We ontbijten in de canapé van la Ré Belle in Céret. Het is eens wat anders dan altijd aan die keukentafel. En dan volgt wikken en wegen om de kar en de 2 fietsen uit de garage te krijgen. Het probleem is niet dat de garage te klein is, maar de rommelhoop is wel te groot. Maar het lukt, de gastvrouw, sterk als ze is, hobbelt mét fiets en later mét kar de garage door. Ze wijst ons nog vriendelijk de weg en 'au revoir'.
We moeten eerst even richting zee en dan slaan we rechtsaf, Spanje tegemoet. De Frans-Spaanse grens ligt net op het topje van de col de Manrella. We weten dat het klimmen zal worden. De man aan wie we de weg vroegen wapperde van olala met zijn hand toen hij ons doel hoorde en wenste ons veel courage. We zijn dus gewaarschuwd. Het wordt afzien. Zweten. Hijgen. Stoppen. En terug hetzelfde liedje. We komen aan in Las Illas en denken dat het zwaarste leed geleden is. Dat had je maar gedacht : het wordt nu nog veel steiler, verboden voor campingcars en grote vrachten en het verandert zowaar in een onverharde weg. 'Un piste' zeggen ze in het frans. Ik moet er af, heb al mijn kruit verschoten, zit op mijn kleinste versnelling met de krachtigste assistentie, de adem trekt het niet meer. Geert neemt over op mijn fiets en ik stap met zijn lichte koersfiets verder. Gelukkig is het einde in zicht (nou ja, achter een paar bochten), de steile klim gaat over in een gemeen vals plat, nog steeds piste, die Fransen toch. Nog even verder.... en dan is er Spanje ! Wat een mooi geasfalteerde baan en dat in the middle of nowhere. Mooi, prachtig is het hier, maar veel heb ik er nu niet van kunnen genieten. Hijgen ging voor op kijken.
Maar nu wordt het feest : bergaf en nog meer bergaf en nog meer. Hebben we de eerste twintig kilometer in drie uur afgehikt, nu doen we de helft in een groot kwartier. Geen verkeer, enkel een bedreven mountainbiker die ons achter zich laat. Hoe meer we dalen hoe warmer het wordt, dit is duidelijk de zuidkant van de Pyreneeën. Veel grijsgroene olijfbomen, kurkeiken met hun zwarte stammen, frisgroene weiden zullen later volgen, maar zijn hier in de minderheid. En weerom papavers. En lavendel. Ezels. Geen koeien. Geen wijngaarden.
Er volgt nog een klim (venijnig) om in Pont de Mollins te geraken, maar de weg is stukken beter dan in Frankrijk. Catalonië is rijk. De flanken hier zijn bezaaid met afgeknakte bomen. Geen enkele boom heeft nog een kruin en zelfs zonder kruin staan er nog maar enkele recht. De andere liggen kriskras door elkaar, geknakt als vlamhoutjes. Wat is er hier gebeurd ? We gokken op een storm. Of een brand. Het is een treurig, desolaat gezicht. Net voor Pont de Mollins treffen we drie oude rakkers met fiets, ze verpozen even. Misschien hebben ze al een aperitief op, want ze slaan ons enthousiast op de schouders en willen alles weten. Waar komen we vandaan en wat komen we hier doen en waar staat onze auto en waarom moet madame alle bagage meetorsen ? Ze kennen de streek goed, komen van net over de franse grens (maar zijn alleluiah niet over de Col de Manrella gekomen, die kennen ze te goed) en de ene is getrouwd met een Belgische en verlekkerd op Vlaamse stoofkarbonaden. De oudste krijger (ik denk dat hij rond de tachtig moet zijn) rijdt ook gemotoriseerd en is zeer in zijn schik met zijn fiets. Hij raadt ons aan om ook eens langs de rivier te gaan wandelen, want daar zitten veel vogeltjes. Geel zoals zijn maillot jaune en hij begint zowaar met zijn vleugels te fladderen. Die vogeltjes laten we aan ons voorbijgaan, de lucht betrekt, er zit regen in de dikke zwarte wolken. Op naar Figueres !
We logeren in een hotel als een lunapark. Hotel Plaza Inn op een steenworp van 'el teatro de Dali', waar we later op de avond een kijkje gaan nemen. Niet te geloven wat die man in zijn kop zitten had als hij dat gebouw ontworpen heeft. En niet te geloven dat er ook maar iemand was die dat heeft willen bouwen. Ik stel voor dat U een foto opzoekt, ik kan het beschrijven maar het zal bij u niet oproepen wat het werkelijk is.
We eten in een eetcafé/tapasbar waar blijkbaar veel locals komen, dat vinden wij een goed teken. Af en toe klinkt er een bel en dan komt men rond met tapas. Ze zijn lekker, we graaien er gretig naar, want we hebben honger. Later staan ze wel op de rekening, naïef als we waren dachten we dat het een rondje van het huis was (drie in totaal). Maar geen nood, het heeft ons gesmaakt, en we weten nu ook dat een pincho een sateetje is. En patatas bravas frieten. Postres : dessert. Jaja, we spreken al culinair Spaans, me gusta la comida español.
Morgen trekken we naar Girona, daar waar we in lang vervlogen tijden op vlogen als we Barcelona wilden bezoeken. Dat vliegen, we zullen dat vanaf nu maar zo laten.
|