Moge Allah ‘azza wa djal onze kennis doen vermeerderen, Ameen. Moge Allah ons leiden naar de waarheid en ons weerhouden van het slechte, Ameen. Moge Allah ons sieren met de schoonheid van Imaan & Taqwa, Ameen.
Liefde voor Mohammed, Rasoeloellah (het dertiende jaar van het profeetschap)
Op een donker nacht vertrokken Aboe Bakr en Rasoeloellah (De boodschapper van Allah) uit Mekka om naar Medina te gaan. Ze wilden zich bij de andere moslims in Mekka voegen. Ze liepen de hele nacht lang. Tegen de ochtend kwamen ze aan bij een grot, die Thaur heette. Ze waren bang dat de ongelovigen zouden proberen om hen te vinden, daarom besloten ze zich in de grot te verbergen, tot de ongelovigen hun zoektocht zouden opgeven. "Laat ons de grot binnengaan", zei Rasoeloellah.
Aboe Bakr antwoordde:"O, Rasoeloellah, wacht buiten en laat mij naar binnen gaan om te controleren of er giftige insecten of gevaarlijke slangen in zitten." Toen ging Aboe Bakr naar binnen. De grot was precies groot genoeg om twee mannen te verbergen. Hij merkte, dat er veel gaten in de rots zaten. Hij was bang dat 's nachts giftige slangen en insecten uit de gaten zouden komen. Hij scheurde zijn bovenjas aan stukken en gebruikte de stof om de gaten in de grot dicht te stoppen. Nadat de grot klaar was vroeg hij Rasoeloellah binnen te komen. Toen Rasoeloellah hem zo zag vroeg hij:" Wat is er met je kleding gebeurt?!" Aboe Bakr vertelde hem dat hij het had gebruikt om de gaten in de grot dicht te maken zodat er geen insecten of slangen uit konden komen om Rasoeloellah kwaad te doen. Rasoeloellah moest ontzettend lachen hij hield veel van zijn vriend Aboe Bakr.
Ze hadden de hele nacht gereisd en Rasoeloellah ging slapen. In de grot zag Aboe Bakr dat er nog een gat over was. Rasoeloellah was in slaap gevallen met zijn hoofd op Aboe Bakrs been. Aboe Bakr wilde hem niet storen, daarom strekte hij zijn andere been en maakte het gat met zijn voet dicht.
Er zat in dat gat toevallig een slang. De slang beet in Aboe Bakrs voet. Hij voelde een hevige pijn, maar haalde zijn voet niet uit het gat. Tranen kwamen in Aboe Bakrs ogen en vielen op het gezicht van Rasoeloellah. Rasoeloellah werd wakker en zag dat Aboe Bakr vreselijke pijn had. "Wat is er met je gebeurd, mijn vriend?" Vroeg Rasoeloellah. Aboe Bakr vertelde hem het verhaal. Rasoeloellah deed wat spuug op de wond. Toen voelde Aboe Bakr geen pijn meer.
Aboe Bakr en ook de metgezellen hielden zoveel van Rasoeloellah, dat ze alles zouden doen om hem een plezier of een genoegen te doen. Ze waren bereid om elk offer voor de zaak van de islam te maken. Moge Allah hun zielen zegenen.
Voor de tijd dat de Profeet Mohammed (vzmh) begon met het verkondigen van Allahs woord, waren er veel Arabieren die liever een zoon dan een dochter hadden. Zonen waren sterk en konden hard werken. Zij hadden veel voordelen voor hun ouders en familie. Maar dochters waren zwak, dachten de Arabieren. En dat niet alleen, meisjes waren vervelend en een last en een kostenpost voor de familie.
Veel Arabische vaders konden geen meisjes gebruiken en wanneer er een dochter geboren werd in plaats van een zoon, dan waren zij helemaal niet blij. Sommigen werden erg boos door de geboorte van een dochter en begroeven haar levend. Gelukkig was er een vader die naar de Profeet (vzmh) ging en hij biechtte deze verschrikkelijke misdaad op.
Deze vader was ooit een fanatieke afgod aanbidder, zoals alle Arabieren voordat de Profeet Mohammed (vzmh) tot hen kwam en hun de weg naar de Islam wees. Voordat hij een moslim werd, had deze Arabier een dochter. Een lief klein meisje die hem altijd kuste. Wanneer haar vader haar riep, kwam het kleine meisje naar hem toegerend en stond altijd klaar om haar liefde voor haar vader te tonen.
Op een dag riep de vader haar en natuurlijk kwam zij snel aanrennen. Hij nam haar mee op een lange wandeling en het meisje rende en huppelde blij naast haar vader op weg, het arme kleine ding. Ze had nooit gedacht dat een vreselijk lot haar te wachten stond. Na een tijdje kwamen vader en dochter bij een waterbron. Plotseling, zonder waarschuwing pakte hij haar op en gooide haar in de bron. Het kleine meisje was vreselijk bang en gilde in angst: Papa oh Papa! Maar de vader weigerde om naar haar smeken en hulpgeroep te luisteren. In plaats daarvan gooide hij een lading aarde in de bron om zijn dochter te begraven en toen ging hij naar huis, haar achterlatend om te sterven.
Het was een hartverscheurend verhaal. De vader was vol van wroeging door de vreselijke moord die hij had gepleegd. De vader zou de rest van zijn leven moeten lijden onder dit schuldgevoel.
Natuurlijk was de Profeet (vzmh) vervuld van afschuw toen hij hoorde wat de vader had gedaan. Zijn hart deed zeer van verdriet. Tranen welden op in zijn ogen en liepen over zijn gezicht en zijn baard in. De Profeet (vzmh) moest zo huilen dat zijn gezicht en baard helemaal nat werden. Toen zijn vrienden de Profeet (vzmh) zo zagen huilen, werden zij allen erg ongelukkig en ook hen ogen vulden zich met tranen. Zij wisten dat het terecht was dat de Profeet (vzmh) zoveel tranen vergoot voor het kleine meisje die zon vreselijke dood was gestorven. Want had hij zijn volk niet geleerd dat zij lief moesten hebben? Alle kinderen, jongens en meisjes? En had hij niet gezegd: Allah houdt van diegene die zorgt voor zijn familie, speciaal diegenen die zorgen voor meisjes
En was de Profeet (vzmh) niet de grootste kindervriend die de wereld ooit gezien heeft?
Safwaan ibnoe Soelaym en zijn minachting voor geld
Safwaan ibnoe Soelaym en zijn minachting voor geld
In de tijd dat cOmar ibn cAbd ul-cAziez gouverneur was van Medina, arriveerde de leider der gelovigen Soelaymaan ibnoe Maalik in de stad van de Profeet (vrede zij met hem) en ging de mensen voor in het middaggebed. Vervolgens opende hij de deur 'al-Maqsoera' en ging zitten, leunend tegen de mihrab. Hij richtte zijn gezicht tot de mensen onder wie zich de bekende Safwaan ibnoe Soelaym az-Zoehriy bevond, maar hij herkende hem niet. Soelaymaan vroeg aan cOmar: "O cOmar, wie is die man? Ik heb nooit zo'n edele man als hem gezien die zoveel gemoedsrust uitstraalt."
cOmar antwoordde: "O leider der gelovigen, dat is Safwaan ibnoe Soelaym."
Soelaymaan ibnoe Maalik riep toen zijn bediende en zei: "O bediende, breng voor mij een zak met vijfhonderd goudstukken." Waarop de dienaar dit bracht en Soelaymaan tegen hem zei: "Zie je die man die nu bezig is met het gebed, ga naar hem toe en schenk hem deze goudstukken?" Soelaymaan beschreef Safwaan ibnoe Soelaym duidelijk, zodat de dienaar hem zou herkennen.
De bediende van de leider der gelovigen stapte met de goudstukken af op Safwaan en ging naast hem zitten. Toen Safwaan de man opmerkte maakte hij zijn gebed af, keek de kant van de bediende op en vroeg: "Waarmee kan ik jou van dienst zijn?"
De bediende antwoordde, terwijl hij wees naar Soelaymaan ibnoe Maalik: "De leider der gelovigen droeg mij op om jou deze zak met goudstukken te overhandigen met de boodschap dit geld te gebruiken ten voordele van jouw gezin."
Safwaan zei hierop tegen de bediende: "Ik ben niet degene naar wie jij gestuurd bent."
Hierop vroeg de bediende verbaasd: "Bent u dan niet Safwaan ibnoe Soelaym?"
Safwaan antwoordde: "Ja, ik ben zeker Safwaan ibnoe Soelaym!"
De bediende bevestigde nogmaals: "Dan ben ik naar jou gestuurd."
Safwan vertelde hem: "Ga terug en vraag om bevestiging, als je dit hebt gedaan, keer dan naar mij terug."
De bediende zei: "Houd ondertussen deze goudstukken bij jou, terwijl ik om een bevestiging ga vragen."
Hierop zei Safwaan: "Nee, als ik het vasthoud, dan heb ik het reeds van jou aangenomen. Ga beter om bevestiging vragen, zolang ik hier blijf zitten."
De bediende maakte rechts ommekeer en vertrok. Hierop pakte Safwaan zijn schoeisel en vertrok ook. Hij was niet meer te zien, totdat de leider der gelovigen Soelaymaan ibnoe Maalik uit Medina was vertrokken.
Dit is het verhaal van een gewone man, die handelt in strijd met Allah`s plan. Wanneer u uzelf hierin weerspiegelt ziet, heb dan berouw en zondig verder niet.
Het was eens midden in de nacht, toen de dood een bezoekje bracht. De slapende riep: `wie klopt daar aan?` `Ik ben Malak al-mawt, laat me binnengaan.`
De man kreeg het koud en weer heet, rilde, badende in het doodszweet. Schreeuwende tegen zijn slapende vrouw, laat hem weggaan, alsjeblieft, gauw.
Engel des doods, neem mijn leven niet. Ik ben nog niet klaar, zoals je ziet. Mijn familie is afhankelijk van mij, geef me nog wat tijd erbij.
De engel klopte, weer en weer, `vriend, je leven nemen doet niet zeer. Het is je ziel, waar God om vraagt, het helpt niet als je nu nog klaagt.`
Hysterisch huilend riep de man, Ò engel, de dood, ik ben zo bang ervan. Ik geef je goud, ik word je slaaf, maar zend me toch niet naar het graf.`
`laat me erin vriend`, zei de engel toen, `kom uit je bed, ga de deur opendoen. Want, laat jij me nu niet zelf erin, dan kom ik door de deur als een djinn.`
De man pakte een pistool om zich te weren, alsof dat een engel zou kunnen deren. Ik schiet nog liever je hoofd eraf, dan ga jij wellicht naar je eigen graf.`
Maar de engel stond al naast zijn bed, `Vriend, je ondergang is al ingezet. Engelen sterven immers niet, dom mens, leg je pistool weg, `t is Gods wens.`
Waarom ben je zo bang, vertel eens man, om te sterven volgens Allah`s plan? Glimlach nu maar en laat geen traan, wees blij, dat je tot hem terug mag gaan.`
Ò engel, ik schaam me en buig mijn hoofd, vergetn was ik God, Zijn naam, zijn geloof. Werkend voor geld verdeed ik mijn tijd, zelfs niet denkend aan eigen gezondheid.
Allah`s geboden gehoorzaamde ik niet,vijf keer bidden? Dat deed ik niet. Ik zag Ramadan komen en gaan, maar hadgeen tijd vol berouw te staan.
De plicht van Haj heb ik uitgesteld, dat vond ik zonde van tijd en geld. Alle liefdadigheid heb ik genegeerd, wel heb ik steeds meer rente begeerd.
Ik zag geen kwaad in een slokje wijn, vond het gezellig met vrouwen te zijn. O engel, neem me alsjeblieft niet mee, spaar mijn leven nog een jaar of twee.
Dan gehoorzaam ik de regels van de Koran, vijf keer bidde, van nu af aan. Het vasten en de hadj zal ik volbrengen, en me niet in andermans zaken mengen.
Ik zal aan andren geen rente vragen, en liefdadigheid geven alle dagen. Ik zal me niet over het wijnglas buigen, maar van Allah`s eenheid getuigen.
`Wij engelen doen alles op Gods bevel, wij kunnen niets doen tegen Zijn wil. De DOOD is voorbeschikt voor iedereen, man, vrouw of kind; uitgezonderd geen.
Dit is je laatste moment, kom erbij, je verleden trekt aan je voorbij. Hoewel ik je angsten begrijpen kan, is het nu te laat voor tranen, man.
Jarenlang heb je op aarde kunnen leven, je hebt nooit geld aan armen gegeven. Je ouders heb je niet gerespecteerd, en nooit iets van je fouten geleerd.
je negeerde dagelijks de roep van de azaan, je las nooit eens een stuk uit de koran. Beloften brak jij altijd, je leven lang, voor jou waren zelfs je vrienden bang.
Goederen opgepot, gigantische winst, jouw personeel verdiende het minst. Geld verdienen was je grootste plezier, ontspannen deed je met gokken en bier.
Met vitaminepillen hield jij je gezond, terwijl je nooit aan iemands ziekbed stond. Ook heb je nooit een liter bloed gegeven, voor het redden van een andermans leven.
o mens, je hebt zoveel verkeerd gedaan, en met hulp-acties aan de kant gestaan. Jij hebt andere mensen nooit vergeven, kijk zelf maar eens terug op je leven.
Het paradijs voor jou? Geen idee, eerder de hel, een grote vlammenzee. Je kunt je zonden niet afbetalen, ik ben hier om je ziel te halen.
Er is een trieste eind aan dit verhaal, de man had tot dan geen enkele kwaal. Sprong schreeuwend uit zijn bed, kwam ten val, en viel plotseling dood. Hartaanval?
O lezer, wellicht heeft dit verhaal, voor u een boodschap, een moraal. als de dood komt, zijn we onvoorbereid, dus gebruik iedere minuut van uw tijd. Verander uw leven nu het nog kan, zodat u het paradijs binnen kan.
"Dat gaat jou helemaal niets aan! Waarom wil jij dat weten?" zei de moeder wat geïrriteerd.
"Ik wil het gewoon weten. Mag ik alstublieft weten hoeveel u verdient per uur?" vroeg Mohammed nogmaals.
"Als je het graag wilt weten, ik verdien 7 euro per uur."
"Oh, " zei Mohammed met een gebogen hoofd. Hij keek zijn moeder aan en vroeg "moeder, kan ik dan misschien alstublieft 4 euro lenen van u?"
De moeder begon boos te worden en zei: "als dit de reden is dat je me vroeg hoeveel ik verdien zodat je geld van me kan lenen voor een stom speeltje of iets stoms dan kun je nu meteen richting je kamer lopen om meteen naar bed te gaan en denk er goed over na hoe egoïstisch je wel niet bent. Ik werk lang en hard, elke dag opnieuw en heb geen tijd voor kinderachtige spelletjes."
De kleine Mohammed marcheerde stilletjes en teleurgesteld naar zijn kamer. Hij had zo hard die 4 euro nodig anders kon hij niet kopen wat hij al zo lang wilde hebben. De moeder moest denken aan haar zoon zijn vraag. Hoe durfde hij zoiets te vragen aan haar om geld te kunnen krijgen. Na een uur nadat de moeder wat kalmer was geworden bedacht de moeder zich of ze niet wat te hard is geweest tegen haar zoon. Misschien was er een reden dat hij dat geld nodig had want hij vraagt toch echter nooit om geld. Met een knagend geweten ging de moeder bij haar zoon kijken. "Slaap je?" vroeg ze.
"Nee moeder, Ik ben wakker" antwoordde Mohammed.
"Ik heb nagedacht en misschien ben ik toch wat hard geweest tegenover jou" zei de moeder. "Het was een lange zware vermoeide dag en dat heb ik op jou afgereageerd. Hier heb je die 4 euro waarom je vroeg."
Mohammed schoot rechtovereind en bedankte zijn moeder. "Oh,dank u wel moeder, dank u wel!" riep hij uit blijdschap. Hij friemelde wat onder zijn kussen en pakte wat kleingeld erbij die hij onder zijn kussen verstopt had. De moeder keek verbaasd en werd boos toen ze zag dat Mohammed al zelf geld had. Mohammed begon langzaam zijn geld te tellen, uit blijdschap schitterden zijn ogen toen hij het geld zag en moest meer en meer glimlachen. Wat was Mohammed blij. Nu kon hij eindelijk kopen wat hij wilde.
"Waarom wil je meer geld als je al geld hebt?" Vroeg de moeder.
"Omdat ik niet genoeg had, maar nu wel" zei Mohammed. "Moeder, ik heb nu 7 euro... Kan ik een uur kopen van uw tijd?"
Een Sjaikh vertelde over de wonderen van "Bismillaah." Tijdens één van zijn vertellingen was er ook een joods meisje in het publiek aanwezig. Horende over de wonderen van "Bismillaah" werd haar hart geraakt en nam zij de Islam aan. Vanaf dat moment was "Bismillaah" constant op haar lippen, op elk moment van de dag en bij elke handeling gebruikte zij het woord "Bismillaah", b.v. tijdens zitten, staan, slapen, wakker worden, eten, drinken, lopen, wandelen, naar binnen /buiten gaan, iets pakken, iets weggeven, enz.
Vanwege het uitspreken van "Bismillaah" waren haar ouders woedend op haar en ze begonnen haar op allerlei manieren tegen te werken en druk op haar uit te oefenen om het af te leren. De ouders beraamden een plan, om het meisje van iets te beschuldigen zodat zij ter dood veroordeeld kon worden. De vader van het meisje was de adviseur van de Koning.
Op een dag gaf de vader, de ring van de Koning, die met diamanten was ingelegd in bewaring aan zijn dochter. Het meisje zei: "Bismillaah" en deed de ring in haar zak. 's Nachts toen het meisje sliep, sloop de vader naar de kamer van het meisje en stal de ring uit haar zak en gooide de ring dezelfde nacht in de rivier. Een vis slikte de ring in.
's Ochtends gooide een visser zijn net uit en door 'een wonder' kwam dezelfde vis in zijn net terecht. Op zijn beurt verkocht de visser de vis aan de adviseur en hij gaf de vis aan zijn dochter om het klaar te maken voor een feestmaal. Soebhaan-Allaaaah!!!
Het meisje zei: "Bismillaah" en nam de vis aan en "Bismillaah" zeggende sneed ze de vis open. Plotseling zag zij de ring in de buik van de vis, met "Bismillaah" haalde ze de ring uit de buik van de vis en "Bismillaah" zeggende deed ze de ring weer in haar zak. Daarna maakte ze de vis klaar en diende het eten op.
Na het eten vroeg de vader onschuldig in het openbaar, zijn dochter naar de diamanten ring van de Koning. Het meisje haalde de ring uit haar zak tijdens het reciteren van "Bismillah". De vader schrok zich te pletter. Vanwege dit wonder mislukte de plan van haar vader. Allah is de Beste Plannenmaker. Allah, de Machtige en Schone, had door de zegeningen van "Bismillaah" (In naam van Allah) het meisje gered van de doodstraf. Soebhaan-Allaaaah!!!
Er was eens een jongentje, die elke dag langs de deuren ging om spulletjes te verkopen, om zo zijn schoolgeld te kunnen betalen, aangezien zijn ouders arm waren. Op een dag had hij maar 10 cent in zijn zak en had erge trek gekregen in eten. Hij besloot om bij de volgende deur waar hij aanbelde, om iets te eten te vragen.
Maar toen hij daar aankwam had hij niet genoeg moed om erom te vragen. Dus in plaats van wat eten vroeg hij om een glas water. De aardige mevrouw die opendeed vond dat hij er een beetje hongerig uitzag, en besloot om hem een groot glas melk te geven. hij dronk heel langzaam en genoot van elke slok ervan. toen hij het ophad vroeg hij aan de vrouw: "Hoeveel geld ben ik u schuldig?" De vrouw zei: "Je bent mij niks verschuldigd hoor, ik heb altijd geleerd dat je geen geld mag vragen voor liefdadigheid"
De kleine jongen bedankte haar uit de grond van zijn hart.
Toen Faisel Ahmad het huis verliet, voelde hij zich veel sterker- niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk, zijn geloof in Allah (swt) en mensen was weer gegroeid.
Vóórdat hij namelijk bij dat huis aankwam was hij van plan om alles op te geven. Maar nu niet meer, nu voelde hij zich sterker dan ooit te voren.
Jaren later.......
Deze zelfde vrouw werd erg ziek. Geen van de plaatselijke doctoren konden begrijpen wat er mis was met haar. Ze stuurden haar naar de grote stad waar het ziekenhuis meer gespecialiseerd was, en zij zouden kunnen uitzoeken wat haar mankeerde.
Dokter Faisel Achmed werd opgeroepen.
Toen hij had gehoord vanuit welk dorp zij kwam, vulden zijn ogen zich met een vreemd licht. Haastig ging hij naar beneden en ging naar haar kamer.
Gekleed in zijn dokterskleding ging hij naar binnen.
Hij herkende haar meteen....
Hij ging terug naar de behandelkamer en was vastbesloten om alles te doen om haar leven te redden. Hij gaf haar een speciale behandeling.
Maar Al-Hamdoelilah na een hele lange zware periode, was de strijd gestreden en was de vrouw weer beter geworden.
Dokter Achmed vroeg aan de financiële afdeling, of ze hem de rekening wilden sturen.
Hij keek erna, toen schreef hij iets onder aan de rekening en stuurde de rekening naar haar kamer.
Toen, de vrouw de rekening kreeg en opende, ze was er zeker van dat het de rest van haar leven zou kosten om het alles te betalen. Viel haar oog op iets wat op de rekening was geschreven.
Ze las de woorden : "Rekening volledig betaald met een glas melk"
Ondertekend,
Dr. Faisel Achmed
Tranen van vreugde kwamen uit haar ogen en ze besloot om te gaan bidden: "Dank U, Allah, dat Uw liefde is uitgespreid over menselijke harten en handen."
Twee jongens gingen eens op weg om een leraar te zoeken. Zij reisden vele dagen en nachten. Een van hen was de zoon van een bedelaar. Hij heette Mahmud en wilde alles over zijn geloof leren. Hij was erg enthousiast om een Sjaikh te vinden die hem les zou geven. De ander was de zoon van een rijke zakenman. Zijn naam was Hakiem en zijn verlangen om te leren was niet van hemzelf, maar van zijn vader. Deze wilde dat hij een geleerde zou worden en had al zijn hele loopbaan voor hem uitgestippeld.
Op de twintigste dag van hun reis stonden ze voor de eenvoudige woning van de Sjaikh Ahmad. Hakiem klopte ongeduldig op de deur. Toen de Sjaikh de deur opende, kuste Mahmud met respect zijn hand, en zei: "O meester, we willen uw leerlingen worden. Aanvaard ons alstublieft." De Sjaikh bekeek hen van top tot teen en zei: "Voor jullie mijn huis binnen mogen komen, moeten jullie die berg beklimmen en mij het ei van een arend brengen."
De jongens gingen op weg en zochten naar het nest van de arend. Maar toen zij de voet van de berg bereikten, zei Hakiem: " Ik weiger deze berg te beklimmen voor één ei. Ik wacht hier wel op je tot je terugkomt." Mahmud keek naar zijn vriend en zei: "Wees gehoorzaam Hakiem, dan kunnen we allebei leerlingen worden van deze wijze Sjaikh." Maar Hakiem ging tegen een boomstam zitten en deed alsof hij meteen in slaap viel.
Mahmud klom en klom en op zijn tocht kwam hij zelfs wilde dieren tegen en kreeg steeds meer honger. Hij hield echter vol totdat hij werkelijk het nest van een arend zag. Er lag één ei in. Hij nam het onmiddellijk en begon aan de lange afdaling, terug naar het huis van de Sjaikh.
Toen hij uiteindelijk de boom bereikte waar Hakiem tegen zat te slapen, rende hij naar hem toe en riep: "Kijk, Hakiem, ik heb inderdaad een arendsei gevonden." Hakiem vroeg of hij het even mocht zien en Mahmud gaf het aan hem. "Mahmud", zei Hakiem, "Je zult wel erg moe zijn van die klim. Waarom ga je niet even wat rusten onder die boom?"
Daar had Mahmud eigenlijk wel zin in. "Heel even dan", zei hij en toen hij zich uitstrekte werd hij overmand door de vermoeienissen van de klim en viel in een diepe slaap.
Hakiem grijnsde en liet hem daar achter, waarna hij het ei naar de wijze Sjaikh bracht. Deze liet hem binnen en terwijl Hakiem het ei voor zich uit hield, liep hij naar de Sjaikh toe. Hij zei: "Ik heb gedaan wat u van ons vroeg, vertel me nu alstublieft de geheimen van alle dingen zodat mijn vader tevreden over mij kan zijn."
De Sjaikh vroeg zachtjes: "Hoeveel eieren waren er in de nest?" Hakiem werd nerveus, want hij had deze vraag niet verwacht. Hij loog snel dat er twee eieren hadden gelegen. Toen zei de Sjaikh tegen hem: "Dit is niet het ei dat ik wil hebben. Breng het terug naar het nest en breng me het andere ei." Hakiem werd kwaad en riep: "Ik ga die berg nooit van mijn leven voor jou beklimmen, oude man." En hij gooide het ei op de grond.
Op dat moment kwam Mahmud helemaal overstuur aan de deur. "Meester, ik heb gefaald mijn taak te volbrengen", zei hij. Maar de Sjaikh antwoordde: "Nee, je hebt het heel goed gedaan, want de schrammen op je benen en de scheuren in je kleren zijn voldoende bewijs dat jij je taak hebt volbracht. Mahmud werd door de Sjaikh naar zijn madrassa (school) gebracht, waar hij hem voorstelde aan de andere leerlingen.
Godsbewustzijn
Al gauw bleek hij de oogappel van de Sjaikh te worden. De andere leerlingen waren een beetje jaloers op hem. Maar omdat ze geleerd hadden dat afgunst een slechte eigenschap is, vroegen ze openlijk aan de Sjaikh waarom hij meer van Mahmud hield dan van zijn andere leerlingen. "Ik zal het jullie laten zien waarom", zei hij. De volgende morgen gaf hij al zijn leerlingen een kip en een scherp mesje. "Ieder van jullie moet zijn kip slachten op een plaats waar hij door niemand gezien kan worden", zei hij, en alle leerlingen vertrokken met hun kip.
Mahmud liep en liep, maar hij vond geen enkele geschikte plaats. Alle leerlingen waren al terug bij de Sjaikh en hadden hun geslachte kippen op de binnen plaats gelegd. Uiteindelijk kwam Mahmud aanlopen. Treurig hield hij zijn kip, die nog springlevend was, onder zijn arm en liep langzaam naar de Sjaikh. "Waar kom jij vandaan, Mahmud", zei de Sjaikh, "iedereen heeft zijn kip al geslacht en jij loopt nog te treuzelen?"
"Ik ben overal geweest", verzuchtte Mahmud, "maar ik kan géén plek vinden waar Allah Soebhanahoe wa Ta'aala mij niet kan zien..."
"Begrijpen jullie nu waarom ik van Mahmud hou?", vroeg de Sjaikh.
Beheers je tong
Mahmud was nu al jaren leerling van zijn Sjaikh, toen hij de Sjaikh hoorde vertellen over het misbruik van worden. Hij zei: "De zwaarste last die we van de ene naar de andere plaats kunnen dragen bestaat uit worden. Als we iets horen en we vertellen het door aan iemand anders, is dat een zware last. Waarom praten wij graag over anderen? Misschien denken wij dat het ons macht geeft iets te weten over iemand anders. Maar het is vals gevoel.
Waarom zeggen we met dezelfde tong waarmee we Allah Subhana wa ta'Ala herdenken, "ik haat je", tegen iemand? Is dat niet het domste wat we kunnen doen?"
Zoet en bitter
Toen de oudste dochter van de Sjaikh de huwbare leeftijd had bereikt waren er veel huwelijkskandidaten. De Sjaikh besloot hen op de proef te stellen. Hij vroeg hen: "Ik wil dat jullie mij het zoetste brengen dat er op deze wereld bestaat." Iedereen kwam met iets zoets.
De een bracht honing, de ander zoet geurende bloemen of gebak. La het zoete dat verkrijgbaar was, werd voor de Sjaikh neergezet. Natuurlijk had Mahmud weer iets bijzonders. Hij kwam met een tong binnen die hij bij een sl*gerij had gekocht.
"Wat is dat?", vroeg de Sjaikh, "Is dit een grap, wat bedoel je hier me?" Mahmud zei: "O Sjaikh de tong is het zoetste ding ter wereld. De woorden die van een tong komen kunnen een gebroken hart heel maken en een zieke kunnen ze genezen. Zij kunnen een ongelukkig mens blij maken en de waarde van het leven weer doen inzien. Werkelijk de tong is het zoetste dat bestaat." De Sjaikh knikte en zei: "Deze ronde heb jij gewonnen."
Hij richtte zich tot het hele gezelschap en zei: "Ik wil dat jullie mij morgen het bitterste ter wereld brengen."
De volgende morgen werd de kamer van de Sjaikh vol gezet met bittere dingen.
Bittere groenten, kruiden, planten, uien, zaden, etc. Uiteindelijk kwam Mahmud binnen met een doos. Toen hij die openmaakte haalde hij er dezelfde tong van de vorige dag uit.
Verbaasd vroeg de Sjaikh: "Hoe kan het ding dat je gisteren het zoetste van de wereld hebt genoemd vandaag het bitterste zijn?" Nederig sprak Mahmud: "Mijn Sjaikh, als de tong bittere worden spreekt kan het een gelukkig persoon verdrietig maken. Het kan een hart breken en giftig zijn als van een slang." Aarzelend sprak de Sjaikh: "Ik krijg de indruk dat je de tweede ronde ook hebt gewonnen. Kom jij mar met mij eens mee naar binnen."
Toen zij binnen waren, vroeg de Sjaikh hem koffie te maken. Nadat Mahmud koffie, suiker en water in een koffiekannetje had gedaan, begon het water te koken boven het houtskoolvuurtje. "Nu ga ik je de derde vraag stellen", zei de Sjaikh, "Wat heeft dit water te vertellen?" Voor het eerst zweeg Mahmud en stond perplex.
"Denk goed na en kom mij morgen het antwoord brengen", zei de Sjaikh.
Peinzend verliet Mahmud zijn Sjaikh.
Wat mij brandt is van mij...
Hier komt de romantiek om de hoek kijken, want het bleek dat de dochter van de Sjaikh al enige tijd een oogje op deze arme maar intelligente leerling van haar vader had.
Tijdens deze test bevond zij zich in de kamer ernaast en had het gesprek gevolgd.
"Vader", zei ze poeslief, toen ze voor hem een kopje koffie maakte, "Wat een interessant geluid maakt dat borrelende water toch, wat zou dat kunnen betekenen?"
Hij bekeek haar een paar seconden met opgetrokken wenkbrauwen en zei toen: "Goed, ik zal het je vertellen. Het water vertelt, "Ik was een druppel in een wolk, daarna viel ik op de aarde. In de aarde kwam ik bij een zaadje. Dat zaadje werd een plantje en dat groeide uit tot een boom. Een houthakker hakte de boom om en maakte er brandhout van.
Toen werd dat brandhout hier in dit houtskoolkomfoortje gedaan, het werd aangestoken en doet nu het water koken. En dat water zegt: "Dat wat mij verhit is van mij."
"Wat een prachtige verhaal", zei de dochter en trok zich terug in haar eigen kamer waar ze alles opschreef en via een dienstmeisje naar Mahmud stuurde.
De volgende morgen vond weer het koffieceremonieel plaats. Terwijl Mahmud het steelpannetje langzaam heen en weer bewoog boven de vlam, vroeg de Sjaikh: "En, Mahmud, kan je me nu vertellen wat het water vertelt?"
Mahmud deed alsof hij in diepzinnige gedachten verzonken was en vertelde toen langzaam het verhaal van de brief die hij ontvangen had.
"Dus", zei hij: "Het water zegt, dat wat mij brandt is van mij." Het gezicht van de Sjaikh had een lichte blos gekregen. "Ja", zei hij, "en dat wát mij brandt is van mij"
Aboljazid Elbastami, een vrome moslim die na de Profeet
Asalaam Aleikum, Kwam dit mooie verhaal tegen en wilde die met jullie delen (alhoewel enkelen van jullie het wel zullen kennen).
Aboljazid Elbastami, een vrome moslim die na de Profeet (vzmh) en na de Sahaba leefde (Tabiien), droomde eens de Profeet (sallahu 3alayhi wassalam) die hem in zijn droom vroeg om op te staan en naar de kerk te gaan, Waar de christenen een feestdag zouden vieren, en je zal met behulp van Allah een wonder meemaken.
Aboljazid stond op en ging op weg en ging uiteindelijk in de kerk ergens tussen de christenen zitten. Daarna stond de pastoor op om zijn preek te houden. Maar nog voor hij maar een woord had uitgesproken, zei hij tegen de menigte dat hij niet eerder zal beginnen zolang een Mohammedaan in hun midden zat. Ze begonnen allemaal om zich heen te kijken tot zij iemand hadden ontdekt die zij nooit eerder tussen hen hadden gezien. Toen vroegen ze de pastoor hoe hij wist dat er tussen zoveel mensen een Mohammedaan zat. Hij zei dat de Mohammedanen te herkennen zijn aan hen wit plekje op hun voorhoofd van het vele knielen voor Allah. Hierna vroeg de pastoor Aboljazid om de kerk onmiddellijk te verlaten.
Aboljazid zwoor bij Allah dat hij pas zal weggaan als Allah het wil. Hierna zei de pastoor dat hij hem een vraag zal stellen en als hij die correct beantwoordt, zal hij in leven blijven en anders zal hij gedood worden. Aboljazid Elbastami vertrouwde op de droom en de Profeet (sallahu 3alayhi wassalam) en zei dat hij met behulp van Allah de vraag zal beantwoorden.
Goed, zei de pastoor, vertel me maar . Waarvan is er één en geen twee? Waarvan zijn er twee en geen drie? Waarvan zijn er drie en geen vier? Waarvan zijn er vier en geen vijf? Waarvan zijn er vijf en geen zes? Waarvan zijn er zes en geen zeven? Waarvan zijn er zeven en geen acht? Waarvan zijn er acht en geen negen? Waarvan zijn er negen en geen tien? Wat wordt altijd tien keer verdubbeld? Wie zijn de elf broers? Welk wonder bestaat uit 12 dingen? Wat is dertien? Wat ademt zonder dat het leeft? Welk graf zocht zelf, degene die voor dat graf bestemd was, op? Wie hebben gelogen en zijn naar het paradijs gegaan? Wie hebben de waarheid gesproken en zijn naar de hel gegaan? Wat is een boom met 12 takken, met aan elke tak 30bladeren en aan elk blad 5 vruchten waarvan er drie in de schaduw en twee in de zon zitten. "Antwoord maar, zei de pastoor tegen Aboljazid Elbastami.
Hetgeen waarvan een is en geen twee is Allah. zeg, hij is Allah de enige! Hetgeen waarvan twee zijn en geen drie zijn de dag en de nacht ! Hetgeen waarvan drie zijn en geen vier zijn de drie gebeurtenissen: de gezonken boot, het doden van het jongetje, en afbreken van de muur. (gebeurtenissen tijdens de reis van Moesa