welke fiets? Awel, die aan de hand van die meneer die hier voor ons wandelt! Op dat moment realiseerde mijn maat zich plots wat voor stomme details ik wel allemaal moet horen, hij trok me direct de eerste de beste stillere zijstraat in en zei verbaasd : Maar gij hoort gelijk een hond?!! Na die opmerking realiseerde ik me pas dat ge van normale mensen niet kunt verwachten dat ze ook maar enigszins kunnen bevatten in wat voor lawaai-hel een mens die aan hyper-acusis lijdt terechtgekomen is.
Hoe moet ge zoiets gaan uitleggen? Ik wou er al lang eens iets over op mijn blog schrijven maar vond er geen woorden voor. Na deze gebeurtenis begreep ik dat het misschien eens hoog tijd wordt om naar de juiste woorden te zoeken. Er moeten meer mensen zijn die dit meemaken en het gewoon niet durven vertellen omdat ze niet weten hoe het uit te leggen en bang zijn zich belachelijk te maken. Dan doe ik dat wel even in hun plaats.
Onlangs zocht ik mijn neus-keel-en-oren-arts weer op in de hoop dat hij minstens iets aan die fysieke oorpijn zou kunnen doen. Druppeltjes voorschrijven ofzo. Aan die tinnitus is toch niets meer te verhelpen, dat wist ik al wel langer. Ik hoopte ook dat hij een oplossing zou weten voor die martelende, scherpe, harde klank van alle geluiden. Het enige dat het opleverde was dat ik nu weet hoe die ziekte heet : hyper-acusis. Hij vond als steeds niks fout aan mijn oren. Ge hebt prachtige trommelvlieskes!. Hij wou me wel een hoorapparaat voorschrijven. Ik had zelfs de keuze : ofwel mijn eigen gehoor zo versterken dat ik mijn tinnitus niet meer zou horen. (Pardon?!!! Nóg versterken?! Ik hoor nu al die voorbijzoevende vlieg haar maagoprispingen!) - ofwel een hoorapparaat dat een constante ruis gegeneert die mijn eigen oorsuizingen zou maskeren. Toen ik dat allemaal niet de oplossing van mijn probleem vond - ik wou iets dat die stomme oorpijn en die hyper-acusis deed verdwijnen verdorie! en ik ondertussen met de tranen in mijn ogen zat, lanceerde hij de volgende onvergetelijke opmerking : "Ga maar snel terug naar uw huisdoktereske en laat dat madammeke een antidepressivum voorschrijven! Dan gaat ge dit allemaal niet meer zo erg vinden." Toen rezen mijn haren helemaal ten berge. Een jaar geleden zei dezelfde man me dat mijn tinnitus wel een bijwerking en een gevolg kon zijn van één van de medicijnen die ik in mijn leven genomen heb, en nu zou ik wéér pillen moeten gaan pakken, nota bene dan nog voor iets wat ik niet eens heb!!
Kortom ik kwam buiten met niets zinvols, behalve met een voorschrift voor een pil die de pieken van mijn zintuiglijke ervaring wat zou aftoppen en met de opmerking dat de oorzaak van mijn ellende jarenlange stress was (wat hij dan nog terloops een luxe-probleem noemde ook) en dat t ooit wel over zou gaan, behalve dan die tinnitus natuurlijk. Tinnitus is blijkbaar forever.
En ondertussen wordt alles elke dag erger. Eerst was het bruisen van een kraantje lastig, nu hoor ik al elk druppeltje dat van mijn handen terug in de lavabo spat. Haarwassen met shampoo is een marteling. Elk schuimdruppeltje dat openspat hoor ik apart. Het moeten er duizenden zijn. Een bijkomend probleem is dat alles op deze wereld wel in cellofaan of plastic verpakt lijkt. Van snoepjes, over charcuterie, en koekjes, tot pillen. Elke blister kraakt zich een weg door mijn hersenen.
Kokkerellen is nu helemáál niet meer plezant. De combinatie van lepels en vorken en potten en pannen wordt een helse kakafonie. Dus eet ik meer brood. Een normaal mens heeft er geen idee van hoe hard een broodzak kraakt Erg genoeg is zelfs een zakje friet of een broodje uit de broodjeszaak ook al in zon ellendig papier verpakt. Vroeger was ik dolgelukkig als t een heel vers knapperig broodje was, tegenwoordig heb ik al net zo graag de oudbakken slappe kost, dat kraakt tenminste tijdens 't opknabbelen niet zo in mijn kop.
Nog maar één maand geleden hield ik enorm van t geluid van uw handen die ge warm wrijft tegen mekaar of van t zachte getik van de korrels in de katten hun etenspotten als ze alle zeven tegelijk zitten te knabbelen. Die pret is ondertussen ook ver zoek. Die geluiden zijn nu allesbehalve fijn.
Praten wordt ook doffe ellende. Beter gezegd : scherpe ellende. In een gesprek lijken de s-klanken op een nest sissende slangen. De S-beesssssssten bijten zich een weg door mijn kop. Of ik ze nu zelf uitspreek of iemand anders, het maakt niet uit. Een zinnetje als de super-snelle sneltrein suist voorbij mij zult ge t niet snel meer horen uitspreken. De autoradio - die moet opstaan om niet gek te worden van dat eeuwige oorsuizen - is al speciaal afgesteld, de hoge tonen heb ik afgevlakt. Dat gaat natuurlijk wel ten koste van de verstaanbaarheid en dat lijdt dan weer tot komische situaties.
Zo hoorde ik rond Kerstmis een reclamespotje over een goedkope supermarkt op de radio. Een vrouw zei op bewonderende, ietwat afgunstige toon : Onze buren eten couscous à volonté! De echtgenoot antwoordde : Als gij zo slim waart om in supermarkt XXX te gaan winkelen dan zouden wij ons dat ook kunnen veroorloven! Ik zat me toen af te vragen wat er nu in godsnaam zo duur kon zijn aan couscous á volonté" eten... Stom reclamespotje. Later bleek natuurlijk dat het niet over couscous maar wel over oesters à volonté ging .
Zo noem ik mijn lieve oude zonnekloppende Ming ook dikwijls mijn Zonnezoon. Deze week zat hij op mijn arm met zijn pootjes rond mijn nek en Echtgenoot zei : Ge staat toch echt prachtig met uw bonobo! Waarop ik heel verontwaardigd : Zeg, ge moet onzen oudste niet met een aap vergelijken hé!. Echtgenoot viel kompleet uit de lucht. Ja, slecht horen heeft wel zijn grappige kanten. Er mag al eens íets plezant zijn aan t hele gebeuren.
Ming : "Ma?... Mag ik eens iets vragen?..." Laathi : "Tuurlijk Mingske, lieve Zonnezoon van me."
Ming : "Ma, heb ik dat goed gehoord? Is dat waar dan onze pa mij een bonobo noemt?..." Laathi : "Bwa... Ik weet niet... Ik denk dat niet... Ik denk dat onze pa een dagske ouder wordt en daarom niet meer zo goed articuleert... Hij begint wat te mompelen. Ge zult hem wel verkeerd verstaan hebben... Hij zal wel 'zonnezoon' gezegd hebben."
Ming : "Gij denkt dus dat het een misverstand is? Ge denkt echt niet dat hij al zo oud aan 't worden is dat hij 't verschil niet meer weet tussen een kat en een aap?" Laathi : "Tja dat kan natuurlijk ook... Op onze leeftijd durft een mens al wel eens verward zijn..."
Ming (héél voorzichtig) : "En 't zou bijvoorbeeld ook niet kunnen zijn dat gij hem eventueel verkeerd zou verstaan hebben?... Niet goed gehoord ofzo?..." Laathi (héél resoluut) : "Ikke? Moi?! Néé schat! Ik hoor álles. Dat weet ge toch!!" Ming : "Ja maar wel álles wat ge niet moet horen."
Tja,... de waarheid komt uit een kattemond.
Als een duif in een kerk.
Het droeve hoogtepunt van vorige week was onze reis afzeggen. Daar gaat onze autotrip waarin we deze keer het oostelijk deel van Thailand zouden gaan ontdekken
Ik zou echt niet weten hoe ik met deze overgevoelige kop in een restaurant of hotel vol bordengekletter moet gaan eten. Op een geluid dat ge ziet aankomen, of dat ge zelf maakt, kunt ge anticiperen maar ge kunt moeilijk de stand van alle messen en vorken tegenover hun bord van een heel restaurant in de gaten houden. Dat kan zelfs deze Moeder Overste niet. Als mogelijke noodoplossing had ik gedacht onderweg op reis eventueel broodjes in 7/Elevens of tankstations te gaan kopen en af en toe in een Mac Donalds te gaan eten, daar gebruiken ze noch bestek noch borden. Dus deed ik vorige week de ultieme test en organiseerde een bioscoop-avondje met vooraf een hamburger in de Quick.
In de hall van de cinema was amper volk, aan de kassa stonden we alleen, maar de kassier naast ons was net zijn kassa aan t maken. Een waterval van rinkelende munten. Kling-kling-klang-klíííííííng-KLIIIIIIIIIIIIIIIING!!!!!!!!!!! In het vrijwel lege hamburgerrestaurant vonden we een rustig tafeltje tot er enkele minuten later twee piepjonge koppeltjes naast ons neerstreken met van die Chicken Nugget-zakken Kr-kr-krak-krak-krakrakrkakrakrááááAAAAAAAAAAAK!!!!!!!!!!!!!! Alweer moeten gaan lopen.
De film zelf heb ik tot halverwege kunnen uitkijken zonder oordopjes. t Was een praatfilm en bij de weinige lawaai-scènes hield ik even mijn oren dicht. Tot ik plots de knal van een geweerschot niet had zien aankomen Vanaf dan heb ik maar wijselijk mijn dopjes ingestoken. Alle scherpe geluiden vielen weg en dat was een verademing. Een verademing van een uurtje waar ik daarna flink voor moest boeten met oorpijn Dus nee, in deze conditie zou op reis vertrekken niet veel plezier opleveren.
De beslissing om deze keer maar thuis te blijven - in de hoop dat de hyper-acusis ooit terug verdwijnt - maakte natuurlijk allerlei bespiegelingen los Stel dat het nooit meer overgaat?... Geen reizen meer, geen reisverhalen, geen fotos, geen blog?... Niet bepaald opwekkende vooruitzichten Je stopt dan op tijd met werken om als prille senior wat te kunnen gaan reizen en dan komt er zoiets absurds een pad in de korf zetten
Veel andere plezierige dingen zijn ook niet meer mogelijk. Vroeger deed ik niet liever dan verknutselen en nu heb ik met het verbouwen van de keukenkasten niet kunnen meespelen. Een schroevedraaier die op de keukenvloer valt laat me uit mijn vel springen. Dat geluid gaat door merg en been.
In het hoorcentrum kan je oordopjes laten maken met ingebouwde filters. Allemaal goed en wel maar als je niks in je oren kan verdragen ben je daar ook niet veel verder mee. Trouwens als je iets in je oren stopt dan hoor je de tinnitus weer veel erger. Toch zou dat laatste nog verkiesbaar zijn want de tinnitus is ergerlijk maar hij klinkt wel altijd ongeveer t zelfde en doet tenminste geen pijn zoals de onverwachte scherpe geluiden. Kortom, de cirkel is rond, er is niet direkt een oplossing te vinden voor iemand die opgezadeld zit met de surrealistische combinatie van tinnitus én hyper-acusis én gevoelige oren.
Veel begrip kan je voor dit probleem niet verwachten in deze lawaaierige wereld. Mijn huisdokter zegt dat vele mensen aan beide aandoeningen lijden maar dat de meesten gewoon zwijgen om niet op de gekende muur van onbegrip te stuiten. Ze lijden in stilte. Alleen dat zinnetje is al om t uit te schateren! Stilte kennen wij namelijk al lang niet meer.
Het moet ook heel moeilijk te begrijpen zijn voor onze medemensen want we zitten altijd maar bezig over Wij horen dit, en wij horen dat maar t gaat helemaal niet over oren en horen. De tinnitus is denkelijk een fantoomgeluid dat door je hersenen geproduceerd wordt. Het zijn waarschijnlijk overprikkelde zenuwuiteinden veroorzaakt door - misschien - een teveel aan lawaai, een plotse knal, verkeerde medicijnen, een accident zoals whiplash, te lang teveel stress, depressie wie zal het zeggen. De dokters alvast niet.
Het stomme is dat zoiets een enorme inpact op je leven heeft. Je hoort totaal andere dingen dan de anderen en interpreteert ze ook verkeerd. Enkele dagen geleden reed ik s avonds achterwaarts uit de garage en bleek daar ineens een auto geparkeerd te staan. Ik had hem niet gezien. Plots hoorde ik een enorm gekraak! Ik dacht écht dat ik die auto een halve meter korter gemaakt had! En wat bleek : één enkele kras op de zijkant van eigen auto. In mijn oren had het echter geklonken alsof ik een enorm accident had veroorzaakt en t was dus eigenlijk niks erg. Beter dan met dit voorbeeld kan ik het eigenlijk niet uitleggen. Het gaat allemaal om echt futiele dingen die voor hyper-acousis-mensen buitenproportioneel versterkt worden en ik snap maar al te goed dat mensen die dit niet meemaken het ook niet kunnen bevatten.
Ondertussen vallen er hoe meer stukjes van de puzzel in mekaar
Dat gedoe in mijn kop moet zich al jaren aan t opbouwen zijn. Zo ben ik ooit echt gek geworden van het lawaai van een kapotte koelkast van de buren. Hoogstwaarschijnlijk klonk dat voor andere mensen gewoon als t gezoem van een mug - áls ze t al hoorden - maar voor mij was dat een overweldigend geluid dat dwars door mijn kop zinderde. Ik sliep er niet meer van.
Nu begrijp ik ook waarom ik tijdens uitjes altijd tegen mijn maten zei : We gaan toch eerst eens aan de deur luisteren of het geen te lawaaierig restaurant is voor we gaan zitten hé? Velen werden afgekeurd wegens Wat is dat hier voor een galmgat?!!. Gelukkig zitten mijn vrienden ook graag rustig en kuierden we dan verder naar t volgende. Maar soms zag ik ze toch bedenkelijk kijken, ze vroegen zich waarschijnlijk af : Overdrijft ze nu niet? Zon lawaai is t hier nu toch ook niet eigenlijk Uiteindelijk kwamen we altijd wel terecht in iets waar we ons allemaal goed voelden. Ik heb niet veel vrienden maar diegenen die ik heb moeten mij wel heel graag zien. Want ik realiseer me nu dat ze ook op al die momenten niet hoorden wat ik hoorde, en dat ze moeten gedacht hebben dat ik toch wel een heel moeilijk mens was, maar ze mij toch niet lieten vallen. 't Is eigenlijk het omgekeerde, ik sluit me hoe langer hoe meer op omdat ik niemand tot last wil zijn. Zelfs telefoneren wordt elke dag lastiger omdat ik de telefoon hoe langer hoe verder van mijn oor moet houden omdat alles maar scherper en scherper begint te klinken.
Ik snap nu ook waarom ik op vakanties in hotels met veel animatie altijd zoveel last had. Andere mensen mopperden dat ze al dat muziekgedoe tijdens de maaltijd ook wel heel vervelend vonden maar ze bleven toch maar mooi naar die restaurants gaan. Voor mij mondde zon restaurantervaring altijd uit in complete chaos in mijn kop, dikwijls met bijbehorende hoofdpijn. De combinatie van bestek-gekletter, gebabbel en daarbovenop nog de Kinderanimatie-show die aan de gang was Mijn oren sloegen gewoon tilt en ik werd zo misselijk dat ik amper nog iets binnen kreeg.
Een half jaar geleden stonden we op het punt om een villa te kopen in een héél stille buurt. Op t einde van een straat die doodliep op een bos. Stiller kan je t haast niet vinden. Ik dacht mijn droom van rust gevonden te hebben. Wel tien keer ben ik daar naar de zogenaamde stilte gaan luisteren alvorens met de makelaar af te spreken. Maar ik hoorde er altijd vanalles. Ik hoorde de kampeerterreinen van de scouts op 300 meter afstand Gekletter van dakwerkers aan de andere kant van de wijk En geen mens die wilde geloven dat ik dat écht kon horen vanop zon afstand. Net voor we de beslissing om het huis te kopen gingen nemen stond ik daar nogmaals in de tuin en plots kregen de buren bezoek van hun familie. Mijn haren vlogen omhoog van t lawaai, ik hoorde een brij van luide stemmen en geroep alsof er een volkstoeloop ontstaan was! Ik vroeg me af wat er daarnaast aan t gebeuren was en ging stiekum door de haag gluren. Ik zag helemaal niet het uitbreken van een revolutie. Ik zag een normale familie met opas en omas - een twaalftal mensen - die zich rond de terrastafel nestelden en mekaar ondertussen uitgelaten verwelkomden. Geen getto-blasters, geen krijsende kinderen, geen druk gedoe. Een doodgewone zondagse familie-samenkomst. Ik begreep het toen helemaal niet meer. Gelijktijdig ging elders plots iemand met een houtzaag aan de gang. Het leek alsof die man het boompje dat achter mijn rug groeide wou wegzagen. Ik sprong op en keek en zocht en toen bleek dat de zaag zich wel 50 meter bij me vandaan bevond! Ik barstte uit in tranen, begreep totaal niet wat me overkwam, mijn zo verhoopte stilte ging ik hier ook niet vinden, ik vond het zelfs een verdomd lawaaierige buurt en het plan om het huis te kopen werd afgevoerd. Met een enorm pak schuldgevoelens erboven op want Echtgenoot had het huis zo leuk gevonden en de buurt zo aangenaam stil Terug naar af dus.
Ondertussen weet ik wel beter : die buurt zal heus wél stil geweest zijn, ikzelf heb gewoon een verdomd lawaaierige kop. Een galmgat waar elk geluid maar in blijft doordreunen en rondcirkelen en weerkaatsen als een radeloze duif die in een kerk gevangen zit en tegen het glas-in-lood blijft knallen.
Túúúúút zei de trein. Maar hij vertrok nooit.
Ik begrijp nu ook waar mijn zeer uitgesproken voorliefde voor de nacht vandaan komt. Ik vind pas echt rust als alles en iedereen slaapt, als het laatste café uit de buurt dicht is, de laatste lawaaimakers van de straat verdwenen zijn. Het leek wel of ik me dan pas echt kon ontspannen. Nu weet ik waarom. Het is pas op dat moment dat ik gerust kon zijn dat er geen onverwachte geluiden gingen opduiken. De geluiden die nog zullen komen als je nog als enigste wakker bent, zijn er die die je zelf maakt en daar kan je op anticiperen, die heb je onder controle. Vanzelfsprekend ben ik me voordien nooit van dit mechanisme bewust geweest. Het hele plaatje valt nu pas in mekaar, nu de hyper-acusis zo snel verergert en ik ben beginnen zoeken wat er eigenlijk aan t gebeuren is. Neemt natuurlijk niet weg dat het allemaal nog veel erger had gekund
Stel dat ik nog een werkend mens was geweest en in mijn winkel had moeten staan? Of dat ik voor spelende kleinkinderen zou moeten zorgen? Of dat ik iemand zou zijn die graag naar feestjes of op café ging? Iemand met een druk sociaal leven Dán zou ik me pas gehandicapt voelen
Gelukkig ben ik iemand die t liefst met één vriend tegelijk zit te praten en hebben feesten met veel volk voor mij nooit gehoefd. Mijn laatste feestje heb ik hoofdzakelijk in de keuken doorgebracht, met afwassen. Als ik zelf afwaste kon ik het zo geluidloos mogelijk doen en moest ik ondertussen niet in een stemmenchaos zitten. Je ziet, je vindt voor veel dingen een oplossing. Maar t zijn meestal niet de gezelligste.
Als ge al maar met weinig mensen contact hebt is t ook minder erg om het probleem uit te leggen en je vrienden begrijpen het dan wel, ze beginnen er zelfs spontaan rekening mee te houden. Het is hartverwarmend te merken hoe mijn maatjes mijn broodje Smos reeds in een andere kamer uit de krakende verpakking halen en dat ze onopvallend alle plastic zakjes bewust onaangeroerd laten als ik in de buurt ben. Ondertussen heeft Echtgenoot zonder dat ik het wist op alle keukenkastdeurtjes dempviltjes geplakt. Maar ik kan moeilijk heel de wereld voorzichtig laten zijn of alles dicht gaan plakken. Ik wou dat ik mijn oren dicht kon plakken. Ik wou dat ik mijn kop af kon zetten.
Het ergste is nog dat heel dat gedoe in mijn hoofd met zoveel energie gaat lopen en dat ik concentratie-problemen krijg. Als ik aan mijn echt lange verhalen - die van een honderdtal paginas, die nooit op mijn blog verschijnen - zit te schrijven raak ik kompleet de draad kwijt en ben ik zelfs een paar dagen later al vergeten wat ik al beschreven had. Heel vervelend.
Zoveel fijne dingen die niet meer kunnen. Of althans nu niet kunnen. Het is zon uitputtingsslag om hier aan te wennen. Ik blijf hopen dat het terug gaat verdwijnen, althans die hyper-acusis toch. De eindeloze "Túúúúút" of de gecastreerde krekels zullen wel in mijn oren blijven wonen denk ik. Maar ondertussen moet ik wel een zinnige modus vivendi zien te vinden want vermijdingsgedrag kan volgens mij nog tot veel ergere toestanden lijden zoals sonofobie. Dan krijg je angst voor alle geluiden omdat je begint te denken dat ze niet alleen maar pijn doen maar dat ze ook je gehoor verder kunnen beschadigen. En dat is natuurlijk niet het geval als het gaat over geluidjes als t tikken van je nagels op je klavier of t knisperen van de krant. Het is belangrijk hier bij stil te staan en niet alles te gaan vermijden. Dan is t nog beter om de pijn even te verbijten en toch te blijven typen of de krant te blijven doorbladeren. Maar prettig is t niet en zal t ook nooit worden. Dat heb ik al wel door.
Ik weet niet wie tot het einde van mijn epistel gelezen heeft. De mensen die zelf met dit absurde gedoe opgeschept zitten zeker wel, maar ik hoop de anderen ook. Ten eerste omdat ze zich nu misschien iets beter in de wereld van de mensen die aan een van deze ziekten lijden kunnen inleven en er wat makkelijker begrip voor gaan kunnen opbrengen. En ten tweede dat ze misschien inzien dat ze hun gehoor moeten beschermen. Als er nog niets met je oren aan de hand is probeer het zo te houden want in t lawaaierige straatje waar ik in terecht ben gekomen wil je in geen geval verzeild geraken. Geloof me.
Ik zie bij deze aandoening veel vergelijkingspunten met hoe buitenstaanders en dokters met fybromyalgie en CVS omgaan. Ook dat zijn ziektes waar de geneeskunde kop noch staart aan krijgt, en dat in geen geval wil toegeven. Toen bij mij destijds de diagnose fybromyalgie gesteld werd ben ik daar niet teveel bij stil blijven staan. Als mijn vermoeidheid daar inderdaad aan te wijten zou zijn is er uiteindelijk toch niets aan te doen. Ik kan trouwens nog altijd niet geloven dat ik dat zou hebben. Akkoord ik heb overal pijn, kan met mijn polsen niet te lang typen, ben vaak moe, maar als de adrenaline op reis zijn werk doe zit ik de ene dag een tijger in te zepen en krijgt de volgende dag een olifant een wasbeurt. Toch niet bepaald bezigheden waar een fybromyalgie-patiënt zich aan zo overgeven denk ik zo?
Als ik rond me kijk (want veel mensen lijden aan fybro en cvs, maar zwijgen alweer vanwege de muur van ongeloof van onwetenden waar ze tegen botsen) valt het me op dat de meeste dokters (er bestaan er natuurlijk ook gewetensvolle) niet graag die diagnose stellen bij mensen die nog werken (want dan krijgen die een wel-of-niet-verdiende ziekte-uitkering) maar die diagnose wél erg graag opsolferen aan zelfstandigen of gepensioneerden (die toch geen centen te trekken hebben) want dan is op die onverklaarbare vermoeidheid ineens een etiket geplakt, moet er niet meer verder gezocht worden en moet vooral de onwetendheid van de geneeskunde niet toegeven worden.
Mensen met chronische vermoeidheidssyndromen worden volgens ook mij niet echt au serieux genomen omdat de wetenschap het niet kan meten of wegen Hetzelfde geldt voor tinnitus en hyper-acusis. En in deze rationele wereld is iets dat niet kan gezien en bewezen worden iets wat niet bestaat, iets wat zich hooguit in een bij voorkeur zieke geest afspeelt. Ook daar zullen we mee moeten leren leven vrees ik.
Er is als ge oud wordt nogal veel waar ge mee moet leren leven precies. Ik vraag me soms af in hoeverre dat eigenlijk nog leven is. In mijn hippie-jaren heb ik me altijd volmondig achter de uitspraak I hope I die before I get old geschaard. Ik vrees dat ik al een beetje over tijd ben. Mijn houdbaarheidsdatum lijkt wel overschreden.
Mijn verhaal zou natuurlijk niet volledig zijn zonder een moraal. Dat is de Disney-ziel in mij.
Ten eerste : Als iemand zeurt over een brommende ijskast of een hoge toon die van waar dan ook zou komen, maak er u dan niet van af met de woorden : Welnee, t is hier stil! Er is niks te horen. Ge beeldt u dat in! En trouwens ge moet u op zon dingen niet fixeren. Als die persoon iets hoort zal dat wel zo zijn. Jíj bent het die niet meer zo goed hoort, misschien samen met de 47 anderen die rond u mee staan te knikken. Er is niks zo erg als de mens die wél die zaken hoort belachelijk te maken of te intimideren. Hij wordt op die manier gestraft voor iets waar hij niet aan kan doen, en daarbovenop ook nog eens geïsoleerd, want hij gaat zich terugtrekken en zal in t vervolg zwijgen. Maar realiseer u dan wel dat dat niet is omdat hij die geluiden plots niet meer hoort, maar wel omdat hij niet als lastpost geclasseerd wil worden. Ik weet waarover ik spreek. Ik heb mezelf heel mijn leven een lastig mens en een overgevoelige zaag gevonden.
Ten tweede : Als je je momenteel een vervelende zeur vindt omdat je vanalles hoort wat de anderen niet horen wees dan gewaarschuwd. Jij hoort dat wel degelijk, en de anderen niet. Dus is er iets mis. Blijf dat probleem dan niet verder verstoppen, verdringen, maskeren of wat je ook al jaren aan t doen bent. Laat het niet verergeren, laat het onderzoeken.
En nogmaals, zorg goed voor uw oren, bescherm ze en mishandel ze niet.
Deze vierdelige tekst had ik vorige zondag geschreven. Ondertussen is er vanalles veranderd. Momenteel kan ik het zingen van een vogeltje in de tuin al niet meer verdragen, maar er is ook goed nieuws. Ik ben veel wijzer geworden door gesprekken met een logopedist, een osteopaat en twee zinnige huisdokters. Er valt dus eigenlijk nog veel te vertellen. Stof voor een na-woordje dus. En mij kennende zal dat dus wel een na-woord worden.
Ik neem er even de tijd voor om het te schrijven - alles verandert ook zo snel - maar over enkele dagen ga ik toch nog eens op dit onderwerp terugkomen. Ook omdat ik ondertussen enkele brieven heb gekregen van mensen die door mijn schrijfsel zich plots beter konden inleven in de leefwereld van hun gehoorgestoorde familieleden, en inzicht kregen in een voor hun totaal ongekend probleem. Het is dus zinnig geweest om het eens allemaal op te schrijven, zowel voor mezelf als voor anderen. Verwacht u dus maar aan een vervolg.
Hieronder plaats ik als grote uitzondering een gedicht dat ik drie jaar geleden schreef. (Het is toch ooit al eens per ongeluk in een boekje verschenen dus maakt het me niet veel meer uit om t ook op mijn blog te zetten.) In dit gedicht kan je merken hoeveel ik toen al met geluiden bezig was, hoe goed ik destijds al alle kleine geluiden bewust opmerkte hoewel ze toen alleen hooguit hinderlijk waren maar nog geen pijn deden. Voor een goed begrip : het is één van mijn berenpersonages uit mijn boeken die dit gedicht zogezegd voor zijn moeder - voor mij dus - schrijft. De beer uit mijn verhalen heet Haricot.
Het goddeloze goddelijke uur.
In het stilste uur van de nacht ma,
Waarin spinnepoten temperamentvol trappelen
De katten vol-continu spinnen en dabbelen
Genietend van warme dekens en ritselende lakens
Waarnaar ze overdag verlangden als bakens
Als uw ogen schitteren en uw gedachten flitsen
En feilloos uw dagelijks cocon openritsen
In dat fluwelen uur ma,
Wanneer een blad op de vijverspiegel niet geruisloos uitglijdt
Waarin het uitspansel nog verder dan eindeloos uitdijt
Wanneer gij u alleen op de wereld waant, avontuurlijk op reis
Als heel de aarde uw tuin is, uw kamer uw paleis
Waar uw ventilator wiegend zwiepend draait
En uw bekommernissen naar buiten waait
In dat geluidloze uur ma,
Met de muziek van de allenachtelijke dingen
Als zelfs een manestraal lijkt te zingen
Uw aansteker en kaarsvlam knettert
Uw fantasie als een jonge papegaai tettert
In nanoseconden waarin een sprookje ontstaat
Of een sprankelend verfrissend ideetje ontwaakt
In dat magische uur ma,
Waarin elke regendruppel uiteenpetst en over glasdals tinkelt
Waarin een lepel in uw theetas rinkelt
Waar ge alleen zijt met het geluid van uw organen
Uw bloed door uw oren scheurt als tropische orkanen
De voorbereidingen voor de eerste communie gingen al maanden op voorhand van start.
De eerste stop was bij een juwelenwinkel waar ik gouden oorringetjes kreeg, want uw eerste échte juweeltjes waren toen onlosmakelijk verbonden met het doen van de eerste communie. Leek me best geestig. Tot bleek dat ge daar gaatjes voor in uw oren moest laten prikken. Dat leek me al een minder interessant gegeven
De juwelier troonde ma en mij naar een achterkamertje, plaatste mij behaaglijk op een stoeltje naast een butagas-vuurtje (t was een koude winter toen) en haalde een tangetje boven. Plots werd het me duidelijk dat die man echt gaten in mijn oren ging knippen. Ik zette mijn sirene op!
Nee! Ik wil niet dat ze aan mijn oren komen!!!
Jamaar kindje dan kunt ge die schone oorringetjes dragen!
Néé! Ik wil geen oorringen ma, ik wil geen gaten! Die moet zijn tang wegdoen!!! Jamaar met gouden oorringetjes gaat ge een echt juffrouwke zijn! Een groot meisje. Kleine meisjes dragen dat niet hoor!
Dan wil ik nooit een groot meisje worden! Dan blijf ik maar klein maar die meneer moet van mijn oren afblijven!.
Met het nodige geweld, toch nog overtroffen door mijn indrukwekkende soundtrack, werden mijn oren doorboord. En met twee knippen werd ik juffrouwke. Weliswaar een zéér kwaad juffrouwke, met roodomrande ogen en een hese keel.
(En de volgende keer dat ik juffrouwke zou worden zou t nog een heel andere affaire zijn, maar dat is pas aan de beurt als ik schrijf over mijn puberteit.)
En dit zou niet het enige dramatische cadeau zijn dat me ter gelegenheid van het grote feest van de Eerste Heilige Communie te beurt zou vallen
Enkele weken voor de grote dag werd er gezorgd voor het belangrijkste cadeau van het communiefeest : de gouden cachetring! Zon ding was toen in de mode.
Dat meest dramatische cadeau zou ik weken tevoren al krijgen, en hoewel het het meest solide geschenk van de hele hoop (toen dácht ik althans nog dat ik een hele hoop cadeaus ging krijgen ) zou worden, zou ik er desaniettemin toch in slagen het al kapot te krijgen nog ruim voor de dag van mijn communie
Enkele woensdagnamiddagen na mekaar moesten we naar de goudsmid om de ring te kiezen, te passen en de evolutie van zijn werkstukje te volgen.
Het juweel was een dikke ronde blok goud waar de eerste letter van mijn naam, een L, in een kransje van zonnestralen gegraveerd stond. De laatste woensdag was de ring klaar, ma betaalde en we kregen het pronkstuk mee naar huis. Omdat ons ma begreep dat het voor mij triest was om de ring reeds in ons bezit te hebben en het nog enkele weken ging duren alvorens ik hem kado kon krijgen mocht ik als troost de ring alvast eens een namiddag dragen .
Onderweg bewonderde ik mijn ring, maar eens thuisgekomen was de pret daar allang van verdwenen en kwam het spelen direkt terug op de eerste plaats. Ik was een kind dat me prima alleen kon amuseren. Ik speelde met de gekste dingen.
Telkens er thuis een thermometer brak verzamelde ons ma met een papiertje het bolletje kwik dat in vele minuscule druppeltjes op de grond uiteen gespat was. Al de restjes kwik hield ik zorgvuldig bij in een klein doorschijnend plastic doosje. Heerlijk speelgoed was dat! Er braken bij ons dan ook - zuiver toevallig natuurlijk - meer thermometers dan in een doorsnee gezin. J Destijds een kostelijke affaire.
Na elke verongelukte thermometer werd mijn zilveren bolletje iets groter! Mijn geliefkoosde bezigheid wat de dikke druppel kwik in mijn handen heen en weer te laten rollen en hem dan op een wit blad papier uiteen te laten spatten. Vervolgens dreef ik al de kleine bolletjes terug bijeen zodat ze weer een geheel vormden. Pure fascinatie was dat! Na t spelen legde ik mijn kostbare schat terug in zijn plastic doosje.
Tegenwoordig zou zoiets niet meer kunnen. Kwik is een gevaarlijk product. Maar in die tijd, en bij ons thuis, was kwik een amusant product, waar ze mij uren mee konden zoethouden. De chemici onder de lezers zullen de afloop van het verhaal al wel kunnen vermoeden
Die woensdag kwam ik dus thuis met mijn cachetring aan mijn vinger, bekeek al mijn speelgoed en besloot me wat te gaan amuseren met mijn kwikdruppel. Ik rolde het bolletje in mijn hand heen en weer, liet het vrolijk tussen mijn vingers sijpelen op mijn blad papier, verzamelde al de druppeltjes, dreef ze weer bij mekaar tot een bolletjeen begon van voren af aan. Toen ma riep dat het etenstijd was, deed ik zorgvuldig mijn bolletje kwik in zijn plastic doosje en liep naar de eettafel. Daar bekeek ik mijn ring. Hij had plots een vreemde lelijke kleur gekregen. Ik dacht dat ik hem vuil gemaakt had. Ik begon hem op te wrijven met mijn truitje maar mijn ring viel in stukken uit mekaar! Vol verbazing ging ik ma mijn brokstukken tonen en ze schrok zich een hoedje!
Kindje! Wat hebt ge nu toch met die ring gedaan??? Hoe gewelddadig zijt ge ermee te keer gegaan dat een massief gouden ring kapot is???
Ik beweerde bij hoog en laag dat ik heel stilletjes aan tafel had zitten spelen dat ik niks had afgebroken of had verknutseld.
Néé ma! (snotterdesnotter) Ik heb echt niks verkeerd gedaan! Ik heb alleen maar zitten spelen! Echt waar! Dat is mijn schuld niet!! Ik heb die niet kapot gedaan!!! Die is uit zijn eigen kapot gegaan (Snotterdesnotterdesnotter).
Ze besloot om onmiddellijk terug met me naar de goudsmid te gaan. Dus wij twee weer heel het traject naar die man zijn atelier (in een zijstraat van de Paardemarkt. We passeerden haar favoriete kerk met de automatische bidmachine, t mankeerde er dus nog aan dat we onderweg een kaars gingen branden voor de H.Rita, patrones van de hopeloze zaken, maar op dat moment was ons ma te haastig. En zich waarschijnlijk ook nog niet bewust van de hopeloosheid van de zaak ) met de brokstukken van de ring in een papiertje gevouwen.
Ma reclameerde over de kwaliteit van zijn werk en vroeg de goudsmid of het echt wel degelijk een massief gouden ring was. De man keek zeer verbaasd, onderwierp de brokstukken aan een nauwkeurig onderzoek en bekeek de resten met grote ogen. Mevrouw dit heb ik nu nog nooit meegemaakt
Toen richtte hij zich tot mij : Meisje, hoe kan dit? Wat heb je gedaan?
Niks meneer. Ik heb rustig aan tafel zitten spelen! Ik heb echt niets verkeerds gedaan!!!
Maar dat kan niet kindje! Die ring kan niet uit zichzelf verkleuren en in stukken uiteen vallen!
Echt waar meneer, ik heb heel stillekes aan tafel zitten spelen, ik ben zelfs niet buiten geweest. Ik zat gewoon met mijn bolleke kwik te spelen. Braaf, aan mijn bureauke. Echt waar.
De man zijn gezicht kleurde plots over roze naar rood naar purper! Hij wendde zijn hoofd naar ons ma :
Madam! Kwik tast goud aan! Wist u dat dan niet?!
Nee meneer, dat wist ik niet. Kunt u hem alstublief terug repareren, want het is haar eerste communiecadeau
Nee madam. Toveren kan ik niet. Die brokstukken zijn waardeloos geworden
En daar ging communiecadeau nummer 1. Desalniettemin vroeg mijn moeder toch nog medelijdend aan mij : Kindje zullen we dan maar een nieuwe laten maken? Waarop ik doodgemoedereerd antwoordde : Nee ma, want als een gouden ring zon flauw ding is dat het er nog niet eens tegen kan dat ik wat zit te spelen dan moet ik zon ding niet aan mijn vinger hebben. Dan vind ik dat maar een onnozel cadeautje.
De volgende cadeaus zouden geen groter succes blijken te zijn.
(Een kind grootbrengen is eigenlijk wel geen gemakkelijke onderneming hé?)
Een fototje genomen in de Efteling in september 62. Vlak voor de voorbereidingen van de eerste communie gingen starten... ------------------------------------------------------------------------------------------------
32. Verboden te bijten in het lichaam van Christus.
De dagen voor de communie waren hectisch. Ma naaide voor mij een stijfstaand wit kleedje, ze ontwierp een kroontje en een handtasje uit maagdelijke kant. Het kleedje moest keer op keer opnieuw gepast worden zodat ze telkens nog wat verbeteringen kon aanbrengen. En passen vond ik niet plezant. Zo lang stilstaan en dan nog met al die vervelende spelden Pffft en dan nog langzaam ronddraaien om te zien of de lengte wel overal gelijk was. Wat een kwelling voor een beweeglijk kind.
Voor haarzelf ontwierp ze een lichtblauw tailleurke en een hoed.
Om nog te zwijgen van de voorbereiding van mijn kapsel Ik had "ijzerdraadhaar". Er was werkelijk niets mee aan te vangen. Desalniettemin was ons ma al heel mijn jeugd bezig geweest met krulletjes in mijn haren te draaien, want ze zag toch zo graag krullen. Maar voor de communie moest het natuurlijk nog een specialer kapsel worden. Nóg meer ellende aan mijn kop...
De voorlaatste dag werden mijn haren zorgvuldig in de bangelijkste krullen gedraaid. Vervolgens werd ik zo onbeweeglijk mogelijk mee naar de fotograaf genomen. Bewegingsloos als een opgezet wit konijn moest ik daar staan poseren. Zonder beer. Dat viel dus ook weer niet in goede aarde.
De voorbereidingen van het gedoe begonnen stilaan mijn neus uit te komen. Goddank zouden de cadeaus dit beslist toch allemaal de moeite maken. Dacht ik.
Nog een extra fotosessie... Bij mijn tante beneden in de antiekzaak. Zie mij hier weer "overgelukkig" staan stralen, zonder beer. Hier sta ik uiterst spontaan voor een biechtstoel uit de 18de eeuw die ze als pronkstuk achter in haar winkel had staan.
Eindelijk brak de grote dag aan
Het werd een aaneenschakeling van zorgvuldig ingestudeerde pasjes en bewegingen. De jongens moesten aan de linkerzijde van de kapel op de witte tegels gaan staan en de meisjes rechts op de zwarte. Er werd in ganzenpas naar het altaar gedabbeld en daar kregen we voor de eerste keer van ons leven de heilige hostie! Dit was dan eindelijk het grote moment waar alles al die maanden om te doen was geweest.
Ge kunt u de desillusie niet voorstellen toen ik merkte dat die hostie ten eerste naar weinig smaakte en ten tweede ook nog binnen de minuut gesmolten was. (Kauwen was ten strengste verboden want dan beet ge in het lichaam van Christus!!!) En dan te bedenken dat ik aan een toverbol wel vijf minuten plezier beleefde en aan een zjapmeter (een meterlang lint van zwarte drop) een kwartier En om die dingen te leren snoepen had ik niet maandenlang moeten oefenen.
Vanaf nu kon er ook niet meer gebeuzeld worden. En ging er dus bij t vertellen van een onwaarheid ook geen zwart kruis meer op ons voorhoofd verschijnen zoals toen we klein waren. (Hoewel ik dat nooit heb zien gebeuren, want ik ben regelmatig voor de spiegel gaan staan en elke keer als ik hem een leugen vertelde gebeurde er juist niets met mijn voorhoofd. Het bleef net even wit - of vuil net als het voor de leugen was.)
Maar als we na onze Eerste Communie een onwaarheid vertelden ging dat plots een leugen heten en zou er moeten gebiecht worden. In een biecht-stoel, en dat bleek dan helemaal geen stoel te zijn - zoals een coiffeurstoel, of een tandartsstoel - maar een groot houten hok met een half gordijntje, een bank om op te knielen en een duister roosterke waarachter een pastoor iets zat te mummelen. Gij moest dan op uw beurt uw zonden van de week terug fezelen. Heel stillekes, maar toch verstaanbaar. Ge mocht ook niet te dicht bij dat rooster komen want er doorheen kijken was niet toegestaan. Probeer het maar eens
Mijn lijst zonden zou ook elke week dezelfde zijn. Ik was drie keer ongehoorzaam geweest tegenover ons ma. (Nooit tegenover onze pa, gewoon uit tijdsgebrek, ik zag die mens toch alleen maar in t weekend.) Ik had drie keer gelogen. En ik was drie keer onkuis geweest. God weet wat ik met dat laatste bedoelde, maar de pastoor wist dat schijnbaar wel.
Elke keer moest ik als penitentie (nog zon woord!) drie Wees Gegroet-jes en drie Onze Vader-s bidden. Vanaf dan kon ik opnieuw gaan zondigen. Ik moest wel!! Anders had ik de volgende keer niets om te gaan biechten!!!
Mijn communieprentje.
Na de Communie-mis, pardon, de Communie-eucharistieviering, werd er gefeest.
De familie kwam samen in onze kleine living en er verschenen kristallen coupes op tafel tot de rand gevuld met garnalen en stukjes tomaat in whisky-saus. Persoonlijk sprak het mij niet zoveel aan als Krieken op Jenever, maar het kon er mee door. Daarna werden de communie-korfjes geserveerd. Gewone videekes in feite. Bakjes in deeg waarin kip en frikadellekes zaten en waar een zwanekopje uitstak. Best lekker. Dan volgde een stuk vlees met groentenkrans. Niet te doen.
Als dessert kwam crème-glace in de vorm van een lam op tafel. Ik vond het een beetje onsmakelijk om zon beest te moeten zien onthoofden maar later bleek dat ik nog heel veel geluk had gehad. Bij andere kinderen was het ijsbeest gevuld geweest met grenadine Op het moment dat de kop er werd afgeschept stroomde de rode stroop over dat witte beestje! Ik ben mijn ouders nog altijd dankbaar dat ze me dat beeld bespaard hebben.
Het feest bij ons thuis. Ma staat rechtop, ik leg mijn arm rond moemoe. Vanzelfsprekend was het de bedoeling dat de rijkgevulde tafel op de foto kwam te staan... Maar de camera had weer zijn eigen willetje en hij trok de rijkversierde... luster. Er waren toen nog zekerheden in 't leven.
Na de maaltijd verschenen de cadeaus. Eindelijk!!! Het meest interessante aspect aan heel het gedoe volgens mij. Na maanden uitkijken naar dit gebeuren bleek het een grote teleurstelling. Ik had gehoopt op minstens één beer maar nee. Uit het eerste pakje kwam een gouden polshorloge Goud! Wat een fragiel materiaal om aan mij te geven! Zou ik weer niet met mijn kwikbolleke mogen spelen als ik dat ding droeg waarschijnlijk
Het volgende pakje dan maar. Dat was groter, alhoewel verdacht hoekig en veel te zwaar, maar ik koesterde toch nog hoop. De beer zat misschien in een doosje Edoch. Uit het vrolijk gekleurde papier kwam het triestigste boek dat ik ooit gekregen heb : het Kramers Nederland-Frans en Frans-Nederlands Woordenboek. Die in t vervolg onder de naam Den Dictionnaire door t leven zou gaan. Dat vond ik nu echt helemaal geen cadeau voor een kind. Dat was een cadeau voor ons ma begot! Want zíj was het die zich druk maakte omdat ze die moeilijke woorden in mjin Frans boek niet verstond! Ik moest ze van de juffrouw niet eens kúnnen begrijpen. Ik moest ze alleen maar juist kunnen prononceren om mijn taalgevoel aan te scherpen.
Maar krijgt dat op zon moment, met heel de familie erbij, maar weer uitgelegd
"Den Dictionnaire".
Het lichaam van Christus was smakeloos en de cadeaus in mijn ogen waardeloos.
Wat al die mensen in de eerste communie gezien hadden ik zag het alleszins niet En vanaf nu kwam er ook nog elke zondag een mis bij Pfffff, en dat allemaal voor een fragiel horlogeke en Den Dictionnaire. Ik had toch weer een triestige ruil gedaan ja
Dit was ons ma op haar eerste communie. Ook al met een dikke collant waarschijnlijk bedoeld om haar magere beentjes wat te verhullen. Voor haar kapsel heeft ze zo te zien ook moeten lijden en afzien. Maar aan haar glimlach te zien zijn haar cadeaus toch beter meegevallen. Ofwel had ze ze nog niet gekregen en leefde ze ook nog in de naïeve illusie dat ze een schone beer zou krijgen...
Na het fiasco van de eerste communie ging het dagelijks leven gewoon verder.
Op school werd ik nog altijd gepest met mijn stekkepoten, mijn weinig originele achternaam en nu ook al met mijn boekentasje.
Ons ma haar zuinigheid kennende was ik op de Grote School aangekomen met mijn klein, geboebbeld, strontbruin (ja sorry, er is geen ander woord voor) plastic boekentasje met één zielig sluitingske. De andere kinderen hadden grote kazakken met zijvakskes en twee echte gespen
Dus op een avond na school besloot ons ma om met mij naar een lederwaren- en valiezenzaak in de Lange Koepoortstraat te stappen om voor mij een échte boekentas te kopen.
De madam van de winkel overdonderde ons met de sjiekste en nieuwste modellen. Ons ma besloot om het nu ineens tegoei aan te pakken. Ze liet zich overhalen tot de aankoop van een zwarte design-boekentas met in plaats van 1 handvat, wel twéé handvaten!! En geen ordinaire gespen als sluitingen, maar een heuse tirette. Een ritssluiting. Het ding was aan de binnenkant ingedeeld in verschillende vakken. Spijtiggenoeg was het nogal aan de grote kant Als ik het droeg kwam het ding nog geen 10 centimeter van de grond. Maar voor ons ma was het een uitgemaakte zaak, deze boekentas ging het worden, want met dit geval kon ik zeker niet gepest worden. Het zou volgens haar bescheiden mening de sjiekste kazak van t school worden.
Dus sleepte ik me de volgende ochtend naar school, uitgerust als een rocket- scientist die naar Houston trekt om daar de eerste maanlanding voor te bereiden. Ergens op de bodem van het loodzware ding rammelden mijn schriftjes, mijn boekskes en mijn pennezakske eenzaam heen en weer.
Overbodig te vertellen dat het een ramp werd. Ik had niet alleen de grootste boekentas van t eerste studiejaar, ik bezat ineens de grootste van heel de school. Dus weer werd er gelachen
Ik ben die boekentas wel heel de lagere school blijven dragen. En later is die nog gerecycleerd geworden door onze pa om zijn schoenmakersgereedschap in te steken, want op zondag herstelde hij zelf onze schoenen. Uiteindelijk is die (letterlijk en figuurlijk) zware investering haar centen dus wel waard gebleken.
Hier heb ik hem even van onder 't stof gehaald...
Ik meet nu 1.68m. En nog komt het vermaledijde ding niet verder dan 25cm van de grond... Het ding dat er aan de rechterkant uitsteekt is een zaag van onze pa.
Het tweede leven van mijn boekentas als gereedschapszak van pa.
Zo heeft ons ma enkele jaren later ook eens op uiterst dramatische wijze mijn magere stekkepoten en knobbelknietjes-probleem trachten op te lossen Dát is pas een ramp geworden!
Iets voorbij mijn school, op de Meir, gingen we in de sjiekste schoenwinkel nieuwe laarzen voor me kopen. Tot daar niets aan de hand. Maar Als steeds was ons ma bezorgd dat ik het koud ging krijgen. Dus mijn nieuwe bottekes moesten zeker en vast goed warm zijn. Echt warm. De verkoopster toverde daarop een stel botten tevoorschijn die nu in een SM-winkel niet zouden misstaan. Zwarte, gladde laarzen die tot aan uw billen kwamen!!! Niet tot aan uw knieën! Nee, helemaal tot aan uw billen! Tot aan de rand van uw onderbroekske! De kleinste maat was een 36 (iets te groot, maar dat gaf niet, want ze zou wel watten in de punten steken). De griezels werden opgehouden met elastieken die in de zoom ingenaaid waren. (Vanaf maat 38 werden zon dingen opgehouden met sjartellen. Goddank dat ik daar nog aan kon ontsnappen!) Ik vond die botten niet mooi, maar voornamelijk raar. Ons ma echter was direkt voor die waanzinnige dingen gewonnen. Want : het was soepel maar toch dik leer, mijn beentjes zouden er dus gevulder uit zien, mijn knobbelknieën waren ineens bestopt, ik zou het lekker warm hebben, en aangezien ze toch te groot waren zou ik ze ook vele jaren kunnen dragen. Dus die botten werden betaald en ingepakt.
De volgende dag verscheen ik dus op school met mijn grote zwarte boekentas, zwart gehandschoend (verplicht!), in mijn donkerblauwe uniform met wit boordje en manchetjes, met daaronder twee zwarte rubberachtige buizen die verdwenen onder mijn rokske Er was geen stukske beenvlees meer te zien! Geen morzel! Ik was precies Barbarella of Lara Croft die een nieuwe planeet ging veroveren. Het mankeerde er nog aan dat er een holster met een Colt rond mijn dij gesnoerd zat
Terwijl ik dit schrijf en mezelf zo terug voor ogen zie val ik bijna van mijn bureaustoel van t lachen. Maar destijds, op t moment dat ik in die buitenaardse outfit de school binnenstapte was t lachen veraf. Bij mij toch. De rest van de klas bleef er bijna in! Zelfs de juffrouw had moeite om zich serieus te houden.
En iedereen in de klas en op de speelplaats wou maar zien waar die waanzinnige botten nu eigenlijk eindigden! Dus moest ik elke keer mijn rokske omhoog tillen om hen te tonen dat die tot juist aan de pijpkes van mijn onderbroekse kwamen Ik zweer het u, op zon moment zoudt ge eerder gelijk "Jules Verne" tot in t midden van de aarde willen zakken in plaats van als "Barbarella" een planeet te gaan veroveren. Gelukkig werd het geplaag enigszins overstemd door de pure fascinatie van de kinderen voor deze merkwaardige dingen. Ze wilden me uitlachen maar aan de andere kant waren ze veel te nieuwsgierig om het einde van die botten te zien. Dus moesten ze mij wel benaderen om te vragen onder mijn rok te mogen kijken
De volgende ochtend wou ik vanzelfsprekend die ondingen niet meer aantrekken. Maar dat pakte niet. Ik moest en zou die dingen dragen want die hadden een fortuin gekost! Dus inderdaad, ik heb daar nog een week rondgelopen als de Dominatrix van de Dams
In t weekend kwam onze pa thuis, kreeg de monsterachtige dingen onder ogen en viel bijna van zijne sus van t schrikken! Vanaf dat moment heb ik met ons ma een compromis kunnen sluiten. De laarzen moesten alleen nog tijdens de weekends gedragen worden en nooit meer op school. Ze vond dat ze in de zondagsmis héél goed van pas gingen komen omdat het in de kerk altijd heel koud was Ja, ze had altijd wel voor alles een uitleg klaar.
Bij dat compromis kon ik mij moeiteloos neerleggen. Had ze me voorgesteld om die laarzen op te eten om ze nooit meer op school te moeten dragen, dan had ik het ook nog gedaan. Ik was toen tot alles bereid.
En inderdaad, in de kerk bleken die botten hun charmes te hebben. Maar daarom niet direkt voor de reden die ons ma voor ogen had gehad. Aan t begin van de mis gaf ons ma mij altijd twee frankskes. Eentje om in de schaal te leggen als ze rondkwamen voor t offergeld, en eentje om aan de madam te geven die het stoelgeld kwam ophalen. Maar die ceremonies gebeurden altijd pas halverwege de mis. En tegen dan was t onheil altijd al geschied
Ik had namelijk een heel plezant en lucratief spelletje uitgevonden. Ik foefelde heel discreet mijn frankskes van boven in die laarzen. Ze spanden zo strak rond mijn benen dat ik er wel een half uurtje mee bezig was om de muntjes helemaal tot in de zool van de bot te latten zakken. Ik draaide ze langs de buitenzijde van de laars altijd om en om en met veel gepruts kreeg ik hen altijd een paar centimeter lager. Het was een heel goede bezigheidstherapie, op deze manier duurde die saaie mis toch een stuk minder lang. Tegen het tijdstip dat de geldophalers langs kwamen zaten mijn twee muntjes dus meestal al lang veilig onder mijn voet in de bodem van de laars. Als dat nu bottekes van normale lengte geweest waren dan had ons ma die natuurlijk ter plekke uitgetrokken en dat geld er terug uitgehaald. Maar aangezien het zon lange dingen waren, dierf ze toch niet midden in de kerk mijn rokske opheffen en die ellenlange spannende buizen van mijn benen gaan stropen! Ah ja, het was altijd al zon karwei geweest om me erin te krijgen!
Dus elke keer de man met de offerschaal langs kwam waren mijn centen verdwenen en moest ons ma in zeven haasten gaan zien of ze nog frankskes in haar portemonnee had om me opnieuw te bevoorraden. Onze pa deed maar of hij t allemaal niet zag. Die bad dat zijn paternoster er zichtbaar van versleet.
Thuisgekomen mocht ik dan die centen houden, daar zorgde onze pa wel voor, want die had medelijden met heel mijn laarzen-compromis. Dit truukje hebben ze lang laten werken, gewoon omdat ik dan tenminste mijn mond hield in de kerk en mijn bezigheid had. Alleen in de echt strenge winterdagen lukte het niet, want dan moest ik over mijn warme bottekes ook nog een warm lang broekske dragen. En ja, dan was t onbegonnen werk natuurlijk om mijn spaarpotbotten te spekken
Een of twee jaar later heeft ons ma de botten afgeknipt tot normale lengte. En voila, ik had weeral een nieuw paar laarzen! Maar ja, toen was het te laat, want mijn Dominatrix-inborst had zich tegen dan al stevig ingeworteld natuurlijk.
Het prettigste moment van de dag was het afgehaald worden van school. Ma, met aan de leiband Pukkie (de geleende hond van de bakker, omdat ik er zelf geen kreeg), stonden me aan de schoolpoort op te wachten! Mijn gigantische boekentas werd zo snel we uit het zicht van de school waren handig door haar overgenomen en we stapten dan heel de Lange Nieuwstraat door recht naar ons huis aan de Grote Markt. Heel de weg zagen we de kathedraal vlak voor ons oprijzen en hoe groter ik hem zag worden hoe gelukkiger ik werd want daar wachtte terug het ware leven. Thuis! Bij mijn beren en mijn speelgoed! De schooldag was dan goddank eindelijk voorbij...
Ons ma met Pukkie.
De weg van school naar huis zoals hij er nu uit ziet... Links zien jullie de nieuwe gebouwen van mijn school. Achteraan zien jullie de kathedraal oprijzen... Mijn baken...
Dit is de Grote Markt met op de achtergrond de Kathedraal. Op de tweede verdieping van het witte huis, dat links achter de boom verscholen zit, woonden we.
De twee linkse raampjes waren onze living. De middelste raam was de "gang"-annex-"mijn speelkamer". De twee rechtste waren de slaapkamer. De zolder was ook een zálig speelterrein.
Eerst werd er gegeten. s Middags had ons ma al gevraagd wat ik graag op mijn boterhammeke zou hebben. Dus bij thuiskomst werd mijn boterham belegd met wat ik besteld had. Het was blijkbaar de enige manier om me brood te laten eten.
Vervolgens was er nog de droeve ceremonie van het maken van het huiswerk. Een noodzakelijk kwaad dat eerst moest afgehandeld worden. Zittend aan de eetkamertafel, waarop een oud tafelkleed gelegd werd, installeerde ik me met mijn schriftje. Dat oud tafelkleed diende omdat er in die tijd nog geschreven werd met pen en inktpot. Een gruwel waar ons ma het nut ook echt niet van inzag. Al zeker niet omdat ik de inktpot eens omgestoten had en de tafel en mijn schriftje onder de vlekken was komen te zitten. Hagelwitpapier met donkerblauwe vlekken van inkt en beige vlekken van tranen. Toen ik na dat ongeval mijn gecorrigeerd huiswerkschriftje terug kreeg van de juffrouw had ze heel wreedaardig rond elke vlek een cirkeltje getrokken en erbij geschreven : Wat zijn deze vlekken?. Ja, wat dacht die trut nu? Dat de blauwe vlekken mijn adelijk bloed waren? En de beige broebbels kwijlvlekken omdat ik zo graag huiswerk maakte?
De eetkamertafel waaraan het huiswerk gemaakt werd en ons tv-ke.
Na het huiswerk mocht er gespeeld worden en dan even tv gekeken. Lekker op schoot bij ons ma! Ik lurkend aan de teut van mijn rood gieterke als een Turk aan een waterpijp. Voor tv dronk ik niet graag uit een glas. En ons ma vond mijn rood-gieterke-systeem helemaal niet slecht want daar werd veel minder mee gemorst dan met een glas. En...het moest ook niet zo rap bijgevuld worden. Want toen al dronk ik gelijk een sponske.
Op woensdagnamiddag mocht er ook TV gekeken worden. Eerst naar Tante Terry en Nonkel Bob, maar als Tienerklanken begon werd de knop omgedraaid. Want voor dat programma werd ik nog veel te jong voor bevonden. Een beetje meekrassen met Kraakje Pluimstaart zag ze nog wel zitten, de Vrolijke Vrienden van Nonkel Bob waren ook OK, maar die zever van Aa toe jee jee jee! wou ze niet meer meemaken.
We keken ook naar alle jeugdfeuilletons. Ik heb ze allemaal de revue zien passeren, van Kapitein Zeppos over Johan en de Alverman, Ben de Beer, Lassie (tranen met tuiten), Hobo (tranen met met nog langere tuiten want dat was een zwerfhond die op t einde van de aflevering altijd zijn nieuwe thuis achterliet en verder de wereld introk), Daktari tot Flipper.
Gedurende de looptijd van dat laatste feuilleton deed zich wel een interessant en vermeldenswaard fenomeen voor Tijdens de eerste afleveringen van Flipper was ik verliefd op Bud. Het jongste zoontje van een pa die parkwachter was. Na een paar maand had mijn interesse zich verlegd naar Sandy, zijn oudste zoontje. Niet heel veel later had ook Sandy er gelegen. Toen had ik enkel nog oog voor Pa Parkwachter zelf. Ja, t kan rap gaan.
Een intens genoegen beleefden we ook aan de oude films met Shirley Temple en de komedies van Jerry Lewis. Om Sissi nog niet te vergeten!!! Ons ma haar arme knokige billen moeten nogal geleden hebben want ik mocht me op haar schoot nestelen tot ik zeker 10 jaar oud was Záááááálig was dat
Een programma waar we ook samen naar keken was Penelope, dat ons ma steevast uitsprak als Peeneelopéééé. Het was een madam, Paula Semer, die uitleg gaf over het huishouden en kookrecepten voorstelde. Op t einde van het programma verscheen het recept in heel trage letterkes op t scherm en ons ma schreef dat dan over in een schriftje.
Alsof ze dat recept ooit zou gebruiken! Ik denk dat ze het meer deed om haar geweten te sussen want ons ma haatte koken! Ze mishandelde wat patatjes tot ze geschild waren, hakte furieus wat groenten, vermorzelde een biefstuk tot minuscule hapklare brokjes en dat was het. t Was allemaal heel gewone kost die ze maakte, maar die ik wel heel lekker vond. Op het vlees na dan.
Een van de hoogtepunten uit haar leven was de dag dat ze de mismerrie kocht. In de mismerrie was alles altijd snel klaar want die kookte onder druk. De patatjes werden er in gekwakt, er werd vreselijk geworsteld met het sluiten van het deksel van de snelkookpan (dat er uitzag als een UFO met een lange steel), er werd gewacht tot er een topje omhoog floepte waaruit stoom spoot en dan werd er geprutst aan het gasvuur tot dat stoomstraaltje juist exact de sterkte naar haar goesting had. Pas jaren later heb ik beseft dat de naam mismerrie van het merk van de pot afkomstig was. Miss Mary. Sindsdien zijn wel alle snelkookpannen in mijn ogen mismerries gebleven.
Ik denk dat een van de eerste programmas die ik ooit op TV zag Schipper naast Mathilde was. De bomma leefde toen nog, en we woonden nog in ons grote herenhuis. Hoewel dat feuilleton laat werd uitgezonden bleven we daar toch altijd voor op. Want ons ma was gek op de schipper. Nand Buyl. Bonanza interesseerde haar ook heel erg. Hoewel ze in feite heel haar leven niet zo van schieten en paarden heeft gehouden
Het was destijds ook een heel gesukkel zon TV. Zeker in ons vroegere huis... Dantèn stond nooit goed, en we zagen altijd sneeuw of strepen en er werd gemopperd dat we enkel Brussel Vlaams konden pakken en dat Rijsel of de Hollanders maar niet wilden lukken. En als t waaide dan zaten we precies naar een lachspiegel te kijken in plaats van naar TV want dantèn op t dak bewoog dan in de wind. Het verband tussen dantèn en de kijkdoos in de hoek van onze kamer was voor mij als kind totaal zoek.
Dit was het huis waar mijn voorouders woonden. Ikzelf heb er geleefd van mijn geboorte tot ik bijna zes jaar was. We verhuisden pas toen "Bomma" stierf naar het huis aan de Grote Markt. Zoals jullie kunnen zien is "dantèn" hier ook van 't dak verdwenen...
Nog even wat voorouders... Ik kan 't niet laten, ik vind die foto's zo plezant Hier ziet ge ze poseren op 23 augustus 1910 in de St. Gothard-tunnel op reis in Zwitserland.
Maar nu even terug naar het leven aan de Grote Markt. Tijdens het schooljaar werd net voor het nieuws begon de TV afgezet en maakten ma en ik ons gereed om te gaan slapen. Ik mocht nog even aan de kachel zitten terwijl ma hem klaarmaakte voor de nacht. Ik zat er altijd knus met mijn voeten tegenaan, zodanig dat in al mijn kousen harde brandplekken zaten die er mettertijd uitvielen en gaten werden. Ik kreeg er altijd ruzie voor maar ze heeft me dat toch nooit afgeleerd gekregen. Vandaar waarschijnlijk dat ik nu nog altijd - zelfs in tropische landen - niet zonder mijn slaapsokken in mijn bed stap.
De zaligste nachten waren die wanneer het in t putteke van de winter heel koud was. We hadden alleen in de woonkamer een kachel, en er bestond nog geen dubbel glas. Het was een heel oud huis en in de slaapkamer van ons appartementje was het berekoud. Dus op de echte vriesdagen was het feest! Dan klapte ons ma de oude sofa open en toverde ze hem om tot bed! We sliepen dan in de warme living! Aan de muur hing zelfs een koordje waarmee we het licht aan en uit konden trekken! Ook iets wat in de echte slaapkamer niet bestond en wat ik plezant vond. Het leek een beetje op kamperen! Zelfs mijn nachtpotje mocht dan achter t hoofdeinde van dat bed staan! Zalig was dat! Samen in een bolleke gerold onder de dekens op die sofa mogen slapen En dan liggen kijken naar de zacht gloeiende kolen achter de gele glaasjes van de kachel Ik heb later heus nog wel merkwaardige nachten meegemaakt, maar deze staan toch nog altijd in mijn top-10.
Dit was de zalige oude sofa die opengeklapt kon worden tot dubbel bed... Als ge goed kijkt ziet ge, schuin boven mijn hoofd, het trekkoordje hangen waarmee ik het licht van uit ons "kampeerbed" kon aansteken! Een wonderlijke foto trouwens... pa en ik staan er helemaal op, zelfs onze voeten!!!!
Voor t eten werd er nooit gebeden. Want dan moest het allemaal rap gaan anders werd het eten koud. Maar s avonds was een gebedje wel op zijn plaats vond ons ma. Een kort dan toch. Alles moest bij ons ma rap vooruit gaan. Voor t slapengaan ratelden we dan in koor wat ze mijn avondgebedje noemde :
Danke Dezeke, Zoete Minneke, maak van ons Lilianeke een braaf kinneke.
Dezeke was Jezus, wie t Zoete Minneke was heb ik nooit geweten (een kat misschien? Eén van de katten van onze pa noemde de Minne ), en die laatste zin, tja, dat vond ik eigenlijk niet echt passen bij mijn avondgebed. Ik vond dat meer haar avondgebed. Want geef toe, uw eigen dochter laten smeken dat ze een braaf kindje mag zijn Dat vond ik toch meer in háár voordeel dan in t mijne. Ik verdenk haar er trouwens van dat ze dat gebed zelf had uitgevonden. Vandaar ook dat t zo kort was waarschijnlijk.
Maar over ons ma haar ultra-korte religieuze belevingen schrijf ik later nog wel eens iets...
Een andere factor die naar school gaan echt niet leuk maakte waren de pesters
Ik was mager, écht mager. Mijn moeder was mager. Mijn vader was mager. Tja, wat wilt ge dan dat er uit twee zon mensen te voorschijn komt?... Een luchtballonneke?
Mij ma had al spuiten gekregen om te verdikken. Ze moest van de dokter overal schoteltjes havermout zetten zodat ze daar heel de dag door hapjes van kon nemen. Hij moest en zou haar terug aan de 50 kilo krijgen. Niks hielp natuurlijk. Ze probeerde ondertussen mij ook maar met de lekkerste dingen vol te proppen in de hoop dat haar droeve lot mij niet zou beschoren zijn. Dat project had in mijn kleuterschooljaren ook niet al te veel succes. Ik at gewoon niet graag. Maar dat zou wel veranderen vanaf t eerste studiejaar toen het gepest begon.
In t begin snapte ik er niks van. Als er verstopperke gespeeld werd riepen ze : Gaat gij maar achter de lantaarnpaal staan, dan gaan we u zeker niet vinden!. Ik deed dat dan nog ook. J
En inderdaad ze vonden me niet, ze wilden me niet vinden, een hele speeltijd lang
Uw ma heeft u uit een luciferdooske gehaald zeker? Wist ik veel waar de kindjes vandaag kwamen. Dus ja, als sommigen uit bloemkolen kwamen en anderen door ooievaars aangevoerd werden, waarom zou een stekkendozeke dan geen kinderen kunnen opleveren? Moest kunnen.
Maar al rap werd het lastiger : Nee! Stekkepoten mag niet mee in onze handbalploeg zenne! Want als die een bal tegen haar lijf krijgt dan breekt ze in twee!
Vanaf toen werd het bleiten natuurlijk. Ons ma had alle begrip voor mijn probleem want ze had zelf de miserie aan den mageren lijve ondervonden maar hiertegen stond ze natuurlijk machteloos. Ze wou naar school komen om te praten met de juffrouw maar dat wist ik haar goddank af te raden anders zouden de pesterijen volgens mij nog maar erger worden want dan ging ik een moederskindje genoemd worden. Dat had ik bij een ander meisje al zien gebeuren.
Voor de turnles kregen we een turnpakje. Een bloes met korte mouwen en een shortje. Nu stond ik daar in mijn ogen helemaal in mijn blootje! De turnlessen mondden dan ook telkens uit in een marteling van plagerijen. Het resultaat was dat ik op woensdagochtend - de turnlesdag - altijd buikpijn had. Ik weet nu zelfs niet meer of ik echt buikpijn voelde, het enige dat ik nog weet is dat ik razende schrik had om naar school te gaan om daar hulpeloos in dat pakje te moeten staan. Ons ma heeft heel diplomatisch mijn buikpijn dan ook regelmatig aanvaard en een briefje geschreven dat ik ziek was. Waar ik haar nog altijd héél dankbaar voor ben.
Een van de ergste momenten kwam toen het longonderzoek onze school aandeed. We waren niet op voorhand verwittigd en toen ik op school kwam zag ik door de grote ramen van de turnzaal de voorhistorische machine plots staan. Dat vond ik niet erg, maar wat er vóór die machine stond, dàt deed me pas de doodschrik om t hart slaan . Hele rijen kinderen met alleen een onderbroekje aan
Ik wou terug de straat op rennen maar Non Portier hield me tegen en stuurde me naar mijn klas. Ik moest braaf de beurt van onze klas afwachten om voor de machine te gaan staan. Met de minuut werd ik zieker. Deze keer écht ziek. Ik werd afgevoerd naar het pensionaatgedeelte waar een ziekenkamertje was. Een klein smal kamertje, met een bedje waarboven een groot dramatisch kruisbeeld hing. Zon levensechte uitgemergelde bloedende Christus. Doodsbang lag ik daar helemaal alleen. Af en toe kwam een non kijken hoe het met me ging en op de duur deed ik maar alsof ik me beter voelde omdat ik dat kamertje zo doodeng vond.
Ik moest terug naar de klas. Erg genoeg was het longonderzoek nog altijd niet voorbij.
Een tijdje later was het zover. Onze klas moest naar de turnzaal vertrekken. Iedereen moest zich uitkleden tot op het onderbroekje na en in een ellenlange rij gaan staan die langs de muren en de grote ramen van de zaal kronkelde. En toen gebeurde het drama
Mijn ma was een heel zuinige. Ze maakte mijn kleren zelf want ze was van beroep naaister geweest. Uitgerekend op deze dag droeg ik geen wit onderbroekje maar wel een ding dat ze zelf gemaakt had uit een oude collant in donkerblauwe stof Tot op het moment van t uitkleden was ik vergeten dat ik dat blauwe onderbroekje droeg.
Ik pelde razendsnel al mijn lagen kleren van mijn lijf en ineens viel mijn oog op dat broekje Mijn hart stond stil.
Ik gooide rap al mijn kleren op de zweedse bank aan de zijkant van de zaal en trok vliegensvlug terug mijn ruitjesschort over die vermaledijde onderbroek aan. Maar dat pakte niet.
Hoewel het zeker nog wel een half uur ging duren voor ik aan de beurt was om achter t apparaat plaats te nemen dwong de non mij die schort terug uit te doen. Ik huilde dat ik het koud had en vroeg of ik alstublieft toch mijn schortje mocht aanhouden tot ik bij de machine was. Resoluut trok ze de schort van mijn lijfke en ik stond daar. Graatmager, met een zeer onmodisch blauw broekske met korte pijpkes uit een wollen stof. Al de anderen droegen een wit broekske, stijlvol rond de billetjes uitgesneden, dat in een winkel gekocht was.
De anderen keken, zeker na de scène over het schortje, en ik zag hun ogen glinsteren van genoegen. Ze dierven echter niets zeggen want ze hadden allemaal bang van de non.
Het werd een van de langste halve uren van mijn leven.
De speeltijd daarna is een van de langste twintig minuten van mijn leven geworden.
Stel je voor, Stekkepoot droeg broeken die haar ma zelf maakte! Hun pret kon niet op. Ik verstopte me in een toilet maar in die tijd dierf ik de deur nog niet op slot doen omdat ik altijd bang was dat zik ze niet terug open zou krijgen. Dus mijn vluchtoord was niet echt efficiënt te noemen. De pesters renden voorbij en trokken tijdens t lopen al roepend en tierend de deur telkens wagenwijd open. Heel de speeltijd lang heeft dat spelletje geduurd.
Als ik had gekund ik had me in de pot gewurmd en me doorgespoeld.
De volgende weken bleef ik stekkepoot met de zelfgemaakte onderbroek.
Vanaf toen begon ik te eten als een wolfke. Elke ochtend vier boterhammekes met een reep chocolade. Ik leerde zelfs s middags mijn vlees opeten als ons ma t in kleine brokjes sneed en t nog eens extra in de pan met veel saus opbakte. Ons ma maakte in de pureepatatjes op mijn bord een putje en goot dat vol dikke vleessaus, in de hoop dat dat me zou doen verdikken. Boter aan de galg. Oh, wat een treffend beeld is dat! J
Op de duur werd ik zelfs gepest met mijn achternaam. Janssens.
Aan u is niks origineel, zelfs uwe achternaam niet!, Uw ma zal wel veel kindjes hebben zeker? Want gij zijt een serieproduct!
Ja, die achternaam was een hinderpaal geworden omdat dat de reden was dat ik uit het klasje van Juffrouw Rubens gevlogen was omdat daar teveel Peeters-en en Janssens-en bijeen zaten.
Ik werd bevriend met Martineke Peeters. Een bolrond meisje dat om de tegenovergestelde reden met haar uiterlijk gepest werd. We werden onafscheidelijk. Natuurlijk viel ons gebrek nu nog meer op, want nu werden we den Dikke en den Dunne genoemd. Maar kom, dat was draaglijker want we waren nu met zijn tweetjes.
Martineke was een heel goedlachs kind. Op den duur leerden we zelfs voorzichtig om met die andere perfecten te lachen. Natuurlijk niet als ze t konden horen! Zo voorzichtig waren we wel. We lachten de droeve lach van clowns, maar we lachten al wel. We hadden het echt goed samen.
Ik denk dat dat het moment in mijn leven was waarop ik leerde dat humor soms uw enigste wapen is. Maar wat voor een zalig, gelukbrengend wapen! Een ontwapenend wapen! Sterker dan bommen en granaten. Veel sterker.
In 1966 voor de Porta Nigra in Trier. 9 jaar oud en nog altijd een beschaamd stokske... Doodgegeneerd om op de foto te moeten.
Met ma in onze strandjurkjes aan de Costa del Sol in 1970 . 12 jaar en 56 jaar oud. Nog altijd met stekkepoten...
... maar de schaamte allang voorbij! Het "menselijk opzicht" kon ons gestolen worden. Comfort en plezier waren veel belangrijker. ------------------------------------------------------------ Sorry als sommigen dit een beetje een triestig stukje vinden dat niet op een grappig blog thuishoort. Maar ja, als ik mijn jeugdherinneringen een beetje chronologisch wil vertellen dan kan ik niet anders, dan er ook de minder leuke momenten opzetten. En de periode waarover ik momenteel schrijf was nu eenmaal niet zo aangenaam. Iets wat u destijds echt droef stemde kunt ge moeilijk als een lachtertje beschrijven want dan is 't niet waarheidsgetrouw meer....Maar wees gerust, er volgen nog veel afleveringen die wel grappig gaan zijn hoor! Zeker die over mijn eerste communie... ------------------------------------------------------------- Hieronder een reeks foto's over de voetgangerstunnel in Antwerpen. Mijn zondagse lijdensweg waarover in aflevering 23 vertelde! -------------------------------------------------------------
De voetgangerstunnel onder de Schelde. De hoogstpersoonlijke Kalvarieweg uit mijn jeugd... zoals jullie reeds konden lezen in aflevering 23 van mijn jeugherinneringen. Hieronder enkele foto's van mijn 572 meter lange kwelgeest. Een tunnel waar destijds voor mijn korte beentjes maar geen eind aan leek te komen.
Het hoekige linkse gebouw is hem!
Met de rode pijltjes heb ik aangeduid waar de tunnel begint en eindigt.
Met de grote lift naar beneden...
... en uitstappen op een diepte van 31m.
Ge ziet, ik zuig het niet uit mijn duim hé! Hij was lang! Héél lang...
... en eindeloos saai...
Maar de roltrappen hebben me wel altijd gefascineerd...
Dit was de teller die het aantal personen telde die gebruik maakten van de tunnel. Mijn kameraad Nand vertelde me, toen hij deze foto van me nam, dat hij als kind met zijn hand voor de teller wuifde om hem extra de hoogte in te jagen. Maar ik deed dat ook altijd!!! Stel u voor, nu plannen ze in Antwerpen een grote brug over de Schelde omdat ze denken dat die tunnel door zoveel volk gebruikt wordt!!! Maar dat waren wij!!! Wij zijn dus de oorzaak dat de stad miljarden gaat uitgeven voor de Lange Wapperbrug... Vertel het aub niet aan de burgemeester --------------- De voorgeschiedenis van deze foto's, en mijn originele "gezaag" tegen ons ma en onze pa, konden jullie hiervoor lezen in aflevering 23 van mijn jeugdherinneringen. De cijfers op de tegeltjes geven aan welke afstand ge in de tunnel reeds afgelegd hebt.
Met dank aan mijn kameraad Nand voor de plezante fotokes! -------------------------------------------------------------
29. Een Siswattil.
Het enige aspect van schoolgaan dat me echt boeide was het leren lezen. Ik wou boeken kunnen lezen! Dringend. Dat project vlotte dan ook vrij goed. Het eerste jaar moesten we een abonnement nemen op Do-re-mi, vervolgens werd dat Zonnekind, Zonnestraal en Zonneland.Ik begreep wel dat Nonkel Fons van Averbode ook iets moest verdienen maar échte boeken vond ik die tijdschriftjes toch niet. Dus abonneerde ons ma mij op een ander schoolboekje : Historische Verhalen. Maar dat bleek helemaal een ramp! De meest mistroostige verhalen, droog als gort, zonder ook maar één prentje. Over allemaal al lang dode mensen. Nee, zo had ik me een boek ook niet voorgesteld.
De redding zou pas komen toen ik wekelijks een aflevering van Vlaamse Filmkes kreeg. Spannende verhaaltjes en heel afwisselend van genre. Echte avonturen. Mijn jongenszieltje leefde weer op! Toch kreeg ik toen al in de smiezen dat ik later best mijn eigen verhalen zou gaan schrijven, want echt mijn volle goesting waren die boekjes toch ook nog niet. Reeds op jonge leeftijd zou ik dan ook al in de weer gaan met dagboeken. Ik heb er dan nu ook een kast vol
Maar eer we zover waren moest er eerst nog een andere taal geleerd worden.
Reeds vanaf het tweede studiejaar was het zover. De eerste les Frans!
Ik vergeet de eerste pagina uit dat boek nooit meer. Pierre va ramer en een zin waar het woord usine in voor kwam. Alweer geen prentjes dus, en we wisten van toeten of blazen wat die vreemde woorden wilden zeggen. De juffrouw weigerde ze te vertalen omdat dat zogezegd ons taalgevoel zou aanscherpen Bij kinderen van 6 jaar
s Avonds thuis liet ik ons ma het boek zien en ze viel bijna achterover. Het woord usine had voor haar geen geheimen omdat onze pa een fabriek had. Maar wat ramer wou zeggen wist ze ook niet. Een Frans woordenboek hadden we niet in huis dus werd aan de buren gevraagd wat het raadselachtige ramer kon betekenen. Niemand wist het. Allemaal volwassenen uit een stad waar tot voor enkele decenia nog veel Frans gesproken werd stonden met hun mond vol tanden! Zon dagelijks woord bleek het dus niet te zijn. Uiteindelijk kwamen we erachter dat ramer roeien betekende. De volgende dag op school deelde ik mijn nieuwe kennis direct met mijn arme, al even geboulverseerde collegas als ik, wat alweer niet in goede aarde viel bij de leerkracht. Weeral straf dus. Alle hoeken van de kamer heb ik destijds gezien. J
Vanzelfsprekend moesten we op een nonnenschool ook leren bidden in t Frans. De Weesgegroet en de Onze Vader ratelden we op den duur vlot af. Alweer als automatische bidmachientjes. We verstonden er geen woord van, maar van dat gebed in t Nederlands begrepen we ook geen snars, dus daar maakten we ons niet druk over. Het resultaat was wel dat ik jarenlang aan iedereen gevraagd heb wat een siswattil in godsnaam nu wel was. Niemand heeft mij daar ooit op kunnen antwoorden. Tot er op de duur toch eens iemand vroeg : Kind, waar hebt ge dat woord toch vandaan gehaald? Waarop ik spontaan het Onze Vader in t Frans begon af te ratelen en dat gebed eindigt dus met dat vreemde woord een siswattil. De vrouw schoot in een lach en sprak de eindzin langzaam en articulerend uit : Ainsi soit-il. Ze vertaalde het als : Het zij zo. Amen.
Tot mijn grote ontzetting bleek een siswattil dus niet eens te bestaan! Weer een illusie armer.
Het moeilijke Franse leerboek was een domper op de toch al karige schoolvreugde, maar wat nog veel dramatischer was was dat het tot een zeer ongelukkig Eerste Communie-kado zou leiden. Voor t eerst zou me oorzaak en gevolg duidelijk gemaakt worden Maar dat verhaal is voor later.
Ik moet er hier zeker niet bijvertellen dat Frans nooit mijn lievelingstaal is geworden?
Mijn zesde verjaardag, 9 oktober 1963.
Francois mailde me over deze foto op dat hij vond dat mijn ogen toch zo droef stonden hoewel een verjaardag toch een fijne dag zou moeten zijn. Maar deze foto is genomen net na de eerste maand van mijn eerste studiejaar, in de tijd dat het pesten over mijn mager zijn op volle toeren draaide. Je weet nog wel, de toestanden die ik beschreef in de vorige aflevering van mijn jeugdverhaal. Het was een trieste tijd. Vandaar dat ik denk dat ma en ik op deze foto zo pips kijken. Trouwens hier zien jullie ineens eens mijn schooluniformpje. -----------------------------------------------------------------------------------------
30. De akte van Supercalifragilisticexpialidocious en andere gebeden.
Halverwege het eerste studiejaar was het zover! De voorbereidingen op de Eerste Communie namen een aanvang. De aktes van geloof, liefde en berouw, en nog eentje dat ik al lang vergeten ben, werden van buiten geleerd. (Ah ja, de akte van hoop! Die was ik vergeten!)
Geen kind die er iets van snapte. Alleen het woord akte al De waanzinnige tekst van de Akte van Geloof luidde als volgt :
Mijn Heer en mijn God, Ik geloof vast al wat Gij geopenbaard hebt En wat de Heilige Kerk mij voorhoudt te geloven, Omdat Gij de opperste en onfeilbare Waarheid zijt. In dit geloof wil ik leven en sterven.
Het toverwoord Supercalifragilisticsupercalidocious uit de film van Mary Poppins was voor mij nog makkelijker te bevatten en zeker evenvoudiger van buiten te leren. Dat kon ge tenminste nog zingen. Dat moest ge maar eens proberen met die Aktes
Woorden als geopenbaard, onfeilbaar waar haalden ze t in godsnaam vandaan om zoiets aan zes-jarigen trachten aan te leren?
Dat doet me er aan denken dat ik ook jarenlang het woord win-gewest heb gelezen als winge-west. De zin uit het aardrijkskundeboekje Congo is het win-gewest van ons vaderland is me dus ook jarenlang niet duidelijk geweest. Er waren destijds nog wel meer misverstanden..
Zo kwam ik eens thuis met een blinde landkaart van België waar ik als huiswerk aardrijkskundige namen op moest invullen. De namen van de steden lukte nog vrij goed maar met het woord Kanaal wist ik geen blijf. Ik toog dus naar ons ma en in plaats van dat ze het woord op het stuk water tussen België en Engeland schreef, tekende ze het Albertkanaal bij op het blad, en daar moest ik het Kanaal bij schrijven. Overbodig te zeggen dat het maar een 9/10 heeft opgeleverd en dat ons ma de schuld kreeg van de fout. Maar kom, het had ook erger gekund, ze had er voor t zelfde geld de Schotense Vaart op kunnen tekenen.
Maar we waren over de mysteries van de godsdienst bezig. En t waren geen blijde mysteries, geloof me We hadden een catechismus. (Dat woord alleen al!!!) In dat nietige boekje stonden vragen en antwoorden en die moesten we klakkeloos van buiten leren. Waar is God? God is overal : in de hemel, op de aarde, en op alle plaatsen. Maar dat was nog een heel simpele. Qua tekst althans want begrijpen deed ik daar geen snars van. God hing s avonds ergens onzichtbaar boven mijn bed te luisteren naar mijn avondgebed. En waar die kerel voor de rest van de dag uithing daar had ik niet het minste benul van. Maar één ding wist ik zeker. Ge kon nooit op twee plaatsen tegelijk zijn.
Erger was de vraag : Hoeveel Goddelijke Personen zijn er? Het antwoord : Er is slechts één God, maar er zijn drie Goddelijke Personen. Te weten : God de Vader, God de Zoon en de God de Heilige Geest. vond ik helemaal onbegrijpelijk. Bij mijn weten waren dat dan wel niet één maar drie goden Als de juffrouw al niet fatsoenlijk kon tellen, hoe moesten wij dat dan in godsnaam leren En wat te denken over Wat zijn onkuise gedachten? In mijn ogen moest het iets met Javel te maken hebben maar dat bleek onmogelijk te kunnen kloppen volgens de tekst van het antwoord.
En dan nog de griezeligste vraag van allemaal : "Ziet en weet God alles?" In koor rammelden we dan af : "God ziet alles, zelfs de geheimste gedachten. Hij weet alles, ook de toekomstige dingen." Beangstigend gewoon! Ik had nog geen weet van George Orwells boek 1984 en toch werd ik al geconfronteerd met een Big Brother die het zelfs zag als we op de toilet eens genoeglijk in onze neus zaten te peuteren Ik vond die catechismus al een even dramtaisch boekje als mijn leerboek Frans.
Het vage begrip Vagevuur kwam in die tijd ook op de proppen. Ik hoopte van harte dat ik daar met mijn warm wollen onderlijfke nooit in ging terechtkomen Er bestond ook zoiets als het woord eucharistieviering. Probeer dat maar eens te schrijven zonder fouten! En dat bleek dan simpelweg de mis te zijn Volwassenen hadden er toch wel talent voor om t leven moeilijk te maken.
Maar ik had al de flauwekul er best voor over want ik wist dat er uiteindelijk cadeaus aan die "Eerste Communie" gingen vasthangen. En dat maakte de martelgang wel al veel draaglijker.
Over die hoogst dramatische cadeaus lezen jullie meer in de volgende aflevering
Ik had me reeds een week suf zitten zoeken naar mijn oude Catechismus. Ik wist dat ik hem nog bezat want ik was hem nog tegengekomen bij t opruimen van de kamers waar ik nu mijn hobbithol gemaakt hebt. Gelukkig heb ik hem zondagavond teruggevonden!
(Na een schietgebedje voor de H. Antonius. Ons ma deed dat ook altijd, ze mummelde dan : "Heilige Antonius, Goede Vriend, zorg dat ik mijn .... terug vind". En zo vond ze dan verloren gelegde brillen, vingerhoeden, papieren, sleutels,... echt álles terug. En ja, bij mij werkt dat meestal ook )
Ik heb enkele bladzijden uit het boekje gefotografeerd. De meeste Belgen onder ons zullen dat boekje tot hun grote ergernis nog wel van buiten kennen, maar voor de Nederlandse lezers is het onbekend terrein. En ik zou écht niet willen dat zij een belangrijk deel van de lijdensweg van de Vlaamse jeugd moeten missen
Hieronder krijgen jullie dus enkele bladzijden uit de echte oude Cathechismus te zien! Met onder elke tekst de hoogstpersoonlijke interpretatie en gedachtengang van een 6-jarige!
Onze fameuze "Catechismus" was een boekje van 96 bladzijden waarin maar liefst 447 (vierhonderdzevenenveertig!!!) vragen en antwoorden stonden die we in de loop van de lagere school van buiten moesten leren.
Onder elke foto heb ik mijn persoonlijke zesjarige gedachtengang geschreven
Dit is de eerste pagina. Met het eerste misverstand. In t Antwerps heeteen ladder namelijk een leer... En t meervoud van een leer is ook niet leringen maar leren. En nee, niet al onze buren hebben een leer want die komen dikwijls die van ons lenen en soms komt die heel vuil terug. Dus die onderhouden zelfs onze leer nog niet eens!
Geef toe dit is nog een pak moeilijker dan de eerste rekenles... Toen was 1+1+1=3 nog juist. Vorige week nog geleerd! Kunt hier nu maar aan uit als zesjarige. Maar ja, misschien konden ze in die oude tijd nog niet rekenen. Misschien is dat pas later uitgevonden. Ik ben eens benieuwd of ik deze tekst later op mjn 49ste ga begrijpen...
Pardon??? Een staat van genade? Een bovennatuurlijke gave? De vrijwaring van onwetendheid? De kwade begeerlijkheid? En dat moet ge allemaal aan uw nakomelingen overdragen? En ik weet begot zelfs nog niet eens hoe ge "nakomelingen" moet maken!!
Een "onbevlekte ontvangenis"? Ons ma wast met "Omo" en haar was is ook proper!
Ah zo, om aan nakomelingen te geraken moet ge dus eerst een geest zien te ontvangen. Als eerste voorlichting kan dat tellen. Beetje vaag wel.
En een zondeval Zou ons ma dan ook zalf op het lichaamsdeel waar ge die val mee gemaakt hebt komen smeren? Of zou die geest dat dan komen doen? Dan moet er een Inotyol-zalf Geest bestaan. Maar dat kan niet want dan hebben we al vier goddelijke personen! Bwa, misschien hebben ze zich destijds misteld.
Ja, das duidelijk. Er gaat zeker iets met zalf gebeuren want er komt zelfs een Gezalfde van een eiland om te helpen. Maar hier staan toch wel heel rare dingen in Ons ma heeft altijd verteld dat de natuur de bloemekes waren en nu blijken er nog veel naturen te zijn. Menselijke en goddelijke begot Bloemekes en struikskes met aureooltjes boven hun kopke? Heilige Pisbloemekes? En dat woord "mysterie". Das helemaal een mysterie.
Oh! t Wordt toch nog spannend! Er komt een schat aan te pas!!! Ik moet vooral zien dat ik die schat niet per ongeluk verlies, want wat ik anders moet gaan doen weet ik niet. Dan ga ik op zoek moeten naar een sacrament of een berouw. En ik heb al zon hekel aan rauwe groenten.
Die "dadelijke genade" interesseert me wel. Zou die mij aan een nieuwe beer kunnen helpen? Dat zou wel tof zijn, dan zou er eindelijk eens wat schot in de zaak komen. Ik wacht nu al zo lang...
En ik die dacht dat een dagelijkse zonde iets met vingers in chocopotten te maken had, en met beuzelen tegen ons ma
Ons ma doet wel veel doodzonden zo te lezen. Die zegt regelmatig : Nee, dat restje patatjes moogt ge niet in de vuilbak gooien, ik zal dat vanavond nog wel opeten, das toch doodzonde om dat weg te gooien! En : Och, hoe spijtig! Das nu toch wel doodzonde dat ik die vlek niet meer uit uw s zondags kleedje gekregen heb!!" Dat ziet er dus niet goed uit. Ons ma gaat naar de hel gaan! Dan moet ik ook dringend wat serieus gaan zondigen want ik wil niet in de hemel zitten als ons ma ergens anders zit!
Oei, onkuisheid tegen de natuur heb ik ook al eens gedaan! Ik heb eens pipi gedaan op een boske madeliefkes in de wei t Is nu maar te hopen dat dat een doodzonde was. Dan geraak ik later toch nog bij ons ma.
De "verdrukking van de armen" doet ons ma regelmatig. Elke keer als ze mij van de straat wegtrekt omdat er een auto aankomt. Als ze te hard geknepen heeft dan heb ik zelfs dikwijls blauwe plekken van de "verdrukking van de armen"!
Dat zit wel snor. Ons ma kuist elke week. Maar ze zingt wel tijdens t kuisen En dat is dan precies weer niet goed...
Dat zal ons ma allemaal wel doen. En ze gebruikt nog bruine zeep en Spic en Span ook, en in de wc strooit ze Harpic. Nee, over onkuisheid moeten wij ons geen zorgen maken. Alhoewel ons ma denkt er soms wel eens over om de kuis uit te stellen, dus dan is ze misschien onkuis in haar gemoed, maar dan toch maar heel efkes, want vlak daarna kuist ze meestal toch mijn moddersporen uit de gang. Maar ja, zelfs al duurt die onkuisheid in haar gemoed maar heel efkes, t is toch misschien gevaarlijk want God ziet alles. Op de eerste bladzijde stond : God is overal, in de hemel op de aarde en op alle plaatsen. Dus waarschijnlijk ook in de gang... En ook verontrustend is :God ziet alles. Zelfs de geheimste gedachten. Maar als ge die nu héél rap denkt en maar héél efkes... Toch, t is risky business precies. Beter niet meer te veel denken.
Beginnen ze hier pedoemme alwéér over de rouwmoedige biechteling! Bwèèkes, weeral rauwe groenten. Maar ja, das natuurlijk wel een goeie straf als ge gezondigd hebt. Ergens is dat wel te begrijpen. Moesten ze u lekkere worteltjes in ajuin gestoofd voorzetten, t zou geen straf zijn nietwaar?
In absoluties is ons ma ook sterk. Lilianeke, ge moet me nu absoluut vandaag uw haarkes laten wassen. Dat kan zo niet langer! Kindje, t is absoluut nodig dat ons ma efkes naar de dokter gaat en ge kunt echt niet mee."
Op gebied van verstervingen zitten we ook goed. Ons ma schept elke lente met een grote pollepel de dode bladeren en de modder uit het sterfputteke op het koerke. Natuurlijk is dat wel een beetje een onkuise job want de modder hangt dan meestal tot onder haar oksels. Maar dat zal ze wel gaan biechten zeker? Dan zijn haar armen ineens terug proper.
Tja, toch wel een raar boekske die catechismus. Ze begrijpen het precies allemaal zelf niet zo goed... Zouden ze wel weten wat ze bedoelen? Of zouden ze niet bedoelen wat ze willen? Of begrijpen ze niet wat ze bedoelen? Misschien begrijpen ze niet wat ze willen. Godweet.
Aflevering 23 tot en met 27 van "Mijn Jeugdherinneringen".
23. De automatische bidmachine.
Zelfs in de huisdierloze tijd werd er door ma altijd nauwlettend op toegezien dat ik wel aan mijn entertainment en beweging kwam. Niet altijd tot mijn grootste voldoening weliswaar.
s Zondags werd er naar de Schelde gewandeld met pa en ma, iets waar ik een gloeiende hekel aan had. Eens ik rolschaatsen kreeg was dat al een verbetering want dan ging het tenminste toch al wat vlugger vooruit. Ik was overduidelijk ook gezegend met de ongeduldige natuur van mijn moeder.
Nog erger was het als in plaats van op de rechteroever te blijven, we naar de linkeroever wandelden, want dan moesten we door de eindeloze voetgangerstunnel. De roltrappen waren wel fascinerend. Het leek wel of we op de duur in t middelpunt van de aarde zouden belanden! Maar eens beneden was het minuten lang door die eentonige tunnel stappen uitkijkend naar t middelpunt waar een grote muurschilderij was aangebracht die aangaf dat de lijdensweg halverwege was. Ik kon hier wel prima rolschaatsen, maar dan raakte ik zo ver voorop dat ik al aan t einde was toen pa en ma nog maar vijftig meter gestapt hadden. Dus moest ik keer op keer terug komen, en leek die tunnel nog 10 keer zo lang
Uiteindelijk kwamen we dan terug boven aan het boeienpark. Een grasveld aan de oever van de Schelde waar allerhande boeien tentoongesteld lagen. Erg genoeg waren de wandelpaden er met grind bestrooid dus mijn rolschaatsen waren hier waardeloos. Soms wandelden we tot mijn groot ongenoegen nog verder tot de jachthaven of zelfs tot aan St. Anneke-plage, een strand naast de stroom, om naar de molen en de boten te zitten kijken. Boten. Die ergerlijk traag voorbijvaarden. En zand. Dus weer niks voor mijn rolschaatsen
Het enige leuke in die buurt was een grote vijver naast de jachthaven waar mensen met telegeleide miniatuurbootjes kwamen spelen. Dat vond ik nog wel iets hebben. Die bootjes gingen tenminste goed vooruit en vaarden ook niet alleen maar rechtdoor zoals de saaie, slome, echte op de Schelde. Hier was tenminste iets aan te zien. En hier kon ik ook zelf ingrijpen, hoewel dat natuurlijk niet de bedoeling was
Mijn meest gebruikte zinnen tijdens die wandelingen waren : Gaan we nog niet naar huis?, Is t nog véél verder?,Maar dat hebben we toch al dikwijls gezien?, Ik ben moe., De wieltjes van mijn rolschaatsen zijn versleten., Ik ga straks zo moe zijn dat ik niet ga kunnen slapen., Ik denk niet dat er nu boten gaan liggen, t is veel te slecht weer., Ik denk dat bomma zich stillekesaan alleen gaat beginnen voelen, Mijn voeten doen nog altijd pijn van vorige zondag, Zouden we niet beter naar huis gaan want ik denk dat het gaat regenen, Dat nieuwe zadel van mijn fietske snijdt in mijn billen (hoewel er al wel 3 lagen mousse over gedrapeerd waren omdat argument zeker te kunnen ontkrachten), Ik heb honger en dorst en ik moet pipi doen en ik denk niet dat ik ga kunnen wachten tot we thuis zijn als we nu nog eerst veel verder gaan, en talloze varianten op hetzelfde thema.
Die wandelingen waren dus wel goed voor mijn woordenschat en mijn verbale fantasie.
Op mijn driewieler in onze straat op mijn vierde verjaardag 9 oktober 1961.
Ondertussen had ik ook in onze straat leren fietsen op een driewielertje en dat gammele ding was al vlug vervangen door een heus fietsje. Mama legde haar hand langs achter rond mijn nek en zo kon ik rechtop blijven en verliepen de fietslessen vrijwel risicoloos. Althans voor mij. Ons ma bleef er lekker fit door want het duurde niet lang eer ik flinke snelheden kon halen, desalniettemin eiste ik dat ze onder geen enkele voorwaarde mijn nek zou loslaten. Dus crossten wij samen door de straten : ik op mijn fiets, ons ma achter mij aan bengelend en wanhopig trachtend mijn nek niet los te laten Ik gillend : Niet loslaten hé! Niet loslaten heb ik gezegd! Néééééééé! Terug vast pakken! Ik ga vallen! Hou mij vááááást! En dan : boenk. Bleit.
Voor voorbijgangers moet het er uit gezien hebben als een scène uit Comedy Capers waarin een kind aan een wurgmoordenares tracht te onstnappen.
In t stadspark kon ik me heerlijk uitleven op mijn fietsje want er waren heuveltjes.Eens ik geleerd had om zonder ons ma rond mijn nek te rijden was dat een feest. Ja, een afdaling met mijn moeder wapperend aan mijn nek had niet echt praktisch geweest.
Met veel moeite ploegde ik door het zand tot op het heuveltje (een flink uit de kluiten gewassen molshoop in feite) om dan in volle vaart naar beneden te racen tot groot afgrijzen van ons ma en de andere omstaanders. Er moest al eens tijdig weggesprongen worden want zo heel baanvast was ik in t begin nog niet. s Avonds moesten er al eens builen en schaafwonden verzorgd worden, maar met de Initiol-zalf die volgens ons ma voor alles, maar dan ook voor alles, geschikt was, kwam dat wel in orde.
In 't stadspark met mijn eerste grote fiets op 16 mei 1963.
Haast elke woensdag kwamen we bijeen met de nichtjes en de piepkleine achterneefjes, zodat de mamas konden bijkletsen en wij konden spelen. De eerste jaren was dat niet ideaal omdat het leeftijdsverschil te groot was en t waren dan nog allemaal jongens ook. Toen nog niet direkt mijn favoriete ras. Maar hoe ouder we werden hoe boeiender het werd. Ik toverde mezelf geestelijk om tot een jongen en zo geraakten de meeste problemen opgelost aangezien ik dan ook ineens de oudste man van t gezelschap was. De macho van de kleuters.
Op mijn 9de verjaardag, oktober 1966, zijn de neefjes, op 1 stuk na, eindelijk voltallig
Twee jaar later! Eindelijk, 't is gelukt! De neefjes zijn voltallig!
Wat ik ook een heerlijk uitstapje vond was naar de kerk van H.Rita gaan op de Paardenmarkt. Als ons ma zorgen had dan ging ze een noveen doen. Negen dagen op rij gingen we dan naar die kerk, gewijd aan de heilige van de hopeloze zaken, om daar even te bidden en tot mijn groot genoegen een kaars aan te steken. De ongelofelijk uitvinding van dat etablissement was dat ze daar electrische kaarsjes hadden!!! Ge moest een geldstuk in een gleuf steken en naargelang de waarde van uw offer ging er dan een lampke branden voor het beeld van de H. Rita. Ik denk dat het voor 1 frank 1 minuut was, en voor 5 frank 5 minuten. Fascinerend vond ik dat! Zo'n flakkerend witgeel ballonneke dat plots oplichtte...In mijn ogen was het een automatische bidmachine! Ik had er geen woorden voor dat zoiets bestond, het was een puur mirakel! Een direkte lijn met de hemel! Ik bad niet om ons ma haar zorgen op te lossen, ik bad dat ze er nog meer kreeg dat we rap aan onze volgende noveen konden beginnen. Want een noveen had toch wel heel veel weg van een kermis in mijn oogskes. --------------------------------------------- Enkele recente foto's van de plaatsen uit jeugdverhaal 23. Sommige dingen zien er nog net hetzelfde uit als in mijn kindertijd...
De rede van Antwerpen vanuit het Boeienpark, op de linkeroever van de Schelde, bekeken. Een straaltje zon valt op de Suikerrui...
Het Boeienpark met op rechteroever de kathedraal en de Boerentoren.
Op een grote schroef in 't Boeienpark.
Anker.
"De Gezonken Boot", een heerlijke speelplek voor kinderen.
In de "gezonken boot". Was die er in mijn kindertijd al maar geweest...
De jachthaven.
De molen van St. Anneke strand.
Dit is de kerk waar we kaarsjes gingen branden voor de H. Rita. Op de Paardenmarkt in Antwerpen.
Spijtiggenoeg heeft "de moderne tijd" hier ook zijn intrede gedaan. De grappige, en destijds "ultra-moderne", electrische kaarsen zijn dus vervangen door echte. Alles komt altijd terug...
En nu ik toch in dat kerkje was vond ik dat ik ons ma haar "lievelingsheilige", de H. Antonius, patroon van de verloren voorwerpen, ook maar eens moest verwennen! ----------------------------------------------------
24. De Caraïben van Antwerpen.
Op warme zomerdagen gingen we zwemmen in t Noordkasteel. Dat was een oud fort in een groot bos met zwemvijvers bij de haven aan de rechteroever van de Schelde. Het was kilometers stappen van ons huis maar die marteling had ik voor de waterpret best over. Zeker als het op mijn rolschaatsen mocht gebeuren. Als ons ma hoogst uitzonderlijk eens in een geldverspillende bui was namen we ook al eens de bus en héél soms wandelden we naar de Schelde en namen daar de Flandriaboot. Dat was helemaal heerlijk! Desalniettemin waren het voor mijn korte benen dan nog kilometerslange wandelingen tot we eindelijk aan het zwemstrandje waren. Hoe ons ma die afstanden vrolijk en gezwind afstapte geladen als een muilezel met handdoeken, zwemband, groot opblaasbeest, gieterke (ja, dat was onmisbaar om fontein te kunnen spelen), luchtmatras, picknick, mijn rolschaatsen (die maar op een beperkt deel van het traject bruikbaar waren want er waren teveel zandwegen) en een fles drinken weet ik nog altijd niet.
Met het "opblaasbaar paard" aan zee.
Het tweede lid van mijn manège. Hier in Westende in juni 1963. Ge ziet ons ma had altijd een hele paardenstal mee te slepen...
Aan zee in Westende op 29 juni 1961. Op de voorgrond het rode gieterke om "fontein" mee te spelen.
Het Noordkasteel was de plek waar heel Antwerpen samen kwam om te zwemmen, te roeien, te waterskiën, te vissen en in de speeltuin te stoeien. Er was een afgebakende veilige zwemzone met een heus strandje. In het diepe gedeelte dreven zelfs enkele houten pontons waar de betere zwemmers naartoe konden zwemmen om daar te gaan liggen zonnen of knuffelen met hun lief.
Ook aan de overzijde van de Schelde, op het strand van St. Anneke, werd gezwommen - dat was destijds nog niet verboden - maar het was er veel gevaarlijker door de drukke scheepvaart en het water was ook heel vies. Hiermee vergeleken was het Noordkasteel dus een waar paradijs! De Caraïben van t stad.
Met een ouder neefje en nichtje, Renéke en Christianneke, in 't Noordkasteel in 1959.
Rondom de reusachtige vijvers lagen heuvels waarin oude schuilkelders uitgegraven waren. Als het plots begon te regenen, dan werden de grote poorten van de onderaardse lokalen geopend en verzamelde iedereen zich daar met zijn zeteltjes, mondvoorraad, handdoeken en luchtmatrassen. Iedereen zat daar dan - stinkend en wel - op mekaar gepropt als zanderige smoutebollen ongeduldig te wachten tot de bui over was. En dat kon soms lang duren Ons ma was daar niet zo gelukkig mee omdat het haar een beetje aan de schuilkeldertoestanden van onder de oorlog deed denken.
Uren heb ik daar in dat water zitten ploeteren terwijl ons ma lag te bakken, naast de nutteloze blauwe Niveadoos, op het strandje. Soms gingen een ouder neefje en nichtje mee, maar het leeftijdsverschil was een beetje te groot. Hun interesses lagen al elders. Maar speelkameraadjes van mijn leeftijd waren er altijd in overvloed te vinden.
Het hoogtepunt van de dag voor mij was steeds het ijsje dat we aan de speeltuin mochten kopen! Een Ola-wafel die verpakt zat in een kartonnen wikkel, en als ge die eraf pelde werden drie kleuren ijs zichtbaar : wit, bruin en roze. Het was al een hele kunst om dat ding naar binnen te spelen zonder helemaal vol te hangen, maar om het nog moeilijker te maken vond ik het ook nog nodig om de lekkernij op te smikkelen terwijl ik op de schommel of op de schuifaf zat. Ik trachtte dan ook nog om het gedeelte met het chocoladeijs tot het laatste te bewaren zodat de wafel totaal uit evenwicht raakte. Gelukkig was er altijd genoeg water in de buurt om me terug schoon te spoelen. De smaak van chocolade ijs met knisperend zand zal voor mij nooit aan de beste Brézilienne kunnen tippen. J
April 2007 op "St. Anneke strand". Aan de overkant van de Schelde ziet ge wat er nog verblijft van 't Noordkasteel. Bitter weinig, want alles is door de havendokken opgeslorpt eind jaren 60. Tot groot ongenoegen van veel Antwerpenaren. Er is voor het behoud gevochten en betoogd maar niets heeft mogen baten... Ze hebben dat stuk van onze kinderziel meedogenloos weggerukt. ---------------------------------------------------------------------------------------------
25.De wonderlijke vermenigvuldiging van de muizen.
En op een dag stierf de bomma Mijn ma was eindeloos droef. Mijn geadopteerde bompa was dood, nu de bomma ook nog, en dus schoten alleen de ma en ik over in dat grote herenhuis. Pa besloot toch liever op den buiten bij de moemoe en zijn broers te blijven wonen, en ma wou uit t stad niet weg, dus werd hun pré-modernistische LAT-relatie gewoon voortgezet. Ma en ik verhuisden naar een appartement op de Grote Markt boven de winkel van haar nichtje, zodat de eenzaamheid voor ma toch niet te zwaar ging wegen. Maar voor mij was t dus wel opeens gedaan met het spelen op t straat. Bovenop ging ik dan ook nog net zes jaar worden en moest ik naar de grote school. Dus weg waren de jeugdvriendjes. Weg was het kleine tuintje. En weg het grote huis met zijn ontelbare kamers die ik keer op keer kon herontdekken
9 oktober 1962, met bomma en pa aan de taart! Mijn vijfde, en laatste, verjaardag in onze oude huis. Een van de laatste foto's van bomma.
Als pa s zondags naar ons kwam gingen we s ochtends altijd naar de Vogelenmarkt. Pa loodste ons dan heel handig helemaal naar het einde van de markt waar talloze dierenkramen stonden en verzette tijdens die tripjes hemel en aarde om ons ma een hondje voor mij te laten kopen. Maar hij had nooit succes. Onze pa zou het als politieke lobbyist nooit ver gebracht hebben.
Op de lange duur kreeg ik op een woensdagnamiddag als compromis plots een witte muis van ons ma Ja, met ons ma compromissen sluiten was niet altijd voordelig. Toen onze pa de volgende zondag mijn muis zag had hij zon medelijden met dat eenzame dier dat hij van de Vogelenmarkt een tweede muis meebracht. Ons ma was daar niet gelukkig mee, want zij had zo al eens een accident met een voortplantingskwestie gehad (waar ze door mijn persoontje nog dagelijks aan herinnerd werd), maar ze stond dus voor een voldongen feit. Het was al middag en de Vogelenmarkt was opgekraamd, dus het beestje kon niet teruggebracht worden
Ons ma bleek het vruchtbaarheidsrisico van twee muizen perfect ingeschat te hebben want na enkele weken hadden we er veertien. Zelfs onze pa zag in dat 14 x 14 over enkele weken wel eens 196 muizen zou kunnen betekenen, dus die was genoodzaakt zich achter ons ma haar plan te scharen om dertien diertjes naar een dierenwinkel te brengen. Eéntje mocht ik er houden. Zo geschiedde dan ook.
De overblijver, Mickey, werd door iedereen verwend. Door mij, omdat het mijn enige diertje was, en door ons ma, vermoedelijk uit eerlijk schuldgevoel omdat ze de rest van zijn familie waarschijnlijk als reptielenvoer had laten opsouperen. Goddank had ik dat besef toen nog niet en ging ik er van uit dat iedereen zo goed terechtgekomen was als onze Mickey.
Door veel aandacht aan het diertje te besteden werd het heerlijk tam. Het liep los rond in de woonkamer en het sliep in een vogelnestje achter de kachel. Ernaast stond een kartonnen doos waarin het vrolijk zijn muizenkeuteltjes deponeerde. Mickey werd meer dan twee jaar oud en had misschien nog langer geleefd als hij niet tussen de tanden van het fox-ke van de bakker geëindigd was
Als troostprijs - ja, ons ma was heel goed in troostprijzen - omdat ik geen eigen hondje kreeg, mocht ik dagelijks met het moddervette woefke van de bakker gaan wandelen. (Dat dier vermagerde zienderogen door de lichaamsbeweging!)
Op de duur bracht ik Pukkie ook mee naar huis. Hij was zeer geïnteresseerd in Mickey, niet zozeer als compagnon, maar wel als aanvulling op zijn eentonige dieet van broodkruimels met melk dat hij van de bakker kreeg. Dus op een dag sloeg t noodlot onverbiddelijk toe.
Als Pukkie bij mij in de woonkamer zat dan bond ik zijn leiband om de deurklink zodat hij net niet tot achter de kachel, aan Mickeys nestje, kon. Maar op een dag deed iemand plots de deur open, Pukkie schoot vooruit en nam Mickey in één hap tot zich. En dat was 't einde van mijn geliefde muis.
Maar geen nood, ons ma zou wel weer voor een troostprijs zorgen
September 1961. Voor de Brabo-fontein op de Grote Markt. Voor ik Pukkie kende was "Bobby-op-wieltjes" de troostprijshond.
Mijn inventieve ma met Pukkie aan 't Steen. We denken nu soms dat onze stad vuil is, maar kijk eens hoeveel rotzooi er destijds op de grond lag...
Dit is weer een van de dramatische foto's die ons ma getrokken heeft. Het is het zicht dat we vanuit de woonkamer op de Grote Markt hadden. En ge ziet het, álles beweegt... zelfs het statige stadhuis
Als voorbereiding op t eerste studiejaar ging ons ma mij alvast leren lezen en schrijven. Daar werd toentertijd in de kleuterschool nog geen aandacht aan besteed. Nu heeft een kind al een half diploma op zak tegen dat het naar de grote school moet, maar bij ons diende de papschool om te slapen en te spelen.
Vol goede moed begon ons ma mij dus de letters te leren. Eerst die van mijn eigen naam, en dat viel wel mee. Dan de namen van de nichtjes (heel vervelend dat er een Lutgarde noemde want dat was wel lang), van mijn achterneefjes (die ondertussen allemaal uit het zaadcelstadium begonnen te kruipen), van mijn beren (wat had ik toen spijt dat ik die ene Jerry genoemd had), van de winkels uit onze buurt (Sarma, Nopri, Gelukkig was ons ma zo vriendelijk om me niet Vaxelaire Claes en Au Bon Marché te laten schrijven),
Dat was allemaal heel plezant, uiteindelijk was schrijven blijkbaar niet meer dan rechte stokjes tekenen, ze af en toe eens met een schuine streep verbinden of er een halve maan aanplakken. Best eenvoudig. Ik was een dappere en zeer geïnteresseerde leerling dus ik kon al vlug schrijven.
Ik leer schrijven op mijn bord, rond Kerstmis 1962. Maar de foto kan ook later genomen zijn want onze kerstboom, bleef op mijn aandringen, meestal staan tot 't bijna Pasen was...
Ge kunt u indenken hoe groot de teleurstelling van ma en mij was toen ik de eerste dag betraand uit de poort van de grote school strompelde en haar vertelde dat ik - de grote schrijver - blijkbaar helemaal niet kon schrijven Want dat ze op school in een heel andere taal schreven.
Totaal de kluts kwijt vroeg ons ma mijn schriftje om te zien welke taal dat dan wel mocht zijn. Tja, toen kwam de kat op de koord Ons ma had mij in drukletters leren schrijven en op school werd dat eerst aangeleerd in geschreven letterkes
Wat een desillusie toch weer! En ik die dacht dat ik al zoveel kon! Nu moest ik opeens een heel andere taal leren en alles werd toch zo verward in mijn kleine kop!
De eerste woorden die we leerden waren leen, an en jan. De E, die eerst zo simpel was : een rechtopstaand stokje met drie liggende streepjes, moest nu zon onhandig e-krulletje worden! Ik kreeg het niet geschreven, ik kon die draai met mijn pen (ramp boven ramp een échte pen met een inktpot, want een stylo mocht op school ook al niet gebruikt worden!) onmogelijk maken. Ik worstelde, ik prutste en ik sukkelde, maar mijn lusjes werden volgelopen inktbolletjes. Ik kreeg dat lusje met geen macht getekend.
Praktisch ingesteld als ik was koos ik dus maar voor de gemakkelijkheids-oplossing en tekende - telkens ik dat ellendige woord leen moest schrijven - een hoog bergske met daarbovenop een groot bolleke, en dan twee kleine bergskes met daarbovenop twee kleine bollekes, de n viel goddank nog mee.
Mijn visie op hoe ge "leen" het makkelijkst kon schrijven.
Vanzelfsprekend was de juffrouw niet gediend met mijn heuveltjeslandschap. Ik moest dat afleren. Terwijl mijn creatie volgens mij even goed leesbaar was als de wijze waarop de juffrouw leen uit haar pen liet vloeien! Ik vond haar een zeer moeilijk mens. Maar zij hield vol. Ik zou deze veldslag verliezen. Met tranen en woede. En schoon schrijven zou ik nooit meer geleerd krijgen Mijn katten schrijven nu nog altijd leesbaarder dan ik. Om van mijn vissen nog te zwijgen. ----------------------------------------------------
27. Mijn privé Goelag Archipel.
Maar het schrijfprobleem zou nog het ergste niet blijken. Veel erger was de totaal onverwachte verhuis naar een andere klas. Hoe vrolijk de blijde intrede ook verlopen was - met de nieuwe pennenzak, het schattige liniaaltje van 10 cm, en twee gommetjes in de vorm van Chineeskes - des te triester zou alles daarna verlopen.
De gommetjes.
De juffrouw van mijn klas, juffrouw Rubens, was een jonge vriendelijke vrouw. Ze deelde mijn opvattingen over schrijven wel niet, maar voor de rest was het een innemend lief mens. De klas was zonnig en groot, ze keek uit op het heerlijke groen van de tuin. Alhoewel we er met meer dan 30 leerlingen zaten was er ruimte genoeg. Op de derde dag werden twee andere meisjes en ik plots naar voor geroepen, we moesten onze boekentasjes meenemen en werden overgeplaatst naar een andere klas. Er zaten teveel leerlingen met dezelfde achternaam bij mekaar in onze klas en dat bleek administratief niet praktsich.
We kwamen terecht in een ander gebouw in een sombere, kleinere klas. Juffrouw Lauwers was een oude tang die vooral verlangde naar haar pensioen. Ze vond het maar niks dat er drie leerlingen aan haar groep werden toegevoegd en liet dat overduidelijk merken. Doordat we onze vriendjes kwijt waren, de nieuwe klas zo tegenviel, en de juffrouw nog veel meer, begonnen we te huilen. We wilden terug naar die goede lieve juffrouw Rubens! Dat maakte het chagrijnige mens nog veel nijdiger op ons.
Tegen het meisje waar ik mijn houten bank mee deelde wou ik mijn trieste relaas vertellen en ik werd onmiddellijk gestraft. Ik werd verbannen. Drie dagen heb ik achter het bord, dat los op poten voor de tree stond, in de hoek moeten staan! Het werd mijn privé Goelag Archipel. Het was vreselijk. Ik kon niets zien vanachter mijn bord. Noch de andere kinderen, noch het raam dat uitkeek op de speelplaats. Op de duur begon ik maar te praten tegen de aanwijsstok die blijkbaar ook zijn hele leven gestraft was want die stond daar in dezelfde hoek stof te vergaren. Soms ging ik stiekum op mijn knieën zitten maar als het knorrige kreng dat ontdekte werd mijn straf alleen maar verlengd.
Mijn vriendinneke, Nicolleke, had een blonde krullenbol, en het griezelwijf had niet beter gevonden dan haar bij haar haren op te tillen en haar door de klas naar een andere hoek te slepen. Ik denk dat dat serpent het jammer vond dat onze klas niet octogonaal van vorm was! Het mens kwam altijd hoeken tekort. Op de duur zette ze ons gewoon op de gang. Daar begon ik al snel tegen de jassen te praten. Het waren droevige tijden, maar wel vruchtbaar voor mijn fantasie. Levensloze voorwerpen werden omgetoverd tot vriendjes.
Mijn ma is nog komen pleiten om terug een overplaatsing naar de lieve juffrouw te krijgen maar dat maakte alles alleen maar erger. Er zat niet anders op, ik zou mijn jaar bij dat monster moeten uitzitten. Het was de hel. Ik voelde me zo bedrogen door al de mensen die me wijsgemaakt hadden dat de school fijn ging zijn voor mij omdat ik dan ging kunnen leren boekjes lezen, ging kunnen schrijven en nieuwe vriendjes maken. Ik haatte de school. Ik griezelgruwelde bij het idee dat ik minstens het dubbele aantal tijd dat ik nu reeds geleefd had daar zou moeten doorbrengen.
Elke ochtend wurmde ik me met veel tegenzin in mijn kleren. Wat een hele klus was want ons ma was er blijkbaar van overtuigd dat ik telkens op trektocht door Siberië vertrok. Ik droeg een hemdje (met piepkleine medailles van de heilige Maria en de heilige Antonius, aan een veiligheidsspeldje erop gespeld). Boven het hemdje met de madollekes kreeg ik een wollen onderlijfje over mijn kop getrokken. Daarop kwam dan de onderjurk, combinaison genaamd, in t Antwerps uitgesproken als kommeuneuzon. Vervolgens mijn blauwe uniformpje met de gesteven witte boord en manchetten. Op school trok ik dan mijn blauwe ruitjesschort aan en toen was de transformatie kompleet. Vanaf dat ogenblik voelde ik me voor de rest van de dag in een dwangbuis gevangen.
Er hing een heel slechte sfeer in onze klas. Als we op de speelplaats de vrolijke bende van juffrouw Rubens zagen stoeien dan was het verschil helemaal schrijnend.
Het enige dat het nog een beetje prettig maakte was dat er in de eerste twee studiejaren jongens toegelaten waren op school.
Eentje van de knapsten, Walterke, vroeg me al de eerste maand ten huwelijk, sleepte me aan mijn arm heel de speelplaats door, stelde me aan iedereen voor, waarbij hij me telkens een handkus gaf. En dat maakte wel veel goed moet ik toegeven.
De verloving sprong na drie dagen al af. Walterke ontdekte Joëlleke en ik had er gelegen. Gelukkig zou ik niet lang daarna een onverwachte kus krijgen van Paulleke. Hij mikte een beetje ongelukkig, ik schrok, en de kus kwam op mijn oor terecht. Het werd dus mijn eerste oorkus. Er was dus nog hoop om niet als oude vrijster door t leven te moeten gaan. Erg genoeg zouden mijn aanbidders vanaf het derde studiejaar naar een echte jongensschool moeten en voorgoed uit mijn leven verdwijnen.
Ja, de school dat bleek een instituut met vele beloften waarvan er weinigen waargemaakt werden. Veel geblaat. En geen wol. Behalve dat wollen onderlijfke dan Het zag er naar uit dat de school een verstikkende belevenis zou worden. Pffffffffffff.
Mijn allereerste portemonneeke. Tenminste nog iemand die in de klas af en toe naar me knipoogde...
Aflevering 18 tot en met 22 van "Mijn Jeugdherinneringen".
18. De avonden in de pre-historie.
Bij de moemoe leefden we radio- en TV-loos. En toch was verveling ons onbekend hoewel de duistere avonden in de winter, lang voor de uitvinding van het zomeruur, soms uren duurden.
Mijn pa en mijn oom, die heel de familie gemeenzaam maar vol bewondering en respect, de mannen noemden, werkten tot half acht s avonds in de fabriek. Als ik de camionette hoorde thuis komen dan ging ik de poorten van het werkhuis openen om hen te verwelkomen. De mannen fristen zich op aan de pompsteen in de achterkeuken, terwijl mama en moemoe de tafel dekten en de potten op de Leuvenste stoof nog eens extra opwarmden.
Eerst was er altijd een reuze-ketel soep, want daar waren de mannen gek op als ze uit hun koude fabriek kwamen. Vervolgens aten we vlees, groenten en patatjes, met de onafscheidelijk ajuinsaus die moemoe nog elke avond zelf klaarmaakte. Eigenlijk was het een vreselijke saus. Aangezien na ons avondmaal de katten altijd de restjes kregen, overgoten met die bewuste ajuinsaus, veronderstel ik dat die beesten de rest van de nacht door darmgassen aangedreven door de keuken stoven.
Na het dessert - vers gemaakte vanille of chocoladepudding - lazen de mannen de krant. Boven de keukentafel hing een luster met daaraan een lange koord met onderaan een pingpongballetje bevestigd. Na het afruimen van de borden mochten de poezen dan op de tafel om met het balletje te spelen. We zaten dan allemaal voor de stoof geschaard te genieten hoe de poezen zich amuseerden.
De jonge poezen spelen op de tafel met het bengelende balletje. De 93-jarige moemoe zit op de achtergrond genoegzaam toe te kijken.
Overdag was dat pingpongballetje voor mezelf ook heerlijk speelgoed. Ik kon dan tafeltennis spelen op mijn eentje! Met het blikken deksel van een pot sloeg ik het balletje dwars door de kamer heen en weer. Het slingerde met volle geweld aan zijn touwtje heen en weer dat regelmatig brak onder mijn jeugdig geweld. Het was een heel comfortabel spel want het balletje kon toch niet op de grond vallen en het kwam altijd terug mijn richting uit. Ik smashte alsof mijn leven er van af hing!
Telkens we kleine poezen hadden woonde het jonge gezin in een grote kartonnen doos naast de stoof. Naar dat prille geluk konden we ook allemaal eindeloos zitten kijken. Maar meestal beviel de moederpoes niet in de doos die we er speciaal voor klaargemaakt hadden
In de laatste dagen van haar zwangerschap werden de slaapkamerdeuren en de linnenkasten zorgvuldig dicht gehouden zodanig dat de moeder-in-wording daar haar kraambed niet kon gaan maken. Zelfs ik deed daar mijn best voor want ik wou toch eindelijk wel eens graag zien hoe zon bevalling nu verliep. Toch gebeurde het meermaals dat we een propere kartonnen doos konden weggooien en vuile tafellakens moesten wassen omdat poes toch nog op t laatste moment een kast binnen geglipt was.
Jaren later realiseerde ik me dat mijn moeder daar wel eens de hand in kon gehad hebben. Het zou me niet verbazen moest zij stiekum, als ze zag dat t zover ging zijn, een kast liet openstaan en daar een nest maakte met afgedankt linnengoed. Want ik heb nooit een poes weten bevallen in de doos dus denk ik dat ma nog liever een hoop vuile was had dan mijn jeugdige ogen een bevalling te laten aanschouwen
Maar kijken naar poezen was echt niet ons enige amusement. Soms moesten de mannen bomen gaan vellen. Ze trachten dit werk altijd uit te stellen tot na de broedperiode van de vogels, maar dan nog, controleerden de dierenvrienden eerst de boom alvorens hem te kappen en werden er indien nodig eerst de nesten uitgehaald. (Ook als ze balken in kerktorengebintes moesten gaan vervangen werden de vleermuizen er eerst afgeplukt en netjes in luchtige rieten wasmanden gelegd om de dieren zeker niet te kwetsen of doden. De kerkuilen werden tijdelijk in een kartonnen doos gelegd.)
"De mannen" samen met enkele werknemers op een pas gevelde boom.
Het laden van de stammen.
Dus hadden wij soms ook in de keuken een doos met jonge vogels staan die met de hand werden opgevoed. Wonderwel lukte dat ook nog met de katten. Eens de vogeltjes zelfstandig konden eten werden ze in de tuin vrijgelaten.
Maar op een dag kwamen de mannen thuis met een nestje van 4 gaaien. Kleine, tsjilpende, donkere, vogeltjes. Vanzelfsprekend werd ook voor hen het onderste uit de kan gehaald om hen te laten overleven. Pa noemde hen Jan 1, Jan 2, Jan 3 en Jan 4. Ik was duidelijk nog te jong om mijn moeilijke dierennamen-arsenaal op te diepen. J
Eén na één werden de Jan-nen groot genoeg om uit te vliegen. Maar Jan 1 bleef bij ons wonen. Hij had ook duidelijk de charme van de Leuvense stoof leren kennen en was niet van plan om dat genoegen in te ruilen voor een armzalige tochtige boomtak. Jan 1 was een zalig dier! Hij zat mee op de schoorsteenmantel bij de poezen. Zij het wel op de zijkant die te smal was voor een kat om op te gaan liggen. Hij posteerde zich naast de lucifersdoos en elke keer we vergaten het doosje dicht te schuiven pikte Jan 1 de lucifers één voor één met zijn snavel uit het doosje en wierp ze de keuken in. Hij is ons maanden gezelschap blijven houden tot hij uiteindelijk toch voor de vogelwereld gekozen heeft.
Het was heerlijk om kind te zijn in deze Ark van Noach Jammergenoeg bestaan hier amper fotos van. Ons ma vond fotos nemen een verkwisting. Dat mocht alleen op hoogdagen, verjaardagen dus, en bij uiterst speciale gelegenheden. Als ik als eerste vrouw op de maand geland was zou ze zelfs nog even getwijfeld hebben alvorens af te drukken vrees ik. J
Nu was het ook wel zo dat ons fotoapparaat niet bepaald een handig ding was. Het was nog een type met een uittrekbalg en die harmonica van dik zwart lederachtig papier was zo verduurd en zo plakkerig geworden van al de met fietsbandplakkertjes dichtgekleefde gaatjes dat niemand hem graag vastnam. Als ge de balg opentrok dan knisperde hij als een pakje chips. Iedereen was bang dat het zijn laatste ademtocht was en niemand wou dat op zijn geweten hebben omdat het een erfstuk was.
Oom bezat wel een degelijk fotoapparaat maar die wou geen fotos van de stadsmadammekes- zijnde ma en mij - maken, gelukkig nam hij af en toe wel eens fotos van de katten en zo ben ik dan toch op een dag uitgekomen op enkele vergeten fotos. Ze zijn oud, verkreukt, en van een heel slechte kwaliteit, maar toch was ik heel blij met mijn vondst van deze fijne herinneringen aan mijn Ark van Noach-vakanties.
De "Minne" ligt met drie (grote) kleintjes van zichzelf knus in de houtkrullen. En vlak tegen haar buik liggen de vier hele kleintjes die ze liefdevol geadopteerd had omdat de andere moederpoes overleden was tijdens de bevalling. --------------------------------------------------------------------------------------------- 19. Zelfs de muren en de kasten bewogen
Mijn jeugd is niet erg gedocumenteerd met fotos, dat is tegenwoordig bij kinderen wel heel anders. Al van voor hun geboorte hebben ze een fotoalbum waarin de ouders ijverig hun prenatale kiekjes gekleefd hebben. Zwart-witte röntgen-kindjes als ruimtewezens van een andere planeet. Zelfs daar zijn ouders van nu dolgelukkig mee. Van mij zijn zelfs fotos van mijn postnatale leven een schaars goed. Toch alvast diegenen die ons ma van mij genomen heeft.
De enkele fotos die ik dus uit die periode bezit zijn meestal weinig bruikbaar maar wel heel hilarisch. Blijkbaar had het apparaat een voorliefde voor benen of lusters. Wat zich in t midden van de foto hoorde te bevinden stond er meestal niet op.
Ik heb een indrukwekkende verzameling halve koppen, stoelpoten en plafonds. Meestal waren de fotos dan ook nog onscherp of bewogen, zoals ze dat in die tijd pleegden te noemen. Bij ons bewogen blijkbaar zelfs de tafels en de kasten. Niets van onze huisraad scheen mooi stil te kunnen poseren.
De aanwezige benen en tafelpoten op mijn 4de verjaardag.
Dat in tegenstelling tot de haarscherpe fotos die ik van mijn oudere voorgeslacht terug vind. In hun gezelschap zat waarschijnlijk een beroepsfotograaf, ofwel namen die vrolijke voorvaderen altijd een heuse fotograaf mee op hun uitstapjes. Zij waren alleszins duidelijk minder zuinig aangelegd als ons ma als ik hen op hun reizen zo van t ene hotel naar t andere caféterras zie trekken Ze keken ook niet op een fotootje meer of minder, en ze schenen er heel veel lol in te hebben. Op de meeste fotos uit die tijd staan de mensen allemaal heel ernstig te poseren, maar mijn familie ligt, staat en hangt, de idioot uit te hangen alsof fotos geen geld kostten.
Bompa "Natiebaas" is de meest linkse bolhoed, leunend op zijn paraplu. De man zittend op de vensterbank is volgens mij Stan Laurel. Hoewel ik nooit geweten heb dat die familie van mij was
Mijn vrolijke voorvaderen, waaronder mijn overgrootvader, in een luchtballon op de wereldtentoonstelling in 1885. Hieronder een detail uit de foto.
Maar niet alleen ons fotoapparaat hing van de fietsrustinnekes aan mekaar. Ons ma repareerde alles. De draad van ons strijkijzer was een levensgevaarlijk ding, en ook de stofzuiger bestond voor een groot deel uit zwarte plakband. Al wat ze repareerde zag er misschien niet uit, maar t werkte wel.
Veel luxe was dus er in die tijd niet. Bij moemoe stond er zelfs in mijn prille jeugd geen ijskast. Het eten werd bewaard in de kelder, in t spinneke. Een kastje dat enkel uit een geraamte van hout bestond dat overspannen was met vliegengaas. Alle bederfbare waren werden daar in de koele kelder gelegd. Veilig achter gaas, zogezegd beschermd tegen spinnen en vliegen, maar voornamelijk tegen een invasie van te katten. Het gebeurde soms wel eens als we t kastje niet goed afsloten dat als we s avonds de bordjes pudding uit de kelder gingen halen er duidelijk al van gesnoept was. Maar dat werd daar allemaal met de mantel der liefde bedekt.
Een minder aspect van dat weinige comfort was dat er geen warm water was. Wassen gebeurde aan de pomp in de achterkeuken. De wekelijkse uitgebreide wasbeurt moest in een teil geschieden waarvoor het warme water uit de moor kwam die op de Leuvense stoof stond te pruttelen. Niet leuk. Zeker niet om zo de haartjes te moeten laten wassen.
Het enige luxe-artikel was in feite de telefoon. Maar daar had ik dan weer niks aan want daar mocht ik niet aankomen. Die stond veilig weggeborgen op het bureau in de schoon kamer. Daar stond ook nog de piano van ons ma, en daar mocht ik wel op tokkelen. Dapper hamerde ik de eerste zes noten van de De Blauwe Donau en de intro van De mannen van Bonanza. Dat was ook niet echt moeilijk want dat was volgens mij 25 keer dezelfde noot driftig na mekaar aanslaan. Ikzelf kon er alleszins duidelijk de melodie van de TV-serie uithalen. De anderen precies niet, maar dat kwam volgens mij beslist omdat zij dat feuilleton nog nooit op TV gezien hadden of misschien geen muzikaal gehoor hadden. J
Zelfs de auto mocht niet als een luxe-voorwerp beschouwd worden. Die diende enkel voor t werk. Pa hield ook niet van auto rijden, dus kwam hij in de weekends altijd naar t stad met de bus. Vandaar dat we ook nooit auto-uitstapjes maakten en alles te voet moest gebeuren. Hoe ik op de duur nog zon lange benen heb overgehouden ik weet het niet. J ---------------------------------------------------------------
20. Eva in t Aards Paradijs.
In de prachtige tuin bij moemoe spelen was voor een stadsmus als ik een feest.
Achter de schrijnwerkerij lagen afdaken met grote houtstapels. Een beter decor om in te spelen kunt ge u niet voorstellen. In mijn fantasie werden ze kastelen, peperkoeken huizen, apotheken, winkeltjes, ziekenhuizen, poezenasielen,
Ik ontwierp er zelfs kattenspeeltuinen, met schuifafjes, schommels en een mini-zwembadje. Overbodig te zeggen dat dat tot groot ongenoegen bij onze kattenpopulatie leidde. J
Ik had werkelijk alle knutselgerief voor handen, en in die tijd waren ouders nog niet overbezorgd, dus ik prutste en bouwde er maar op los!
Achter de opslagplaatsen begon de grote tuin Pa kweekte zelf groenten in zijn schaarse vrije tijd. In de zomer was hij s ochtend al om vijf uur te vinden tussen zijn rijen met aardappelen, veldsla, spruitjes, kropsla, prei, selder, alle kleuren van kolen, tomaten, erwtjes De boontjes op staken waar ge u lekkerdoor kon wriemelen waren ook een godgegeven speelterrein.
Op de grond had hij met afgedankte ramen een glazen serre gemaakt waar hij speciaal voor mij radijsjes kweekte. Normale mensen blijken die met zout te eten. Ik had als kind wel gezien dat de volwassenen die knolletjes in witte korrels sopten alvorens ze in hun mond te steken, maar ik had me niet gerealiseerd dat dat witte spul zout was. Dus trok ik steeds stiekum naar mijn radijsjesbedje in de tuin met onder mijn arm de suikerpot. Door dit misverstand ben ik de rest van mijn leven radijsjes met suiker blijven eten. J
De groentenbedden waren afgeboord met bloemenstruiken. Allemaal verschillende! Er bloeiden zelfs papavers. Wij waren drugkwekers avant la lettre! Aangezien ons ma slaapproblemen had plukte mijn oom de zaadbollen, schudde de zaadjes er uit en gaf die aan ons ma om in te nemen s avonds voor t slapengaan. Waarschijnlijk in de hoop dat ze niet meer wakker ging worden. Maar ons ma was wel tegen iets straffer opgewassen dan tegen zon onnozel papaverbolleke!
Achteraan was de groententuin afgeboord met bessenstruiken. Witte, rode en blauwe bessen. En donkerrode stekebezen. Heelder namiddagen zat ik daar te plukken en te smullen. Daarachter lag een stukje verwilderde tuin met gras waarin noten- en fruitbomen stonden waaronder de rabarber weelderig tierde. De stengels knabbelde ik samen met ma op met een flinke portie suiker en de reuzegrote bladeren waren alweer heerlijk speelgoed voor mij. In die tijd was suiker nog niet ongezond. Integendeel, ge werd daar groot en sterk van. Net als van "goei boter"! Alles waar ge nu zogezegd dood van gaat was toen gewoon lekker!
Aan weerszijden van de tuin groeiden ook allerlei soorten fruitbomen. De plezantste was de kersenboom. Als de kersen rijp waren dan werd die boom door heel de familie met hand en tand verdedigd tegen de vogels. Oom bekleedde de boom met netten, ontwierp op een keer zelfs een kanon om de dieren mee af te schrikken. Tot groot ongenoegen van de buren. Ikzelf nam twee potdeksels en stond kabaal te maken aan de stam. Tenminste als ik niet zelf in de boom zat want hij had zalige takken om in te klimmen. Zelf kon ik niet aan de laagste takken maar met de hulp van ma lukte dat wel. En ons ma zelf was er ook niet vies om in een boom te klimmen ondanks het feit dat ze toch al bijna 50 jaar was.
De bomen die nóg meer plezier opleverden waren de appelbomen die langs de tuinmuur van de buren groeiden. Onze pa had mij, tot groot ongenoegen van ons ma, een heel plezant truukje geleerd. Hij sneed een soepele tak af, maakte er een scherpe punt aan, en prikte daar een halfrotte appel op. Dan gaf hij die tak aan mij en mocht ik daar mee zwiepen! De appel werd op die manier de lucht in gekatapulteerd! Héérlijk was dat! Zeker toen ik ontdekte dat de buren een zwembad aan t graven waren
Toen bestond mijn spelletje er uit om rotte appels over de muur heen te zwiepen in de hoop dat ze in dat zwembad terechtkwamen. Elke keer dat ik plons hoorde gaf ik mezelf een punt. Ten eerste was dat een heel prettig spelletje en ten tweede vond ik het ook nuttig, want op die manier ruimde ik alle afgevallen appelen uit de tuin op en bespaarde mijn arme pa een hoop werk.
Jammer genoeg kwam hier een einde aan toen de buren de bouwwerf van hun sjieke villa bezochten en een mooi blauw zwembad vol wormstekige appels vonden
Alwéér een spelletje dat verboden werd
Ma en ik in een boompje tijdens onze eerste vakantie in Kasterlee.
Maar nog fijner waren de dagen dat ma en ik mochten meerijden naar de fabriek van pa waar hij schoolmeubelen en speeltuinuitrustingen maakte!
Ten eerste was er dan de avontuurlijke autorit, en dan de aankomst aan die - in mijn ogen - reusachtige, fabriek! Vol met de meest gigantische zaagmachines! Lintzagen, paneelzagen, het eindigde maar niet! Er was zelfs een roetzwarte smidse met een echt vuur en aambeelden!
Pa bij een van de grote machines...
Het magazijn stond vol met afgewerkte turntoestellen. Bokken om over te springen, plinten, houten kegels, sportramen, soms klimtorens en af en toe zelfs een trampoline! Een fabriek als een speeltuin. Kunt ge het geluk van een kind voorstellen
Een houtopslag naast de fabriek.
De opslagplaats vol evenwichtsbalken, zweedse banken en plinten.
Pa aan 't werk.
Het eigenlijke doel van deze tripjes was dat ons ma de burelen eens een grondige poetsbeurt gaf. En dat was wel nodig. Want als s middags pa en oom op hun bureel hun boterhammekes zaten op te eten, en hun koffie dronken uit hun blikken flessen, dan hadden ze als amusement : muizen voederen! Ze hingen dan broodkortsjes met een touwtje aan de spijlen van hun stoel en dan kwamen de muizen die er af knabbelen. Als ware dierenvrienden zouden ze t nooit in hun hoofd gehaald hebben om vallen te zetten. Het bureau was dan ook een onoverzichtelijke rommelhoop, tot grote wanhoop van ons ma. Voor mij was dat natuurlijk heerlijk want daardoor kreeg ze al de zooi nooit op één dag opgekuist en konden we meerdere malen per vakantie mee naar de fabriek rijden.
Terwijl zij poetste wijdde ik de nieuwe klimtorens in, testte de springplanken en klom in de camion (nog zo eentje met een lange neus, niet zon moderne platsmoelcamion als dewelke er nu rondrijden) waarin ik onder het dekzeil een kamp bouwde of hing te zwieren aan het metalen dakgebinte.
Het laden van sportramen op de oudste camion. Een nieuwer model camion geladen met schommelpaarden. En de schommelpaarden geladen met buurtkinderen. De "nieuwste" camion geladen met houten bobijnen voor het bos van de fabriek. Een eindeloze rij banken staat voor de opslagplaats klaar om geladen te worden.
In de winter werden de ijzeren kachels, die overal in de fabriek stonden, gestookt met houtkrullen, maar in de zomer moesten die op een andere manier verdwijnen. Ma en ik ruimden dan overal de krullen op die naast de machines lagen, schepten die op een karretje en reden ze naar buiten. Op het grote plein voor de fabriek maakten we daar dan een reuze kampvuur van waarnaast we met ons tweetjes picknikten. Ons ma wist altijd wel t nuttige aan t aangename te paren. En zelfs daar, naast de opslagplaatsen, had ons ma een piepklein tuintje aangelegd, dus ook daar kon ik smullen van allerhande bessen. Het dessert van de picknick was dus ook al geregeld.
17 juni 1959. Samen met ma op een voorplein van de fabriek op een nieuwe schoolbank die pa net gemaakt had. Op de achtergrond zie je een klimtoren in wording en het dennen- bos waarin het vijvertje lag.
Achter de smakelijke braambossen begon het dennenbos dat bij de fabriek hoorde en daarin lag zelfs een natuurlijk vijvertje. Het groeide steeds volledig dicht met eendenkroos en voor ik er in kon gaan zwemmen gingen we dan bij de buren enkele eenden lenen. Ma en ik dreven het zevental eenden dan helemaal over het fabrieksterrein naar het vijvertje, lieten ze te water, en lieten hen hun buikjes vol eten met het smakelijke eendenkroos. Voor de dieren was het een leuk uitje met diner, en op die manier geraakte mijn zwembad proper. Heel efficiënt, zoals trouwens alles wat mijn ma organiseerde.
s Avonds reden we dan met de camionette, als echte werkmannen - vuil en moe - terug naar de moemoe en schaarden ons voor de Leuvense stoof aan de tafel voor een welverdiend avondmaal. Overheerlijke dagen waren dat!
Pa in 1982. Bijna 70 jaar oud en nog steeds aan 't werk... en hij zou dat nog tot zijn 76ste volhouden...
Een deel van de vervallen fabriek, net voor de afbraak in 2006, waar ik nog een schat aan oude foto's uit kon redden.
Een jonge pa poseert trots in zijn fabriek van schoolmeubelen en speeltuinuitrustingen. En hier volgt nu eindelijk eens een foto die ikzelf genomen heb!
Pa op zijn 69ste aan 't werk, in 1982.
Mijn kameraad nam deze foto van mij toen ik mij pa fotografeerde.
Maar aan elke vakantie komt een einde. Dus eens terug in t stad zat ik weer in mijn huisdierloze bestaan. Op een keer dacht ons ma het probleem efficiënt op te lossen door een paaskuikentje voor me te kopen. Met het idee in haar achterhoofd dat zon diertje toch geen lang leven beschoren was. En inderdaad, door een onverhoedse beweging trapte ik het na een paar dagen plat. Ramp boven ramp was het sukkeltje dan ook nog niet op slag dood, dus moest ons ma het ook nog verdrinken om het uit zijn lijden te verlossen. Weer een jeugdtrauma bij
De pa bleef maar lobby-en voor een hondje voor mij - zelfs t allerkleinste zou al goed genoeg zijn - maar ons ma hield halstarrig de boot af. Mijn enige huisdieren beperkten zich dus tot een rups, die ik op de bloemkool vond, en die ik in een potje met lekkere blaadjes mocht bijhouden. Zolang de pot goed dicht bleef toch.
Mijn enige hond : "Bobby"... op wieltjes. Hier voor de Brabo-fontein op de Grote Markt in Antwerpen in september 1961.
Dus concentreerde ik me maar weer op mijn beren. Ons ma bleef echter onverdroten mijn interesse voor poppen aanwakkeren. Pa timmerde een heel mooi bedje en een kleerkastje voor hen maar het was allemaal boter aan de galg. Om hen te plezieren probeerde ik regelmatig om enkele dagen met die poppen te spelen - ze hadden de namen van mijn nichten gekregen - maar ik verveelde me er dood mee. Poppen in bed steken, poppen aankleden, poppen de papfles geven en poppen pisdoeken aan doen. Nee, dat was echt niets voor mij. En dat is t ook nooit geworden.
September 1962. Het kleerkastje en het bedje dat pa voor mijn poppen gemaakt had. Voor mijn knietjes op de grond zien jullie ouwe trouwe Bobby... op zijn wieltjes... Mijn lieve groezelige beren mochten natuurlijk weer niet op de foto.
December 1966. Eindelijk mochten mijn aftandse lievelingsberen dan toch eens op de foto... Daar heb ik nogal een zaag voor moeten spannen om ons ma zover te krijgen dat ze aan die rafelige dingen een foto wou spenderen...
Ons ma was ook van mening dat ik geen huisdier nodig had omdat de bomma en zij toch constant met mij bezig waren. En dat was ook zo. Ik werd rotverwend. Ik had zeker speelgoed genoeg. Maar dat nam niet weg dat ik toch wel een huisdiertje kon gebruiken vond ik. Met deze opvatting stond ik dus alleen, op mijn pa na, maar die had in dezes duidelijk geen zeggingschap.
Aan zee in Westende op 29 juni 1961. Speelgoed genoeg dat overal meereisde, maar jammergenoeg geen huisdieren...
Als troostprijs gingen we dan maar elke zaterdagnamiddag naar t Nachtegalenpark. Daar hadden ze een groot aantal neerhofdieren. Geiten, kippen, hanen, konijnen, pauwen En die mocht ik dan gaan voederen. Dat was best plezant maar ge kunt een worteltje aan een schaap geven toch echt niet vergelijken met het genot van een spinnende poes op uw schoot. Alleszins, dat idee kreeg ik dus niet overgebracht. t Kan natuurlijk ook weer t oude spreekwoord geweest zijn dat hier van toepassing was : Wat baten kaars en bril als den uil niet zien en wil.
t Ergste was dan nog dat ons ma zo mooi kon vertellen over de poezen die zij in haar jeugd had gehad, Molleke een Pers, en Queenie een Siamees. En ik, arme ik, kreeg begot nog geen straatkat! Ik overdacht hoe onrechtvaardig dat toch allemaal was terwijl ik diep in de ogen van mijn rups in haar bokaaltje zat te staren...
Ons ma had het ook zo handig aangepakt dat ze me wijsmaakte dat alle "tamme dieren" in feite "huisdieren" waren. Zelfs al woonden ze niet bij u. En dat de duiven op de Groenplaats zo tam waren dat ik ze kon voederen dus dat dat in feite mijn huisdieren waren. Mijn ma was ook beter advocaat geworden. Uitleggen kon ze het alleszins goed genoeg.
Mijn uithuizige "huisdieren" voederen op de Groenplaats in september 1961.
Maar als de nood aan de man komt, is de redding nabij.
Totaal onverwacht deed een bejaarde Portugese vrouw in onze straat haar kanarie-vogeltjes weg! Ze vroeg ons ma om voor haar diertjes te zorgen. Gelukkig was ik er tijdens dat gesprek bij en ging deze ultieme kans om echte huisdieren te krijgen niet aan mijn neus voorbij! Mijn juichende kreet en twinkelende oogjes vermurwde beide dames hun harten! Nog dezelfde namiddag waren we plots de trotse bezitters van een oude kanarie Coucourou en een koppeltje jonge kanaries Suske en Wiske. De vogels kwetterden, ik joelde mee van puur plezier!!! Ons ma zong ook, totdat ze enkele dagen later de kooi voor de eerste keer moest kuisen, dan zong ze ineens een toontje lager J
Jaren later, 9 oktober 1964 - mijn zesde verjaardag - en zoals je ziet, zitten "Suske en Wiske" nog knus dicht bij mekaar op hun stokske. Gesuperviseerd door de koekoek uit de klok boven de kooi. Ja, zelfs Big Brother bestond toen al
Aflevering 10 tot en met 17 van "Mijn jeugdherinneringen".
10. Oorlog rond en in mijn kopke.
Thuis werd er weinig over de tweede wereldoorlog gesproken. Dus daar weet ik niet veel over te vertellen. Het enige dat ik daar nog over weet is dat ge thuis geen kast kon opentrekken of ergens achterin stonden wel enkele pakken suiker, koffie, of bloem. Voor als het weer eens oorlog zou worden
Dat zag ik ook later nog dikwijls gebeuren. Telkens de wereld op een plek in brand stond, of er een zware crisis was, werd er gehamsterd. Ládingen spagetti werden naar huis gesleept, en het daaropvolgende jaar, als de crisis bezworen was, werd het dan traditiegetrouw het jaar van de Italiaanse keuken Spagetti met kaas, spagetti met balletjes, spagetti met tomatensaus, spagetti met biefstuk J
Maar het is niet omdat de wereldoorlog aan mij voorbij gegaan was dat het begrip oorlog tout court me als kleuter vreemd bleef. Spijtiggenoeg.
s Avonds teisterde de Vietnamoorlog ons kleine TV-scherm, gelukkig nog niet in kleuren want het was zo al vreselijk genoeg. En s zondagsnamiddag besprak onze pa de kranten met ons ma.
Elke zondag gingen we met zijn drietjes wandelen aan de Schelde want onze pa was gek op boten. We liepen over de lange wandelterrassen, hand in hand, ik in t midden tussen ma en pa. Over mijn hoofdje heen, een dikke halve meter hoger dus, werd besproken wat er die week in Congo gebeurd was. Pa vertelde wat er in de kranten had gestaan, en ma gaf het relaas van wat ze op de televisie had gezien. We hadden een neef die in Elizabethville verbleef dus was de interesse voor Congo veel groter dan die voor Vietnam. (Hoewel ik me nog wel herinner dat ons ma toch in tranen uitbarstte toen ze hoorde dat President Kennedy neergeschoten was).
Ik veronderstel dat mijn ouders dachten dat ik nog te klein was om iets van de gruwelen te kunnen begrijpen. Maar toch bleven er soms woorden en zinnen in mijn kleine oren hangen. Tijdens één van die wandelingen vertelde onze pa haar dat in Congo mensen op t toilet neergeschoten waren, hun lijken daarna in stukken gesneden werden, de ingewanden eruitgehaald, en de levers met zout bestrooid. Na die zin vielen alle organen in mijn lijfke precies stil! De tranen vloeiden geluidloos uit mijn ogen en ik liep wezenloos als een zombieke tussen hen beiden verder. Ze hadden het niet opgemerkt. Gelukkig, want ik was heel beschaamd voor mijn tranen.
Na de wandeling gingen we zoals altijd iets drinken op t Noorderterras. En toen moest ik naar t toilet Maar ik dierf niet meer Stel dat er hier ook iemand door de deur zou gaan schieten terwijl ik mijn plasje zat te doen? Ik had gezien wat schieten met mensen kon uitrichten in de Vietnambeelden op TV
Ons ma nam me mee naar de toiletten maar ik dierf er niet in, en ik kreeg uit schaamte ook niet uitgelegd waarom ik plots zon heilige schrik had voor zoiets onschuldigs als een toilet.
s Avonds in bed dierf ik niet gaan slapen. Ik bleef maar huilen, en niemand die wist waarom De vreselijke woorden bleven in mijn kopke maar vechten tegen de schaamte van het - in mijn ogen onredelijke - verdriet dat ik erover had.
---------------------------------------
11. De mythische dieren van mijn ouders.
Ik veronderstel dat ons ma s avonds wel een verhaaltje in bed voorlas. Maar daar heb ik totaal geen herinneringen aan. Dat zegt wel veel over ons ma haar vertelkunst waarschijnlijk. J
Wat ik mij wel herinner is dat ze soms vertelde over haar jeugd. Haar papa, mijn bompa die ik nooit gekend heb dus, was natiebaas. Voor een kind is dat een beroep waar ge geen touw aan kunt vastknopen. Dus die verhalen zorgden voor meer vragen dan voor ophelderingen wat mij betrof.
Ze vertelde dat zij als kind mee naar de natie mocht en dat ze dan mocht kijken hoe de natie-paarden ingespannen werden voor de houten karren om de vrachten van de magazijnen naar de schepen te vervoeren. Heel raadselachtig voor mij.
Temeer omdat ik het woord natie-paard steevast verkeerd verstond als haze-paard. In t Antwerps-dialect is dat niet zon groot verschil.
Dus volgens mij stond ons ma daar in haar s zondagse kleren als een soort Assepoester naast die koetsen met haze-paarden Mijn rijke fantasie kon zich daar uren in verdiepen. Ja, die mythische jeugd van ons ma was héél wat anders dan mijn dagelijkse avonturen
En van beesten met mythische proporties gesproken Onze pa vertelde weinig over de oorlog, maar een steeds weerkerend verhaal was hoe Den Duits in zijn dorpje de kerk had beschoten en het haantje naar beneden gestort was. s Nachts was onze pa dat beest dan van tussen t puin gaan halen en hadden ze het verstopt tussen de houtstapels van hun schrijnwerkerij om het na de oorlog terug op de toren te kunnen plaatsen.
Aangezien zon haantje volgens mij het formaat van een kieken moest hebben vond ik het onbegrijpelijk dat ze voor dat beestje dus een hele kar nodig gehad hadden om dat te kunnen vervoeren. En dat dat zon hachelijke opdracht was geweest om dat ongezien te kunnen weghalen en te verstoppen. Kompleet onbegrijpelijk! Een kieken steekt ge toch gewoon in een draagtas of een kartonnen dozeke? Maar nee, onzen pa zijnen haan moet een reus geweest zijn. De Vlaamse Reus onder de kiekens. Pas jaren later had ik genoeg besef van driehoeksmeetkunde om te snappen dat zon piepkleine torenhaan in t echt wel een serieus beest moet zijn want moest dat een gewoon kieken-formaat hebben zouden wij dat nooit van op de grond kunnen zien staan blinken.
Ons ma had haze-paarden, onze pa verstopte reuze-hanen en ik kreeg ocharme nog geen goudvis? Ik was dus duidelijk in t verkeerd sprookje terecht gekomen
Onze pa knipte tijdens de week de strookjes met de stripverhalen uit zijn krant. Als hij dan zondags bij ons was dan was zijn voorlees-uurtje de traktatie van de week!
Ik mocht dan op zijn schoot zitten en samen lazen wij dan de Suske en Wiske-verhalen. t Is te zeggen hij las en ik keek naar de prentjes. Hij bracht ook het grote blad met strips mee dat eens per week in De Standaard verscheen. Het waren verhaaltjes van Pats en de Rode Ridder enzo. Best plezant, maar dat blad woog toch niet op tegen de "Suske en Wiske-strips. Als zon verhaal dan geëindigd was dan bond ons ma al die blaadjes netjes in met een koordje en had ik een boekje!
Dat waren mijn eerste boeken! Het begin van de grote bibliotheek van mijn leven. J
De Zilversmidsnatie van bompa. Links zie je de ingespannen "haze-paarden".
Dit is een nog oudere foto van op de natie, van uit de tijd van mijn overgrootvader. Als je goed kijkt zie je dat op de kar een kist met een breekbare zending klaarstaat om naar Teheran verzonden te worden. Maar veel is er in de loop der tijd niet veranderd hoor, want kijk maar goed, de kist met de afbeelding van het glas dat "breekbaar" moet voorstellen staat wel op zijn kop op de kar geladen Ik vraag me wel af wat er destijds al naar Teheran verzonden werd. De voorlopers van de kernkoppen?
Dit is mijn bompa zijn "natiebaas"-pasje dat hem het recht gaf om op de Scheldekaaien te vertoeven, uitgereikt op 1 januari 1910, bjna 100 jaar oud dus...
Jullie vinden het misschien vreemd dat een vrouw van 49 nog zo'n heel oude souvenirs heeft, maar vergeet niet dat mijn mama mij pas kreeg als ze zelf al 44 jaar was, dus er is gewoon een generatie tussen uit gevallen bij mij, vandaar dat ik nog zoveel foto's en documenten van 100 en zelfs 200 jaar oud heb. Als 't jullie interesseert zal ik er regelmatig enkele van inscannen zo krijgen we allemaal nog eens een idee van hoe het dagelijks leven er een eeuw geleden uitzag. ------------------------------------------------------------
12. De onbegrijpelijke pikorde.
Mijn oudste achterneefje, Patrickske, was drie jaar jonger dan ik. Het was dus een goeie speelkameraad in wording. De eerste jaren was ik totaal niet geïnteresseerd want het was een schoon jongetje en hij leek helemaal niet op een beer, en aangezien ik alleen in beren en niet in poppen geïnteresseerd was liet die baby me koud. Babys stonken en plakten en maakten lawaai en kregen altijd al de aandacht. Zo eenvoudig was dat.
Maar naarmate de jaren vorderden vonden we mekaar.
Dat ging niet zonder slag of stoot. Ik herinner me nog goed dat ik de arme jongen eens met volle kracht op zijn hoofd aan t timmeren was. We zaten op de trap te spelen en we hadden ruzie gekregen, Mijn gewicht en leeftijd haalden natuurlijk de overhand, dus het kind werd vreselijk afgetroefd. Mijn nicht - Patrickske zijn mama - en mijn ma kwamen toegesneld om het arme jongentje te ontzetten en ik kreeg mijn verdiende straf. Ik moest in de hoek gaan staan. Ik heb daar lang, en verdiend, moeten staan staan. Dus ik had ik ook genoeg tijd om over mijn colère na te denken.
Ik begreep best dat ik zwaar in de fout was gegaan. Maar ik had er zo mijn redenen voor. Patrickske zijn bomma, ons ma haar zus, was mijn doopmeter. Maar die vrouw moest haar aandacht verdelen over ondertussen al vier neefjes én mij, haar petekind. Voor elke volwassen mens is de pik-orde dan duidelijk. Kleinkinderen komen vóór petekinderen. Op mijn leeftijd had ik daar echter totaal geen begrip voor.
Ik bleef dus maar jengelen dat Tante ook eens bij ons moest komen logeren en niet altijd bij de jongeskes moest verblijven en ons ma hield dapper vol dat de jongeskes vóór gingen omdat Tante voor de jongeskes hun bomma was, en dat bomma zijn belangrijker is als meter zijn. Ik kreeg van Tante dan ook altijd pas het kadootje als mijn achterneefjes hun eerste keuze gemaakt hadden. Of het kleinste kadootje bleek steevast voor mij te zijn. Tante ging éérst op bezoek bij mijn achterneefjes en pas als er nog een dag overschoot kwam ze ook bij ons. Wat zelden of nooit gebeurde. In mijn ogen was dat allemaal zeer onbegrijpelijk en onrechtvaardig.
De ruzie met mijn achterneefje was dus ook helemaal niet de oorzaak, maar enkel de aanleiding, tot die wrede en grondige afros-partij. De diepere oorzaak lag in t feit dat ik geen flauw benul had dat er zoiets mocht bestaan als een pik-orde in een familie, dat ik mij vreselijk jaloers en misdeeld voelde door mijn Tante, en dat mijn achterneefje daar onbewust had voor moeten boeten.
Ik vond het zelfs heel jammer dat ik mijn speelkameraad zo afgetuigd had. Want het was dan nog wel mijn favorietje. Hij kon toch zo prachtig Rode Ridder met mij spelen Het was een heel knap Rode Ridder-ke zelfs! Dat zag ik toen al!
We reden op denkbeeldige paarden door hun tuin, we speelden heelder scènes uit de stripverhalen na en beleefden dolle, en soms echt gevaarlijke avonturen.
Om doktertje te spelen waren we nog wat jong. Maar dat is niet erg. Want die schade halen we nu in. Patrick-ske is ondertussen mijn gyneacoloog geworden. J
Ik zal voor de rest dus maar heel braaf zwijgen over die jongen, want met iemand die zon diepe inkijk in mijn ziel heeft wil ik zeker geen ruzie meer krijgen. J
Kerstmis 1961 : Bomma met Patrickske op de arm. En ik met betraande ogen omdat ik niet opgepakt werd...
September 1965 : spelen in 't bos in Brasschaat. Ik 8 jaar oud, Patrickske 5.
Patrickske en ik op 27 maart 2007. Oud genoeg om "dokterke" te spelen want nu is hij mijn gyneacoloog! -------------------------------------------------------------------------------------------------- 13. Twee levens.
Doordat mijn pa in de week in zijn ouderlijk huis bleef wonen zagen we mekaar niet veel. Dat had voor- en nadelen. Het grootste voordeel was dat ik in feite twee levens had. Eentje in t stad, en eentje - tijdens de vakanties - in de Kempen, op den buiten.
De eerste avond van de vakantie werden ons ma en ik opgehaald door de broer van mijn vader voor de grote expeditie met de auto naar de Kempen Het werd altijd een hele verhuis want we vertrokken soms voor enkele weken en heel mijn berenfamilie moest natuurlijk mee. De tocht ging nog over gewone wegen want de Boudewijnsnelweg was toen nog niet klaar. Het was voor mij altijd een zeer groot avontuur waar de nodige slapeloze nachten aan vooraf gingen. Het was een indrukwekkendere voorbereiding dan toen ik enkele jaren geleden voor 5 weken door Vietnam ging trekken. J
Er gebeurden onderweg ook zoveel mysterieuze zaken! Tanken aan een benzinestation en dan nog een drinkbeker krijgen ook! Of een piepklein boekske speelkaarten van BP! Zalig was dat! Maar één rit vergeet ik nooit. Het was tijdens een indrukwekkende storm, de bomen aan de kant van de weg braken af als lucifers, vielen er dwars overheen en wij zaten middenin dat spektakel! Dat was pas sensatie! Pure Stephen King waar ik in terecht gekomen was!
Maar meestal verliep de reis rustig en konden we met heel ons hebben en houden na een dik uurtje onze intrek nemen in de kellekamer. Het kamertje van de inwonende meid die net gehuwd was en daarom niet meer bleef slapen. Het was een knus logeerkamertje halverwege de trap. Een hobbitholletje avant la lettre in feite. Voor mij was heel het huisje een magisch gebied. Er was een heel grote tuin, magazijnen, een schrijnwerkerij, houtstapels en overal zaten poezen Ik voelde mij bij de moemoe als Alice in Wonderland, want het was een totaal andere wereld als in t stad.
Heel t leven speelde zich af in de keuken, want de schone kamer werd alleen met nieuwjaar voor het Krieken op Jenever-gebeuren gebruikt. De keuken werd gedomineerd door een gigantische Leuvense stoof met vooraan allemaal kleine oventjes met deurtjes. In één van die holletjes werd s avonds de hete kruik gestoken om de voetjes in bed te verwarmen. Een heerlijke uitvinding vond ik dat! Op de gloeiende plaat stonden potten te sudderen en naargelang de grootte van de ketel kon je de gaten in de plaat met ijzeren ringen vergroten of verkleinen. Terwijl je dat deed kon je in t binnenste van de kachel kijken en zag je precies de hel! Fascinerend!
Maar wat deze plek helemaal het paradijs maakte was de schoorsteenmantel boven de stoof. Daar lag een bussel katten over gedrapeerd in alle mogelijke vormen en maten. Soms 9 stuks tegelijk! Ze lagen s winters wel twee lagen dik en staarten en poten bengelden lekker warm naar beneden boven t vuur. Soms rook het er, buiten naar die eeuwige ajuinsaus, ook wel eens naar verbrande kattenstaart. Maar zelfs dat rook nog heerlijk voor mij. J Ook die geur zal ik mijn leven lang niet vergeten.
Foto links : met de "stads-bomma" voor onze woning in oktober 1959. Foto rechts : met de "moemoe-van-den-buiten" op de bank voor haar huisje in september 1959. --------------------------------------------------------------------
14. De slang in t paradijs.
Maar geen paradijs zonder slang. Zelfs niet in de stille Kempen .
De enige slang in dit Kempens paradijs was het toilet. Maar dat was dan ook geen huis-, tuin- en keukenslangeske meer maar eerder een volwassen anaconda!
Het toiletje bevond zich buiten, achter de schrijnwerkerij. Maar dat was nog niks
Het was een klein ijskoud hokje, zonder licht, en eigenlijk niet meer dan een brede houten plank met een gat erin en het toiletpapier bestond uit doorgezaagde telefoonboeken En dat deed pijn aan mijn teer poepeke. Maar ook dat was nog t ergste niet.
t Allergruwelijkste was dat er soms tussen de steenvoegen al eens een pier zat, en dat gaf me echt kouwe rillingen. Het is het enige dier in mijn leven waar ik nog steeds kippevel van krijg. Ik drapeer slangen rond mijn nek, pak muizen met de blote hand, zet elke spin die ik tegen kom netjes buiten in de klimop, grabbel al eens een duizendpootje van de grond om het te laten poseren voor een macro-foto, aai een leeuwke als ik de kans krijg, maar een pier God nee, dat is t laatste!
Gelukkig ging ons ma mee naar dat griezelige toilet, ik kreeg zelfs een rolleke echt toiletpapier - waar de rest van de familie mij hartelijk mee uitlachte. s Nachts mocht ik gelukkig, op het lieflijke kelle-kamertje waar ma en ik sliepen, op een pispotje gaan. Een stenen pot die eruit zag als een flink uit de kluiten gewassen theetas en die netjes achter een deurtje in het nachtkastje stond.
Maar als ik mijn kans schoon zag dan begon voor mij de nacht al om 2 uur s middags Ik zou werkelijk álles gedaan hebben om die gruwelplek toch maar te kunnen vermijden.
Dus ging ik overdag ook zoveel mogelijk stiekum op mijn pispotje. Na mijn plasje kroop ik stilletjes met mijn potje onder t raam en kieperde - diep weggedoken van onder t raamkozijn - de inhoud vliegensvlug naar buiten er niet aan denkend dat het raam uitkeek op een soort ingesloten mini-tuintje waar de regenput zich bevond waar mijn oom zich altijd ging wassen. En op een dag gebeurde natuurlijk het onvermijdelijke ik volbracht mijn heimelijke missie terwijl mijn oom daar aan zijn groot toilet bezig was
Ge kunt u waarschijnlijk al indenken wat een sigaar ik heb gesmoord toen mijn boze oom de natte restjes toiletpapier van zijn blote rug moest gaan plukken En de man had al zon gruwelijke hekel aan ma en mij omdat wij stadsmensen waren, dus onze verstandhouding werd er door dat incident niet beter op Dat ons ma van heel de zaak dan ook nog de komische kant zag leidde bijna tot een stammentwist, bijna tot de Derde Wereldoorlog
Ik heb het al eens geschreven, maar t is echt waar, ik vraag me nog altijd af hoe mijn arme blaas mijn jeugd overleefd heeft. ----------------------------------------------------
15. Open en bloot.
Dat gat-in-een-plank-toilet was een doorn in mijn jeugdig oog, maar het ding dat zich tegen de achtermuur van de schrijnwerkerij bevond vond ik haast nog walgelijker! Het betrof het pissijntje voor mannen. Het bevond zich volledig in de buitenlucht en ernaast tierde een enorme vlierbessenstruik. Als kind was ik er heilig van overtuigd dat de vieze geur die er hing van die plant afkomstig was. Op een goede dag besloot ik de wereld van dat stinkboske te ontdoen. Ik ging naar de keukenschuif, nam het grote broodmes en trok de tuin in. Achter het muurtje van het pissijntje begon ik aan mijn zware taak. Niemand bleek me in de gaten te hebben dus ik kon rustig verder werken. Hoewel de struik meer dan driedubbel zo hoog was als ik had ik haar na een uurtje gedecimeerd. Het enige wat overschoot was een hoop stokjes en takjes. Ons ma was blijkbaar ondertussen toch wat ongerust geworden, want ze was het niet gewoon dat als ik in de tuin speelde, ik zo lang niets van me liet horen. De laatste plek waar ze ging zoeken was natuurlijk dat door mij zo gehate hoekje.
Opeens kwam ze de hoek om, stond stokstijf stil, niet goed wetend of ze me eerst dat mes moest afpakken of de onoverzichtelijke schade opnemen, en daar stond ik - heel fier en trots op mijn grondige werk - tussen die berg stinkboskes-resten.
Maar wat hebt ge nu toch met die arme struik gedaan??? Kind toch, gij die zoveel van planten en dieren houdt? Hoe hebt ge nu toch zon vernieling kunnen aanrichten?!
Die struik stonk. Gij vondt toch ook altijd dat dat hier zo vies rook? Awel, ik heb die struik kapot gemaakt. En ge ziet, het ruikt hier toch al veel beter nu hé ma?!
(Ah ja, dat rook daar nu naar frisgroene fijngehakte vlierbesstruik!)
Maar kindje, die reuk kwam helemaal niet van die plant, die komt van dat pissijntje, waar de mannen hun plasje in komen doen!
De verslagenheid en beteutering moeten in mijn ogen te lezen zijn geweest want ik kreeg zelfs geen ruzie omdat ik daar met dat groot mes in mijn handen stond.
Gelukkig groeien vlierbessenstruiken heel snel. Maar spijtiggenoeg niet snel genoeg om te kunnen vermijden dat ik s avonds mijn misdaad aan mijn lastige oom moest gaan opbiechten Tja, de mannen hun beschutting aan hun pissijntje was ineens helemaal verdwenen en nu stonden ze daar vanaf nu open en bloot
Ik had altijd heel drukke bezigheden in mijn tuin. Zo ging ik s zomers vaak op mijn eentje picknicken in de tuin. Ik nam dan ongezien de mayonaise-pot uit de keuken en toog onderweg naar het bedje waar onze pa zijn veldsla groeide. Ik plofte me midden tussen de plantjes neer, prutste de pot open, plukte de blaadjes en sopte die lekker in de mayonaise. Sla heeft me later nooit meer zo goed gesmaakt als in die tijd! Als mijn buikje gevuld was, dan deed ik mijn pot weer dicht, stevende op de keuken af, en zette de pot terug netjes op zijn plaats in de keukenkast.
Bij het avondmaal kwam die pot dan weer op tafel te staan En o ramp, meermaals zat die dan vol aarde en blaadjes omdat ik t tijdens t soppen al eens iets per ongeluk in die pot liet vallen en dat er niet meer uitgevist kreeg Mijn oom sloeg dan van ontzetting altijd even rood uit als de radijzen uit onze pa zijn hof, en ons ma lachte dan eens groen zoals de vettige slablaadjes onder in die pot J ------------------------------------------------------------------------------------------- 16. Beschermster der zwakken.
Het was niet enkel ik die soms uitroei-neigingen kreeg, onze pa had dat ook. Mijn pa!!! De grote dierenvriend!!! Het is dus blijkbaar genetisch bepaald.
Onze pa zijn vernietigingsacties waren vooral toegespitst op colorado-kevers die hij niet welkom achtte op zijn aardappelloof. Erg vond ik dat! Zon schone, kleurige kevertjes en onze pa ging die sukkeltjes dan met een grote, giftige spuitbus te lijf!
Als ik s ochtends aan de tafel hoorde dat onze pa plannen maakte om wat vroeger thuis te komen van de fabriek om s avonds nog eens die smerige beesten dood te spuiten dan nam ik overdag mijn voorzorgen.
Na t ontbijt ging ik dan in t kot een grote lege bokaal zoeken en begon zoveel mogeijk colorado-kevertjes van de patattenplanten te plukken. Een karwei waar ik lang mee zoet kon blijven want onze pa had een flink perceeltje patatjes staan. Toen al besefte ik dat ge niet iedereen kunt redden, maar dat dat geen reden is om niet uw best te doen. Als ik vond dat ik mijn burgerplicht naar behoren vervuld had dan sloot ik mijn bokaal en verstopte ik hem terug in t kot.
s Avonds na t werk begon onze pa dan aan de voorbereidingen voor zijn doodseskader, hij mengde poederkes en vloeistof en goot die in een grote verstuiver. Tijdens die activiteiten moest ik op een veilige afstand blijven. In die tijd gebruikte hij daar DDT voor en dat werd voor mij toch wat te giftig geacht. Dan was de tuin tijdelijk verboden territorium voor mij. Iets wat ik hem niet in dank afnam, maar kom, ik was dan al een beetje getroost dat ik hem toch weer te snel was af geweest en een deel van de populatie van die schone kevertjes in veiligheid had weten te brengen.
De volgende dag, als de kust vrij was en de pa en zijn broer naar t fabriek vertrokken waren, en ons ma in huis aan t werken was, ging ik dan mijn uitverkorenen verlossen uit hun bokaal en ze terug op hun rechtmatige grond zetten.
Ik weet nog goed dat als de pa dan s avonds zijn vernielingen kwam bewonderen hij er zich dikwijls over uitsprak dat die verduvelde colorado-kevers toch wel wreed sterke beesten zijn, of dat den DDT toch niet meer zo straf was als vroeger. Op zon momenten wist ik al dat ik moest zwijgen. Mezelf kennende vrees ik zelfs dat ik dan heel meevoelend en meewarig met hem mee stond te knikken J
Goddank was dit een misdaad die steeds onontdekt en dus ongestraft is gebleven. En aangezien de boze oom al lang in de hel zit en ik toch niet van plan ben daar ook terecht te komen, én mijn pa in de hemel is, heb ik - althans tot ikzelf in de hemel aanbeland - niks te vrezen. Trouwens mijn pa zal nu ondertussen ook al wel een stukske vergevingsgezinder geworden zijn door al die rijstpap te eten denk ik zo.
Bompa in zijn vrijgezellentijd rond 1900. (De rechtse bolhoed)
Mijn tante (ons ma haar ouder zusje dus), mijn bompa, bomma en mijn ma, rond 1924.
Mijn mama en ik. Op deze foto is mijn ma ongeveer even oud als ik nu ben.
Ik vorige maand, op mijn 49ste. --------------------------------------------
17. Wie zou er armoe lijden om een mondje meer?
De grote attractie van mijn verblijf op den buiten van onze pa was het poezen-regiment dat daar rondliep. Soms hadden we er wel dertien tegelijk! Die heerlijke dieren waren voor mij een onuitputtelijke bron van vreugde. Ik vond dat we er maar niet genoeg konden hebben. Moemoe, de ooms, pa en ma dachten daar heel anders over.
Als de kattinnen krols waren dan mochten ze de keuken niet uit en werden de katers niet binnen gelaten. Er werd streng op toegezien dat de deur altijd gesloten was. Het duurde een tijd eer ik het verband zag, maar op de duur begon het toch te schemeren Op een of andere raadselachtige manier kregen de kattinnen kleintjes als ze buiten raakten Aangezien ik niet liever had dan dat er elk seizoen enkele nesten waren was het dus zaak om het plan van de ouderen te boycotten. Maar voorzichtig. Want op krolse kattinnen buiten laten stonden ergere straffen dan op vlierstruiken uitroeien. Dit vereiste dus een omzichtige aanpak, temeer omdat ik de enige was die dit nobele doel nastreefde en de verdenking dus direkt op mij viel.
Een redelijk vruchtbare tactiek was de plotse behulpzaamheid. Door bijvoorbeeld voor te stellen om iets uit het magazijn te gaan halen. Liefst iets groot waar ik mijn handjes mee vol had, zodanig dat ik mijn lading eerst op de keukentafel moest deponeren alvorens ik de deur achter mij kon sluiten. Patatjes halen was daar heel bruikbaar voor. En ja, meermaals ben ik in mijn missie geslaagd, glibberde een krolse kattin buiten, werd vrolijk door de katers gedekt, en konden we na twee maanden een nest jonge poezen verwelkomen. Ondanks het feit dat iedereen toch zó goed opgelet had dat de kattinnen niet buiten gesukkeld waren J
In de wintermaanden lagen al de katten op de schoorsteenmantel, in de zomer lagen ze overal. Na t eten werden de resten in een grote pot gemengd en kreeg heel de bende eten. Maar én mijn pa én mijn oom hadden zo hun favorieten die tijdens de maaltijden ook bij hen op schoot mochten zitten en daar gevoederd werden. Tot groot ongenoegen van ons ma, die natuurlijk vreesde dat die dierenliefde-genen ook in mij zouden zitten. Wat vanzelfsprekend ook t geval is.
De kleine poezen zitten ongegeneerd naast de soepketel op tafel...
... tot ons ma binnenkomt...
... je ziet een hand die de achterste poes plots in de lucht laat verdwijnen...
De katten hadden in die tijd nog geen ingewikkelde of mooie namen. Het was gewoon de Minne (een oude moederpoes met een ietwat moeilijk karakter die al ontelbare nesten had grootgebracht), en de Kater (een lieve, zeer dun in de pels zittende, magere kater), den Ti (dat kwam van Tijger, maar ik bleef die halstarrig Bam Bam noemen. Een stevige grijze kerel.), het Spitske (een frèle grijs moederpoezeke). En als toegift aan mij mocht ik er toch ook enkele Suske, Wiske en Flipper noemen.
Verscheidene van de poezen werden overreden. Zelfs in die tijd al. Maar als er een poes gewond was dan werd er wel vroeger gestopt met werken en reed mijn oom met de auto 20 kilometer ver naar de dierenarts en kreeg het arme dier de beste verzorging. Desalniettemin was iedereen - behalve ik - het er over eens dat we meer dan genoeg katten hadden. Maar daar stond wel tegenover dat een zwervertje dat haveloos kwam aankloppen nooit in de kou bleef staan en dat de harten dan weer snel vermurwd waren en de nieuwkomer gezellig mocht blijven wonen
Dus onze kattenpopulatie bleef, dankzij mijn stiekeme anti-geboorte-beperkings-acties en debinnenvallende zwervers, tot mijn groot genoegen, vrijwel konstant. J
Met ma, moemoe en pa achterin de tuin. Ik met een product van mijn anti-geboorte-beperkings-acties in mijn armen.
Ronnie, Katia, Moorke en Flipper. ------------------------------------------------
Mijn ma was 45 jaar toen ze mij kreeg. En 't was geen makkie. Ma was superslank en ik bleek een dikkertje te zijn. Dus dacht de dokter dat ik een tweeling was. Een week voor de bevalling zei de man dat, ofwel moeder, ofwel kind, de bevalling zeker niet zou overleven. Voor deze bangelijke keuze gesteld ging mijn ma naar een andere dokter, die haar troostte en zei dat hij haar met een keizersnede zou "verlossen" en dat alles dan goed zou komen.
(Hebt ge ooit trouwens ooit al eens stil gestaan bij de term "verlossen". Dat is toch gewoon griezelig! Ge wilt dan een kind, en als het dan gaat geboren worden en uw wens in vervulling gaat gaan dan noemen ze dat een "verlossing". Zo iets à la : "Heer verlos ons van 't kwade!" Ik vind dat eigenlijk vrij onrespectvol tegenover dat onschuldig baby-ke. Enfin, soit, in ons ma haar geval zal 't alleszins zeker een "verlossing" geweest zijn, want ik heb er alle begrip voor dat het niet plezant moet zijn met een woelwater als ik 9 maand in uwen buik rond te moeten rondhossen.) En inderdaad, alles liep goed af, ons ma woog 45 kilo, en ik 3,5 kilo, en we overleefden het allebei.
Na de bevalling kwam haar vorige dokter op ons ma haar kamer binnenvallen en schampte :
"Ja madammeke, nu hebt ge wel voor de gemakkelijkheidsoplossing gekozen hé! Nu weet ge nóg niet wat 't is om een kind te krijgen."
En hij trok de deur dicht en verdween met de noorderzon.
Mijn eerste levensjaren bracht ik door in de koesterende warmte van mijn ma en mijn bomma. Twee vrouwen die niet liever deden dan mij te verwennen. Ik lag tijdens hun maaltijden op een groot kussen op 't tafel... Al een chance dat niemand dacht dat ik de kalkoen was en een vork in mijn billen stak.
24 november 1957.
Ik werd op 9 oktober geboren en dus was ik de grote attractie op 't Nieuwjaarfeest. In het Kempisch dorpje van onze pa dronk iedereen dan "Krieken op Jenever". In de kriekentijd werden die in oplegpotten gedaan met suiker, met jenever overgoten, en die bokalen werden dan bewaard om met Nieuwjaar op te drinken. Tijdens de rest van 't jaar werd er - buiten het lichte tafelbier van "Piedboeuf" tijdens het avondmaal - geen alcohol gedronken, dus je kan je indenken dat er op zo'n feestdag niet veel "Krieken" nodig waren om iedereen in een goeie stemming te brengen! Ik moet zijn beginnen huilen tijdens 't feest en iemand kreeg de geweldige inval om mijn "tutterke" in de bokaal te soppen...
Blijkbaar hadden ze nog nooit zo'n gelukzalig kind gezien. Ik tutterde met overgave en bleek het méér dan lekker te vinden. Dus werd mijn tutterke regelmatig terug in de pot met "Krieken op Jenever" gedoopt en ikke maar uiterst geconcentreerd, in volle vervoering, met gesloten oogskes, sabbelen! Dat zal dus mijn eerste zatselke geweest zijn. Ik was toen nog geen drie maand oud
Van een eventueel "katerke" weet ik gelukkig niets meer.
Met ma naast mijn wiegje op 1 december 1957.
12 oktober 58 op de arm van pa op de wereldtentoonstelling te Brussel. -----------------------------------------------------------------------------------------------
2. Te klein voor kattekwaad.
Hoewel bomma, mama en ik in t midden van de stad woonden kon ik toch op straat spelen met de buurkinderen. Er was toen haast nog geen verkeer. De kinderen van alle leeftijden - jongens en meisjes - speelden toen samen, ik was jammer genoeg met afstand de jongste en dus ook de kleinste. Een van de favoriete spelletjes was elastiekspringen.
Twee kinderen spanden een lange lus van onderbroeken-elastiek rond hun enkels, ze gingen twee meter uit mekaar staan, zodat de rek strak rond hun vier benen getrokken werd en hij een grote rechthoek vormde. Het derde kind moest dan volgens bepaalde regels in die elastiek springen en zo trachten met zijn benen de moeilijkste figuren met die elastieken band te vormen. Ging het mis dan zat ge hopeloos met uw enkels in die elastiek verwikkeld. Ging het nog misser dan lagen we met een bloedneus op de plavuizen.
We haalden bij momenten halsbrekende toeren uit en toch overleefden we dat allemaal. Ik denk dat er in deze tijd speciale verzekeringen zouden afgesloten worden als kinderen zon spelletjes zouden willen spelen. J
Uren heb ik stoeiend op straat doorgebracht met Erikske van den beenhouwer, Jacques-ske van de radiowinkel en Monique-ske van den boekwinkel.
We speelden met de hoelahoep of de diabolo, sprongen in touwtjes, trokken met krijt een hinkelpark op de stoep, we gingen door de ramen van de buren naar binnen gluren of we deden bellekentrek. Spijtiggenoeg was ik te klein en moesten ze mij altijd optillen. Een nadeel van mijn korte beentjes was ook dat ik altijd de laatste was om weg te kunnen vluchten na de misdaad. Dus meestal werd ik gegrepen, maar ontsnapten we allemaal aan de straf omdat ze alleen t kleintje maar te pakken hadden gekregen.
Ons ma was eigenlijk niet zo gelukkig met al dat kinder-kattekwaad en zeker niet met mijn vriendschap met Erikske van den beenhouwer. Dat had er waarschijnlijk ook mee te maken dat die jongen zo graag touwtje sprong en altijd meisjesschoentjes droeg. In die periode waren houten blokskes met hakjes in de mode. Liefst met een gouden riempje. Het was in onze buurt de typische meisjes-rage (in zoverre dat ge in die tijd al van rages kon spreken natuurlijk.) Maar dat 8-jarig Erikske liep dus ook op zon meisjesklompjes rond en ons ma vond dat maar niks. Wat ik totaal niet begreep want ik vond dat hij daar best mooi mee stond. Jaren later heb ik mij ook nog wel eens afgevraagd wat Erikske van den beenhouwer momenteel aan zijn voeten zou dragen, maar toentertijd kon ik me daar echt geen zorgen over maken.J
Jammergenoeg ging die onbezorgde tijd helaas voorbij toen ma het idee kreeg om me naar de papschool te sturen.
Op een dag bracht ze me weg naar een heel triest en groot gebouw. Ik werd daar afgeleverd met een pakske boterhammen en overgegeven aan een stuurse, strenge non. Het was een combinatie van kleuterschool en lagere school en ik was bij de kleinsten van de bende. Ze nam me mee naar binnen, en van wat er daar gebeurd is weet ik niks meer. Het heeft me een totale black-out opgeleverd. A ja, wat wilt ge, al die in t zwart geklede nonnen, een mens zou van minder een black-out krijgen! Het enige dat ik nog weet was dat ik ineens s middags hulpeloos en hopeloos verloren in een grote, vies ruikende refter zat, met mijn druppende neus en lekkende ogen over mijn gesloten pakske boterhammen gebogen. Het rook er naar zweet en oud eten. Alles was er grijs en bruin. En de nonnen zwart. Het was een verschrikking. Ik was uit mijn kleurige kinderwereld gedropt in een slechte zwart-wit-film.
De tegenstelling van mij als klein boelleke op een lekker zacht kussen op tafel tussen ma en bomma, en hier nu als vierjarige in die lawaaitoestand, van God en Klein Pierke verlaten, had niet groter kunnen zijn.
Na een halve dag tranen met tuiten te gehuild te hebben is ons ma me daar terug komen buiten halen. Gelukkig zei de non dat het nog te vroeg voor mij was, kreeg ik uitstel van executie, en kon ik nog een half jaar ontsnappen aan de kleuterschool.
Maar uitstel is geen afstel. Aan de échte papschool was geen ontsnappen aan. Dat lezen jullie wel in de volgende aflevering.
Augustus 1959. ----------------------------------------------------------------------------
3. Ijskoude billetjes en geen brilletjes.
Het volgende schooljaar werd er een echt papschooltje voor mij gezocht. Ik werd verondersteld in de voorbije maanden mijn nare herinneringen aan mijn eerste mislukt schoolavontuur vergeten te zijn. Wat natuurlijk niet het geval was. Toen was ik nog niet aan t dementeren en was mijn geheugen misschien klein maar wel héél betrouwbaar. Tja, er zat ook nog niet zoveel in als nu.
Op t einde van onze straat was een kwalitatief niet zo hoogstaand, maar wel veel gemoedelijker, écht papschooltje.
Het was niet zon ijskoude hel als het vorige ding, maar prettig was het nog niet. Gelukkig waren de nonnekes hier helemaal op kleuters gericht en niet zoals in de vorige school meer geïnteresseerd in de kinderen van de lagere school. Dit waren full-time-kleuternonnen.
De mamas gaven de kinderen in een grote inkomhal af aan de nonnen, en die brachten ons verder naar de klasjes. Die klaslokalen waren best OK. Groot, licht en gezellig. Veel gruwelijker echter waren de toiletten
Ik zie mezelf nog altijd zitten op die mini-toiletjes die allemaal op een rij stonden in een grote betegelde ijskoude kamer met ramen die uitkeken op de speelplaats. We zaten daar allemaal naast mekaar met onze blote kniekes en onze onderbroekskes bengelend op onze voeten te bibberen. Al de neuzen van de "oudejaars" tegen de ramen gedrukt om ons daar als hulpeloze pinguinnekes te zien zitten tot de non langskwam om ons poepeke schoon te vegen en ons broekske terug aan te helpen trekken. Met ons billekes op die koude pot, want volgens mijn herinneringen waren er zelfs geen wc-brillen. En maar wachten... Kak of gene kak.
Toen we in de volgende kleuterklas terecht kwamen en al iets groter en zelfstandiger waren mochten we de individuele toiletjes gebruiken. En die hadden, net als in Myette haar schooltje, van die saloon-klapdeurtjes. Veel meer dan wat afgebladderde vuilgroene houten planken waren het niet... Dus iedereen kon zien welke kniekes en welk onderbroekske daar op dat toiletje zat. Bengelende voetjes, die de grond niet konden raken. Bibberende kniekes want de toiletten stonden aan de rand van de speelplaats in openlucht. En wij ons plaske maar zo lang mogelijk ophouden om toch maar niet naar die toiletjes te moeten... Ik vraag me af hoe onze blaas die tijd overleefd heeft.
In die periode, op mijn 4 jaar dus, zette ik ook mijn eerste stap in de "criminaliteit"!
Maar dat relaas is voor volgende keer!
Juli 1960, ik was toen bijna 3 jaar en mama was 47. ----------------------------------------------------------------------------
4. De eerste stappen in de misdaad.
In de klas werd er voorgelezen en deden we spelletjes. Maar echt heel veel weet ik daar niet meer van. Er was een zuster Coletta (een magere oude), en een zuster Godelieve (een dikke plezante), dat herinner ik me nog wel, en er waren ook enkele kleuterjuffen die wel leuk waren.
Als er iemand jarig was dan kreeg die de hele dag een papieren kroon op zijn hoofd. Het aantal gouden sterretjes dat er op gekleefd was gaf de leeftijd van de jarige aan. Drie, vier of vijf sterren dus. We namen dan voor iedereen koekjes of pralines mee en mochten die uitdelen aan de klasgenootjes. Dat was altijd een fijne dag. Zelfs toen ging de liefde al duidelijk door mijn maag. Wat betreft chocolade dan toch, want boterhammen waren aan mij niet besteed. Maar dat hadmijn slimme moeder een ander trukje op gevonden. Dat vernemen jullie in een van de volgende afleveringe wel
Goddank mocht ik onder de middag altijd naar huis. Dus niks geen stinkende refter of plakkerige ingepakte boterhammekes. Op dat punt vond ik wel dat ik een betekenisvolle vooruitgang had gemaakt en was de rest van de dag altijd te overleven.
We brachten er de uren door met knutselen met gekleurde papiertjes en wc-rollen, we tekenden, we plakten, we kleurden en we prikten prentjes uit papier. Echt veel speelgoed was er niet. Behalve een grote doos met allemaal verschillend gekleurde plastic topjes die we in een karton met gaatjes mochten steken en zo figuurtjes konden vormen. Dat vond ik best plezierig.
Om ons ma gerust te stellen dat er toch af en toe iets leuks aan dat hele papschool-gedoe was besloot ik om zon topje van elke kleur mee naar huis te nemen en die eens aan haar te tonen.
Om 4 uur kwam ons ma me van t schooltje ophalen (het heerlijkste moment van de dag!) en thuisgekomen liet ik haar mijn 7 gekleurde topjes zien. Maar dat pakte verkeerd uit!
Ik bleek gestolen te hebben! Ik had er niet direkt een idee van wat dat woord betekende maar dat werd vlug uitgelegd : ik had iets meegenomen wat niet van mij was en dat was een misdaad en een zonde!
Daar stond ik nu met mijn 7 gekleurde topjes in mijn hand, alwéér te snotteren.
Ons ma droeg me op om die topjes morgen braaf terug in de doos te gaan leggen, en zoiets nooit meer te doen.
Maar ja, ik moest pas de volgende dag terug naar school, dus ik moest nog een volle nacht met die topjes doorbrengen alvorens ik ze terug kon geven Is me dat een lange nacht geworden. Ik voelde die onooglijke plastic dingetjes branden in de zak van mijn jasje. Stel u voor dat die nonnen s nachts hun plastic toppekes gingen natellen J
s Morgens kon ik niet rap genoeg op school geraken en was t eerste wat ik deed die vermaledijde klote-dingen (OK, ik zal toen misschien wel in andere termen gedacht hebben, maar ik voelde het al wel zo aan) terug in hun doos te leggen, in de hoop zo mijn zonde en mijn misdaad ongedaan te maken. Van het heilig sacrament dat de biecht noemt had ik toen goddank nog geen besef. Anders was dat er ook zeker nog aan te pas gekomen.
En zo werd mijn mogelijk criminele toekomst dus in de kiem gesmoord
Mei 1963, de krullebol met het ruitjeskleed in 't midden ben ik. -----------------------------------------------------------------------------------
5. Een dameskransje.
Doordat mijn ma al 45 jaar was toen ze mij kreeg viel ik in de familie zowat overal net tussenin. Mijn nichtjes waren allemaal vijftien of twintig jaar ouder dan ik, en mijn achterneefjes waren nog niet geboren.
Veel speelkameraden in de familie had ik dan ook niet. Dus verwenden bomma en ma mij maar rustig verder, iets wat ik mij graag liet welgevallen. De bompas waren al overleden, dus wast bij ons thuis echt een dameskransje. Mijn pa werkte zes dagen per week lange uren in zijn fabriek in de verre Kempen en kwam alleen in de weekends naar ons, naar t stad. De rest van de week verbleef hij in zijn ouderlijk huis met zijn broers en zijn oude moeder.
Mijn ouders hadden er hun roeping in gevonden om allebei voor hun moeder te blijven zorgen in hun oude dag dus ze hadden een soort van LAT-relatie avant la lettre.
Boven ons woonde een alleenstaande oudere heer en die heb ik dan maar als bompa geadopteerd. Een mens moet toch ook eens een mannelijk individu in zijn kennissenkring opnemen. J
Samen met Nandje zat ik voor de radio en hij draaide altijd de knop wat verder open als er orgelmuziek speelde, want hij was in zijn jeugd orgelbouwer geweest.
t Was een heerlijke surrogaatbompa, maar we hebben niet echt lang plezier aan mekaar kunnen beleven want toen we op een dag terug kwamen van den buiten lag de lieve man dood op onze sofa. Bye bye bompa. Terug alleen vrouwen aan de macht.
Veel mannen waren er dus niet in mijn leven, want Erikske van den beenhouwer, met zijn meisjesschoentjes met hakjes en gouden riempjes, bleef ons ma halsstarrig niet tot het mannelijk deel van de wereld rekenen.
De laatste geliefde man in mijn leven die overschoot, en die ik haast dagelijks zag, was Den Dikke, waar we s avonds een crème-glace-ke voor 1 frank gingen kopen. Ja, als alle mannen in mijn leven zo tof en gul waren geweest als Den Dikke Maar kom, dat zijn geen jeugdherinneringen meer, nu lopen we vooruit op de zaken. J
Huisdieren hadden we niet. Zelfs geen gecastreerde kater. Op school waren er alleen nonnen. Ook een soort van vrouwen blijkbaar. En het regiment achterneefjes dat ik later zou krijgen zat nog allemaal in het zaadcel-stadium. Vandaar waarschijnlijk dat ik niet graag met poppen speelde (die waren toen ik klein was allemaal vrouwelijk) en ik konstant een regiment beren rond mij had die allemaal jongensnamen hadden.
Jim (gevonden op straat. Ooit purper geweest, éénogig, met een loshangend been, en intens vuil. Maar ik wou hem niet meer loslaten eens ik hem opgeraapt had. Dus ons ma heeft hem noodgedwongen gewassen en toen ik hem aan de waslijn vond, aan zijn oren opgehangen, was t kot efkes te klein en heb ik mijn sirene danig opengezet bij t zien van zon gruwelijke dierenmishandeling), Wim (ook gevonden en gewassen), Kring (ja, ik weet het, een bangelijke naam voor een beer. Hij was begonnen als een schone witte pluchen beer die ik van onze pa kreeg bij een Vogelmarkt-bezoek, maar het duurde niet lang of hij zag ook grauw-grijs)), Jerry (een gele plastieken, in de kelder gevonden. Wel makkelijk te wassen), Bimbo (een heel kleintje dat ik van ons ma gekregen had. Een kleintje, omdat ons ma een zuinige was), Dadi (op klasuitstap naar Dadizele gekocht met mijn drinkgeld en veel ruzie voor die geldverkwisting gekregen), en tot slot Berber (nee, geen Marokkaanse beer maar een doodgewone rode plastieken die eigenlijk bij een Zoo hoorde, maar de rest van de dieren interesseerde me niet).
Ja, toen waren de mannen in mijn leven nog vrijwel allemaal virtueel. Niet slecht eigenlijk, want ge hadt er op die manier ook weinig last van, en ge kon ze makkelijk naar uw hand zetten, of tijdelijk in de kast deponeren als ge uw aandacht aan iets anders wou schenken. Probeer dat maar eens met een échte man te doen. J
Al de vrolijke voorvaderen die ik niet gekend heb... Gezellig verzameld op een hotelterrasje in Luxemburg rond 1900.
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Poseren bij de fotograaf... en 't was dan nog niet eens met mijn eigen beer! Vandaar ook linksonder die mysterieuze hand die de beer tegen me aandrukt. Ik wou die niet zelf vasthouden aangezien hij toch niet van mij was.
"Als ik niet met mijn eigen kapotte vondeling-beer op uw foto mag dan met die sjieke nep-beer van u ook niet! Hou hem dan maar zelf vast!" -------------------- Net geen jaar oud en ze trachten mij alweer te bedotten :
"Maar nee, dat is mijn beer niet! Luister hé fotgraaf, ik vind hem wel schoon moet ik zeggen. Dus ik wil er wel mee poseren, op voorwaarde dat ik hem mag houden..." ------------------ Enkele jaren later weer van 't zelfde. Sta ik daar wéér in mijn handen met de pop van de fotograaf omdat "zo'n groot meisje toch niet meer met beertjes speelt zeker!"
"OK, we doen 't op uw manier, meneer de fotograaf. Maar denk eraan : géén beer, géén glimlach!" ----------------------------------------------------------------------------
6. Mijn eerste dt-fout.
In die tijd kreeg je bij sommige producten Artis-, Familia-, Historia-, Jacques- en Meurisse-punten. Artis was leuk. Daar kreeg ik dierenprenten voor die ik zelf in een boek mocht kleven. Historia was maar niks want dat waren sepia-kleurige prentjes met fotos van Ken uw Land en Ken uw Volk. Doodsaaie prentjes vond ik dat op mijn leeftijd.
De twee laatsten echter, dát waren pas interessante punten voor mij!!! Die konden omgeruild worden tegen chocolade of, als ge genoeg punten hadt, zelfs tegen een doos van de heerlijkste pralines Ik vergeet hun smaak nooit meer!
We moesten kilometers stappen om de bijeengespaarde verpakkingen van de chocoladerepen aan t fabriek af te gaan geven, maar dat was nu eens een wandeling waar ik echt plezier aan beleefde. Niet zomaar wat zinloos rondstappen maar een wandeling met een doel! En wélk doel dan nog : pralines!!! Op de koop toe zaten die dan nog verpakt in een blikken doos waarop de snuiten van de koning en de koningen gedrukt stonden! In kleur dan nog wel! Een ideale doos om later uw schildergerief in op te bergen.
Maar buiten die punten en chocolade-omslagen verzamelde ons ma ook de Fort-zegeltjes. Die kregen we bij de kruidenier, in de Nopri en in de Sarma. Ik mocht ze altijd in de boekskes plakken. Op de duur hadden we een keukenschuif vol en werd het tijd om ze te gaan inruilen. Dat leek me ook wel een lekker uitje. Voor zóveel zegeltjes moest ge in mijn ogen wel nog wat meer dan één armzalig kofferke pralines kunnen krijgen.
Een bijkomstig detail waarom ik zo naar dit uitje uitkeek was omdat mijn kleine oren, tijdens een gesprek onder volwassenen, hadden opgevangen dat kozijn Paul - de man die later door t leven zou gaan als Baron Paul Buysse - een hoge plaats ging bekleden bij de Fort
Fijn, dus én een mannelijk familielid ontmoeten, das zo eens iets anders, én er bovenop dan nog de baas van de Fort, dus die zou zeker véél pralines geven aan zijn familie.
Wist ik veel dat de Ford-autofabriek iets heel anders was dan de Fort-zegeltjes die ge bij de mayonaisepotten kreeg
Kom, trek uw jasje aan, we gaan de Fort-zegeltjes-boekskes binnen brengen!
En de wandeling met het hogere doel kon beginnen!
Dus kwamen wij met een zak vol zegeltjesboeken in de Fort-winkel. Een mevrouw ging ons verder helpen maar dat zag ik niet zitten. Ik wou en zou door kozijn Paul geholpen worden! Ik bleef dus maar dreinen : Waarom komt de Paul nu niet?! Ik wil de zegeltjes aan de Paul zèlf afgeven!
Waarop ons ma : Zwijg nu toch, die madam hier gaat onze zegeltjes inruilen. Dat komt allemaal wel in orde.
Maar ik bleef maar koppig doorgaan : Nee, niet die madam, ik wil de Paul!!!
Ons ma verloor haar geduld : Wees nu alstublief eens stil, de madam gaat onze koffiemolen uit het magazijn halen en dan gaan we naar huis!
Ja, toen viel ik wel even stil, want wat was dat met die koffiemolen? We gingen hier toch zeker pralines voor onze bonnekes krijgen??? Of niet soms?...
Van puur consternatie had ik blijkbaar gezwegen en toen vroeg ons ma :
En trouwens wie is in godsnaam toch de Paul waar ge zo om zit te zagen?
Awel, onze kozijn, de Paul, waarvan ge tegen de bomma vertelde dat hij zon goede job had gekregen bij de Fort! Die moet hier dan toch de baas zijn?! Ik maakte dus mijn eerste dt-fout nog voor ik kon schrijven... En zo kwam ik er achter dat een D of T op 't einde van een woord in 't leven héél veel verschil kan uitmaken. Iets wat Boron Buysse zeker zal kunnen beamen.
De prentjes van "De Beuckelaer" en "Artis". ----------------------------------------------------------------------------
7. Zwemmende en bezwijmende paarden.
Mijn eerste vakantie voerde ons naar de bossen van Kasterlee. Ik herinner me nog een molen, zandduinen en een speeltuin. Maar vooral mijn pa die in t weekend op bezoek kwam!
7 augustus 1960 met ma aan de molen van Kasterlee.
Tijdens de meeste zomervakanties verbleven we echter twee weken aan zee. In een groot hotel van de ziekenkas, Zon en Zee.
Ma en haar flinke stevige brok in Westende, 19 juni 1959.
Gewapend met een zwemband en een ronde, platte, blauwe doos Nivea trokken ma en ik dagelijks - gesteld dat het eens niet regende - naar t strand. De zwemband was levensgevaarlijk want die was achteraan open, het was in feite een U in plaats van een O. Vooraan stond er een grote paardenkop op die vreselijk in de weg zat als ge wilde zwemmen. Als ik me voorover legde dan plooide de U open, gleed ik langs achter uit die zwemband, blub, kopke onder, en had ik enkel die paardekop nog in mijn handen. En toch heb ik ook dát ding weer overleefd
De doos Nivea was al even zinloos want later bleek dat in die platte dozen totaal geen zonnebeschermingsfactor zat. We verkoolden levend, maar we wisten het gelukkig niet. En dat is ook al veel. J
Juni 1963.
De regendagen waren een pak minder leuk. Het hotel was een groot en kil gebouw en t was er niet bepaald rustig met al die jengelende kinderen. Er moest ook op uur en tijd gegeten worden. Tot onze pa zijn groot afgrijzen. Als hij in de weekends op bezoek kwam voelde hij zich daar altijd op vakantie in de gevangenis. De manier waarop we allemaal voor de gesloten refterdeuren stonden aan te schuiven, alvorens de moeders als een kudde hongerige leeuwinnen met welpen naar binnen stormden om een goed plekje te bemachtingen, deed al zijn grijze haren ten berge rijzen. (Enfin, zijn haren waren dan toch tenminste al op reis.) De mens was altijd heel blij als hij s zondagavonds de hectische zee kon inruilen voor zijn Stille Kempen en s maandags alweer kon gaan werken. Hij liet met liefde en plezier die zogenaamde vakanties aan zich voorbijgaan.
Op een van die regendagen kreeg ik er een cadeautje dat me echt fascineerde.
Het was een paardje dat gemaakt was van veelkleurige cylindervormige kraaltjes die over elastiekjes geregen waren (ik denk dat in die tijd elastiek de grote nieuwe uitvinding moet geweest zijn). Als ge de bodem van het zwarte ronde doosje - waarop het beestje als een soort standbeeldje gemonteerd stond - indrukte, dan viel het paardje in zwijm!!! De rekjes vielen slap en t beest viel in diggelen. Als ge de bodem traag terug losliet dan richtte het kralenpaard zich langzaam terug op! Wónderlijk vond ik dat!
Tijdens een van die verblijven aan zee werd ik moesziek. Mazelen of kinkhoest - of wat dan ook dat kinderen op die leeftijd moeten zien te overleven - en op die veertien dagen transformeerde ik van flinke dikke brok tot panlat. Dus voor mensen met gewichtsproblemen, schaf u een mazel-bacterie aan in de dichtstbijzijnde kindercrèche en laat ze haar werk doen.
Ik ben er de rest van mijn leven - mijn buik buiten beschouwing gelaten - slank door gebleven.
Met ma en bomma, in vrolijk opwapperende strandjurken, op 't strand van Westende in september 1961. Twee jaar later en zoals je ziet ben ik een heel pak slanker.
Toen ik iets groter was gingen ma en ik met de trein en de bus naar Luxemburg naar wat ze heel serieus La Petite Suisse noemde, in de hoop dat de bergen daardoor iets groter gingen lijken waarschijnlijk. Maar als ge ooit al fotos van Zwitserland gezien had - La Gránde Suisse veronderstel ik - met zijn majestueuze sneeuwbergen dan was de desillusie wel groot als ge in Luxemburg die kale rotskes zonder sneeuw zag liggen Toen leerde ik al dat als dingen een tweede naam hebben, dat meestal komt doordat de realiteit niet zo geweldig is.
Desalniettemin was het best een fijne vakantie. Mezelf in al die hollekes van die rotsen verstoppen was heel geestig. Voor mij toch. Alleen spijtig dat er niet veel anders te doen was dan dat gehate wandelen en dat ons hotel kilometers ver lag van waar de genummerde wandelingen tussen de rotsen begonnen. Ik was altijd al doodmoe alvorens we aan de leuke stukken kwamen. En na de fameuze wandeling tussen de rotsen, kwam dan nog eens die eeuwigdurende wandeling door de veldwegen terug naar het hotel
Gelukkig bleven we ook regelmatig een dag in t hotel en waren daar enkele andere kinderen om mee in de tuin te spelen. Neemt niet weg dat ik na die reis toch de stellige indruk had dat mijn benen wat afgesleten en nog iets korter waren geworden. Voor mij toch liever zwemvakanties dan die overlevingstochten. Dat was van toen af aan voor mij al een uitgemaakte zaak.
Daguitstapje vanuit Luxemburg naar Vianden in Duitsland. ------------------------------------------------------------------------------
8. Ge gaat nóóit groot worden!
Zo graag als ik later zou eten, zo erg haatte ik het als kleuter. Het was voor bomma en ma een ware verzoeking om boterhammen aan mij opgevoerd te kregen. Patatjes en groenten waren geen probleem, maar van vlees en brood had ik een afkeer. Het brood werd al van zijn korstjes ontdaan, werd dik met lekkers belegd, maar niks hielp. Ik had de pest aan boterhammen.
Na mijn onverhoedse afslankkuur aan zee was ik graatmager en daar wou ons ma iets aan doen. Dus er moest en zou flink gegeten worden. Aangezien mijn en haar doel mijlenver van mekaar verwijderd lagen, moest ze slinkse trukjes gebruiken om mij aan t eten te krijgen.
We woonden in een huis dat uitkeek over een lange brede straat die eindigde op een plein met een kerk. Er was dus altijd wel iets te zien. (Al was t maar Erikske van den beenhouwer die met zijn meisjesschoenen aan t touwtje springen was, en op wie ze t zalig vond om kritiek te leveren.)
Dus posteerde ons ma zich op een stoel aan t raam, zette het bord met de stukjes boterham op de vensterbank, nam mij vervolgens op schoot, en begon moedig en vol overgave aan de queeste van het voeden van haar kind.
Ze leidde telkens mijn aandacht van het eten af, wees me op iets interessants dat buiten gebeurde, wachtte tot mijn onvermijdelijke commentaar hierop ging beginnen, en zo vlug mijn mond zich opende propte ze er een stuk boterham in!
Ik was geen kind van kwade wil, dus ik slikte dat zo rap ik kon door om toch maar zo snel mogelijk aan mijn commentaar te kunnen beginnen. Gelukkig voor haar was moeten zwijgen voor mij erger dan moeten eten. Dus op die manier heeft ze toch wel enkele kilos brood in mijn ingewanden kunnen doen verzeilen. Voor haar was deze onderneming tegelijkertijd een prima training in geduld. Wat ze echt wel kon gebruiken. (Bij ons ma moest alles zo rap vooruitgaan dat op een dag toen ze mij aan t wassen was en een tante binnenkwam die zag hoe ons ma mij inpeperde met dat washandje de vrouw spontaan uitriep: Maar menske toch, ge zijt dat kind niet aan t wassen! Ge zijt dat aan t afslagen!!! Ja, als er in die tijd een carwash of een wasmachine had bestaan had ze mij daar waarschijnlijk ingestoken.)
Maar kom, door deze ietwat ongewone eetpraktijk zijn we dus allebei beter geworden: zij voedde me op door me te leren eten, en ik gaf haar een opvoeding in geduld. En zo hoort dat in t leven. Ouderen kunnen van jongeren ook iets leren. J
Nu troost ik me ermee dat het allemaal nog veel erger had gekund. Stel u voor dat mijn ma in die tijd geweten had hoe ze ganzen gaveerden dan had ze dat waarschijnlijk wel een handig systeem gevonden en mij ook een trechter in de keel geduwd en me zo moddervet gevoerd. Dat zou een ramp geweest zijn, want ik had toen mijn beklag nog niet bij Gaia kunnen gaan doen.
Goed, mijn boterhammen kreeg ik nu toch al binnen, en later zou ze ook nog een geraffineerd systeem uitdokteren om me vlees te laten eten, maar een echte carnivoor heeft ze toch nooit van me kunnen maken. Noch opnieuw het dikkerdje dat ik vóór mijn ziekte was!
9 Oktober 1959, mijn tweede verjaardag, toen nog een flinke dikke brok. Het verjaardagskado was het wijwatervatje dat je op tafel ziet staan. Als plezant cadeautje voor een kleuter kan dat tellen nietwaar... -----------------------------------------------------------------------------------------
9. Aa toe jéé jéé jéé! en de Gèldbalderien.
Thuis stond er zelden muziek op. We hadden alleen een opdraaibare grammofoon en die had samen met de laatste bompa zijn geest gegeven, en de radio speelde meestal enkel als Nandje - mijn beminde surrogaat-bompa - thuis was en naar orgelmuziek luisterde.
Enkel de programmas waarin operettemuziek gedraaid werd of die waarin Joseph Schmidt of Edith Piaf en aanverwanten opdoken werden gretig beluisterd en door ons ma dapper meegekweeld.
Non, rien de rien! Nòòòòòòòòn!!! Je ne regrette rien!!! (OK behalve dan dat ze een ongelukske op de wereld had gezet op haar 45ste - maar datis een detail - had ze in t leven ook niet veel om spijt van te hebben denk ik. Ons ma was een zalig goedgemutst vrouwmenske.)
Mas en bommas keuze van muziek - of erger nog het operette-gedoe, wat in mijn oren zelfs geen muziek was - was aan mij echt niet besteed. Ik was een kind van de jaren 60.
Bij Erikske van den beenhouwer luisterden ze thuis blijkbaar naar een héél andere post op de radio Die liep van s ochtends tot s avonds : Aa toe jéé jéé jéé! te krijsen.
Ik vond dat een heel schoon liedje, gemakkelijk ook, en ik jengelde dapper mee.
Ons ma vond de tekst blijkbaar ietwat eigenaardig en ging op de duur toch eens opzoeken wat ik nu in feite een hele dag probeerde te zingen. Toen bleek dat ik onbewust een Beatles-fan geworden was. Aa toe jéé jéé jéé! bleek onze versie van She loves you, yeah, yeah, yeah te zijn.
Toen ik jaren later door het huis stommelde, vrolijk kwelend van : Wíe ool lif in de gèldbalderien! Gèldbalderien!! Gèldbalderien!!! heeft het ook een tijdje geduurd eer ze besefte dat de Beatles zo onnozel waren geweest om een liedje te maken over een gele duikboot. Ze vond dat nu toch echt géén onderwerp voor een liedjestekst.
Desalniettemin probeerde ze me heel educatief Gèldbalderien te laten vervangen door Yellow Submarine, maar daar had ik geen boodschap aan want ik kon me toch niet voorstellen wat een duikboot nu juist was, en dus vond ik mijn Gèldbalderien veel geheimzinniger en interessanter.
Jaren later zou ons ma - noodgedwongen - een hevige Beatlesfan (zelfs een Deep Purple- en Pink Floyd-fan!) worden, maar zo ver waren we nog lang niet. (Ja, er is veel tijd en energie gekropen in t opvoeden van mijn moeder, maar t was de moeite waard, want het is echt een schatje geworden. J)
Haar echte Beatles-initatie zou pas beginnen met de Sgt.Peppers-LP, die elke ochtend tijdens t ontbijt gedraaid ging worden zodanig dat mijn aandacht afgeleid was van mijn boterhammekes, en dat ik die, zo in beslag genomen door de prachtige platenhoes met teksten, onbewust, al lezend en luisterend, binnenspeelde.
De middelen veranderden weliswaar, ze paste zich vlotjes aan aan de tijden, maar haar hogere doel : mij te laten eten, zou ze nooit meer uit het oog verliezen!
Zèlfs niet al moest ze elke ochtend de hele LP, tot net na When Im 64, moeten aanhoren. (Aan de vier laatste nummers kon ze altijd ontsnappen want dan was mijn boterham op en was het tijd om naar school te vertrekken.)
Een zeldzame foto van mijn geliefde surrogaat-bompa "Nandje". Efteling, september 1962. Ik ben hier bijna 5 jaar oud.
Sjoeke nodigde mij uit om iets over mijn kledingsstijl te komen schrijven... Dat is nu echt iets om aan mij te vragen! Iemand die niet liever dan in oude slobbertruien of in kluskleding rondloopt...
Ik geef erg weinig om kleding, ze moet vooral praktisch zijn. En aangezien ik vijf poezen heb moet ze ook uit "katbestendige" stof gemaakt zijn waar liefst niet te veel haren op blijven kleven. Make-up vind ik een plakkerige boel dus dat is zeker niet aan mij besteed. Om heel eerlijk te zijn, ik kan er ook het geduld niet voor opbrengen om mij elke dag te zitten beschilderen. In mijn optiek dient een verfborstel om muren en deuren mee te kleuren.
Van een overtollige kamer heb ik destijds een kleedkamer gemaakt. Bij gebrek aan kasten heb ik eenvoudig rekken tegen de muren gehangen. Plaats genoeg dus... Maar wat gebeurt er als ge plaats genoeg hebt?... Ge gooit niets meer weg...
Toen mama overleed kon ik van een deel van haar kleren geen afscheid nemen... En iets later stierf mijn beste vriendin en ze liet me ook een flinke erfenis aan kleding na. Waar ik natuurlijk ook weer geen afscheid van kon nemen.
Aan mijn oude tienerkleding was ik vanzelfsprekend ook gehecht. Dat korte purperen truitje, die oude jas uit schapenvel, het uniform van 't "Rode Kruis", ... waar al die zalige jeugdherinneringen aan plakken als kattenhaar op een fluwelen bloes... zoiets kunt ge toch niet wegdoen?
Het resultaat is dat die kamer in de loop der jaren overvol is geraakt en zo de ideale plek is geworden om verkleedpartijen te houden. Mijn vriendinnen Mare en Viva voelen er zich als een kind in een speelgoedwinkel!
Liefst loop ik in lekker losse kleding. Voor mij geen ritsen of knoopjes of ingewikkelde sluitingen. Ik ben een superfan van alles waar een "elastiek" in zit. Geef de buik de vrijheid! (Mijn ware ziel zit in het naturisme, maar zo kunt ge natuurlijk moeilijk naar de supermarkt gaan.)
Voor mijn werk moet ik beweeglijk kunnen zijn en dat is ook niet mogelijk in een minirokje met nylons onder. Dus zelfs in onze winkel draag ik liefst een handige broek (met veel zakken!) en een eenvoudige trui. Ook om rond te reizen in 't buitenland bestaat er niets makkelijkers.
Tijdens strandvakantiedagen draag ik niets liever dan een pareo. Een rechthoekige lap stof die vlug aan, vlug uit is, en te combineren valt met allerhande andere kledingstukken.
Wat in een winderig steegje wel eens voor problemen kan zorgen
Omdat ik al jaren aan chronische hoofdpijn lijdt kan ik geen gewone schouderhandtas gebruiken aangezien ik geen druk op mijn schouder verdraag. Erg vervelend want als ik met een kameraad ging shoppen dan was die altijd zo hoffelijk om mijn handtas te dragen, en geef toe dat is voor mannen nogal een gek zicht en kan tot pijnlijke misverstanden leiden. Mijn arme vrienden zullen ondertussen nogal een reputatie gekregen hebben
Sinds enkele maanden heb ik voor dat probleem echter dè oplossing voor gevonden! Een rugzakje waarvan ik de draagbanden helemaal op de zijkanten van mijn schouders kan laten steunen zodat de pijnlijke spieren die aanleiding geven tot de hoofdpijn ontzien worden.
Ik vond deze guitige tas op een rommelmarkt. Ze heeft de vorm van een schaapje. Als ik er mee rondloop krijg ik de geestigste commentaren, vooral van dames, die er allemaal eens aan willen voelen omdat mijn schaap er zo lief uitziet en het zo zacht is. Ze noemt dan ook "Irma". "Irma la Douce". Het is de plezantste handtas die ik ooit gehad heb en ze gaat dan ook overal mee.
Maar soms, o ramp, moet een mens ook al eens "opgekleed" zijn. Dan duik ik mijn kleedkamer in, en zoek iets uit wat ik altijd al op voorhand gekocht heb met het oog op "een feestje waarvoor dat wel eens van pas kan komen, ooit..."
Eens "opgekleed" vermijd ik dan de verdieping waar mijn poezen zitten, rep me 't huis uit, en als ik 's nachts terug kom flits ik direkt terug naar de kleedkamer alvorens mijn lieverds er voor kunnen zorgen dat ik er zelf weer als een poes uitzie... En dan kom ik terug beneden in... een slobbertrui of een jogpak om mijn beestjes te begroeten
Make-up is echt niet mijn ding. Maar bij een avondjurk kan je natuurlijk moeilijk anders. Hieronder zie je 't resultaat van mijn lieve vriendinnen Mare en Viva die me eens onder handen hebben genomen.
Het kan best mooi zijn, maar het is niet meer écht "ik". Voor één avond vind ik het best OK, maar ik ben toch heel blij als ik 's nachts die smos met eindeloze proppen watten van mijn snoet kan vegen. Ik kom dan bijna in de verleiding om mijn gyproc-schuurmachientje boven te halen of iets te gaan doen met white spirit Maar echt goed voor - mijn sinds enkele dagen 49-jarige - velletje gaat dat niet zijn denk ik, dus ik was me dan maar, en ik blijf me maar schrobben tot elk spoortje uit de allerlaatste porie verdwenen is en ik terug mijn vertrouwde rimpelige, "ouwe ik" zie verschijnen.
Hier kunnen jullie te teksten lezen van de liedjes die ik tijdens de afscheidsdienst liet spelen.
Het eerste nummer was van Joe Cocker. Ik vond dat het prachtig de relatie met mijn ouders en hun karakters beschreef.
N'Oubliez Jamais (R.Kunkel/J.Cregan)
Papa, Why Do You Play All The Same Old Songs Why Do You Sing With The Melody
Cause Down On The Street Somethings Goin' On There's a brand New Beat And A Brand New Song
He Said In My Life, There Was So Much Anger Still I Have No Regrets Just Like You, I Was Such A Rebel So Dance Your Own Dance, And Never Forget
N'oubliez Jamais I Heard My Father Say Every Generation Has Its Way A Need To Disobey
N'oubliez Jamais It's In Your Destiny A Need To Disagree When Rules Get In The Way N'oubliez Jamais
Mamma, Why Do You Dance To The Same Old Songs Why Do You Sing Only The Harmony
Cause down On The Street Something's Goin' On There's a brand New Beat And A Brand New Song
She Said In My Heart Theres A Young Girls Passion For A Life Long Duet And Someday Soon Someone's Smile Will Haunt You So Sing Your Own Song And Never Forget
N'oubliez Jamais I Heard My Father Say Every Generation Has Its Way A Need To Disobey
N'oubliez Jamais It's In Your Destiny A Need To Disagree When Rules Get In The Way N'oubliez Jamais
What Is This Game Searching For Love Or Fame, It's All The Same One Of These Days You Say That Love Will Be The Cure I'm Not So Sure
N'oubliez Jamais I Heard My Father Say Every Generation Has Its Way A Need To Disobey
N'oubliez Jamais It's In Your Destiny A Need To Disagree When Rules Get In The Way N'oubliez Jamais
------------------------------- Het tweede was "Summertime" Omdat mama dat altijd draaide terwijl ze aan haar middagdutje begon. En omdat ze stierf op een bloedhete augustusdag van een gloeiende zomer...
Summertime.
Summertime And the living is easy Fish are jumpin' And the cotton is high
Oh, your daddy's rich And your mama's good lookin' So hush little baby now don't you cry
One of these mornin's You're gonna rise up singin' Then you'll spread your wings And take to the sky
But til that mornin' Ain't nothin' can harm you With your daddy And your mammy standin' by
George Gershwin - Dubose Heyward
--------------------------------------- Het derde was "In mijn hoofd" van Raymond van het Groenewoud.
In m'n hoofd.
In mn hoofd is alles heel eenvoudig In mn hoofd valt alles op zn plaats Geen verderf, geen loeiende reclame Welkom, welkom, in mn hoofd Er is tijd voor eender welke richting Er is plaats voor eender welke stroof Er is rust om alles t overschouwen t Is prettig toeven in mn hoofd Overdag is er de verwarring Overdag loopt t spoor vlug dood Overdag wringt men zich in bochten
Er is water voor wie echt wil drinken Er is werk, dat werd ons toch beloofd Er zijn slogans voor wie ze wil geloven Maar de kern zit in mn hoofd
In mn hoofd zijn geen misverstanden In mn hoofd blijft alles ongedeerd In balans, onuitgesproken
Naar t schijnt verdwijnen je gedachten Tot t licht volledig is gedoofd Maar zolang ik daar iets kan ontwaren Blijf ik dwalen in mn hoofd Ja, zolang ik daar iets kan ontwaren Blijf ik dwalen in mn hoofd
Met mijn handtas/rugzakje "Irma" op pad gaan levert altijd amusante situaties op. Het heeft lang geduurd eer ik er ongeneerd mee over straat durfde te lopen. Maar het comfort van minder nekpijn te krijgen door een rugzak te dragen, in plaats van een schoudertas met 1 riem, heeft het al snel gehaald op 't schaamtegevoel. In 't begin overwoog ik nog om een gewoon onopvallend rugzakje te kopen maar al vlug had ik door dat er met "ons Irma" veel meer plezier te beleven was dan met een Kipling op mijn rug. Dus nu gaat ze overal mee. Alleen tijdens sjieke feesten, rechtszaken en begrafenissen moet ze braaf op mijn bureau zitten wachten en gaat er een van de onsympathieke, karakterloze handtassen mee.
De meeste reacties op "Irma" komen van vrouwen tussen de 40 en de 60. Soms heel gedistingueerde dames die plots vooruitspringen en kirren : "Oh madam, mag ik daar nu eens aankomen?!" Ze bekijken dan hun dure Gucci of Hermès eens met een scheef oog en zeggen : "Awel madam, ik vind uw handtas eigenlijk veel leuker dan de mijne..." Ik denk dan altijd : "Ja, ik ook. En veel goedkoper ook nog." Ze moesten eens weten dat ik Irma-ke op een rommelmarkt heb gekocht voor een halve euro.
Mannen reageren meestal met een grappige opmerking. "Madam, ze heeft toch de blauwziekte niet hé?!" Aangezien "Irma" op mijn rug bengelt en ik me er meestal niet meer van bewust ben dat ik daar een schaap heb hangen, draai ik me na zo'n opmerking dan om en bekijk die mens in kwestie eens met een verwarde vragende blik. Waarop de man dan naar mijn handtas wijst en vraagt : "'t Is toch een schaap hé? Want mijn vrouw zei daarstraks, toen ze u door de groentenafdeling zag lopen, dat het een zwijntje was... Maar ík heb toch gelijk hé?"
Of, "Madam! Is 't nog een lammeke? Zo heb ik ze 't liefst! Dan zijn ze nog mals hé..." "Madam ze kijkt zo in mijn winkelwagentje, zou ze honger hebben?" "Madam, als ze kleintjes krijgt, wilt ge dan eens aan mij denken?..."
Op een dag was ik bij mijn dokter en ze vroeg op 't einde van de consultatie heel timide : "Gij komt altijd met die lieve handtas binnen, en ik heb dat nu nog nooit durven vragen, maar zou ik die nu toch eens mogen aanraken?..." Na een korte bepoteling van "Irma" fluisterde ze met glanzende oogskes : "Oh ja,... ze is zo zacht als ik altijd al gedacht heb dat ze was..." Tuurlijk is ze zacht! Waarom denkt ge dat ik haar "Irma la Douce" gedoopt heb?
Op café zit ze meestal, zoals de meeste dameshandtassen, op de stoel naast mij, of op mijn schoot als er geen plaats vrij is. Dan lijkt het alsof ze met haar oogjes over de tafel heen kijkt. Op zo'n momenten krijg ik van de kelners dikwijls opmerkingen à la : "En wat drinkt de wollige juffrouw?", "Zit ze nog aan de papfles, of mag ze al een wijntje?", "Er zijn niet veel schapen met zo'n plezant leven madammeke!", "Is ze niet wat jong om mee op café te gaan?"
Onlangs was ik in een Grieks restaurant, en werd ik totaal onverwacht door de eigenaar langs achter vastgegrepen en naar een tafel geleid waar een gezelschap met kinderen zat te eten. De restaurateur grabbelde me bij mijn schouders, draaide me om, pakte Irma haar pootje en riep overenthousiast : "Zie eens kindjes, wat een schone handtas dat die madam heeft!" De mens stond daar natuurlijk voor Jan Lul want kinderen vinden Irma meestal maar niks. Een schaap schijnt hun maar weinig aan te spreken. Ik heb ook de indruk dat het prentje van "een volwassen vrouw met een beestenrugzak" in hun wereld niet thuishoort. Sommigen zitten haar wel echt grondig te bekijken en ge ziet ze dan de afweging maken of ze hun eigen troetel toch niet héél véél mooier vinden.
Kleuters in een kinderwagen zijn wel in haar geïnteresseerd. Maar daar ben ik dan weer streng op. Op "Irma" wordt niet gesabbeld.
Negatieve opmerkingen heb ik nog nooit gekregen. Hoewel ik er zeker van ben dat sommige zuurpruimen me ronduit belachelijk moeten vinden. Goddank houden die hun commentaar voor zich. Want én de baas én "Irma" zijn van nature best vriendelijke wezens maar als 't moeten kunnen ze bijten ook natuurlijk.
De wijze les die "Irma" me geleerd heeft is : "Trek u niet teveel aan van wat 'de mensen' gaan denken. Kies voor comfort en plezier. Tracht een glimlach bij de mensen los te peuteren. Meer moet dat allemaal niet zijn. De rest is helemaal niet zo belangrijk." Een les die me een halve euro en wat moed gekost heeft. Stel u voor dat ik dat lesje in psycho-therapie had moeten leren... 't Zou me evenveel moed gekost hebben maar 't had wel iets duurder geweest vrees ik.
Met ons Irma op pad op de wandelterrassen aan de Schelde en op andere plekken uit mijn jeugdherinneringen.
Wat voorafging aan de aankoop van de auto en enkele Irma-strips over dit "moeilijke" onderwerp...
Op dinsdag 24 april was ik in Antwerpen met mijn kameraad Nand, en aangezien mijn auto nogal bejaard aan 't worden is gingen we eens rustig uitkijken naar de nieuwe modellen die er op de markt gekomen zijn.
We kwamen in een Volkswagen-garage waar een verkoper ons een hele uitleg deed over een Sharan. Ik zocht namelijk een grote auto waar veel muziekmateriaal in kon. Toen ik de Sharan toch iets te klein vond vroeg de man mij : "In wat vervoert u momenteel heel de geluidsinstallatie?"
Tot mijn grote schaamte kon ik daar niet zo direkt op antwoorden want onze auto's hebben namelijk... namen. Wij hebben ons "Saffie", een Renault Saffrane, en ons "Marcelleke", een klein wit bloemisten-camionetje waar ik zelfs nog nooit heb bij stilgestaan welk merk het is. Het is een 10 jaar geleden tweedehands gekocht autoke, ikzelf rij er zelden mee want het stuur loopt veel te zwaar, en het gaat al, jaar en dag, door 't leven als "ons Marcelleke".
Dus ik zit daar te stotteren omdat ik niet op de naam "Renault Saffrane" kan komen, gelukkig springt Nand direkt voor mij in de bres en zegt het merk. Waaraan ik spontaan toevoeg : "Maar ja, daar geraakt ook al 't materiaal niet in, dus gebruiken we meestal onze andere auto."
Waarop die verkoper natuurlijk : "En welk merk en type is die andere dan madam?"
Tja, ons Marcelleke dus... Maar dat kunt ge tegen zo'n mens toch niet zeggen wil die u voor de rest van 't gesprek nog au serieux nemen?...
Ik keek eens rap naar Nand in de hoop dat die 't merk zou weten maar die zat daar ook met zijn mond vol tanden.
Dus het enige dat er uit mij uit kwam was : "Wel, euh,... dat is zo'n wit oud bloemistenwagentje... Euh,... een Citroënneke misschien?..."
Pijnlijk wel als ge moet toegeven dat ge 't merk van uw tweede auto niet kent...
Enfin, alles kan altijd erger.
Om toch nog te tonen dat ik echt wel íets van auto's kende merkte ik op dat 't wel jammer was dat zo'n Sharan waarschijnlijk niet kon spreken...
Die mens bekeek mij alsof ik van Mars kwam!
Maar mijn auto spréékt!!! Die spreekt écht! Echt waar!
In onze vorige, een Renault 25, zat een Franse mannen-stem (daarom noemde die auto ook onze "Lowie") en in ons Saffie zit een Hollandse madam. Elke keer als ik vertrek en mijn gordel niet aan heb of mijn handrem nog op staat dan zegt mijn madam dat! Die vertelt mij ook wanneer ik moet gaan tanken, of als ik uitstap en mijn lichten laat branden! Die voert heelder conversaties met mij! Ik verzin dat niet!
De man bekeek mij nog eens goed en zei :"Ja madam, ik weet wel dat in de oudere Renault-modellen een stemcomputer zat. Maar u gaat toch niet beweren dat u die stem echt laat opstaan?"
Waarop ik oprecht verontwaardigd riep : "Natuurlijk meneer! Ik zou niet zonder kunnen! Elke keer als ik met de auto van een kameraad rij dan vertrek ik met de handrem op, gewoon omdat die auto mij dat niet gezegd heeft!"
Tja, toen zag die mens mij helemaal niet meer voor vol aan.
Ik zag hem dan ook nog eens vanuit zijn ooghoek een blik op ons Irma (mijn rugzakske in de vorm van een schaap) werpen, die netjes naast mij op de grond zat...
Hm. Die mens wist die avond thuis weer wat te vertellen aan 't tafel...
Maar "ons Marcelleke" heeft al wel voor meer misverstanden gezorgd.
Mijn gewone klusjesman, Jef, kent en gebruikt Marcelleke al jaren om grote dingen mee te vervoeren. Maar op een dag ging er een nieuwe klusjesman mee, Floris, omdat er nogal een groot werk moest gebeuren.
Jef en ik stonden op zekere dag het werk te bespreken en ons af te vragen hoe Floris en hij, met hun tweetjes, die grote chauffage op 't bewuste appartement gingen kunnen binnendragen.
Ikke : "Ge rijdt dan morgen eerst naar Antwerpen met Marcelleke en ge gaat eerst die chauffage installeren. Maar Jef, er is wel een probleem denk ik. Ge gaat dat loodzwaar ding nooit met jullie tweetjes naar het eerste verdiep krijgen..."
Jef : "Nee, ik vrees daar ook een beetje voor..."
Ikke : "Misschien kunt ge er bepaalde delen afhalen zodat het gewicht wat vermindert?..."
Jef : "Ja, dat kunnen we wel eens bekijken. Maar ik zou ze niet graag beschadigen..."
Waarop Floris, de nieuwe, er ineens tussen wierp : "Maar natúúrlijk krijgen we die boven!"
Jef : "Nee Floris, dat betwijfel ik, voor twee man is dat toch wel een heel zwaar ding hoor..."
Floris : "Maar néé, we zijn immers met zijn drieën!"
Ik stond daar met diepe vraagrimpels in mijn voorhoofd en Jef keek ook al heel vreemd : "Hoe met drieën? We gaan toch maar onder ons getweeën?"
Floris : "Maar nee! Ge zegt toch zelf juist dat "Marcelleke" ook meegaat! Dan zijn we toch met drie! Met drie man krijgen we dat ding gemakkelijk naar boven hoor!"
Jef en ik lagen bijna te rollen van 't lachen terwijl de arme Floris zich totaal niet bewust was dat "Marcelleke" geen extra klusjesman was maar ons autoke.
Maar om nu voort te gaan met het verhaal van die bewuste dinsdag...
Na die Volkswagengarage, gingen we naar een Mercedes-garage om een Vito te bekijken. Die auto zou beslist meer laadcapaciteit hebben dan een Sharan.
De verkoper was in gesprek met klanten en we moesten een half uurtje wachten. Ondertussen kregen we al een stapel brochures over de Vito en het camper-model de "Marco Polo".
We zaten aan een tafeltje met een drankje - met tussen ons in, ons Irma natuurlijk - rustig te bladeren en te vergelijken.
En opeens sla ik in het boekje van de "Marco Polo" een blad open waarop een heel grote kleurenfoto staat van het interieur van de wagen en, ongelofelijk maar waar, wie zit daar op die bank?? Den broer van ons Irma!!!!
Irma op de parking van de garage bij de brochure.
Ik heb nog nóóit ergens een tweede rugzakske in de vorm van een schaap gezien! En in die brochure stond toch wel een kopie van mijn sacoche zeker!!! Ik viel bijna achterover!
De broer van Irma is identiek aan haar. Alleen heeft hij een strikske rond zijn nek.
In 't rode cirkeltje ziet ge haar tweelingbroerke.
Dus als er nu nog ooit eens iemand durft beweren dat ons Irma geen sjieke handtas is dan sla ik hem met dat boekske rond zijn oren. Haar broer is begot fotomodel voor een autotype van 45.000 euro!!!! Dat kan de eerste de beste Vuitton-handtas niet beweren hoor!
Detail uit de foto van de brochure. Het is echt haar tweelingbroer. OK, ik geef toe hij is properder en zijn haar staat netjes recht. Maar alle fotomodellen hebben hun kapster bij tijdens een fotosessie, dus dat zal hij ook wel gehad hebben.
----------------------------------- Niet simpel als zelfs uw handtas al medezeggingschap eist bij de aankoop van een nieuwe auto... En zeker niet als uw handtas een schaap met een eigen willetje is... Een proefrit met een Renault Espace...
Wat doet een mens in zo'n geval?... Och, 't zal wel veel simpeler zijn een kleinere muziekinstallatie te vinden dan een nieuwe handtas. ) ----------------------------------- De keuze van de auto wordt er ondertussen niet makkelijker op...
---------------------------- Enkele dagen later, een proefrit met een Vito...
OK, dus geen Vito, wel een Espace. Maar nu is de kleur nog niet aan bod gekomen... -------------------------- En kleurenblind is ons Irma ook al niet...
-------------------------------- Ze heeft gekozen... "Ze" is Irma weliswaar.
Dus nu, hop, naar de ondertekening van de bestelbon. Hopelijk gedraagt Irma zich daar een beetje... ------------------------- De heuglijke dag van de bestelling van de Espace :
En dan te bedenken dat ik geen gewone handtas over mijn schouder kan verdragen omdat die me hoofd- en nekpijn bezorgt... Maar geef nu toe... van "dit model" zoudt ge toch ook koppijn krijgen...
Hier is eindelijk de beloofde strip over Irma bij de Dierenbescherming... Zoals afgesproken hebben Nand en ik ons enkele weken geleden lid gemaakt van de Dierenbescherming. Onder het "goedkeurend" oog van Irma.
Ik zocht al lang naar een geschikte gesprekspartner voor Irma waar ze bij thuiskomst na al haar avonturen haar hart eens tegen zou kunnen luchten. Irma heeft haar beperkingen. Ze heeft heel korte pootjes en je kan haar maar moeilijk "veelzeggende" houdingen geven. Dus wou ik een dier met lange poten dat ik in allerlei posities zou kunnen neerzetten. Maar dat is bij knuffelbeesten blijkbaar een zeldzaamheid. Meestal zijn ze vrij stroef en zijn de poten kort en onbuigzaam. Tot vorige week het geluk me in de schoot viel... Dinsdag lag in deOxfam-winkel dit heerlijke dier in de etalage. Hoewel hij wat te wit is om makkelijk te fotograferen was 't toch liefde op 't eerste gezicht. Hij heeft én lange soepele poten én nog beweeglijke oren ook!!! Onweerstaanbaar dus
May I proudly present to you : de maat van ons Irma!!!
Na de aankoop van 't konijn, onderweg van de Oxfamwinkel naar mijn Hobbithol...
Zoals jullie je misschien nog herinneren kreeg ik vorige week een handtasje in de vorm van een lammetje van Lou en Dolfijn. Je geheugen opfrissen kan eventueel door hier te klikken : Ikzelf was dolgelukkig met mijn kadootje,... maar ons Irma?...
Tja, Irma heeft echt wel een trauma aan die kado van Dolfijn en Lou overgehouden zo te horen. Wat heeft zo'n beleefde vrouw als ik toch ooit misdaan om zo'n onbeschofte handtas te krijgen?...