Ziezo, wij zijn alvast vertrekkensklaar. Onze boterhammetjes zijn gemaakt. Nu nog wachten op Michel en Johan. Kristine, Johans vrouw, heeft vanmorgen al het haar van Michel in fietsmodus geknipt. Ik denk niet dat ze er veel werk aan heeft gehad.
We plannen om langs Brussel-Luxemburg-Metz-Nancy-Dijon te rijden, péagevrij en een goedkope tankbeurt in Luxemburg. Besparen als we kunnen, we zijn naoorlogse kinderen.
De rit verloopt voorspoedig, het tanken in Luxemburg (Capellen) is eerder een mager beestje, we krijgen maar voor 13 euro en twee cent aan diesel in de tank gepropt. Maar het is ook een uitgelezen moment voor een plaspauze (wij allemaal in het gebouw, Michel er achter in de struiken, daar is het gratis en vol verse lucht) en een boterhammetje. Ons lunchpakket gaat er aan.
We horen op de radio over het fileleed in en om Brussel en prijzen ons gelukkig dat we door het Franse platteland rijden, van files is er hier geen sprake. Aan dat platteland komt duidelijk een einde als we de autosnelweg verlaten in Tournus en richting Cluny rijden. Het begint hier te heuvelen, de mannen houden hun adem in. Het traject voor morgen is verlengd van 80 naar 90 kilometer. Johan vraagt zich luidop af of hij niet beter met mijn fiets zou rijden. Niet versagen, hè mannen, ze zijn nog niet vertrokken en ze kunnen al niet meer.
Cluny is een mooi stadje, alles draait hier rond de abdij, die nog hoog en breed rechtop staat. Rustige straatjes, restaurantjes, groen, een handvol toeristen. Dat moet in de zomer heel anders zijn, denk ik en ik prijs me gelukkig.
Onze b&b ligt pal in het centrum, tegen le palais de l'abbaye, een groot herenhuis met daarin onze communicerende kamers. De gastvrouw is weg van zwart-wit contrasten. De kamers zijn volledig in die twee tinten. Het oogt wat luguber, onze zwarte, blinkende muren, het doet aan Las Vegas denken, veel blinkblink. De mannen mogen in een stapelbed, zwarte lakens en een magische lichtkubus met afstandsbediening, kleurtje van het licht kunnen ze kiezen. Het wordt fluoroze, waarop we vlug de luiken sluiten want het ziet er niet uit.
We eten Italiaans, drinken een glas wijn. Johan is vast van plan niet verloren te rijden, hij bijt zich vast in de route van de volgende dag, noteert alle te passeren dorpjes.
De nacht valt vlug en koud, we kruipen onder de wol. Ik hoor Geert al gauw knorren. Voor Michel begint een lange nacht.
|