Voorziene vertrektijd was half tien. Het zal niet aan Michel gelegen hebben dat we het niet halen, hij is mooi op tijd. Maar het fietsenrek zorgt voor enig gesakker omdat : 1. het rek te klein is 2. mijn fiets te groot is 3. twee vrouwtjes het rek geleend hebben en er wat aan gesleuteld hebben. Voor Geert is het duidelijk dat het optie 3 is, vandaar de opwelling van sakkerdesakkerdesakker. Hij vergeet daarbij dat híj het was die het fietsenrek zo in mekaar gezet had dat er wonderlijke dingen gebeurden als we mét fietsenrek naar links wilden afdraaien en het rek zijn pinkers rechts deed oplichten, terwijl de auto flink naar links pinkte. En het was Margo die het rek terug juist in mekaar zette. Weinig reden om te klagen dus.
Er zijn marters in onze wijk, ze bijten de kabels van de auto's kapot. De auto van Michel blijft op onze oprit, maar wat te doen met mogelijke marters ? We leggen een fuchsiaroze geurkaars onder de motorkap. De geur moet elke marter op andere gedachten brengen. Geen enkel martervrouwtje ruikt naar fuchsiaroze kaarsen, dus, mannetjesmarter, terug op pad, vrouwtje is de hort op. Zeker zit ze niet onder deze motorkap.
Het verkeer vlot goed, de Brusselse ring wordt goed genomen, we rijden door de Condroz, door de Ardennen, de eerste stop is Luxemburg. Dat kleurt wel Covidrood op het hele grondgebied, en de parking staat propvol, maar we rekenen op de virusvrije buitenlucht en eten een pistoletje of vijf onder een leuk afdakje, in gezelschap van een tiental wespen, die door de ene al vriendelijker bejegend worden dan door de andere.
Het is een miezerige dag, er valt motregen, er valt een kletterende bui, af en toe komt de zon eens piepen. Liever vandaag dan morgen of overmorgen, lispelen we tegen elkaar.
Dessenheim ligt in de Rijnvallei, vlak, vlakker, vlakst en is een vredig dorpje dat welhaast verlaten lijkt, want er loopt geen kat op straat. De kerk is groot, veel te groot, veel te tochtig en te koud, veel te hoog, de kerkfabriek zit met de handen in het haar wat ze met de kerk gaan aanvangen. Niet zo de ooievaars, zij houden wel van de grote hoogte van de dakgoot.
Het logement, tja, dat valt wat tegen. Michel probeert er nog het authentieke van in te zien, een echt vakwerkhuis, maar ziet hij dan al die gaten en gierende kieren niet ?
Dat laatste is maar een grapje. We logeren in een appartementje bij Raphaël, die zijn moeder heeft ingespannen om ons te ontvangen en rond te leiden. Pas de soucis, alweer, fietsen mogen op de auto blijven, il n'ya pas de voleurs. Goed voor ons, het gesakker van vanmorgen indachtig. We doen nog een avondwandelingetje door het dorpje, mens en dier hebben zich teruggetrokken voor een portie qualitytime op TV, we hebben tijd zat om rond te neuzen en de oude vakwerkhuizen te bewonderen, de vele kleuren waarin de andere huizen zijn geschilderd en we besluiten : het is goed wonen in Dessenheim, maar niet voor ons. Wij hebben genoeg aan één nacht.
|