28. Boter aan de galg.
Een andere factor die naar school gaan echt niet leuk maakte waren de pesters
Ik was mager, écht mager. Mijn moeder was mager. Mijn vader was mager. Tja, wat wilt ge dan dat er uit twee zon mensen te voorschijn komt?... Een luchtballonneke?
Mij ma had al spuiten gekregen om te verdikken. Ze moest van de dokter overal schoteltjes havermout zetten zodat ze daar heel de dag door hapjes van kon nemen. Hij moest en zou haar terug aan de 50 kilo krijgen. Niks hielp natuurlijk. Ze probeerde ondertussen mij ook maar met de lekkerste dingen vol te proppen in de hoop dat haar droeve lot mij niet zou beschoren zijn. Dat project had in mijn kleuterschooljaren ook niet al te veel succes. Ik at gewoon niet graag. Maar dat zou wel veranderen vanaf t eerste studiejaar toen het gepest begon.
In t begin snapte ik er niks van. Als er verstopperke gespeeld werd riepen ze : Gaat gij maar achter de lantaarnpaal staan dan gaan we u zeker niet vinden!. Ik deed dat dan nog ook. J
En inderdaad ze vonden me niet, ze wilden me niet vinden, een hele speeltijd lang
Uw ma heeft u uit een luciferdooske gehaald zeker? Wist ik veel waar de kindjes vandaag kwamen. Dus ja, als sommigen uit bloemkolen kwamen en anderen door ooievaars aangevoerd werden, waarom zou een stekskesdozeke dan geen kinderen kunnen opleveren? Moest kunnen.
Maar al rap werd het lastiger : Nee! Stekkepoten mag niet mee in onze handbalploeg zenne! Want als die een bal tegen haar lijf krijgt dan breekt ze in twee!
Vanaf toen werd het bleiten natuurlijk. Ons ma had alle begrip voor mijn probleem want ze had zelf de miserie aan den mageren lijve ondervonden maar hier stond ze natuurlijk machteloos. Ze wou naar school komen om te praten met de juffrouw maar dat wist ik haar goddank af te raden anders zouden de pesterijen volgens mij nog maar erger worden want dan ging ik een moederskindje genoemd worden. Dat had ik bij een ander meisje al zien gebeuren.
Voor de turnles kregen we turnpakje. Een bloes met korte mouwen en een shortje. Nu stond ik daar in mijn ogen helemaal in mijn blootje! De turnlessen mondden dan ook telkens uit in een marteling van plagerijen. Het resultaat was dat ik op woensdagochtend - de turnlesdag - altijd buikpijn had. Ik weet nu zelfs niet meer of ik echt buikpijn voelde, het enige dat ik nog weet is dat ik razende schrik had om naar school te gaan om daar hulpeloos in dat pakje te moeten staan. Ons ma heeft heel diplomatisch mijn buikpijn dan ook regelmatig aanvaard en een briefje geschreven dat ik ziek was. Waar ik haar nog altijd héél dankbaar voor ben.
Een van de ergste momenten kwam toen het longonderzoek onze school aandeed. We waren niet op voorhand verwittigd en toen ik op school kwam zag ik door de grote ramen van de turnzaal de voorhistorische machine plots staan. Dat vond ik niet erg, maar wat er vóór die machine stond, dàt deed me pas de doodschrik om t hart slaan
. Hele rijen kinderen met alleen een onderbroekje aan
Ik wou terug de straat op rennen maar Non Portier hield me tegen en stuurde me naar mijn klas. Ik moest braaf de beurt van onze klas afwachten om voor de machine te gaan staan. Met de minuut werd ik zieker. Deze keer écht ziek. Ik werd afgevoerd naar het pensionaatgedeelte waar een ziekenkamertje was. Een klein smal kamertje, met een bedje waarboven een groot dramatisch kruisbeeld hing. Zon levensechte uitgemergelde bloedende Christus. Doodsbang lag ik daar helemaal alleen. Af en toe kwam een non kijken hoe het met me ging en op de duur deed ik maar alsof ik me beter voelde omdat ik dat kamertje zo doodeng vond.
Ik moest terug naar de klas. Erg genoeg was het longonderzoek nog altijd niet voorbij.
Een tijdje later was het zover. Onze klas moest naar de turnzaal vertrekken. Iedereen moest zich uitkleden tot op het onderbroekje na en in een ellenlange rij gaan staan die langs de muren en de grote ramen van de zaal kronkelde. En toen gebeurde het drama
Mijn ma was een heel zuinige. Ze maakte mijn kleren zelf want ze was van beroep naaister geweest. Uitgerekend op deze dag droeg ik geen wit onderbroekje maar wel een ding dat ze zelf gemaakt had uit een oude collant in donkerblauwe stof
Tot op het moment van t uitkleden was ik vergeten dat ik mijn blauwe broekje droeg.
Ik pelde razendsnel al mijn lagen kleren van mijn lijf en ineens zag ik dat broekje
Mijn hart stond stil.
Ik gooide rap al mijn kleren op de zweedse bank aan de zijkant van de zaal en trok vliegensvlug terug mijn ruitjesschort over die vermaledijde onderbroek aan. Maar dat pakte niet.
Hoewel het zeker nog wel een half uur ging duren voor ik aan de beurt was om achter t apparaat plaats te nemen dwong de non mij die schort terug uit te doen. Ik huilde dat ik het koud had en vroeg of ik alstublieft toch mijn schortje mocht aanhouden tot ik bij de machine was. Resoluut trok ze de schort van mijn lijfke en ik stond daar. Graatmager, met een zeer onmodisch blauw broekske met korte pijpkes uit een wollen stof. Al de anderen droegen een wit broekske, stijlvol rond de billetjes uitgesneden, dat in een winkel gekocht was.
De anderen keken, zeker na de scène over het schortje, en ik zag hun ogen glinsteren van genoegen. Ze dierven echter niets zeggen want ze hadden allemaal bang van de non.
Het werd een van de langste halve uren van mijn leven.
De speeltijd daarna is een van de langste twintig minuten van mijn leven geworden.
Stel je voor, Stekkepoot droeg broeken die haar ma zelf maakte! Hun pret kon niet op. Ik verstopte me in een toilet maar in die tijd dierf ik de deur nog niet op slot doen omdat ik altijd bang was dat ze niet terug open zou gaan. Dus mijn vluchtoord was niet echt efficiënt te noemen. De pesters renden voorbij en trokken tijdens t lopen al roepend en tierend de deur telkens wagenwijd open. Heel de speeltijd lang heeft dat spelletje geduurd.
Als ik had gekund ik had me in de pot gewurmd en me doorgespoeld.
De volgende weken bleef ik stekkepoot met de zelfgemaakte onderbroek.
Vanaf toen begon ik te eten als een wolfke. Elke ochtend vier boterhammekes met een reep chocolade. Ik leerde zelfs s middags mijn vlees opeten als ons ma t in kleine brokjes sneed en t nog eens extra in de pan met veel saus opbakte. Ons ma maakte in de pureepatatjes op mijn bord een putje en goot dat vol dikke vleessaus, in de hoop dat dat me zou doen verdikken. Boter aan de galg. Oh, wat een treffend beeld is dat! J
Op de duur werd ik zelfs gepest met mijn achternaam. Janssens.
Aan u is niks origineel, zelfs uwe achternaam niet!, Uw ma zal wel veel kindjes hebben zeker? Want gij zijt een serieproduct!
Ja, die achternaam was een hinderpaal geworden omdat dat de reden was dat ik uit het klasje van Juffrouw Rubens gevlogen was omdat daar teveel Peeters-en en Janssens-en bijeen zaten.
Ik werd bevriend met Martineke Peeters. Een bolrond meisje dat om de tegenovergestelde reden met haar uiterlijk gepest werd. We werden onafscheidelijk. Natuurlijk viel ons gebrek nu nog meer op, want nu werden we den Dikke en den Dunne genoemd. Maar kom, dat was draaglijker want we waren nu met zijn tweetjes. En Martineke was een heel goedlachs kind. Op den duur leerden we zelfs voorzichtig om die andere perfecten te lachen. Natuurlijk niet als ze t konden horen! Zo voorzichtig waren we wel. We lachten de droeve van lach van clowns, maar we lachten al wel. We hadden het echt goed samen.
Ik denk dat het op dat moment in mijn leven was waarop ik leerde dat humor soms uw enigste wapen is. Maar wat voor een zalig gelukbrengend wapen! Een ontwapenend wapen! Sterker dan bommen en granaten! J
30-11--0001 om 00:00
geschreven door Laathi
|