Hier beneden wil ik even iets testen, ik ben nl. nog een beginnende blogger... foto met link, knopjes naar linken, powerpoints enz...
Site : Jeruzalem bijbel centrum Klik op de foto
Rondvraag / Poll
Geloof je in God, die de wereld zo lief heeft dat Hij Zijn eniggeboren zoon Jezus Christus gaf opdat een ieder die in Hem gelooft , EEUWIG leven ontvangt?
Iedereen is van harte welkom op deze blog. Als je een zoekende bent naar de Here Jezus hoop ik dat je hier iets kunt vinden...Welkom...
WELKOM IN GODS KONINKRIJK.
ER KOMT EEN DAG DAT DE POORTEN VAN "GENADE"DICHT GAAN, ZORG DAT JE BINNEN BENT.. LAAT JE OUDE "IK"ACHTER EN DOE EEN NIEUW KLEED AAN...HET BRUILOFTSKLEED.
13-03-2017
WEEK3 DAG 11 : WONDER BOVEN WONDER
Dag 11 - 13 maart 2017 - 40 dagen Marcus
1 Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gerasenen. 2 Toen hij uit de boot gestapt was, kwam hem meteen vanuit de grafspelonken een man tegemoet die door een onreine geest bezeten was 3 en in de spelonken woonde. Zelfs als hij vastgebonden was met een ketting kon niemand hem in bedwang houden. 4 Hij was al dikwijls aan handen en voeten geketend geweest, maar dan trok hij de kettingen los en sloeg hij de boeien stuk, en niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. 5 En altijd, dag en nacht, liep hij schreeuwend tussen de rotsgraven en door de bergen en sloeg hij zichzelf met stenen. 6 Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op hem af en viel voor hem neer, 7 en luid schreeuwend zei hij: ‘Wat heb ik met jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je bij God: doe me geen pijn!’ 8 Want hij had tegen hem gezegd: ‘Onreine geest, ga weg uit die man.’ 9 Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ En hij antwoordde: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’ 10 Hij smeekte hem dringend om hen niet uit deze streek te verjagen. 11 Nu liep er op de berghelling een grote kudde varkens te grazen. 12 De onreine geesten smeekten hem: ‘Stuur ons naar die varkens, dan kunnen we bij ze intrekken.’ 13 Hij stond hun dat toe. Toen de onreine geesten de man verlaten hadden, trokken ze in de varkens, en de kudde van wel tweeduizend stuks stormde de steile helling af, het meer in, en verdronk in het water. 14 De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat ze hadden meegemaakt, en de mensen gingen kijken wat er was gebeurd. 15 Ze kwamen bij Jezus en zagen de bezetene daar zitten, gekleed en bij zijn volle verstand, dezelfde man die altijd bezeten was geweest door het legioen, en ze werden door schrik bevangen. 16 Degenen die alles gezien hadden, legden uit wat er met de bezetene en met de varkens was gebeurd. 17 Daarop drongen de mensen er bij Jezus op aan om hun gebied te verlaten. 18 Toen hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij hem te mogen blijven. 19 Dat stond hij hem niet toe, maar hij zei tegen hem: ‘Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe hij zich over u heeft ontfermd.’ 20 De man ging weg en maakte in Dekapolis bekend wat Jezus voor hem had gedaan, en iedereen stond verbaasd. (Marcus 5:1-20, Nieuwe Bijbelvertaling)
Jezus laat zijn macht overal zien
De onreine geest die Jezus uitdrijft, noemt hem ‘Zoon van de allerhoogste God’. Zoals we al eerder zagen is dat heel bijzonder in het evangelie volgens Marcus. Behalve God zelf (Marcus 1:11 en 9:7) noemen alleen onreine geesten en een Romeinse centurio hem zo. Precies degenen van wie je het niet verwacht. Dat is een belangrijk thema in Marcus: de mensen die niet dicht bij Jezus staan, zien soms beter wie hij is dan degenen die wel dicht bij hem staan.
Marcus vertelt niet zomaar dat Jezus voor deze genezing naar de overkant van het Meer van Galilea is gereisd. De man die Jezus geneest, komt uit de Dekapolis. Dat is een gebied waar vooral niet-Joden wonen. Kijk maar naar de grote kudde varkens waar de geesten intrekken: Joden aten en hoedden geen varkens. En terwijl Jezus eerder vaak zei dat mensen die genezen waren, daar verder niet over mochten praten, vraagt Jezus de genezen man hier juist wél te vertellen wat hij voor hem gedaan heeft. Zo geeft Marcus een voorproefje van de verspreiding van het goede nieuws onder de niet-Joden. Dat zijn juist weer mensen die niet zo dichtbij Jezus staan als zijn Joodse volgelingen.
Wil je verder lezen over een legioen, rotsgraven, of de Zoon van God? Ontdek het op debijbel.nl.
21 Tegen de menigte zei hij: ‘Je steekt toch geen lamp aan om hem onder een korenmaat te zetten of onder een bed weg te bergen? Nee, je zet hem op een standaard. 22 Alles wat verborgen is, moet openbaar worden gemaakt, en alles wat in het geheim is ontstaan, moet aan het licht komen. 23 Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ 24 Hij zei ook tegen hen: ‘Let goed op wat je hoort: met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden, en er zal je zelfs meer worden toebedeeld. 25 Want wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft zal zelfs het laatste worden ontnomen.’ 26 En hij zei: ‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: 27 hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. 28 De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. 29 Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.’ 30 En hij zei: ‘Waarmee kunnen we het koninkrijk van God vergelijken en door welke gelijkenis kunnen we het voorstellen? 31 Het is als een zaadje van de mosterdplant, het kleinste van alle zaden op aarde wanneer het gezaaid wordt. 32 Maar als het na het zaaien opschiet, wordt het het grootste van alle planten en krijgt het grote takken, zodat de vogels van de hemel in zijn schaduw kunnen nestelen.’ 33 Met zulke en andere gelijkenissen verkondigde hij hun Gods boodschap, voor zover ze die konden begrijpen; 34 hij sprak alleen in gelijkenissen tegen hen, maar wanneer hij alleen was met zijn leerlingen, verklaarde hij hun alles. 35 Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: ‘Laten we het meer oversteken.’ 36 Ze stuurden de menigte weg en namen hem mee in de boot waarin hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op. 37 Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. 38 Maar hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: ‘Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?’ 39 Toen hij wakker geworden was, sprak hij de wind bestraffend toe en zei tegen het meer: ‘Zwijg! Wees stil!’ De wind ging liggen en het meer kwam helemaal tot rust. 40 Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’ 41 Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’ (Marcus 4:21-41, Nieuwe Bijbelvertaling)
Van onbegrip gegrepen-zijn
Wie is Jezus, en wat is zijn boodschap? Weer laat Marcus zien dat het voor de mensen moeilijk blijft om de woorden van Jezus helemaal te begrijpen. Toch blijft Jezus benadrukken hoe belangrijk het is om hem te volgen en zijn goede boodschap te verder te vertellen. Het koninkrijk van God zal steeds groter worden. Maar dat gebeurt alleen als Jezus’ volgelingen zelf meewerken om die boodschap te verspreiden.
Nog steeds legt Jezus zijn belangrijkste lessen pas uit als zijn publiek weg is. Hij wacht tot de menigte weer naar huis is gegaan, tot hij alleen is met zijn groep leerlingen. Dan vertelt hij hun wat hij precies bedoelde met zijn beelden en gelijkenissen. Toch eindigt de tekst van vandaag met deze uitspraak van zijn leerlingen: ‘Wie is hij toch?’ Jezus’ boodschap én Jezus’ macht en wonderen blijven onbegrip opwekken. Maar Jezus wijst ook vooruit naar een tijd dat alles duidelijker zal worden: alles moet openbaar worden gemaakt, alles moet aan het licht komen (vers 22). Die tijd komt wanneer je Jezus volgt en doet wat hij zegt. Dat dat niet altijd makkelijk is, zie je aan de leerlingen. Maar wie – net als zij – Jezus blijft volgen, ondanks alle onbegrip en ongemak, zal uiteindelijk thuiskomen in Gods koninkrijk.
Wil je verder lezen over sikkels, lampen, of boten? Ontdek het op debijbel.nl!
1 Weer ging hij naar het meer om de mensen te onderwijzen; er kwam een enorme menigte om hem heen staan. Daarom ging hij in de boot op het meer zitten, terwijl de menigte op de oever bleef staan. 2 Hij onderwees hen uitvoerig en sprak hen toe in gelijkenissen. Hij zei: 3 ‘Luister. Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. 4 Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en de vogels kwamen en aten het op. 5 Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; 6 en toen de zon opkwam verschroeide het jonge groen, en omdat het geen wortel had droogde het uit. 7 Weer ander zaad viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het en het bracht geen vrucht voort. 8 Maar er waren ook zaadjes die in goede grond vielen en wel vrucht voortbrachten: ze schoten op en groeiden en droegen vrucht. Sommige leverden het dertigvoudige op, andere het zestigvoudige en weer andere het honderdvoudige.’ 9 En hij zei: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ 10 Toen hij weer alleen was met zijn volgelingen en met de twaalf, stelden ze hem vragen over de gelijkenissen. 11 Hij zei tegen hen: ‘Aan jullie is het geheim van het koninkrijk van God onthuld; maar zij die buiten blijven staan, krijgen alles te horen in gelijkenissen, 12 “opdat ze scherp zien, maar geen inzicht hebben, opdat ze goed horen, maar niets begrijpen, anders zouden ze zich bekeren en vergeving krijgen.”’ 13 Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen jullie deze gelijkenis niet? Hoe zullen jullie alle andere gelijkenissen dan begrijpen? 14 De zaaier zaait het woord. 15 Sommigen zijn als het zaad dat op de weg valt: het woord wordt wel gezaaid, maar wanneer ze het gehoord hebben, komt meteen Satan om het woord weg te graaien dat in hen gezaaid is. 16 Anderen zijn als het zaad dat op rotsgrond is gezaaid: wanneer zij het woord hebben gehoord, nemen ze het meteen met vreugde in zich op, 17 maar in hen schiet het geen wortel, ze zijn te oppervlakkig, en als ze vanwege het woord worden beproefd of vervolgd, houden ze geen ogenblik stand. 18 Weer anderen zijn als het zaad dat tussen de distels is gezaaid: ze hebben het woord wel gehoord, 19 maar de zorgen om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom en hun verlangens naar allerlei andere dingen komen ertussen en verstikken het woord, zodat het zonder vrucht blijft. 20 Maar er zijn ook mensen die zijn als het zaad dat op goede grond is gezaaid: zij horen het woord en aanvaarden het en dragen vrucht, sommigen dertigvoudig, anderen zestigvoudig en weer anderen honderdvoudig.’ (Marcus 4:1-20, Nieuwe Bijbelvertaling)
Horen en luisteren
Jezus vertelt een gelijkenis, maar zelfs zijn leerlingen begrijpen niet wat hij ermee bedoelt. Waarom vertelt Jezus dingen die zo moeilijk te begrijpen zijn? Om dat uit te leggen citeert hij Jesaja 6:9. Daar gaat het over het volk dat niet zal luisteren naar de boodschap van God die Jesaja vertelt. Dan zal God het volk straffen. Jezus wil op die manier duidelijk maken dat het heel belangrijk is om bij hem te horen, en je best te doen om te begrijpen wat hij zegt. Maar dat is nog niet alles.
‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ Het is niet genoeg om alleen maar achter Jezus aan te lopen om mooie dingen te zien en horen. Je moet écht goed luisteren. En zelfs dat is nog niet genoeg. Dat zie je in de gelijkenis die Jezus vertelt: het gaat om vrucht dragen. Niet bij iedereen die de woorden van Jezus hoort, zullen die woorden ook echt iets opleveren. Alleen de mensen die Jezus’ woorden horen én doen, horen bij Jezus en bij God.
Ken jij mensen die ‘honderdvoudig vrucht’ lijken te dragen? Wat is hun geheim, denk je?
Wil je verder lezen over zaaien of gelijkenissen? Ontdek het op debijbel.nl.
22 Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’ 23 Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? 24 Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; 25 als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden. 26 En als Satan tegen zichzelf in opstand is gekomen en verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. 27 Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. 28 Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, 29 maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ 30 Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’ 31 Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. 32 Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ 33 Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ 34 Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. 35 Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’ (Marcus 3:22-35, Nieuwe Bijbelvertaling)
Aan wiens kant sta je?
Gisteren lazen we dat de familie van Jezus dacht dat hij gek was. Nu zijn ze bij hem aangekomen om hem op te halen. Jezus maakt meteen duidelijk waar het om gaat: de wil van God doen. Hij noemt diegenen die de wil van God doen, zijn ware familie. Dat is een heftige uitspraak: Jezus zegt dat zijn eigen moeder en broers zijn familie niet meer zijn. Dat zegt hij niet omdat hij niet meer van hen houdt. Nee, hij wil juist dat ze hem volgen. Dan zullen ze pas écht familie zijn.
Ook de schriftgeleerden begrijpen niet wie Jezus is en wat hij doet. Ze denken dat hij de wil van Satan doet. Door de kracht van Jezus zo’n duistere oorsprong te geven, beschuldigen de schriftgeleerden Jezus van een wel heel grote zonde: hij verspreidt de boodschap van God niet, maar hij werkt juist tégen God.
Jezus maakt meteen duidelijk waar zijn kracht wel vandaan komt: van de heilige Geest (zie Marcus 1:10). De schriftgeleerden beledigen dus niet alleen Jezus, maar ook de heilige Geest zelf! Jezus doet niet de wil van Satan, maar juist de wil van God.
Wat vind je ervan dat Jezus zijn moeder en broers zo buiten laat staan? Heb jij iets of iemand waar je meer om geeft dan om je familie?
Wil je verder lezen over roven, Beëlzebul, of Satan? Ontdek het op debijbel.nl.
7 Jezus week met zijn leerlingen uit naar het meer, en een grote menigte uit Galilea volgde hem. Ook uit Judea 8 en Jeruzalem, uit Idumea en het gebied aan de overkant van de Jordaan en uit de omgeving van Tyrus en Sidon kwamen veel mensen naar hem toe, omdat ze hadden gehoord wat hij allemaal deed. 9 Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze een boot voor hem gereed moesten houden, om te voorkomen dat hij door de menigte onder de voet zou worden gelopen. 10 Allerlei zieken verdrongen zich om hem aan te raken, want hij had al veel mensen genezen. 11 Telkens als de onreine geesten hem zagen, vielen ze voor hem neer en schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ 12 Hij sprak hen bestraffend toe, en verbood hun bekend te maken wie hij was. 13 Hij ging de berg op en riep al degenen bij zich op wie hij zijn keuze had laten vallen, en ze kwamen naar hem toe. 14 Hij stelde twaalf van hen aan als apostel; ze moesten hem vergezellen, en hij wilde hen ook uitzenden om het goede nieuws bekend te maken. 15 Ze kregen de macht om demonen uit te drijven. 16 De twaalf die hij aanstelde, waren achtereenvolgens Simon, die hij de naam Petrus gaf, 17 Jakobus, de zoon van Zebedeüs, Johannes, de broer van Jakobus (aan deze twee gaf hij de naam Boanerges, wat ‘zonen van de donder’ betekent), 18 Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, Taddeüs, Simon Kananeüs 19 en Judas Iskariot, die hem heeft uitgeleverd. 20 Hij ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te gaan eten. 21 Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren. (Marcus 3:7-21, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wie kent Jezus?
Zoals we al eerder in Marcus hebben gelezen, is Jezus enorm populair geworden in Galilea. Mensen verdringen zich om maar iets van hem op te vangen, en misschien een wonderlijke genezing mee te maken. Het is zo erg dat ze Jezus bijna onder de voet lopen. Jezus krijgt zelfs geen kans om te eten!
Maar de mensen die hem volgen, zien niet wie hij echt is. Ze komen voor de wonderen, maar uit hun gedrag blijkt niet dat ze weten met wie ze te maken hebben. Alleen diegenen die Jezus niet volgen, de onreine geesten, weten wie hij: de Zoon van God. In heel het evangelie volgens Marcus noemen alleen onreine geesten en een centurio (Marcus 15:39) hem ‘Zoon van God’: precies degenen van wie je het niet zou verwachten. Maar dat het waar is, dat bevestigt God vanuit de hemel (Marcus 1:11 en 9:7).
Degenen van wie je zou verwachten dat ze Jezus het beste kennen, zijn juist blind voor wie hij is. Jezus’ familie gaat op weg om hem onder dwang mee te nemen. Ze denken dat hij gek geworden is!
Wat zou jij van Jezus denken als je hem op aarde zag? Begrijp jij dat zijn familie dacht dat hij gek geworden was?
Wil je verder lezen over apostelen, Petrus, of het goede nieuws? Ontdek het op debijbel.nl.
23 Eens liep hij op een sabbat tussen de korenvelden door. Zijn leerlingen gingen de velden in en begonnen aren te plukken. 24 ‘Kijk eens!’ zeiden de farizeeën tegen hem. ‘Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?’ 25 Maar hij antwoordde: ‘Hebt u dan nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen gebrek leden en honger hadden? 26 Hij ging het huis van God binnen – Abjatar was toen hogepriester – en at van de toonbroden, waarvan alleen de priesters mogen eten. En hij gaf ze ook aan zijn mannen te eten.’ 27 En hij voegde eraan toe: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat; 28 en dus is de Mensenzoon ook heer en meester over de sabbat.’
3:1 Weer ging hij naar de synagoge. Daar was iemand met een verschrompelde hand. 2 Ze letten op hem om te zien of hij die op sabbat zou genezen, zodat ze hem zouden kunnen aanklagen. 3 Hij zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Kom in het midden staan.’ 4 Aan de anderen vroeg hij: ‘Wat mag men op sabbat doen: goed of kwaad? Een leven redden of het vernietigen?’ Maar ze zwegen. 5 Hij keek hen boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun hardleersheid, en toen zei hij tegen de man die in het midden stond: ‘Steek uw hand uit.’ Hij stak zijn hand uit en er kwam weer leven in. 6 De farizeeën verlieten de synagoge en gingen meteen met de herodianen overleggen hoe ze hem uit de weg zouden kunnen ruimen. (Marcus 2:23-3:6, Nieuwe Bijbelvertaling)
Opdrachtgever: God
De farizeeën zien de leerlingen van Jezus op sabbat iets doen wat verboden is. Jezus weet dat dit de verontwaardiging van de farizeeën zal opwekken. Hij zoekt de confrontatie op. Daarbij gebruikt hij argumenten die voor de farizeeën acceptabel zijn: Jezus maakt zijn punt duidelijk met een verhaal uit de Bijbel. Maar hij doet dat helemaal op zijn eigen manier.
Waarom noemt Jezus juist dit verhaal? David verbrak de sabbat niet, hij at van de toonbroden die niet voor hem bedoeld waren (1 Samuel 21:2-7). Jezus en zijn leerlingen leden geen honger zoals David. Wat is dan de overeenkomst tussen David en Jezus? David had een speciale opdracht van de koning (1 Samuel 21:3), daarom mocht hij de wet verbreken en van de toonbroden eten. Jezus heeft een nog specialere opdracht van God. Tussen de regels door zegt hij tegen de farizeeën: ik heb meer gezag dan jullie, want God heeft mij gestuurd.
Ook in Marcus 3:1-6 doet Jezus iets wat volgens de wet verboden is. Nu geneest hij een man op sabbat. De farizeeën hebben heel goed door wat Jezus doet: hij geeft aan dat hij bovenmenselijke macht heeft. Voor hen kan dat alleen maar godslasterlijk zijn. Maar voor Marcus is het precies omgekeerd: deze macht krijgt Jezus juist van God.
Wil je verder lezen over de sabbat, David, of toonbrood? Ontdek het op debijbel.nl.
13 Jezus vertrok en ging weer naar het meer. Een grote mensenmenigte kwam naar hem toe, en hij onderwees hen. 14 Toen hij verderging zag hij Levi, de zoon van Alfeüs, bij het tolhuis zitten, en hij zei tegen hem: ‘Volg mij.’ Levi stond op en volgde hem. 15 Op een keer was hij bij Levi thuis uitgenodigd voor een maaltijd, samen met zijn leerlingen en een groot aantal tollenaars en zondaars, want velen van hen volgden hem. 16 Toen de farizese schriftgeleerden zagen dat hij samen met zondaars en tollenaars at, zeiden ze tegen zijn leerlingen: ‘Eet hij met tollenaars en zondaars?’ 17 Jezus hoorde dit en zei tegen hen: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel; ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’ 18 De leerlingen van Johannes en de farizeeën hadden de gewoonte regelmatig te vasten. Er kwamen mensen naar Jezus toe, die hem vroegen: ‘Waarom vasten de leerlingen van Johannes en de leerlingen van de farizeeën wel, maar uw leerlingen niet?’ 19 Jezus antwoordde: ‘Bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten zolang de bruidegom bij hen is? Nee, zolang ze de bruidegom bij zich hebben, kunnen ze niet vasten. 20 Maar er komt een dag dat de bruidegom bij hen wordt weggehaald, en dan is het hun tijd om te vasten. 21 Niemand verstelt een oude mantel met een lap die nog niet gekrompen is, want dan trekt de nieuwe lap de oude stof kapot en wordt de scheur nog groter. 22 Niemand giet jonge wijn in oude leren zakken, want dan scheuren ze open en gaat de wijn verloren, net als de zakken zelf. Jonge wijn hoort in nieuwe zakken.’ (Marcus 2:13-22, Nieuwe Bijbelvertaling)
Nieuws dat beweegt
Jezus doet iets wat heel nieuw is: hij doorbreekt gewoontes en laat mensen versteld staan. Zijn nieuwe boodschap past niet goed bij wat de mensen gewend zijn. Dat is ook de les van de twee beelden in Marcus 2:21-22. In beide gevallen heeft Jezus het over het verbinden van oude en nieuwe dingen. Doordat de nieuwe dingen nog beweeglijk en dynamisch zijn, zullen ze het oude al snel kapottrekken. Het nieuwe past niet goed bij het oude.
Hoe verrassend Jezus handelt, blijkt ook uit het korte verhaal over Levi de tollenaar. Zoals we al eerder gelezen hebben, spreekt Jezus met gezag: zodra hij Levi roept, gehoorzaamt Levi en volgt hij Jezus zonder aarzelen. Maar Levi is niet zomaar iemand, hij is een tollenaar. Tollenaars stonden niet goed bekend: ze werden gezien als dieven en collaborateurs met de Romeinse machthebbers. Met zulke mensen, tollenaars en zondaars, houdt Jezus een maaltijd. Zoiets belangrijks en persoonlijks als een maaltijd – want dat was het in die tijd! – delen met mensen met wie je eigenlijk niet om mag gaan: dat is pas nieuw en baanbrekend.
Jezus kondigt iets totaal nieuws aan. Maar hij praat er niet alleen over, hij leeft het ook. In wat Jezus doet, dáárin zie je het koninkrijk van God.
Hoe breng jij je geloof in praktijk? Doe je daarbij ook iets nieuws of iets anders dan de mensen om je heen?
Wil je verder lezen over tollenaars, bruiloften, of wijn? Ontdek het op debijbel.nl.
1 Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd bekend dat hij weer thuis was. 2 Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij verkondigde hun Gods boodschap. 3 Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. 4 Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. 5 Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’ 6 Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: 7 Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! 8 Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? 9 Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? 10 Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: 11 ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ 12 Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze. (Marcus 2:1-12, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wat is makkelijker?
Het verhaal staat in alle kinderbijbels: vier vrienden die er alles voor over hebben om hun zieke vriend bij Jezus te brengen. Het is een ontroerend relaas over vriendschap, doorzettingsvermogen en genezing.
Maar wat er tussen de actie van de vrienden en de genezing van de verlamde gebeurt, is minstens even interessant. Jezus gaat met een paar schriftgeleerden in discussie over de vraag wat makkelijker is: genezen of vergeven. Het antwoord ligt voor de hand: vergeven natuurlijk! Vergeving is maar een woord, er verandert niets aan de zichtbare werkelijkheid. Toch?
Zo’n kleine tweeduizend jaar later hebben we enorme vooruitgang geboekt op het gebied van wetenschap en geneeskunde. Veel aandoeningen die in de tijd van Jezus je leven konden verwoesten, kunnen we nu met een spuitje genezen of zelfs voorkomen. Maar kunnen we hetzelfde zeggen over vergeving? Wie het nieuws bijhoudt, of wie eerlijk naar zichzelf kijkt, komt snel tot de conclusie dat we er op dat gebied nauwelijks bij hebben geleerd.
Wie kun jij maar moeilijk vergeven? Bid vandaag eens het Onze Vader (Matteüs 6:9-13), met die persoon in gedachten. Verandert er iets aan je houding?
Meer lezen over schriftgeleerden, vergeving of huizen in de tijd van Jezus? Ontdek het op debijbel.nl.
35 Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden. 36 Maar Simon en de anderen die bij hem waren, gingen hem vlug achterna, 37 en toen ze hem gevonden hadden zeiden ze tegen hem: ‘Iedereen is naar u op zoek!’ 38 Toen zei hij: ‘Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat ik ook daar het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben ik immers op weg gegaan.’ 39 In heel Galilea bracht hij het nieuws in de synagogen en dreef hij demonen uit. 40 Er kwam iemand naar hem toe die aan huidvraat leed; hij smeekte hem om hulp en zei, terwijl hij op zijn knieën viel: ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’ 41 Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ 42 En meteen verdween zijn huidvraat en hij was rein. 43 Jezus stuurde hem weg met de ernstige waarschuwing: 44 ‘Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga u aan de priester laten zien en breng het reinigingsoffer dat Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ 45 Maar toen de man vertrokken was, ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was, met als gevolg dat Jezus niet langer openlijk in een stad kon verschijnen, maar op eenzame plaatsen buiten de steden moest blijven. Toch bleven de mensen van alle kanten naar hem toe komen. (Marcus 1:35-45, Nieuwe Bijbelvertaling)
Op eenzame plaatsen
Het gaat snel in het evangelie volgens Marcus: binnen één hoofdstuk ontwikkelt Jezus zich van onbekende timmermanszoon tot een beroemdheid. Zo snel zelfs dat er nergens meer een rustige plek voor hem lijkt te zijn.
Het verhaal slingert heen en weer tussen twee uitersten. Aan de ene kant Jezus’ medelijden met de mensen die in drommen naar hem toe komen, op zoek naar lichamelijke en geestelijke genezing. Aan de andere kant zijn behoefte aan bezinning, aan tijd voor gebed.
Jezus’ afzondering op eenzame plaatsen zou je kunnen uitleggen als vluchtgedrag. Even weg uit de drukte, weg van de mensen met hun eindeloze roep om hulp. ‘Nu even niet,’ hoor je Jezus denken. Misschien herken je het wel, als je weer eens meer gedaan hebt dan je eigenlijk aankunt.
Maar je kunt dit verhaal ook anders lezen. Kijk eens naar de volgorde: de beweging gaat niet van drukte naar stilte, maar juist andersom. Jezus trekt zich terug om in eenzaamheid te bidden. En juist vanuit die eenzaamheid ontstaat beweging en bewogenheid. ‘Laten we ergens anders heen gaan, zodat ik ook daar het goede nieuws kan brengen!’
Eenzaamheid opzoeken – niet als vlucht, maar om je te bezinnen op de vraag: Waarom was ik ook alweer op weg gegaan (vers 38)? Hoe zou je daar vandaag vorm aan kunnen geven?
Meer lezen over priesters, reinigingsoffers of huidvraat? Ontdek het op debijbel.nl.
14 Nadat Johannes gevangen was genomen, ging Jezus naar Galilea, waar hij Gods goede nieuws verkondigde. 15 Dit was wat hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’ 16 Toen Jezus langs het Meer van Galilea liep, zag hij Simon en Andreas, de broer van Simon, die hun netten uitwierpen in het meer; het waren vissers. 17 Jezus zei tegen hen: ‘Kom, volg mij! Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ 18 Meteen lieten ze hun netten achter en volgden hem. 19 Iets verderop zag hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, die in hun boot bezig waren met het herstellen van de netten, 20 en direct riep hij hen. Ze lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners achter in de boot en volgden hem. 21 Ze gingen op weg naar Kafarnaüm, en op de eerstvolgende sabbat ging Jezus naar de synagoge en onderwees er de mensen. 22 Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden. 23 Er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest, en hij schreeuwde: 24 ‘Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ 25 Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ 26 De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw. 27 Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.’ 28 Het nieuws over Jezus verspreidde zich algauw overal in Galilea. 29 Toen ze uit de synagoge kwamen, gingen ze rechtstreeks naar het huis van Simon en Andreas, samen met Jakobus en Johannes. 30 Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. 31 Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen. 32 ’s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar hem toe; 33 alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. 34 Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en hij dreef veel demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie hij was. (Marcus 1:14-34, Nieuwe Bijbelvertaling)
Met gezag
Marcus benadrukt het steeds weer: waar Jezus komt, gebeuren wonderen. Kwade geesten slaan op de vlucht, zieken worden beter en van een paar broden en vissen kunnen duizenden mensen eten.
Maar nog voordat Jezus ook maar één zieke heeft genezen, zijn de mensen al onder de indruk van iets anders: de manier waarop Jezus tot hen spreekt.
Eigenlijk doet Jezus hetzelfde als veel andere leraren in die tijd: hij gaat naar de synagoge en legt daar de heilige boeken uit. Toch voelen de mensen aan dat Jezus niet zomaar een leraar is: hij spreekt ‘met gezag’.
Wil Marcus daarmee zeggen dat Jezus de andere wetsgeleerden overschreeuwt en geen tegenspraak duldt? Nee, hij bedoelt iets heel anders. Als Jezus spreekt, blijft dat niet zonder gevolgen. De mensen zien de wereld om zich heen veranderen. Soms letterlijk, als een bezetene weer gezond wordt. Maar nog vaker figuurlijk, doordat ze met andere ogen leren kijken. Sommigen zijn zo geraakt door de woorden van Jezus dat ze alles achterlaten. Anderen merken dat de heilige boeken voor hen tot leven komen.
Welke woorden raken jou zo dat je leven erdoor verandert?
Meer lezen over kwade geesten, synagogen of vissen in de tijd van de Bijbel? Ontdek het op debijbel.nl.
1 Het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God. 2 Het staat geschreven bij de profeet Jesaja: ‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen. 3 Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden!”’ 4 Dit gebeurde toen Johannes de Doper naar de woestijn ging en de mensen opriep zich te laten dopen en tot inkeer te komen, om zo vergeving van zonden te verkrijgen. 5 Alle inwoners van Judea en Jeruzalem stroomden toe en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden. 6 Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. 7 Hij verkondigde: ‘Na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om me voor hem te bukken en de riemen van zijn sandalen los te maken. 8 Ik heb jullie gedoopt met water, maar hij zal jullie dopen met de heilige Geest.’ 9 In die tijd kwam Jezus vanuit Nazaret, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen. 10 Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, 11 en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ 12 Meteen daarna dreef de Geest hem de woestijn in. 13 Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem. (Marcus 1:1-13, Nieuwe Bijbelvertaling)
In de woestijn
Het evangelie van Marcus begint in de woestijn. Waarom is juist de woestijn, een plek van dood en gemis, het beginpunt voor het verhaal over Gods geliefde Zoon? Het antwoord schuilt in drie momenten uit de geschiedenis van Israël.
Allereerst het gevecht in de woestijn tussen Jezus en de duivel. Dat gevecht duurt veertig dagen, en dat doet denken aan de veertig jaar dat het volk door de woestijn moest trekken. Veertig jaar van ontbering, maar ook de periode waarin een ontheemde groep slaven Gods eigen volk wordt.
Dan de woestijn waarin Johannes preekt en mensen doopt, in de Jordaan. Diezelfde rivier moest het volk Israël oversteken om het land Kanaän binnen te gaan (Jozua 3). Hun verhaal in het beloofde land begon toen pas echt.
En ten slotte het citaat uit Jesaja 40:3. Hiermee begint weer een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Israël. Na jaren van ballingschap, ver van hun thuisland en van de God die dat land aan hen beloofd had, krijgt het volk een nieuwe kans. God zelf komt naar hen toe, door de woestijn – de troosteloze plek waar hun leven nu al zo lang op lijkt.
Drie keer woestijn, drie keer een nieuw begin. Drie keer een moment waarop mensen ervaren: God ziet naar ons om en verbindt zich met ons lot. Voor Marcus is er geen passender beeld voor de nieuwe wereld die met Jezus is aangebroken.
Wil je verder lezen over Marcus, Johannes de Doper of de woestijn? Ontdek het op debijbel.nl.
BRON: Ontdek het op debijbel.nl »
Nederlands Bijbelgenootschap Zijlweg 198, 2015 CK Haarlem Postbus 620, 2003 RP Haarlem Telefoon: 023 - 514 61 46
Het Evangelie doet nadenken over twee vragen : 1. Weet u zeker dat u naar de hemel gaat, indien u deze nacht sterft ? 2. God vraagt : Waarom zou Ik u in de hemel binnenlaten ? Wat zou u dan zeggen ? Ongelovige mensen zijn meestal angstig voor de dood. Deze angst komt voort uit een onzeker weten. Er is slechts de hemel of de hel zo leert God in de Bijbel. Het vagevuur komt voort uit onzekerheid, gevonden door ongelovige theologen, God spreekt er nergens over. ( Hebr.2:15 ) Een christen WEET ZEKER dat hij naar de hemel gaat, DOOR TE GELOVEN WAT GOD ZEGT ! EN GOD OVERTUIGDE HEM PERSOONLIJK! DE HEMEL IS EENGESCHENK VAN GOD VOOR DE MENSEN. ROMEINEN 6:23 WANT HET LOON DAT DE ZONDE GEEFT IS DE DOOD, MAAR DE GENADE DIE GOD SCHENKT, IS HET EEUWIGE LEVEN IN CHRISTUS JEZUS, ONZE HERE. LAAT U REDDEN!
1. DE ONGELOVIGE KAN MOEILIJK ONDERSCHEID MAKEN TUSSEN GOED EN KWAAD. 2. HET GEWETEN KAN WORDEN ONDERDRUKT. 3. DE ONGELOVIGE KENT HET GEVOLG VAN DE ZONDE NIET : DE DOOD EN DE TWEEDE DOOD ! EEN CHRISTEN KAN DOOR DE H.GEEST ONDERSCHEID MAKEN TUSSEN WAARHEID EN LEUGEN, DUISTERNIS EN LICHT. HIJ IS EEN NIEUWE SCHEPPING GEWORDEN. Vers 22 Wij zijn vrijgekomen van een zondige toestand. DE VRUCHT VAN ONS GELOOF DOOR STRIJD TEGEN DE ZONDE ! Rom.6:22 Heiligmaking is strijd voeren tegen de zonde die nog steeds in ons leven voorkomt ! Heiligen zijn christenen die geestelijke wapens gebruiken om te kunnen standhouden tegen alle vorm van verleiding van de satan ! Wij lezen Efeze 6 : 10 – 20 DE MENS IS EEN ZONDAAR
In Matheus 5 vers 38 staat: Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand. 39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet weerstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe; Iemand op de wang slaan betekende in die tijd dat als je deze met de rug van je hand op de wang sloeg dat je deze openbaar beledigde. En daar stond een straf op volgens de Joodse geschriften van 400 munten als je dus iemand op deze wijze beledigde door op de rechter wang te slaan. Jezus zei dus ook tegen de Discipelen die dus uitgaan ja als je dus zult gaan dan gaan die dingen gebeuren dat ze je gaan beledigen omdat je mij gaat volgen en dingen gaat doen die Ik doe…. Ga dan niet je RECHT zoeken , ga je dan niet daartegen verdedigen. Het gaat hier niet over iemand slaat je, nu dan moet je maar nog een keer laten slaan. Het gaat hier dus over iets heel anders. De Here Jezus heeft het hier over een oog voor een oog en een tand voor een tand in vers 38. Kent u die uitdrukking; een oog voor een oog en een tand voor een tand?? Die ken je toch en heb je wel al eens gehoord he? Je hoort het of leest het wel eens in het nieuws he? Een oog voor een oog en een tand voor een tand… en dan zie dat de mensen daar iets bij gaan invullen want ze stellen zich daar iets bij voor…Dus iemand slaat mijn oog eruit of klopt het blauw, wat doe ik dan? Ik sla hem een oog eruit of klop het eveneens blauw…ja toch? Denken wij niet zo? De tekst die de H Jezus hier aanhaalt en zegt jullie hebben gehoord dat gezegd is Oog om oog, en tand om tand ..dat staat dus ECHT in het oude testament of zeg maar het eerste testament hoor. Dus Jezus haalt hier iets aan wat de mensen zeiden. Jezus heeft het hier niet of die tekst al of niet in de bijbel staat maar wel over WAT doen we ermee??? En wat is de betekenis van dit vers? Om dit in de bijbel te begrijpen moeten we de regels in acht nemen en kijken en ons de vraag stellen waar komt die tekst vandaan en in welk verband of context staat die tekst eigenlijk om deze te kunnen verklaren en de betekenis te weten te komen. En dan blijkt het dat de tekst oog om oog en tand om tand dat het in 3 gedeelten in het eerste testament voorkomt. In Exodus 21, Leviticus 24 en in Deuteronomium 19 Als we even terug kijken in Exodus 21 vers 24 dan staat daar , een oog voor een oog een tand voor een tand een hand voor een hand een voet voor een voet en zo gaat het nog even door.. Wat betekend dat nu toch?? Wat ,maar wat zou dat nu toch echt maar dan ook echt betekenen??? Is dat nu echt een wreed gebod dat de Here God nu aan Israël geeft? Betekend dat nu over het feit dat ik mij hier echt zou moeten wreken?? Zo ergens iets van een beleid van, lap ik mep gewoon maar terug? Ik denk het niet beste , in een van de gedeelten waar we deze tekst tegen komen is in Leviticus 19 Daar zien we dat de Here God heel gericht tegen Israël zegt dat we ons niet mogen wreken in vers 17 staat er . U zult GEEN wrok tegen iemand koesteren, of in een andere vertaling staat wees niet haatdragend, maar openlijk de onderlinge geschillen bij leggen. De rechter, en NIET jijzelf zal in zo een geval iemand schuldig verklaren. Je zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover je volk maar je naaste liefhebben als jezelf want Ik ben de Heer. Als we dus een probleem hebben met een ander zoals bijvoorbeeld dat iemand mij een blauw oog stompt en dat ik een tijd lang niets kan zien, als vb. Wat zegt nu de bijbel daarvan? Dan mag je ten eerste niet zelf gaan wrok koesteren tegen die persoon. Dat staat dus in dat eerste testament. En verder wordt er gezegd dat je OPENLIJK dat geschil moet bijleggen. En hoe ging dat toen als je een geschil had met iemand dan had je getuigen nodig en als het om een grotere zaak ging dan ging je daarvoor naar de rechter. Iedere stad had een kleine groep en een grote groep rechters. Je had 3 rechters en je had 23 rechters die laatsten waren voor de grote misdaden zeg maar zware misdrijven waar de doodstraf op kon staan. Dus voor een klein geval ging je dus naar de 3 rechters toe. Jeruzalem had trouwens nog een grotere raad van 71 rechters, het Sanhedrin dat was bv voor als er een valse profeet was dan moest die daar voorkomen. Wat zien we hier? Je mag niet zelf bepalen welke straf er moet komen maar de rechters bepalen dit wat er aan de hand is. De bijbel zegt dus nergens dat je het recht in eigen handen mag nemen en dat is zeer belangrijk ander krijg je van die Italiaanse toestanden he. Iemand slaat iemand van een familie dood, die familie wederom slat er ook iemand dood…enz. Denk je nu echt dat het eerste testament zo dwaas is en dat de Here God dat aan de Israëlieten gaat leren? Naar het schijnt hebben de Israëliërs hetzelfde temperament als de Italianen. Het is dus een hele andere boodschap die de Here geeft en zegt dus Ik wil niet dat jullie wraak nemen en een wrok hebben in jullie hart en wat er vergoed moet worden daar bepalen de rechters over. Bovendien zegt de Heer “Mij komt de wraak toe en de vergelding” dat is dus mooi geregeld. We gaan weer terug naar de tekst “Oog om oog en tand om tand” in Exodus 21 Om die tekst te begrijpen moeten we dus zeggen “Wat is de context waarin die tekst staat” in vers 18 nu staat er” wanneer mannen met elkaar vechten, en de één slaat de ander met een steen of met de vuist, en stel dat die ander daar niet van sterft, maar te bed moet liggen en later weer kan lopen met een stok. Dan hoeft de man die de klap gaf niet gestraft te worden. Maar hij moet wel een vergoeding betalen voor de tijd dat de man in bed moest liggen en dus niet kon werken. Hij moet betalen voor zijn behandeling en verzorging. Hier zien we al het eerste van wat er staat in de context “oog om oog en tand om tand” dus de schade die er ontstaat wanneer mensen een letsel oplopen , dingen die mensen elkaar aandoen dan zegt de bijbel hier als jij die ander schade veroorzaakt dan moet je daarvoor zorgen dat alle schade vergoed zal worden… dan gaat het verder in vers 20 staat er wanneer iemand zijn slaaf met een stok slaat zodat die sterft dan moet de dader gestraft worden maar als de slaaf nog enkele dagen leeft, dan hoeft de dader niet worden gestraft. Want de slaaf is immers zijn eigendom. En zo kun je nog verschillende verzen doorlezen. Zo zie je dat de rechters moeten toezien op de betaling. Dus een zaak mogen we nooit zelf uitvechten, neen , er moeten rechters zijn die er op toezien dat het ordelijk volgens de regels geschied. Er staat even verder in : Stel dat 2 mannen vechten en één van hen raakt een vrouw die in verwachting is. Als daardoor haar kind dood geboren wordt, maar zijzelf sterf niet ,dan moet de dader een boete betalen aan haar man. Haar man mag bepalen hoeveel de dader moet betalen. Hij moet het bedrag betalen aan de rechters en deze betalen het aan de man. Maar als ze zelf nu ook sterft dan moet de dader het volgende betalen: zijn leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand vr een tand, een hand vr een hand, een voet vr een voet, een brandwond voor een brandwond, een wond vr een wond, een buil vr een buil. Wanneer we dus spreken over een oog om een oog, dan spreken we over een schade vergoeding, ja, en wat deed de rechter dan als ik een blauw oog had en ik kon daardoor een week lang niet werken… dan bepaalde de rechter wat dat blauwe oog voor mij betekende als ik dus een week geen inkomsten had dan betekende dat de waarde van mijn rechter oog in munten werd omgezet en dat de dader dat oog moest vergoeden met een aantal munten…dat betekend “een oog voor een oog” Iedereen denkt maar aan vergelding en wraak maar hier gaat het om een schade vergoeding. Gods woord de bijbel is er vroeg bij door te zeggen dat er rechters moeten zijn in alle steden maar ook dat als je schade veroorzaakt bij iemand dat er ook een vergoeding tegenover moet staan. Daar waren regels voor die we in de Joodse geschriften terug vinden die werden in die tijd toegepast. Er werden alle factoren bekeken die aan de oorzaak lagen van een letsel en daarop bepaalde de rechter de vergoedingen. Alle gevolgen van de daad moesten vergoed worden ..vandaar de tekst “een oog vr een oog; een tand vr een tand ,een blaar vr een blaar enz…. Dus, als we naar de mensen luisteren naar de uitleg van deze teksten dan berust dat op zelf rechter spelen en op wraak nemen… oog om oog en tand om tand. Maar als we de tekst in de context zien hebben we het hier met een heel ander standpunt te doen. We moeten dus die bijbel teksten zorgvuldig onderzoeken want het werpt een geheel andere kijk op de omstandigheden. Wat we veroorzaakt hebben moeten we terug rechtzetten. Hebben we iemand verdriet aangedaan ..dan horen we onze verantwoordelijkheid op te nemen en het te vergoeden, het goed te maken, het heeft alles te maken met SCHADEVERGOEDING…..
De komst van de Zoon 14 Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. 15 Van hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want hij was er vóór mij!”’ 16 Uit zijn overvloed zijn wij allen met goedheid overstelpt. 17 De wet is door Mozes gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen. (Johannes 1:14-18, Nieuwe Bijbelvertaling)
Buiten ruimte en tijd Vaak wordt gezegd dat er twee kerstverhalen in de Bijbel staan: één in het evangelie volgens Lucas en één in het evangelie volgens Matteüs. Maar er is nog een derde verhaal, we vinden het in het Evangelie volgens Johannes. Bij Johannes klinkt het anders. Geen Bethlehem, geen herders en geen voerbak. Als je wilt ontdekken waar Jezus vandaan komt, moet je kijken buiten ruimte en tijd.
Johannes schrijft over de Logos, vaak vertaald met ‘Woord’. Een mysterieuze term. De Logos was toen een aanduiding voor datgene dat er was vóór al het andere. Het eerste principe waardoor alles is ontstaan. Je kunt het de uitvoerende kracht van God zelf noemen. Of: God zoals hij zich laat zien aan zijn volk. De Logos is wat mensenogen kunnen zien van God.
Die eeuwige Logos kwam op aarde als sterfelijk mens: Jezus Christus. Zijn ware plaats is bij God in de hemel. Daar kwam hij vandaan en daar zal hij naar terugkeren. Hij is de Zoon die bij de Vader hoort en namens de Vader optreedt. Door zijn komst naar de aarde kunnen de mensen Gods liefde en waarheid van dichtbij ervaren. Hij laat ons zien wie God is.
Heb je de komende dagen ergens een rustig moment? Laat de teksten van de afgelopen weken dan nog eens op je inwerken. Wat heb je ontdekt, waar ben je op een andere manier naar gaan kijken? Neem die gedachte mee, tijdens de kerstdagen en vooral daarna!
MATTHIJS DE JONG
Matthijs werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap
Maar de engel zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn, want ik breng jullie goed nieuws. Het hele volk zal daar blij mee zijn. Vandaag is jullie redder geboren: Christus, de Heer. Hij is geboren in Betlehem, de stad van David. -- Lucas 2:10-11 (Bijbel in Gewone Taal)
Herders en engelen 8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: 11 vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ (Lucas 2:8-12, Nieuwe Bijbelvertaling)
Een geboren redder De herders hebben de primeur. Als eersten krijgen zij te horen over het kind dat geboren is en waaraan ze het kunnen herkennen. En als eersten krijgen ze te horen wat dit kind is: de redder. ‘Vandaag is jullie redder geboren.’ Een geboren redder, dat is uniek. Een mens kan een redder wórden. Maar deze hulpeloze baby, die geboren is in armoede en anonimiteit, ís redder. Een geboren redder.
Het woord ‘vandaag’ heeft in het Evangelie volgens Lucas een diepe betekenis. Het is niet alleen redding in de toekomst, als dit kind groot zal zijn. Het is niet alleen redding later, als de nieuwe wereld volledig zal aanbreken. Nee, de redding begint nu, vandaag. Vandaag wordt alles anders.
Natuurlijk kijkt Lucas in zijn boek ook vooruit, naar wat nog komen gaat. Maar vooral benadrukt hij het ‘nu’. De komst van het kerstkind, zijn bevrijdende optreden, zijn dood en opstanding: het is één goddelijk ‘nu’ dat alles anders maakt. Zo zijn Kerst en Pasen verbonden.
Wat betekent dit bijbelse ‘vandaag’ voor jouw dag?
MATTHIJS DE JONG
Matthijs werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap
Zacharias spreekt over Johannes 76 En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste, want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken, 77 en om zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden. 78 Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan 79 en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.’ (Lucas 1:76-79, Nieuwe Bijbelvertaling)
De profeet van het licht Zacharias noemt Johannes ‘profeet van de allerhoogste God’. Wat maakt hem een profeet? Johannes treedt op namens God. Hij vertelt de mensen de waarheid. Hij praat niemand naar de mond, maar brengt Gods boodschap: ‘Stop met je verkeerde gedrag, begin een nieuw leven en laat je dopen. Dan zul je gered worden.’ Johannes spreekt ook namens God wanneer hij Jezus aanwijst en zegt: ‘Hij is degene die komen zou, de redder, die veel belangrijker is dan ik.’ Dat is niet de persoonlijke mening van Johannes. Hier spreekt een profeet.
De redder waarover Johannes komt vertellen, wordt in onze tekst voorgesteld als het licht. ‘Licht’ is een heel krachtig symbool: licht dat de duisternis verdrijft, licht dat ons bevrijdt. Dat licht is Jezus. Het woord dat de Griekse tekst voor ‘licht’ gebruikt, betekent letterlijk ‘opgang’. Soms staat dit voor zonsopgang, maar hier gaat het juist om een licht dat vanuit de hemel naar ons toe komt. Een hemels licht, stralend als de zon, dat het duister op aarde verdrijft. Dat licht is Jezus. En Johannes is de profeet van dat licht.
Zie jij het licht waarover Zacharias spreekt vandaag al ergens stralen?
MATTHIJS DE JONG
Matthijs werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap
Jozef 20 Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. 21 Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’ 22 Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: 23 ‘De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuel geven,’ wat in onze taal betekent ‘God met ons’. (Matteüs 1:20-23, Nieuwe Bijbelvertaling)
Inzicht in de gebeurtenissen Jozef is van plan om in het geheim bij Maria weg te gaan. Want zij is zwanger, maar niet van hem. Dan krijgt hij in een droom een bijzondere boodschap te horen. Een engel vertelt hem dat hij en Maria toch bij elkaar moeten blijven. Maria is niet vreemdgegaan. Het kind dat zij verwacht, is verwekt door de heilige Geest. Jozef is dan wel niet de vader, maar hij staat beslist niet buitenspel. Hij moet het kind zijn naam geven: Jezus. Die naam betekent: ‘de HEER geeft redding’ (HEER staat hier voor Gods naam in het Oude Testament). En zo zal het gaan, Jezus zal de mensen redden van hun zonden.
Jozef krijgt dit te horen van de engel in een droom. Daarna krijgen wij als lezers nóg iets bijzonders te lezen: wat hier gebeurt, zijn geen toevallige gebeurtenissen. Nee, het moet zo gaan. Oude profetieën, beloften van God, zijn door de profeten gesproken en opgeschreven. Ze gaan over de nieuwe tijd. En nu die tijd begonnen is, zullen ze uitkomen. Zo is Jezus ‘Immanuel’, de zoon die geboren zou worden volgens Jesaja 7:14. Die naam betekent: ‘God met ons’.
Op welke manier past de naam Immanuel bij Jezus, vind je?
MATTHIJS DE JONG
Matthijs werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap
Elisabet 39 Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, 40 waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette. 41 Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de heilige Geest 42 en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! 43 Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44 Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. 45 Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’ (Lucas 1:39-45, Nieuwe Bijbelvertaling)
Moeder en kind Een bijzonder moment in het verhaal over Jezus. Twee aanstaande moeders ontmoeten elkaar: Elisabet en Maria. Tegelijk is het de ontmoeting van twee ongeboren kinderen: Johannes en Jezus, zijn Heer. Als Elisabet haar kindje voelt trappelen in haar buik, laat de heilige Geest haar weten wat er aan de hand is: Maria is zwanger van Jezus, de Heer. Elisabet noemt Maria de meest gezegende van alle vrouwen.
Naast de uitroep van Elisabeth is er het stille contact tussen de ongeborenen. Johannes, de voorloper van de messias, begroet zijn Heer door te trappelen van vreugde. Vind je dat verrassend? Kijk dan eens terug in Lucas 1:15, waar de engel Gabriël vertelt dat Johannes al voor zijn geboorte de heilige Geest zal ontvangen. Hier zien we wat dat betekent. Alle baby’s schoppen in de buik, maar deze baby trappelt van vreugde. Die vreugde is de blijdschap over de komst van de nieuwe tijd. In het boek Lucas wordt die vreugde vaak genoemd (zie bijvoorbeeld Lucas 2:10 en 10:21). Het is de uitbundige blijdschap over de komst van Gods nieuwe wereld.
Hoe laat jij zien dat je blij bent dat Jezus is gekomen?
MATTHIJS DE JONG
Matthijs werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap
Maria 30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. 33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ (Lucas 1:30-33, Nieuwe Bijbelvertaling)
Koning voor altijd De boodschap van de engel Gabriël aan Maria staat vol verwijzingen naar het Oude Testament. In 2 Samuel 7 en in het bijbelboek Psalmen gaat het over het koningshuis van David dat altijd zal bestaan. En bij de profeten (bijvoorbeeld Jeremia 23:5) lees je de belofte dat opnieuw iemand uit de familie van David koning zal worden. Dan begint een nieuwe tijd van bevrijding, vrede en gerechtigheid.
In het Oude Testament noemt God de koning uit de familie van David soms zijn ‘zoon’ (2 Samuel 7:14, Psalm 2:7 en Psalm 89:27-28). Maar bij Jezus krijgt dit woord ‘zoon’ een nieuwe lading. Hij is méér dan een gewone koning uit de familie van David. Dat blijkt uit het vervolg van Lucas 1. Je kunt het al zien aan het slot van Gabriëls woorden: ‘Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ Als je in het Oude Testament zoekt naar een koningschap zonder einde, dan kom je niet uit bij de koning uit de familie van David, maar bij het koningschap van God zelf (Psalm 45:7 en Micha 4:7).
Wat betekent het voor jou, dat Jezus voor altijd koning is?
MATTHIJS DE JONG
Matthijs werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap
OPMERKELIJK!!! Ben nooit bang om iets nieuws te doen Denk
eraan: Amateurs hebben de Ark gemaakt, professionals maakten de
Titanic! Groetjes van Erich
Over mijzelf
Ik ben Skottke Erich
Ik ben een man en woon in Maasmechelen (België) en mijn beroep is Bruggepensioeneerde.
Ik ben geboren op 23/08/1950 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Familie, kleinkinderen,tuin, honden.....
Ik zou gaarne langs deze weg mensen bereiken die op zoek zijn naar de dingen die met het geloof te maken hebben. Men moet niet persé met mij eens zijn maar ik wil de mensen aanzetten tot nadenken over hun geloofsleven...over de relatie met onze Here Jezus
Rondvraag / Poll
Als je moet kiezen tussen:
Rondvraag / Poll
Zou je, indien je een Christen bent voor crematie kiezen????
Door Zijn genade bent u gered; doordat u in Hem ging geloven.
Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. Niemand zal
zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben.
Efeziërs 2:8-9
Dropbox
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.