Een vriendin heeft me toch over de streep gekregen
ik zal deelnemen aan een kookdemonstratie. Een grote inspanning wordt er van mij niet verwacht, belooft ze mij, een ajuintje snijden misschien. Er eens uit zijn, wat gezellig keuvelen, plezier maken, het lijkt me wel wat.
Maar voor ik kan vertrekken wil ik kokkerellen voor mijn kroost en een bordje soep consumeren voor de gezelligheid. Zo samen aan de dis, daar hou ik van. Ideeën uitwisselen, belevenissen van de dag aanhoren,
EIKES
. Excuseer dat ik even onderbreek, maar er zit een dikke slak zich te goed doen aan mijn stukje tuin. Hoe komt die toch zo dik? Die zit hier waarschijnlijk al een hele tijd! Ik heb echt een gloeiende hekel aan slakken. Bovendien is ze naakt. En bleek. Ik neem tenminste aan dat het een ze is, al heb ik daar geen enkele aanwijzing voor. Ze is heel anders dan de kroostrijke familie die bij valavond slijmend tevoorschijn schuifelde op het koertje van mijn oud huizeke. Die waren donkerbruinzwart.
Sedert de renovatie van datzelfde oud huizeke krijg ik echter een andere doch welgestelde soort over de vloer. Ze bezitten namelijk allen een eigen woning, ja ook de kindertjes. Maar voor de kost zijn ook zij aangewezen op wat mijn tuin biedt. En daar wringt nu precies het schoentje: woest word ik bij de aanblik van mijn geliefde klimhortensia, een delicatesse voor hen blijkbaar. Hun strooptocht voert hen van blad naar blad, een spoor van halfopgegeten groen achterlatend.
Ik heb ze al proberen te verschalken met bier. Van zoet naar straf. Noppes. Korrels strooi ik niet meer, met het oog op Noewi, onze onvoorspelbare kat. Stel dat hij dit lekker vindt? En zon bloot exemplaar aanraken, dat is pure horror. Dus ga ik aan de slag met het zoutvaatje, al lijkt het barbaars, slakken hebben geen zenuwen, enfin dat hoop ik toch?
Maar terug naar het leven vóór de slak. We zitten dus genoegzaam te babbelen aan tafel als mijn frank valt dat ik me alsnog moet reppen om tijdig op de cursus te zijn. De klusjes afhaspelen, de laatste richtlijnen meegeven en mijn stalen ros van stal halen. Zucht. Eerst nog twee fietsen verplaatsen, vóór ik aan de mijne kan. Trapje van de kelder op. Voorzichtig voor de muren. Oei, er moet ook nog een schort, keukenhanddoek, aardappelmesje en plankje mee. Lap, de bagagerekker is verdwenen. Dju, deze is te groot. En die andere ook. Dan maar zonder. Dus zakje aan het stuur. Hopelijk slaat dat niet in mijn wiel. Buurman Robert kwam zo lelijk ten val en brak zijn schouder.
Pffft bergop. Ik ben al buiten adem. Ik zal een mooie entrée maken met mijn rooie kop. Ik moet echt wat aan mijn conditie doen, neem ik me voor.
Mieke staat me op te wachten, een leuk welkom.
Het menu wordt toegelicht, er is ambiance in mijn groepje, zo ontgaat me heel wat uitleg. Maar geen nood. De praktijk komt er zo aan! Schortje aan en we reppen ons naar de keuken. Wij krijgen het hoofdgerecht toebedeeld. Maar we zijn met velen, zo blijft mijn inbreng beperkt tot het snijden van de zongerijpte tomaten.
In die keuken wordt ik aangesproken door een deelneemster. Verrassing! Ze is de beste vriendin van mijn zus Koekske, althans tijdens haar lagere schooljaren!
Voor we het weten mogen we onze bereiding degusteren. Een echte maaltijd is het niet, gezien de piepkleine portie, maar lekker! Benieuwd hoeveel Zuiderse Varkenshaasjes dit weekend op tafel verschijnen! Op de mijne alvast, al vrees ik dat ik weinig bijval zal krijgen van mijn duo. Gelukkig zal het dessert citroenmousse veel goed maken!
Ondertussen druppelen de leden van het koor binnen. En daar is Meester Peter, indertijd nog directeur van de Lagere School. En dat meisje daar, die lijkt zo op
Ik word terug gekatapulteerd naar de tijd dat ik zelf in het koor zong. De wekelijkse repetities. De concerten. Het uniform. De partituren. De koorleden. De dirigent. Hij is niet meer
Mieke, Vera, Anita en ik. Wij zijn plakkers. Vier jaar geleden zaten onze kinderen in de zesde klas. Ze gingen elk huns weegs. Er is dus veel bij te praten. Zelfs wanneer we weggaan snijden we een nieuw onderwerp aan. Ondertussen is het stikdonker. Op de tast zoek ik het fietsslot. Dat valt niet mee. Anita schijnt me bij met haar achterlicht. Giechelen want de lichtwinst is minimaal
De volgende dag op het etentje van de turners: Hey, was jij niet op die kookactiviteit? Ja dus! Bovendien is haar vriendin een vriendin van de moeder van de vrouw van de broer van mijn allereerste lief. Ingewikkeld, maar toch!
En Martine, de inval-lesgeefster, is afkomstig uit hetzelfde Kempisch dorp als mijn schoonbroer. Die dan weer woont in hetzelfde dorp als mijn tante. Zij zat bovendien op kot, een straat verder dan mijn schoonbroer. Wisselden later de provincie Antwerpen voor Oost-Vlaanderen.
De wereld is toch klein
.
|