Zaterdag 11 september 2010.
Campanile, Vineuil, Frankrijk.
2. Een dorpje op een dak.
Na een stille nachtrust gaan genieten van een fris ontbijt op het terras. Fijn dat we hier nog een nacht kunnen blijven slapen. Het hotel is rustig gelegen en het personeel is heel sympathiek.
We trokken op pad naar het kasteel van Chambord. Vijfentwintig jaar geleden konden we parkeren vlak voor het kasteel, tegenwoordig ligt de parking een heel eind verderop en krijg je niet meer het indrukwekkende gevoel het bouwwerk stilaan te zien opduiken van tussen de bomen vanop een dreef die vlak naar de voordeur leidde. We hebben ons oude fotoalbum meegebracht, misschien kunnen we gaan poseren op dezelfde plaatsen? (Alhoewel, of dat nu een moreel erg verheffende bezigheid zou zijn weet ik toch nog zo net niet...) Destijds hebben we van onze vier dagen aan de Loire amper 30 fotos genomen. Ik had toen een tweedehandse, half kapotte Nikon, en filmrolletjes waren voor ons erg duur.
Het meest fascinerende aan dit kasteel vond ik destijds de monumentale dubbele draaitrap waarvan vermoed wordt dat hij door Da Vinci zou kunnen getekend zijn. Ik vond hem nu nog altijd even indrukwekkend. Alleen heb ik er nu iets meer fotos van genomen.
De twee trappen - die als slangen rond een middenzuil kronkelen - beginnen op dezelfde verdieping, je kan gelijktijdig naar boven gaan en mekaar toch niet tegenkomen. In de middelkoker zijn kijkgaten gemaakt en daar doorheen zie je af en toe een glimp van mekaar. Het geeft een heel vreemd Escheriaans effect. Je komt allebei tegelijk op de volgende verdieping aan en krijgt mekaar toch niet te zien. Van de opnames van deze trap had ik eigenlijk een hels fotoraadsel kunnen maken. Oh hoe zou ik iedereen hebben liggen gehad...
De kolom waarrond de trap zich slingert...
Aan de bouw van het kasteel werd in de 15de eeuw begonnen door François I van Frankrijk. Hij wist niet waar hij aan begon. Maar mooi is het wel. Hoewel ik soms denk dat die kastelen een vergiftigd geschenk zijn voor de Franse staat. Ze lokken veel toeristen en die betalen héél dapper mee aan het onderhoud en de restauratie, maar toch vrees ik dat zelfs die inkomsten niet voldoende zijn om het zaakje recht te blijven houden. Het beste bewijs is dat de daken van dit kasteel lekken en de bovenzalen kunnen beschadigd raken door vochtinsijpeling maar toch kan het nog niet gerepareerd worden. Het zou ook een reuze taak zijn, met een navenant prijskaartje...
Haast alle plafonds bestaan uit cassettes waarop afwisselend de letter F en een salamander die in vuur leeft staan afgebeeld. De symbolen van de bouwheer, en hij was duidelijk héél erg ingenomen met zichzelf.
Toch is hij niet te benijden, hij heeft amper 72 dagen op zijn kasteel doorgebracht. Stel u voor : een godgans leven aannemersmiserie en dan tot de conclusie komen dat wat ge gebouwd hebt niet af is, toch al veel te groot is, en niet warm te stoken. Niet nadenken is van alle tijden.
Een van de vele "trapjes".
Zichzelf overbouwen is dat ook. Dit betoverende witte tufstenen kasteel telt maar liefst 82 schoorstenen, 365 torens, 440 kamers en 1036 ramen. Althans, die telde het wanneer het af was. Eeuwenlang is er aan uitgebreid. De onstaansgeschiedenis kregen we te zien in een diashow. Indrukwekkend om te leren dat groot nooit groot genoeg was en iedereen zich maar verder in de schulden stak om er alsnog een vleugeltje of een ommuring bij aan te breien. En dat allemaal in een moerassig gebied waar het uitstekend jagen was, maar waar je zelf wel werd verjaagd door de miljoenen muggen die deze plek ook wel fijn om wonen vonden.Het domein rond het gebouw is even groot als het oude Parijs. Het krioelde er van de herten en everzwijnen. Nu nog trouwens.
Samen met de trap heb ik ook het dak altijd heel boeiend gevonden. Het lijkt wel een op zichzelf staand dorpje. Ge wandelt er tussen de torenspitsen en schouwen en waterspuwers en kunt langs alle vier de kanten genieten van een uitzicht over het eindeloze parkbos. Zouden hier vroeger ligzetels gestaan hebben? Maar ja, ga nu wat in de zon zitten met zon klerenbos aan en ge moogt eigenlijk zelfs niet eens bruin worden want dat staat zo boers. Een prachtig dakterras voor niks dus. Weeral zotte kosten.
We hebben ons deze keer bij ons bezoek gewoon laten leiden door ons gevoel. Op tijd en stond rustpauzes ingelast op een klein terrasje op het binnenplein. Vrij rustig als er niet teveel volk over de knarsende kiezelstenen, die ik vanaf nu griezelstenen noem, liep. Ze verkochten er de heerlijkste quiche met zalm en spinazie. Aan kasteelprijzen wel te verstaan.
Irma : "Schoool, doe ze nog eens voool! Paul : "Stel U niet aan, Irma, 't is alcoholvrij bier..."
Op de middaguren was het vrij rustig maar rond een uur of drie werd het even druk. Door de kreet van een kindje barstte de hel in mijn kop weer los. Dus werd er alweer een pauze op het terrasje ingelast. Na een nekmassage van Paul voelde ik me beter, maar vanaf nu zou ik alles moeten gaan bekijken met mijn dopjes in. En er was nog zoveel te zien...
Een afdeling met koetsen. Nooit gebruikte koetsen dan nog, want de man die dacht koning te worden en alvast alles laten had maken (het lederwerk kwam van Hermès in Parijs) werd nooit tot koning gekroond. Ge moet maar pech hebben.
Tijdens de tweede wereldoorlog werd het kasteel gebruikt voor de opslag van de kunstwerken uit het Louvre. De Mona Lisa werd hier door een paar arbeiders binnengedragen. De zalen stonden destijds vol kratten met kunstschatten, net als in de eindscène van Raiders of the lost Ark.
Het kasteel bevat ook verscheidene appartementen. De enorm hoge plafonds waren in de loop der tijd vervangen door valse lage plafonds. De haarden werden verkleind in de hoop toch enkele delen warm te krijgen.
Maar eenvoudig kan het nooit geweest zijn want ga hier maar hout sprokkelen. Ge zit dan wel middenin een woud, maar eer ge vanuit uw kamer, het kasteel uit, het binnenplein over, de omwalling achter u laat, via het park het bos bereikt... Enfin, daartegen hebt ge het waarschijnlijk van de inspanning al warm.
Althans, het personeel dat die job moest uitvoeren. Die mensen sliepen in piepkleine kamers die uitgaven op de reuzeslaapzalen van de bewoners. De eigenaars en hun gasten hadden majestueuze hemelbedden tot hun beschikking, met als sanitaire voorziening een pispotje en een commode met een wasschaal en een lampetkan. Alles vanzelfsprekend in het mooist bewerkte porcelein. Een sjiek ingelegd bureau om hun reisverhaal aan te schrijven. Een grote tafel met rijkbewerkte stoelen. En dan was er nog makkelijk 200m2 over om een danske te doen. Het was hier niet bepaald een Campanile waar ge in terecht kwam als ge op bezoek ging. De plafondbalken waren kleurig beschilderd, en aan de muren hingen enorme wandtapijten, maar wat de kamer echt domineerde was meestal de schouw waar makkelijk een speenvarken op kon geroosterd worden als hapje voor het naar bed gaan. Gesteld dat ge aan hout waart geraakt natuurlijk.
Ik zou hier vroeg in mijn bed gekropen zijn en mijn gordijntjes dicht getrokken hebben, zeker weten. Misschien kon je op die manier de nacht doorkomen zonder te bevriezen en zonder murw gebeten te worden door de muggen.
Als je uitging was er hier ook wel wat werk, want een en ander moest op slot gedaan worden. De hoeveelheid sleutels die hier nodig waren kunt ge beter in kilos dan in aantal uitdrukken.
|