Woordenboek Westends Dialect
Inhoud blog
  • Dit is mijn laatste artikel op mijn blog ‘Westends Dialect’
  • Guklit up zu Westeëns
  • Pluzantstu dieëruguluudn
  • Een drietal moppen om 2021 in te zetten
  • Wata dandru meënsjhun vieng - Wat de andere mensen vinden

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Laten we dat niet verloren gaan
    11-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst Nr 14: Kledij Juwelen Maquillage

    Aakn e noogn: haken en ogen
    Aaänguklit: aangekleed
    Aaängutjootult: raar of slecht aangekleed
    Aaänsjhoeë: handschoen
    Aaänsjhoen: handschoenen
    Agturbeuzu: achterzak
    Alpingsju: muts
    Alsbant: halsband
    Andoeën: aandoen
    Ang mo ju paaltoo an du portumaantoo: hang maar je mantel aan de kapstok
    Angurtju: hangertje
    Anklein: aankleden
    Anen: aanhebben
    Anpasn: aanpassen
    Antasu: handtas
    Baretu: baret
    Batkostuumu: badpak
    Batmutsu: badmuts
    Bazasu: rugzak
    Biekienie: bikini
    Bievakmutsu: bivakmuts
    Bijbiedol: babydoll, nachtkleding voor de vrouw, sexy lingerie
    Bijbieklirtjus: babykleertjes
    Binubeuzu: binnenzak
    Binuzak: binnenzak
    Blienk: schoensmeer
    Bloeëzu: bloes
    Bloezong: korte jas       Fr blouson
    Boerka: kledingstuk gedragen door Islamitische vrouwen; bedekt heel het lichaam, inclusief gezicht
    Boerkienie: boerkini; zwemoutfit dat enkel handen, voeten en gezicht vrijlaat
    Boksaaänsjhoeën: bokshandschoenen
    Boloeët: bolhoed
    Boöj: trui
    Botien: hoge schoenen

    Botienu: hoge schoen                   Fr  bottine
    Braaänzulee of Braaänzjulee: armband
    Brijn: breien
    Broekbeuzu: zak van de broek
    Broeksju: broekje
    Broekspuupu: broekspijp
    Brosju: speld                      Fr broche
    Burgurkleeërn: burgerkleren
    Deekoltee: laag uitgesneden halsopening       Fr décolleté
    Djieëns: jeans
    Djirsee: jersey, katoen of wollen machionaal gefabriceerde stof
    Duukpak: duikerspak
    Emdu: hemd    =>  u nemdu: een hemd
    Falaar: sluier, hoofddoek                Fr foulard
    Flieës: fleece, vacht, gebreide en geruwde stofsoort
    Frak: jas
    Gabardjinu: regenjas in lichte stof    Fr gabardienne
    Getn: beenstukken (vroeger van militairen)       Fr guetrons
    Goedn ketienk: gouden ketting
    Goedn orloozju: gouden uurwerk
    Goeduwerk: juwelen, sieraden, goud
    Guzigtsmasjhur: gezichtsmasker
    Kajuutn: rubberen pantoffels waarin de voeten geweldig zweetten, wat tot zweetvoeten leidde
    Kanadjinu: overjas                 Fr canadienne
    Kapootu: mantel met kap              Fr capote
    Kapu: kap
    Kapuusjong: kap vastgemaakt aan de jas        Fr capuchon
    Katoeën: katoen
    Kazuuvul: kazuifel, mouwloos opperkleed gedragen door de priester als hij de mis opdraagt
    Ketienk: ketting
    Kiemonoo: kimono; Japans kledingstuk. Losse mantel of japon met wijde mouwen die met een ceintuur wordt dichtgebonden
    Kiendurkleeërn: kinderkleding
    Klaksju: klakje
    Klaku: klak, pet
    Kleeën medu laptju: met welke kledij ook, er goed uitzien
    Kleeërbustul: kleerborstel
    Kleeërn: kleren, kledij
    Kleeërn voe du vijlugijt: veiligheidskleding
    Kleeërn voe tu feeëstn: feestkleding
    Kleeërn voe tu werkn: werkkleing
    Kleeërn voer in du vrieju tiet: vrijetijdskleding
    Kleeërn voer int guvegt: gevechtskleding
    Kleeërn voer uut tu goön; uitgangskleding
    Kleeërn voet snagts: nachtkleding
    Kloefn: klompen
    Knoptju: knoopje
    Koentukletsur: pitteleer, lange jas bij feestelijkheden
    Koesn: kousen
    Koesn die slookurn: kousen die afzakken
    Kokmutsu: koksmuts
    Kolaän: kousbroek     Fr  collant
    Komuuniezong: onderjurk             Fr combinaison
    Kopspelu: kopspeld
    Korsee: keurslijf                       Fr   corset
    Kostuumu: pak
    Kotieln broek: fluwelen broek
    Kroontju: kroontje
    Krosjteern: haken met een haakpen           Fr crochete
    Kultun: kleren
    Leëzn: laarzen
    Linun: linnen
    Maaänsjetu: manchet                     Fr manchette
    Maaänsjetuknoop: manchetknop
    Masjhur: masker
    Mieniekienie: minikini
    Moentmasjhur: mondmasker
    Monokul: oogglas       Fr  monocle
    Monookienie: monokini, bikini zonder bovenstuk
    Mutsu: muts
    Naaldu: naald
    Nagtemdu: nachthemd
    Neegliezjee: gemakkelijk ochtendgewaad            Fr négligé
    Niekam: nikam
    Nielong: nylon
    Nielongs: nylonkousen
    Noeërujaagurtju (u): strikdas, vlinderdasje
    Noöt: naad
    Noöjmasjien(u): naaimachine
    Noöjn: naaien
    Nunukleeërn: religieuze kleding van een non
    Oarmbant: armband
    Oeët: hoed     => Noeët (u): een hoed
    Oeëwu zieëju gie doö nu aangutjootult?:Hoe ben jij nu aangekleed?

    Oendurbroek: onderbroek
    Oendurgoeët: ondergoed
    Oendurlief: onderhemd
    Oeërujaagurtju: strikje
    Oendurlievutju: onderhemdje
    Oogsjhaduw: oogschaduw
    Ooörbelu: oorbel
    Ooörrieng: oorbellen
    Ooörrienk: oorbel
    Oovral: overall
    Oovurgoojur: overgooier, wijde mouwloze jurk zonder taille die over het hoofd wordt aangetrokken
    Orlogu: uurwerk
    Orloozjubantju: uurwerkbandje
    Paltoo: mantel, overjas                     Fr paletot
    Pardusuu: mantel                      Fr pardessus
    Pasturkleeërn : religieuze kleding van priester
    Peërul : parel
    Pelsun frak: pelsmantel
    Piekubestu  => up zu piekubestu guklit zien: piekfijn gekleed zijn
    Piewantn: wanten
    Pinwaar: ochtendjas meestal gedragen bij het opstaan en vóór het slapengaan       Fr  peignoir
    Pirmanaäntu: haargolf blijvend     Fr   permanent
    Plastrong: das                    Fr plastron
    Ponsjoo: poncho, van origine Zuid-Amerikaans kledingstuk, rechthoekige doek met in het midden een gat om het hoofd door te steken
    Poönu: fluweel
    Pulumutsu: puntmuts
    Reegnkaptju: regenkapje
    Reegnmantul: regenmantel
    Rieëmtju: riempje
    Rieëmu: riem
    Riekooördu: schoenveter
    Rieleëzun: rijlaarzen
    Rowkleeërn: rouwkleding
    Sandaaln: sandalen
    Sandaalu: sandaal
    Satien: satijn
    Savatn: pantoffels
    Senteuru: riem             Fr ceinture
    Sjakosju: handtas            Fr sacoche
    Sjarpu: sjerp                                  Fr écharpe
    Sjetu: sajette, wol
    Sjhabu: schort
    Sjhortu: schort
    Sjort: short
    Slepu: hemd     =>    in zu slepn roentloopn: rondlopen zonder broek, in zijn hemd
    Sletsn of Slufurs: pantoffels
    Sliep: onderbroek
    Slieptju: slipje
    Smookieng: smoking
    Snelzeikr: open vrouwenbroek
    Soetjeën: bustenhouder         Fr soutien
    Soetoönu: soutane, onderdeel priesterkleding
    Stofu: stof
    Streksju: strikje
    Striekiezur: strijkijzer
    Striekn: strijken
    Strieng: string, soort onderbroek of zwembroekje dat schaamstreek bedekt en verder bestaat uit een touwtje of smal stukje stof om het middel en door de bilspleet
    Taal a ju gat ang: al je geld uitgeven aan kledij
    Talongs: hoge hakken                       Fr talon
    Tanga : tanga, damesslip
    Tieritu: rits                   Fr tirette
    Toepet: haarstukje    Fr toupet
    Tooga : toga, kledij van de rechter
    Turnslufurs: turnpantoffels
    Tuulu: mazenweefsel (doorzichtig)
    U boöj brijn: een trui breien
    Upgutietumatoojt: opgemaakt/opgezet
    Uunieformu: uniform
    Uutloötn: uitlaten, vergroten of verlengen van kleding
    Uutrustiengu: uitrusting
    Uutstriekn: uitstrijken
    Veln mantul: bontjas
    Vestubeuzu: zak van de jas
    Viengurrienk: vingerring
    Vlindurdasju: vlinderdasje, hoerenjagertje
    Vrowukleeërn: vrouwenkleren
    Vuliengu: (op)vulsel
    Vurklindurn: verkleinen, inpakken
    Vursjhooön: verschonen, verversen (baby)
    Wienturkleeërn: winterkleren
    Wulu: wol
    Wuuvukleeërn: vrouwenkleren
    Zeulu: zool  (van u sjhoeë: van een schoen)
    Ziedu: zijde
    Zilvurn ketienk: zilveren ketting
    Zilvurn orloozju: zilveren uurwerk
    Zjartiln: jarretellen, onderdeel van het damesondergoed ter voorkoming van het afzakken van de kous
    Zjielee: vest                        Fr  gilet
    Zokn: sokken
    Zoksju: sokje
    Zoomurkleeërn: zomerkleren
    Zunuklaksju: zonnepetje
    Zuutwestur: zuidwester, hoofddeksel gedragen door zeevaarders


    Lipustiftu: lippenstift
    Makiejoözju: make-up                                Fr  maquillage
    Misaaänplie:
    Oogsjhaaduw: oogschaduw
    Pirmanaantu:

    11-03-2019, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst Nr 13: Geld Financies

    Aalmoeëzu: aalmoes
    Aksjus: acties, aandelen
    Al slaapundu rieku wordn: al slapend rijk worden, er niets moeten voor doen
    Andeeëln: aandelen
    Andeeëloedur: aandeelhouder
    Bankbieljet: bankbiljet
    Bankbrieftju: bankbriefje
    Bankgugeim: bankgeheim
    Bankkluuzu: bankkluis
    Bankkoörtu: bankkaart
    Bankleeëniengu: banklening
    Bankofsjhriftu: bankafschrift
    Bankreekniengu: bankrekening
    Bankroeët: bankroet
    Banktugoeët: banktegoed
    Batju: koopje
    Beeteewee: BTW belasting op de toegevoegde waarde
    Bendug: zuinig
    Beuzu: beurs (instelling en zak)
    Biebutaaliengu: bijbetaling
    Biedraagu: bijdrage
    Bielegn: bijleggen
    Biepasn: bijpassen
    Bievurdieën: bijverdienen
    Bievurdieënstu: bijverdienste
    Binbrieng: binnenbrengen (als bijdrage aan gezinskosten, bvb)
    Boekoediengu: boekhouding
    Boekoedn: boekhouden
    Borgsteliengu: borgstelling
    Brantkasu: brandkast
    Brieftju: briefje (van twintig euro bvb)
    Budervn: bederven
    Budriefsbulastiengu: bedrijfsbelasting
    Bukostugiengu: bekostiging
    Bukostugun: bekostigen
    Bulastboör: belastbaar
    Bulastieng: belastingen
    Bulastieng oentduukn: belastingen ontduiken
    Bulastiengaängiftu: belastingsaangifte
    Bulastiengefiengu: belastingsheffing
    Bulastiengoftrek: belastingsaftrek
    Bulastiengsjhievu: belastingsschijf
    Bulastingsiestiïm: belastingssysteem
    Bulastiengvrie: belastingsvrij
    Bulegiengu: belegging
    Bulegur: belegger
    Bulooniengu: beloning
    Bumiduln: bemiddelen
    Buslaglegiengu: beslaglegging
    Buspoöriengu: besparing
    Busteediengu: besteding
    Butaalboör: betaalbaar
    Butaaliengu: betaling
    Butaalkoörtu: betaalkaart
    Butaaln: betalen
    Buzitieng: bezittingen
    Buzoldiegiengu: bezoldiging
    Dadis giïn gelt: dat is goedkoop
    Dieëru: duur
    Dieëzn: duurder worden
    Dran toesteekn: geld verliezen op een door jou betaalde zaak
    Drienkgelt: drinkgeld
    Dur gelt uutsloön: winst maken
    Dur warmtjus iïn zitn: er warmpjes inzitten, veel geld hebben
    Erfunisu: erfenis
    Ervn: erven
    Fajiet(u): bankroet
    Fortuunu: fortuin
    Garaaänsju: waarborg
    Gasboeëtu: gasboete, opgelegd door de gemeente
    Gelt moe roln: geld moet rollen
    Gelt rieëkn: geld ruiken, voelen dat er iets te verdienen is
    Gelt uut utwieën zu zak klopn: iemand te veel doen betalen
    Gelt vurdieën lik sliek: op gemakkelijk manier veel geld verdienen
    Gelt vurdoeën: geld uitgeven
    Geltzak: rijke
    Gin rostu kluutu en: niets bezitten
    Gupast gelt: gepast geld
    Ienkulgelt: muntstukken, kleingeld
    Iepoteeku: hypotheek
    Infloösju: inflatieInt zwart werkn: in het zwart werken
    Ju gelt plaseern: je geld vastzetten op termijn
    Ju gelt vastu zetn: je geld vastzetten
    Ju ku gin kei vloön: je kunt niets ontnemen aan iemand die niets heeft
    Ju mag ut up ju buuk sjhrievn: je zult nooit betaald worden
    Kapietaal: kapitaal
    Kasu: kassa
    Kiendurgelt: kindergeld
    Kluturgelt: kleingeld
    Kluutu: tien centiem oud Belgisch geld
    Kluuzu: kluis in de bank
    Kortiengu: korting, afslagKoruupt zien: korrupt zijn
    Krebu bietn: armoe, hongerlijden
    Kroozn (va ju gelt): rente
    KrotEnKompanjieë: grote armoede
    KrotEnOörmoeë: grote armoede
    Krotu: armoede
    Lamurn: geld geven
    Leeëniengu: lening
    Leeflooön: leefloon
    Leevun van du dis: onderhouden worden door het OCMW
    Leevun van zu rentn: leven van de opbrengst van zijn geld
    Meeërweërdu: meerwaarde
    Met u fursjetu sjhrievn: te veel aanrekenen
    Ne gi naagul voe zu gat tu krabuln: hij bezit niets en hij heeft geen geld
    Nis me zu gat in du butur guvoln: hij is in een rijke familieterechtgekomen
    Nu biet u frang in tweeën: het is een gierigaard
    Nu zoet u frang in tweeën bietn: hij is erg gierig
    Nu zit op zu geld: hij is gierig
    Ofbieën: afbieden
    Obliegoösju: obligatie
    Oenkostn: onkosten
    Ofbutaaln: afbetalen
    Ofgusleegn: prijs is verminderd
    Ofkortn: een schuld afbetalen
    Ofslag: korting
    Oftrekn van ju bulastieng: aftrekken van je belastiengen (gedane onkosten, forfait)
    Oftrogln: aftroggelen
    Ofpriezn: afprijzen
    Ofslag: afslag
    Oörmoeë: armoede
    Oörmoeë troef: daar heerst armoede
    Oovursjhot: overschot
    Oovursjhrieviengu: overschrijving
    Otomoöt: geldautomaat
    Parkeerboeëtu: parkeerboete
    Parkeergelt: parkeergeld
    Poenku: spaargeld (verdoken)
    Portufuju: portefeuille
    Portumonee: geldbeugel        Fr portemonnaie
    Pronostiekn: een pronogstiek invullen
    Reeguulariezoösju: regularisatie
    Riekdom: rijkdom
    Rieku stienkur: rijke stinker/man
    Rinuweern: ruineren
    Rusuu: ontvangstbewijs        Fr  reçu     
    Rutu: blut
    Senteuru doeën: de riem toehalen om te besparen                    Fr ceinture
    Sentn: centen
    Sjhaavurgoeëdiengu: schadevergoeding
    Sjhatbuwoördur: schatbewaarder
    Sjhatkistu: schatkist
    Sjhatrieku: schatrijk
    Sjhuldn: schulden
    Sjhuldn maakn: schulden maken
    Sjhuldn ofbutaaln: schulden afbetalen
    Sjik: cheque
    Sjikboek: chequeboek
    Sliek van deërdu: geld   
    Smooörrieku: zeer rijk
    Speelsjhuldn: speelschulden
    Spoörboeksju: spaarboekje
    Spoörgelt: spaargeld
    Spoörkasu: spaarkas
    Spoörn: sparen
    Spoörn voe ju noedun dag: sparen voor de oude dag
    Spoörreekniengu: spaarrekening
    Sponsurn: sponsteren, steunen met geld
    Steeg: stijf
    Steeg van ofgoön: gierig zijn
    Steeënrieku: steenrijk, zeer rijk
    Stortiengu: storting
    Suukurtantu: suikertante, rijke tante zonder kinderen
    Teëru doeën: verteren, geld uitgeven
    Tgelt deur deurun en viïnsturs smietn: geld door deuren en vensters gooien
    Tgelt dur deuru jaagn: veel en snel geld uitgeven
    Tgelt groejt nie up mu rik: het geld groeit niet op mijn rug, ik ben spaarzaam want ik moet er hard voor werken
    Tis eeën me kluutn: één met kluiten, een rijke
    Toar zoet deur ju klaku groejn: je geld zou ervan op geraken
    Tu nieëtu goön van tgelt: waardevermindering van het geld
    Tvolt va nie oogu: het is niet duur
    Tzoet up ju patatn nie vurdieën: heel weinig verdienen
    U fluutu van u sent: een kleinigheid
    U kleeën peënsjoeëntju: een klein pensioen
    U kostlik batju: een dure aangelegenheid
    U lotju koopn: een lot kopen
    U neuroo: een euro
    U neezul en die geld sjhiet: over onuitputtelijke geldbron beschikken
    U nomaaliengu doeën: geld inzamelen
    U zak gelt en: rijk zijn
    Up du poef koopn: kopen op afbetaling
    Up gin frang/euroo kiekn: het komt niet op een frank/euro
    Up ju geld zitn: gierig zijn
    Up zwart zoöt zitn: op zwart zaad zitten, geen financiële mogelijkheden meer hebben
    Upbrieng: opbrengen
    Upbriengstu vaju gelt: opbrengst, rente
    Upslag: opslag
    Uutspoörn: uitsparen
    Vakaaänsugelt: vakantiegeld
    Van zu gelt klapn lik u boer van zu kleeënu patatjus: van zijn geld spreken zoals een boer van zijn kleine aardappelen
    Voe gin gelt van du weeërult: voor geen geld van de wereld, wat je ook mag bieden
    Voe tzeëfstu gelt: voor hetzelfde geld
    Vraagn kost giïn gelt: vragen kost geen geld, toch vragen als er weinig kans op slagen is
    Vraagpries: vraagprijs
    Vrie van taks: vrij van belastingen
    Vurdieën: verdienen
    Vurdieënstu: verdienste
    Vureurn: verhuren
    Voöksupvoeëdiengu: volksopvoeding
    Voe nietn: gratis, kosteloos
    Voer u napul en u nei: zeer goedkoop
    Vooördeeël: voordeel
    Vooördeeëlug: voordelig
    Vooörnsjhieëtn: voorschieten
    Vooörsjhot: voorschot
    Vurdoeën: uitgegeven => aal zu gelt vurdoëen aaän snoep
    Vurgoeëdiengu: vergoeding
    Vurkoopupbriengstu: verkoopopbrengst
    Vurkwistiengu: verkwisting
    Vurlieës: verlies
    Vurlieëzn: verliezen
    Vurigtiengu: verrichting (op bankrekening)
    Vuriekn: verrijken
    Vurspiliengu: verspilling
    Wediengu: wedding
    Wedn: wedden
    Witwasjhun: witwassen
    Woekurn: te veel geld vragen
    Woekurpries: veel te hoge prijs
    Woekurwiïnstu: woekerwinst, te veel verschil tussen waarde en gevraagde prijs
    Woörborgu: waarborg
    Zo rieku of datu zeeë diepu is: zo rijk als de zee diep is, zeer rijk
    Zo woörmu lik djop: zo arm als job, zeer arm
    Zoöjn no du zak: de tering naar de nering zetten
    Zu broek draän sjheurn: zijn broek eraan scheuren, verlies lijden
    Zu gelt dur deurujasn: snel veel geld uitgeven
    Zu gelt plaseerun: zijn geld vastzetten, investeren, plaatsen
    Zu gelt zit in u koesu: hij heeft geen vertrouwen in de banken
    Zu slepn draan sjheurn: verlies lijden bij een zaak
    Zwart geld: niet aangegeven geld
    Zwem int gelt: rijk zijn

     

    04-03-2019, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst Nr 12: Gemoedstoestand Gevoelens

    Aänjaagn: zich fel haasten
    Agturdogtug: achterdochtig
    Agturloop: veel moeite
    Alturoösju: ontroering
    Ambjaaänsu: stemming                        Fr ambiance
    Andagtug: aandachtig
    Ankurn: hevig verlangen
    Barmertug: barmhartig
    Bendig: nieuwgierig, hevig naar iets uitkijkend
    Beu lik koedu pap: iets zeer beu zijn
    Biebudoeëliengu: bijbedoeling
    Bleëtn: wenen
    Bliedu of blieë: blij
    Blietsjhap: blijdschap
    Bliekboör: blijkbaar
    Bloeëtstolunt: bloedstollend
    Braavu zien: braaf zijn
    Brimstug: geil, bronstig
    Budoeëliengu: bedoeling
    Budoeëln: bedoelen
    Budwieng: bedwingen
    Bugoeftu: behoefte
    Bukn: koppig zijn
    Bukomuriengu: bekommering
    Bukooöriengu: bekoring
    Bukrompn: bekrompen
    Bulachuluk: belachelijk
    Bulang: belang
    Bulangsteliengu: belangstelling
    Buleedugt: beledigd
    Buleeëriengu: belering
    Bulemuriengu: belemmering
    Buletsul: beletsel
    Bumoeëdurn: bemoederen
    Bunowt zien: bang zijn
    Buproeviengu: beproeving
    Burustiengu: berusting
    Busjhaamt zien: beschaamd zijn
    Busjhijdun: bescheiden
    Busjhowiengu: beschouwing
    Buwoöjt: scheel van de goesting (naar eten)
    Da werkt op mu zilmus: dat werkt op mijn zenuwen
    Dankboör: dankbaar
    Deegoe: afkeer          Fr dégoût
    Deeliekoöt: delikaat             Fr délicat
    Dinu doeën: er niet goed van zijn
    Dragtur kun sjhuufuln: erachter mogen fluiten, iets niet krijgen
    Droomweirult: droomwereld
    Drukdoeëndurieë: drukdoenderij
    Du kituls en: gevoelig voor kriebels
    Du krul kriegn: zeer hard op de zenuwen gewerkt
    Dul zien: kwaad zijn
    Dur geërn bie zien: er graag bij zijn
    Dur me ju klaku noö sloön: op goed geluk polsen of raden
    Dur nie goeët vaän zien: er niet goed van zijn
    Dur tertu van iïnzien: er het hart van in zijn
    Durbie kwieëln: erbij kwijlen
    Durvan braakn of spuugn: er genoeg van hebben
    Eeënzaam: eenzaam
    Eëk weërt em: iedereen doet zijn best
    Eëk zu goestu: ieder zijn wil, zijn goesting
    Eemulstuvroet: zeer kwaad
    Eeërlik zien: eerlijk zijn
    Enuvleis: kippenvel (rilling van ontroering, van ‘t verschieten)
    Ertulik: hartelijk
    Espres: opzettelijk                    Fr exprès
    Foeëln: voelen
    Froöj zien: braaf zijn
    Gamuuzeert: geamuseerd
    Gintriseert: geïnteresseerd
    Goestu: goesting     
    Goestu en: goesting hebben
    Groeën van zjaloezieë: groen van jaloezie
    Guboöriengu: doen alsof, iets gebaren, veinzen
    Guboejt: geboeid
    Gubrookn: gebroken
    Gukwetst: gekwetst
    Gulukug zien: gelukkig zijn
    Guneërn: amuseren
    Guwoöru wordn: gewaarworden
    I ju gat gubeetn zien: verbolgen zijn over iets
    In du duuk: stiekem
    In u vroedu koleeru sjhieëtn: koleriek reageren
    In zu broek doeën: bang zijn
    Intoesjast: enthousiast
    Jankn: huilen als een hond
    Jeun: genieten
    Ju juünstu toogn: tonen dat je iets wil doen
    Ju karu keeërn: van mening veranderen
    Ju kasu upfretn: zich vervelen, ongeduldig zijn
    Ju kazaku droöjn: van gedacht veranderen, overlopen
    Ju kluts kwiet zien: van niets meer weten
    Kaan al bunowt da: ik was al bang dat
    Kajietn: uitschreeuwen van de pijn
    Kalmtu: kalmte
    Kalmu: kalm
    Kanuguluk: geluk dat er voor jou nog wat overgebleven is
    Ken dur gunoeg van: ik heb er genoeg van
    Ken dur mu klaku vaan vul: ik heb er genoeg van
    Ken dur mu kot in: ik geniet ervan
    Kgo no mu kip: ik ga slapen
    Koeroözju: moed          Fr courage
    Kompasju: medelijden
    Kontent zien: tevreden zijn                     Fr content
    Kontentument: tevredenheid, voldoening           Fr contentement
    Koönfjeënsju: vertrouwen   Fr confiance
    Koönfort: comfort                    Fr confort
    Kopug: koppig
    Kriegn dur kieëkuvel van: ik krijg er kippenvel van
    Kriesjhn: wenen
    Ksien dul: ik ben kwaad
    Kurjeus: nieuwsgierig              Fr curieux
    Kurjeuzuneuzn en vraagsteërtn: nieuwsgierig zijn
    Kurjeuzuteit: nieuwsgierigheid
    Kutent: content, tevreden
    Kuumn: niets zeggen
    Kvoeëln muniegoeët: ik voel me niet goed
    Kwetsboör: kwetsbaar
    Kwieln: kwijlen
    Kwitzoendur of: ik ben benieuwd of
    Kwoöt zien: kwaad zijn
    Kzien kuük: ik ben pompaf
    Kzien murwu: ik ben murw geslagen
    Kzien tertu of: ik kan niet meer
    Kzient zo moewu lik aaängubrandu pap: ik ben het heel erg moe
    Lachun: lachen
    Lank gat (met u): tegen de goesting iets doen
    Leeg: lui
    Leegoört: luiaard
    Liebur: vrij                      Fr libre
    Lieburtijt: vrijheid              Fr liberté
    Lieën: lijden
    Lujugeit: luiheid
    Malsjaaänsu en: ongeluk hebben     Fr malchance
    Me ju pies in du wient stoön: verslagen, geen raad meer weten
    Meegoöndu: gewillig, sympathiek
    Meeleevn: meeleven
    Meënsjhuluk: menselijk
    Meefoeln: meevoelen
    Meevoln: meevallen
    Meewiln: meewillen
    Meezitn: meezitten
    Me tu poepurs zitn: bang zijn
    Met u kleeën ertju: met een klein hartje, beschroomd
    Met u lank gat: met tegenzin
    Mien bobienu is of: in ben doodop
    Moeë: moe
    Moeëduloos: moedeloos
    Moeëdurertu: moederhart
    Moeëdurlieëfdu: moederliefde
    Moentzieënt: we zien er tegenop
    Mu zoendur kloör upstoön: het zou niet goed zijn als we dat deden
    Nie va wantn weetn: nergens iets van afweten
    Nis dul, zisdul: hij is kwaad, zij is kwaad
    Nis/zis goeët vanertu wi: hij/zij heeft een goed hart, hoor
    Nooötgudwoeng: noodgedwongen
    Oedjan tgas: bereid je er maar op voor
    Nu jeunt em doö: hij voelt zich daar goed
    Oenaaängunaam: onaangenaam
    Oenduvroet zien: heel erg boos zijn
    Oeëngudult: ongeduld
    Oeënguduldug: ongeduldig
    Oeënguluk: ongeluk
    Oeëngulukug: ongelukkig
    Oeëngurust: ongerust
    Oeënpusjentug: ongeduldig           Fr impatient
    Oeënsjaänsu: ongeluk, tegenvallend
    Oeënvrieënduluk: onvriendelijk
    Oeënzeekru: onzeker
    Oeërusjaänsu: veel geluk
    Oentmoeëdugt: ontmoedigd
    Oentroeëriengu: ontroering
    Oentroeërt: ontroerd
    Ofvraagn: afvragen
    Ooörndul: geschift, getikt
    Oovurguvoeëlug: overgevoelig
    Op zu sjieku bietn: zich inhouden
    Peizn: peinzen, denken  => kpeizn: ik denk
    Pieëpn: schreeuwen
    Pienluk: pijnlijk
    Poepurs: schrik 
    Poeër: pit
    Preus: fier
    Preus lik veeërtug: zeer fier
    Pusjeënsju: geduld         Fr patience
    Pusjentug: geduldig             Fr patient
    Riliengu: rilling
    Roesputeern: misnoegen uiten         Fr rouspéter
    Rooj: last
    Rooöt van sjhamtu: rood van schaamte
    Roözunt van koleeru: razend van woede
    Ruksju: reukje
    Rutuln: misnoegdheid uiten
    Seënsoösju: sensatie
    Simpatiek: sympathiek
    Sjaänsu: geluk, meeval                Fr chance
    Sjhieë: bevlieging
    Sjhien: schijn
    Sjhietur: bangerik
    Sjhiln: schelen
    Sjhreimn: wenen
    Sjhruwuln: zeer luid schreeuwen
    Spietug: spijtig
    Stilu: stil
    Surjeus: ernstig                        Fr sérieux
    Tertu durvan iïn zien: er het hart van in zijn
    Tienkt mien da: me dunkt dat
    Tis mo daj twit: als je het maar weet
    Tis mu juustu gliek: het is mij om het even
    Tis voe bie tu bleëtn: je zou erdoor wenen
    Tka mu nie sjhiln: het kan me niet schelen
    Toed an du rebn: het is straffe kost
    Trow zien: trouw zijn
    Tsloeg (d)a mu nertu: ik verschoot mu rot
    Tspek a ju klooötn en: het zitten hebben, het slachtoffer zijn
    Twerkt up mu zilmus: het werkt op mijn zenuwen
    U noent zoet rieëkn: het was te verwachten
    U sjheetu lachn: plezier hebben
    U vroedu koleeru: erg kwaad zijn
    Ulpuloos: hulpeloos
    Up ju kinu meugun klopn: op je kin mogen kloppen, niet krijgen wat je verwacht
    Up ju peërt zitn: kwaad zijn
    Up ju weeroedn zien: afwachten en voorzichtig zijn
    Upgulugt: opgelucht
    Upguwekt: opgewekt
    Upjaagn: opjagen, aanzetten tot grotere haast
    Upoedn: ophouden
    Upregt zien: oprecht zijn
    Utwa doeën met u lank gat: iets doen tegen zijn goesting
    Utwa geeëstug vieng: iets leuk vinden
    Utwa meeën: iets ernstig menen
    Utwieën geërn zieën: van iemand houden
    Utwoö dinu van zien: ergens niet goed van zijn, ontgoocheld zijn
    Uutbundug: uitbundig
    Uutguloötn: uitgelaten
    Uutoedn: uithouden
    Uutpluuzn: uitpluizen
    Uutgupluust: uitgeplozen
    Van u noözu gupoept zien: haast hebben, haastig zijn
    Veelu pusjeënsen: veel geduld hebben         Fr patience
    Vijandug: vijandig
    Voeëlboör: voelbaar
    Voeëliengu: voeling
    Vooörguvoeël: voorgevoel
    Vooörkeuru: voorkeur
    Vooörlieëfdu: voorliefde
    Vooörooördeeël: vooroordeel
    Vooörproevutju: voorproefje
    Vooörsmaksju: voorsmaakje
    Vorspelboör: voorspelbaar
    Vorspeliengu: voorspelling
    Vraagteeëkn: vraagteken
    Vreeësuluk: vreselijk
    Vriedom: vrijheid
    Vrieënduluk: vriendelijk
    Vriegeevug: vrijgevig
    Vriejijt: vrijheid
    Vriejuut: vrijuit
    Vriewilug: vrijwillig
    Vroegiengu: wroeging
    Vroet: kwaad
    Vrowunertu: vrouwenhart
    Vuldoön: voldaan
    Vurboöziengu: verbazing
    Vurdrieët en: verdrietig zijn
    Vurdwoöst: verdwaasd
    Vurlang: verlangen
    Vurlijdiengu: verleiding
    Vuroendursteliengu: veronderstelling
    Vurasiengu: verrassing
    Vurneedriengu: vernedering
    Vurneedurt: vernederd
    Vursjhieëtagtug: die gemakkelijk schrikt of verschiet
    Vursjhrikt zien: verschrikt, zeer bang
    Vursmagtn: verstikken
    Vurstievn: verstijven (van angst bv)
    Vurvuliengu: vervulling (wens)
    Vurwerkiengu: verwerking (van een tegenslag)
    Vurwoendriengu: verwondering
    Vurwoendurn: verwonderen
    Vurwoendurt: verwonderd
    Wa sjhiltur: Wat scheelt er
    Walgiengu: walging
    Wanoopug: wanhopig
    Weënsjhn: wensen
    Wijgur zien oovr utwa: zorg dragen over iets
    Wit van koleeru: wit van woede
    Zis nie zindlik: ze kijkt niet nauw, ze is niet kieskeurig
    Zjaloeës zien: jaloers zijn
    Zjaloezieë: jaloezie
    Zoendu: zonde
    Zu booöntjus tu weeëku legn: azen op iets
    Zu gat sjhuufult: hij is zenuwachtig, op zijn ongemak
    Zu jeun undur doö: ze voelen zich daar goed
    Zu jeunt eur doö: ze voelt zich daar goed
    Zu lipu loötn ang: ongelukkig, verdrietig zijn
    Zu toopu sloön: bang zijn
    Zu zit met du poepurs/sjhieturs: ze is bang

    25-02-2019, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 01/03-07/03 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 21/12-27/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!