Woorden kunnen koesterend zijn een veilig warm omarmen voor het hart dat doodmoe van de reis, zich bij het vuur komt warmen.
Woorden kunnen troostend zijn schrijnende pijn verzachten van het hart dat door verdriet verdoofd geen dagen kent, slechts nachten.
Woorden kunnen teder zijn vol liefdes zoet gefluister een hart van dit gevoelen vol, stroomt over als het luistert.
Woorden kunnen striemend zijn een gesel fel en wreed waarvoor een hart zich bergen wil omdat het geen weerwoord weet.
Woorden kunnen moordend zijn wanneer ze worden afgevuurd op een hart dat vol vertrouwen niet door argwaan wordt ommuurd.
Woorden kunnen zwijgend zijn uit trots of onvermogen een hart dat afgesloten is spreekt enkel met de ogen.
Woorden, dagelijks gebruikt, gesproken door zovele mensen met een hart dat maar zo zelden spreekt omdat het leven moet binnen enge grenzen.
Woorden, we moeten er wat meer op letten wat meer bewust zijn van hun bereik ons hart wat meer aan het woord laten komen dan spreken onze mond en ons hart, tegelijk.
Langs gescheiden wegen, door een wisselend landschap, alleen onderweg van het reizen wat moe, beiden op zoek naar een plekje om te rusten, nietsvermoedend op weg naar de ander toe.
Op een kruispunt van wegen, in een lieflijk landschap, beiden alleen van het reizen moe, zagen we blij een plekje om te rusten, verlieten de weg liepen naar elkaar toe.
Langs steeds nieuwe wegen door een wisselend landschap, niet meer alleen na een lange, lange tocht reizen we verder langs plekjes waar we rusten, hand in hand, met de reisgenoot die elk van ons zocht.
Mijn "mama" wordt nu stillekens oud. De noorderwind waait door het najaarshout. Wij waren al groot toen vader stierf. Zij bleef alleen met een diep verdriet. De jaren ontnamen haar menigen waan. Wellicht heb ook ik haar leed gedaan. Haar been wordt wat dik, zij gaat wat gebogen, maar stil is haar stem en zacht zijn haar ogen. Mijn moederken wordt nu stillekens oud en 'k voel mij zo bang om haar verder behoud. Wat ga ik, wat zal ik dan moeten beginnen als zij mij niet langer zal mogen beminnen. Hoe dieper wij zelf in het leven staan, hoe meer behoef ik haar dapper bestaan. Zij is als zon die schemeren gaat en nog schoon maar weemoedig in goudglans staat
Nog nooit zag ik een man die keek met zulk een blik vol leed naar 't stukje blauwe verte, dat bij ons de hemel heet, naar ieder wolkje, dat daarin een weidend schaapje leek.
Hij wrong zijn handen, noch kloeg of weende, had geen pijn. Hij dronk de lucht alsof zij was een goede medicijn, met open mond dronk hij de zon als was ze louter wijn.
En vreemd was het te zien, hoe hij zo rust en vredig lag en vreemd hoe hij weemoedig keek langs 't zonnig wandelpad en vreemd te denken dat die man nog zo'n eind te gaan had.
Hij lag als één die slaapt en droomt in lief'lijk weideland. Niemand waakt, er is geen tranenloop 't ging boven ons verstand hoe iemand sterven moest zonder groet, zonder leidend hand.
Heel helder herinner ik me mijn verlangen: en jij was zo onzeker van je gevoel. In een paradijs dat in mist is gehuld onderscheid je niet de witte orchidee.
Ooit verlangden we zo elkaar te kennen dat we alleen maar vrienden wilden zijn. Een goede draad op een kapot getouw, daaruit kan geen stof worden geweven.
Een fundament voor liefde en vrienden is wel een basis aan vertrouwen, maar bij jou schoot dat niet te binnen je wou enkel nieuwe lof bezingen.
Toen je wegging werd het lentegras groen, nu je terugkomt ligt er sneeuw in het portaal. Weet je, als je verlangend oud wordt, groeien tussen je donkere haren witte.
Doodmoe en machteloos voel ik me breken van hunkering en smart en droefenis wachtend op hem die ik waanzinnig mis, maar die helaas op mij lijkt uitgekeken.
Ik bid de dood, die 't mensdom doet verbleken doordat hij met zijn zeis elk lot beslist, dat hij mij redden zal: ondraaglijk is 't verdriet dat op mijn hart is neergestreken.
Maar die is doof en blind en onbewogen voor alle beden die mijn borst ontschieten, net als diegene die mij heeft ontlopen.
En ach, door stromen tranen te vergieten breng ik de zee hier nog tot mededogen, maar hij zit in zijn heuvels te genieten!