Nostalgische verhalen Over de oorlog, kindertijd, jeugd, verliefdheid, legerdienst en later leven.
29-04-2007
't 'Vliegmachien'
herfst
- 1950 -
Van de schoolbanken geplukt worden om te gaan werken is geen pretje.
Plots moet je groot zijn en mag je niet meer spelen met de kinderen
op straat of je wordt uitgelachen.
Alleen al er over spreken of laten blijken dat je nog graag speelt - je bent tenslotte amper 14 jaar - is bijna een doodzonde.
In tegenstelling tot mijn broer heb ik nogal een levendige fantasie en wordt daarom vaak bestempeld als een dromer.
Het favoriete scheldwoord van mijn vader aan mijn adres is dan steeds: kinneke, wat klein kind betekent, in ons dialect.
Hij kan maar niet verstaan dat ik nog niet uitsluitend met mijn
gedachten bij het werk ben en vaak nog eens droom van de goede tijd op
school, toen we nog met de kameraden gingen ravotten in het bos en op
donderdagnamiddag ten strijde trokken tegen de bende van de Beek.
Het was toen allemaal vrij onschuldig want die strijd was meestal een
gevecht met houten zwaarden - stokken eigenlijk - waarmee we
probeerden mekaar van een denkbeeldig paard te sabelen.
Een andere keer waren wij de cowboys en zij de indianen en sneden we
uit een of andere stok of plankje een revolver of in het beste geval
een geweer. Achteraan bevestigden we een wasspeld en spanden
elastiekjes van confituurpotten over de loop zodat we echt konden
'schieten'.
Op school werden deze krijgshaftige ontmoetingen besproken en
voorbereid. We fantaseerden er op los en gingen zelfs zo ver dat we
mekaar probeerden te overbluffen met ingebeelde superwapens die we de
volgende keer zouden meebrengen.
Zo ook was er gedurende weken sprake geweest van een zelfgemaakt
vliegmachien waarmee we de vijandelijke troepen, met dikke aarden kluiten, zouden komen
bombarderen vanuit de lucht! Nooit echter was
dat idee tot uitvoering gebracht bij gebrek aan geschikt materiaal en
het vakmanschap om het te realiseren.
Het project is al lang vergeten als het op zekere dag opnieuw in mijn gedachten opkomt.
Kort na de oorlog hebben onze ouders met hun eigen zaak al wat geld
verdiend en het huisje dat we van René van Fritz huurden, gekocht.
Mijn vader die nogal handig is wil de lelijke houten balken van het
plafond nu eindelijk eens bedekken met dunne kartonplaten - Unalit -
zodanig dat het geheel er glad en wat chiquer zal uitzien.
Blijkbaar heeft hij zich een beetje misrekend en er is nog wat overschot aan panlatten en platen.
Bij het zien van dit lichte materiaal schiet mijn fantasie weer in
gang en besluit ik toch onze vroegere jongensdroom te verwezenlijken.
Ik heb nu toch al bijna een jaar ervaring als stielman en kan al vrij
aardig omspringen met hamer, zaag, trektang en ijzerdraad.
Boven op zolder vind ik nog het onderstel van een oude kinderkoets dat als basis voor mijn vliegtuig kan dienen.
Vele zondagen verdwijn ik achter ons huis, in de ruimte naast het kiekenkot, waar ik werk aan mijn uitvinding.
Vliegen kan toch niet zo moeilijk zijn, bedenk ik en overloop de mogelijkheden;
Een motor is veel te zwaar en eigenlijk niet eens nodig ... want je
moet maar naar de vogels kijken, die enkel met hun vleugels hoeven te
klappen om zonder veel moeite in de lucht te blijven.
Mijn vliegmachien zal dus zo licht mogelijk zijn en bestaan uit het
onderstel van de kinderkoets en daaraan vastgemaakt met dikke
scharnieren; de vleugels van Unalit.
Een dikke waskoord wordt in het midden van elke vleugel vastgemaakt en
ik hoef maar te trekken en weer los te laten opdat de klappende
vleugels me in de lucht zullen doen stijgen. Simpel eigenlijk!
Een eerste proef is niet erg succesvol want al trek ik aan de koorden
met volle kracht; het toestel komt geen centimeter van de grond ...
Mil, mijn dertien maanden jongere broer lacht zich bijna en kriek als hij me bezig ziet.
Toch geef ik de moed niet op. Ik ben er heilig van overtuigd dat het
wel zal lukken als ik van een helling naar beneden kan rijden en genoeg
snelheid ontwikkel.
Het idee komt niet zomaar want ik herinner mij dat we kort na de oorlog
een parachute maakten van een Engelse vlag die we van de soldaten
gekregen hadden.
Aan de vier hoeken van dit zeildoek knoopten we touwen die we aan onze broeksriem vastmaakten.
Dan sprongen we er mee van de hoge zavelput naar beneden en kwamen in
een dikke hoop met zavel terecht. Onze val werd enigszins gebroken door
de luchtdruk onder de vlag, het gaf de indruk dat we even zweefden.
Dit moet ook met mijn vliegtuig lukken en ik maak dadelijk plannen om een duikvlucht uit te proberen.
Mil zal me helpen om het vliegtuigje een ferme duw te geven: de
zavelputrand af, terwijl ik met de vleugels zal klappen ... en vliegen
als een vogel! Het kan niet mislukken.
Wanneer ik echter de eerstvolgende donderdagavond van mijn werk kom zie
ik mijn vliegmachine, met één afgebroken vleugel en kromgetrokken
wielen, achter in het kiekenkot staan.
Instinctief weet ik dat Mil er voor iets tussen zit en vlieg op hem af.
Hij heeft dit echter zien aankomen en loopt snel weg terwijl hij
roept: De Gène en ik hebben deze namiddag je vlieger eens op straat
uitgetest en die vleugel viel er zó af!
Die dag was ik diep en zwaar ontgoocheld en veel te moe om nog verder achter hem aan te lopen.
Pas later besefte ik dat mijn broer, door zijn roekeloosheid en vernielzucht, misschien onvrijwillig mijn leven heeft gered.
Reacties op bericht (1)
28-04-2007
Hallo Fikske
Ik ben nog wat komen bijtanken.. Toch een vraagje. Zijt ge dan in het leger geen piloot geworden? In elk geval, het was terug prettig lezen, weer een goed verhaal. Ik kijk al uit naar het volgende .