Granada, het heeft ons gemengde gevoelens gegeven. Het is ongetwijfeld een mooie stad, met het beroemde Alhambra als trekpleister, maar we vonden er onze draai niet direct. Nu we moeten vertrekken beginnen we de stad iets beter te kennen en lopen we niet meer hopeloos verloren zoals we de eerste dag wel deden. Ik trek met mijn fiets naar het station, want op de RENFE site hebben we gezien dat de trein die we willen nemen naar Guadix om 15u ‘completo’ is, tenzij we met rolstoel reizen. Dat wil ik ter plaatse checken. Eerder al waren er plots treinritten via Valencia verdwenen en was dat plots geen optie meer. Nu plannen we te treinen via Madrid en Zaragoza. Zo houdt RENFE ons meer in de ban dan we zouden willen. Inderdaad, de man aan het loket bevestigt dat we niet om 15 u naar Guadix kunnen. Wel om 22u met aankomst om 23u15. Ik hap toe, laat de kaartjes drukken. ‘En kan ik dan ineens de treinrit naar Linares van morgen ook kopen?’ Ja, dat kan. Met fiets ? Ja, dat kan. Ik ben gelukkig als een kind met een ballon, de eerste stappen zijn gezet. Van José Luis, onze gastheer, mogen we in het appartement blijven zolang als nodig vandaag, dus we kunnen ontspannen gaan eten in één van de talrijke restaurants in onze wijk. Het wordt La Estrella (we denken weerom aan onze Antwerpse zangeres met de zware bariton). De kelner is aardig. Zijn arm is volledig getatoeëerd, het is mooi gedaan. Ongelooflijk hoeveel Spanjaarden (zowel dames als heren) hier tatoo’s hebben. En hoeveel er roken. Jong en oud en peukjes over de schouder op de grond. We drinken een glaasje wijn op de goede afloop. Daar worden we vrolijk van, al voelt Geert de tonijn die hij at rondspartelen in zijn maag. Het varken in mijn maag zwijgt en slaapt. We plannen nog een middagdutje in ons appartement als plots de sleutel uit Geert zijn handen valt. De sleutel uit één stuk is plots een sleutel uit 2 stukken. Appartement toe en wij buiten. José Luis kunnen we niet bereiken tenzij via sms (airbnb). Dat doe ik terstond in mijn beste Spaans en ondertussen probeer ik ook de reddingsboei van airbnb te bellen om me toch aub het telefoonnummer van onze gastheer te geven. Het lukt niet. Geert vindt dat we superglue moeten gaan kopen en die sleutel aan elkaar kleven. Ik opper dat het dan helemaal om zeep is, het stukje dat afbrak gaat in het sleutelgat blijven steken en dan lukt er niets meer. Hij luistert niet, de superlijm moet komen. Als hij de trap naar beneden neemt valt hij pardoes op zijn buik, been gebroken. Nee, dat laatste is niet waar. Hij valt niet, hij komt de benedenbuur tegen en zegt in zijn wanhoop iets over de sleutel. Aha, zegt de buur en hij gaat rommelen in schuiven en trommels. De man heeft een reservesleutel en blijkt de broer van José Luis te zijn. Samen met zijn vader woont hij op het gelijkvloers. Ik meen dat Geert hem gaat beginnen knuffelen, hij kan zich nog net inhouden. De dikke man krabt eens aan zijn blote buik en grijnst. Goede daad van die kerel en wij opgelucht. In Guadix logeren we in een tweesterrenhotel, dat in mijn ogen wel drie sterren waard is. De kamers zijn heel mooi en licht en proper en de badkamer is gigantisch. De hotelbaas spreekt goed Engels en vertelt dat hij in Brussel gestudeerd heeft. Het legt een zekere connectie, we zullen die nog nodig hebben, maar dat weten we nu nog niet. Geert heeft nog altijd last van de zwemmende tonijn en beweert dat hij koorts heeft. Kriebel in de keel ook en stop in de neus. We meten de koorts, 38 graden. Dafalgan en bed in, morgen zien we weer. De trein in Guadix vertrekt om 9u15, we moeten een eindje met de fiets naar het station en eerst nog ontbijten en inpakken. Iemand bromt dat hij heel de nacht heeft rondgelopen. Voelt zich helemaal niet lekker. Maar we staan er voor en we moeten er door! De korte trein naar Linares komt aan en we zoeken de wagon voor de fietsen. Er is er geen ! Geen erg, die trein die we vroeger namen naar Tarragona had dat ook niet en we hebben toen die fietsen gewoon tussen het volk gezet. De conducteur is daar, die zal ons helpen. De man schudt kordaat van nee. Geen fietsen op de trein. Neen is neen. We tonen hem onze biljetten, ook het biljet waar duidelijk ‘bicicletas’ op staat, hij plooit niet. Hij stapt in, de trein vertrekt en wij zitten vast. Geen enkele andere trein die ons kan depanneren. Vandaag niet, morgen niet, volgend jaar ook niet. Om 18u hebben we onze verrvolgtrein vanuit Linares naar Madrid. De kaartjes zijn gekocht. Maar Linares ligt op 135 km van waar we nu zitten. Dat kunnen we niet halen met de fiets en Geert is trouwens ziek, het zou onverstandig zijn om nu te fietsen. Ik zie maar één man die ons kan helpen : de hotelbaas ! De bediende aan de balie is niet happig om de baas te gaan roepen als ik naar de ‘jefe’ vraag, maar de jefe zelf heeft ons gehoord en komt eraan. We leggen hem uit wat er is gebeurd. Hij denkt na en belt rond. Voorlopig vangt hij bot. Hij kan ons niet helpen, zegt hij. En dan, plots, een ingeving ! ‘Ik heb een vriend die op de markt staat en die een grote camionette heeft, ik bel hem’. Babbelbabbelbabbel, wachten, terug babbelbabbelbabbel, wachten. ‘Oké’, zegt hij,’ het lukt, maar hij is nu aan het werk, staat op de markt met kleren, om 15u30 komt hij naar hier’. Het kost ons een pak geld, maar we zijn wel gered. De man houdt woord. We communiceren zo goed en zo kwaad het kan in het Spaans en bovendien, hij heeft zijn zoontje meegebracht en die jongen kent wat Engels. Het blijkt een tof kereltje te zijn en we proberen mekaar te begrijpen in ons beste Engels. Hij vertelt hoe hij heet en hoe zijn broer en zus heten, en dat hij voetbalt maar niet als de besten, zijn zus daarentegen is een goede voetballer en zijn broer is een muzikant. Ik vraag of hij Thibault Courtois kent, keeper in Barcelona. Oehoe, het moet Madrid zijn. En of hij fan is van Rafaël Nadal. Ja, grote fan. Ik probeer hem uit te leggen dat Nadals voeten kapot zijn, maar rotte voeten vind ik niet in mijn beperkte woordenschat en ik krijg er de slappe lach van. Hij probeert zo zijn best te doen om me te begrijpen, kruipt met zijn ogen bijna tot in mijn mond en ik bak er niks van. Geen erg, ik zal hem wat Nederlands leren : hoe gaat het met jou ? ‘Oe gaa et met joo?’ zegt hij braaf na. En ‘een, twee, drie’ , uno, dos , tres. Ik denk dat hij het geen twee seconden onthoudt. De trein naar Madrid, we mogen er op. Het brengt ons weer een stukje dichter naar Frankrijk. Ik heb geboekt in een hotel, niet ver van het station Chamartin. Het blijkt in de zakenwereld van Madrid te zijn. Het maakt ons niets uit, onze fietsen mogen binnen staan, en wij mogen naar de 10de verdieping in een gigantisch breed bed (ik denk dat het breder dan lang is), nog een vlug bad en bed in. En, o ja, ondanks zijn ziek zijn, is Geert tijdens de lange wachttijd in Guadix naar de kapper geweest. Zijn haar is geknipt door Penelope Cruz, beweert hij. Koortsdromen volgens mij. Ze heeft vooraan een lange bles gelaten, het maakt hem hip, maar ’s avonds knipt hij die bles er meteen weer af met ons nagelschaartje. ‘Penelopke moet beter haar best doen’ bromt hij snipverkouden, moe en koortsig.
|