In het oude Babylon versierde men bomen met voorwerpen die zon, maan en sterren symboliseerden. In 354 vierden de christelijke Romeinen voor het eerst kerstmis, en wel op de feestdag van de zonnegod Apollo. Noordelijk van de Alpen vierde men vanaf 21 december het Germaanse Joel-feest. De kwade geesten werden verjaagd met geschreeuw en vuur. De Kelten hingen o.a dode vogels in hun offerbomen. In Nederland hing men vroeger sparrenboompjes hoog in de mast van een uitvarend schip, om daarmee aan de hoop uitdrukking te geven dat men met kerst weer thuis hoopte te zijn. In de 5 e eeuw dook de spar op als Boom des Levens in mysteriespelen in Duitse kerken. Hij was behangen met appels en ouwel of koekjes. Sinds de Middeleeuwen werd midwinter gevierd met het binnenhalen van takken die men daar tot bloeien bracht ( barbaratakken). Zij zorgden voor bescherming tegen het kwaad en stimuleerden vruchtbaarheid.
|