Moge Allah ‘azza wa djal onze kennis doen vermeerderen, Ameen. Moge Allah ons leiden naar de waarheid en ons weerhouden van het slechte, Ameen. Moge Allah ons sieren met de schoonheid van Imaan & Taqwa, Ameen.
"Mijn vriend is echt veranderd. Zijn kalme en onverstoorbare gelach voel je in je oren zoals je de briesjes tijdens de vroege ochtendgloren voelt en het was vroeger losbandig en verdorven gelach dat in de oren beukten en de gevoelens kwetsten. Zijn beschaamde blikken stralen schoonheid en zuiverheid uit en het waren vroeger gewaagde en onbeschofte blikken. Zijn woorden komen gewogen uit zijn mond, terwijl hij vroeger zijn woorden hier en daar strooide, ze raakten de ene persoon en beledigden de ander. Hij toonde geen zorg, noch belangstelling voor zijn hufterige gedrag. Zijn gezicht kent een kalmte, is versierd met een baardje en afgebeeld met een stralenkrans, terwijl vroeger zijn gezicht gekenmerkt werd door nalatigheid en zorgeloosheid. Ik bekeek hem aandachtig en langdurig. Hij begreep wat in mijn hoofd ronddwaalde en vroeg mij: "Misschien wil je mij de volgende vraag stellen: ,,Wat heeft jou veranderd?"
Ik zei: "Inderdaad..., want de persoon die ik me in jou herinner, sinds ik jou voor het laatst zag, is heel anders dan nu."
Hij zei knikkend: "Verheven is Hij die de toestanden doet veranderen..."
Ik vroeg heel nieuwsgierig: "Er moet hierachter wel een verhaal schuilen?"
Hij antwoordde: "Een verhaal dat elke keer als ik eraan denk mijn geloof in Allah, Die tot alles in staat is, doet toenemen. Een verhaal dat elke illusie overtreft, maar mij werkelijk is overkomen en de richtingsweg van mijn leven heeft veranderd. Ik zal jou het verhaal vertellen."
Hij keek me aan en zei: "Ik was een keer in mijn auto rijdend in de richting van Cairo en bij een brug die naar een dorp leidde, werd ik verrast door een koe die rende over de weg met achter haar een kalf. Ik raakte overstuur en zonder dat ik daar erg in had lieten mijn handen het stuur los, totdat ik in de diepte van de rivier belande. Smachtend naar adem stak ik mijn hoofd uit en de gedachte dat ik zou sterven raasde door mijn hoofd.
In een paar momenten -waarschijnlijk seconden- flitsten langs mijn hoofd snelle en ononderbroken beelden. Het waren de beelden van mijn reuskleurig leventje met al zijn tijdverspillingen en losbandigheden. Mijn verleden toonde zich aan mij als een angstige spook en de compacte duisternis omsingelde mij. Ik voelde dat ik zonk in donkere en afgelegen grotten. Ik schrok wakker en schreeuwde een zachte kreet die amper te horen was... O mijn Heer... Ik draaide mij om mijn as en ik smeekte om bescherming, niet tegen de dood, waarvan ik al zeker was dat die zou intreden, maar tegen mijn zonden die mij omringden en mij benauwden. Ik voelde mijn hart sneller kloppen en begon de angstige spoken om me heen van me af te slaan. Ik vroeg onafgebroken vergiffenis aan Allah, voordat ik Hem zou ontmoeten. Ik voelde een zware druk rondom mijn lichaam, alsof het water in muren van ijzer waren veranderd en ik besefte me dat het einde naderde. Ik sprak de geloofsgetuigenis uit en begon me voor te bereiden op de dood.
Ik bewoog mijn arm en voelde een leegte. Een leegte die leidde naar de buitenkant van de auto. Op dat moment realiseerde ik me weer dat één van de ramen van mijn auto kapot was. Allah had gewild dat hij brak drie dagen geleden tijdens een incident. Ik sprong zonder na te denken van mijn plaats en duwde mezelf door deze leegte. Het licht vulde zich in mijn ogen op en plotseling was ik uit mijn auto. Ik keek door mijn opgezwollen ogen en zag een menigte van mensen staand langs de rivier. Ze mompelden geluiden die ik niet kon verstaan. Toen zij mij zagen, daalden er twee van hen naar beneden en hezen mij naar het droge.
Ik stond versteld wat er zich rondom mij had afgespeeld. ongelofelijk dat ik van de dood was ontsnapt en mij tussen de levenden bevond. Mijn aandacht ging nu vooral uit naar mijn zinkende auto. Ik droomde over mijn oude leven dat nu opgevangen zat in die auto. Ik droomde dat hij stikte en langzamerhand stierf. Mijn oude leven stierf en werd voor mijn ogen begraven. Ik ben ervan verlost en eruit weten te komen. Eruit gekomen als een nieuwgeborene. Ik voelde een sterk verlangen om ver weg te rennen van deze plek waar ik mijn verdorven verleden heb begraven.
Ik kwam thuis aan als zijnde een andere persoon dan die daarvoor het huis verliet. Ik stapte mijn kamer binnen en mijn ogen vielen ten eerste op de foto's aan de muren van enkele zangers en danseressen. Ik begon haastig de foto's te verscheuren. Vervolgens plofte ik op mijn bed, voor het eerst in mijn leven huilend van spijt die ik voelde vanwege het schenden van de rechten van Allah. Ik huilde tranen met tuiten en mijn lichaam begon hevig te beven. Terwijl ik mij in deze toestand bevond, hoorde ik de gebedsoproep luid in de hemel, alsof ik het voor het eerst hoorde. Ik stond meteen op en ging de wassing verrichten. Na het gebed verricht te hebben in de moskee, toonde ik mijn berouw in het openbaar en vroeg constant Allah om mijn zonden kwijt te schelden. Ik smeekte Hem om mijn overtredingen uit te wissen en mijn tekortschietingen jegens Hem te vergeven. Sindsdien ben ik zoals je me nu ziet."
Mashallah...Niet iedereen krijgt z´n kans om van zijn of haar dood te ontsnappen en een andere pad te volgen. Te laat is te Laat..!! Geen herkansing zoals de toetsen in dunya...
Op een dag, ontwaakte ik vroeg in de morgen om op de zonsopgang te letten. Ah, de schoonheid van de schepping tart elke verbeelding , onbeschrijfbaar Terwijl ik oplette, prijsde ik Allah voor het mooie werk. Terwijl ik daar zat, voelde ik de aanwezigheid van Allah met me. Hij vroeg me, "houdt je van me?" Ik antwoordde, "natuurlijk Ya Allah! U bent mijn Rabb!" Dan vroeg hij me, "als je fysisch gehandicapt zou zijn, zou je nog van me houden?" Ik was verward, Ik keek neer naar mijn armen, benen en de rest van mijn lichaam en vroeg me af hoeveel zaken ik niet zou kunnen doen, terwijl ik ze normaal vond. En ik antwoordde, "het zou hard zijn Ya Rabb, maar ik zou nog steeds van jouw houden." Dan vroeg hij me,"als je blind zou zijn, zou je nog van mijn schepping houden?" Hoe kon ik van iets houden zonder het te kunnen zien ? Dan dacht ik aan alle blinde mensen in de wereld en hoeveel ze nog van Allah houden en zijn schepping. En ik antwoordde, "het zou moeilijk zijn Ya Rabb, maar ik zou nog steeds van jouw houden." Dan vroeg hij me,"als je doof zou zijn, zou je dan nog luisteren naar mijn woorden?" Hoe kon ik luisteren als ik doof was? Dan begreep ik het. Het luisteren naar het woord van Allah is niet slechts met onze oren maar ook met onze harten. En ik antwoordde, "het zou hard zijn Ya Rabb, maar ik zou nog steeds luisteren naar jouw woorden." Dan vroeg hij me,"als je doofstom zou zijn, zou je dan mijn Naam prijzen?" Hoe kon ik Allah prijzen zonder stem? Dan begreep ik het, Allah wil dat we hem prijzen vanuit ons hart en ziel. Het is niet van belang hoe wij klinken. En ik antwoordde, "hoewel ik phsysisch U niet kan prijzen, zou ik nog uw Naam prijzen." Dan vroeg hij me, "houdt je werkelijk van me?" Met volle moed en sterke overtuiging, antwoordde ik dapper , "JA YA RABB!!" Ik houd van u omdat u de enige en de ware Allah bent!" Ik dacht dat ik goed had geantwoord, maar dan vroeg hij me , "waarom zondig je dan?" Ik antwoordde, "omdat ik slechts een mens ben, en ik niet perfect ben."Waarom dwaal je dan in tijden van vrede het meest ? En waarom bidt je alleen in tijden wanneer je een probleem hebt? "Geen antwoord. Alleen tranen. Allah vervolgde : Waarom bidt je slechts bij samenkomsten? Waarom zoek je me alleen op in tijden van aanbidding? Waarom vraag je altijd egoïstische zaken? Waarom vraag je altijd zo onvertrouwelijk? De tranen bleven over mijn wangen naar beneden rollen. Waarom ben je beschaamd van me? Waarom spreidt je het goede nieuws niet ? Waarom huil je, in tijden van vervolging bij andere, Wanneer ik Mijn schouders aanbied? Waarom gebruik je excuses, wanneer ik je kansen geef om in Mijn Naam te dienen? Ik probeerde te antwoorden, maar ik kon geen antwoord geven. Je bent gezegend met het leven. Ik schiep je om deze gift niet weg te werpen. Ik heb jouw met talenten gezegend om me te dienen, maar je blijft je afwenden. Ik heb Mijn woord aan jouw geopenbaard, maar je wint niet in kennis bij. Ik heb je toegesproken, maar uw oren waren gesloten. Ik heb mijn zegen aan jouw getoond, maar uw ogen waren afgewendt. Ik heb jouw dienaars gestuurd, maar jij zat nutteloos terwijl zij werden weggeduwd. Ik heb jouw gebeden gehoord en ik heb hen allen beantwoord. Houdt je echt van me echt? Ik kon niet antwoorden. Hoe kon ik? Ik was beschaamd . Ik had geen verontschuldiging. Wat kon ik na dit zeggen? Toen mijn hart had uitgehuild, en de tranen hadden gestroomd, zei ik, "Ya Rabb vergeef me alstublieft. Ik ben het onwaardig uw dienaar te zijn." Dan antwoordde hij me,"dat is mijn gunst, Oh mijn dienaar" Ik vroeg, "waarom blijft u me vergeven? Waarom houdt u zo van me? Dan antwoordde hij me, "omdat je mijn schepping bent. Ik zal jouw nooit verlaten. Wanneer je huilt, zal ik medeleven hebben en met jouw meehuilen. Wanneer je met vreugde schreeuwt, zal ik met je lachen. Wanneer je triestig bent, zal ik je aanmoedigen. Wanneer je valt, zal ik je omhoog heffen. Wanneer je moe wordt , zal ik je dragen. Ik zal met jouw tot het einde van de dagen zijn en ik zal altijd van jouw houden." Nooit had ik zo hard gehuild. Hoe kon ik zo koud zijn geweest. En voor het eerst, bad ik echt.
Vele jaren geleden leefde er eens een man, die een zoon had met een mooi uiterlijk en een grote begaafdheid. Hij ging naar school en leerde daar met buitengewoon veel vlijt alles wat men hem onderwees, en had altijd dorst naar nog meer kennis
Toen hij de leeftijd van een man bereikt had, koos zijn vader een vrouw voor hem uit, met wie hij trouwde. Nauwelijks had men de bruiloft op passende wijze gevierd, of de vader van de jongeman stierf. Hij werd begraven en men rouwde veertig dagen lang om hem; toen zette zijn zoon zijn studie weer voort. Eén van zijn studiegenoten, die uit een ver land was teruggekeerd, vertelde hem dat in het land waar hij was geweest de beroemdste en meest volmaakte heilige woonde, in één woord: het voorbeeld van wetenschap en deugdzaamheid van zijn tijd. Daarop nam de jongeman ogenblikkelijk het besluit zich in dat land te gaan vestigen en les te nemen bij de beroemde en heilige man.
Hij ging dadelijk naar huis, pakte zijn sandalen, zijn reistas, wat spullen en een wandelstok en ging op weg naar het verre land, om bij de beroemde meester in de leer te gaan.
Veertig dagen en veertig nachten liep hij aan een stuk door en bereikte eindelijk het land, waarnaar zijn geest op zoek was. Hij vond de beroemde meester al spoedig en stelde zich aan hem voor. De meester, die een smidse had en daarin werkte, vroeg hem: "Wat wil je jongeman?" - "Het Weten leren," antwoordde hij. De smid gaf hem de blaasbalg en beval hem te trekken. De leerling trok en liet de blaasbalg op bevel van de meester weer los, om zo het vuur in de smidse aan te wakkeren.
Een dag, een week, een maand, een jaar en nog meer jaren gingen zo voorbij, zonder dat iemand met hem sprak en waarin hij steeds dezelfde handeling herhaalde. Wel zag hij mensen langs de smidse komen, die zijn meester vragen stelden en van hem antwoord kregen. Weer anderen kregen van de meester een bepaalde taak; zij bleven in de smidse en ook zij moesten een bepaalde handeling dag in dag uit herhalen, en ze deden dat net als hij, zonder vermoeid te raken, zonder een woord te wisselen en zonder ook maar ooit te klagen. Zo gingen tien jaar voorbij.
Toen was het geduld van de jongeman op en waagde hij het de meester te vragen: "Meester?" - "Wat wil je?" antwoordde de smid, en hij zei: "Het weten!" - "Trek aan je blaasbalg!" was het antwoord van de smid en ging door met zijn werk, zonder zich te laten ophouden.
Het enige plezier van de jongeman was, als hij uitgeput van zijn dagelijkse werk, zijn karige kostje in zijn kamertje at en in de boeken las, die de meester of zijn kameraden hem hadden geleend. Zwijgen was de leefregel, zowel in de smidse als in zijn kamer. Niemand sprak met hem en hij sprak met niemand. Als hij iets wilde weten over een bepaald punt van de grammatica, het recht of de Koranuitlegging, dan was het hem toegestaan zijn vraag op een briefje te schrijven en bij het binnengaan van de smidse het papier aan zijn meester te overhandigen. De meester wierp het briefje of in het vuur, of hij stak het in de plooien van zijn tulband. Als hij het briefje in het vuur wierp, dan betekende dat, dat de vraag geen antwoord waard was, maar als hij het in de plooien van zijn tulband stak, dan vond de jongeman 's avonds als hij thuis kwam het antwoord van zijn meester aan het hoofdeinde van zijn bed, geschreven in gouden letters. Zo ging de meester met al zijn leerlingen te werk, zonder ooit een van hun briefjes te lezen: of hij verbrandde ze, of hij bewaarde ze in de plooien van zijn tulband.
Er waren precies twintig jaar voorbijgegaan, sinds onze jongeman in de smidse was; toen kwam de meester naar hem toe en sprak: "Je kunt nu naar je land terugkeren, jongeman. Het Weten dat je zoekt heet Geduld."
Toen hij in zijn vaderland kwam, verwonderde hij zich erover, dat hij zo weinig van de wereld wist, hij, die er zo veel van geweten had voordat hij bij de meester in de leer was gegaan.
Eindelijk kwam hij bij zijn huis, en hij verheugde zich op de vreugde van zijn vrouw over zijn terugkeer. Voordat hij echter aan de deur klopte, keek hij door een vensterluik zijn huis binnen. O, wat een schrik, wat zag hij daar! Wat zagen zijn ogen nu! Zijn vrouw zat daar op een tapijt, geleund tegen een stapel kussens. Naast haar zat een jonge, knappe man en ze praatten en lachten samen en brachten de tijd uiterst aangenaam door.
De reiziger nam een pijl uit zijn koket, spande zijn boog en maakte zich gereed zijn vrouw en de jongeman met een pijl te doorboren, toen het woord 'geduld' van de meester hem te binnen schoot. Hij klopte op de deur en er werd opengedaan; het was dezelfde jongeman die hij door het luik bij zijn vrouw had zien zitten. Hij ging de salon in. Zijn vrouw, die hem herkende, snelde hem stralend van vreugde tegemoet en riep de jongeman toe: "Ahmed, mijn zoon, dit is je vader!"
De man knielde neer met zijn gezicht naar Mekka, raakte met zijn voorhoofd de aarde aan en riep: "Allah, twintig jaar lang heb ik geleerd geduld te oefenen en het scheelde maar een haar of ik had zojuist mijn zoon gedood! Hoe onberekenbaar is onze zwakheid, en hoe oneindig is uw wijsheid! Hoe onuitputtelijk uw barmhartigheid!"