want de hond mocht mee
Ergens in de jaren 70 kwamen in het Brusselse de Chinese restaurants in beeld. In en rond Antwerpen waren ze er al langer. Voor de verworpenen der Culturele Revolutie duurde het blijkbaar iets langer om Brussel te bereiken dan om Antwerpen te vinden.
Die eethuizen waren relatief goedkoop en lekker en werden onmiddellijk populair. Ook al waren ze in achterafstraten gevestigd, de adressen werden doorgegeven en binnen afzienbare tijd waren in die straten parkeerproblemen. Populair dus.
Zo was er een nieuw gedoe in de Timmermansstraat in Jette en dat restaurant moest uitgeprobeerd worden natuurlijk. Wie heeft er al gegeten? Niemand? Zullen we die nieuwe Chinees dan eens proberen? Allen daarheen en de hond ging mee. Dat kon toen nog, met een hond op restaurant gaan.
De hond heette Pinjoef, was zwart, iets kleiner dan middelgroot, had slimme oogjes en ondanks haar temperament wist ze zich bij momenten welopgevoed te gedragen. Wat zeer vreemd was, want niemand had haar opgevoed. Zo bedelde ze bvb niet, zelfs niet aan tafel. Straatadel. Ze was een beetje nuffig ook.
Het restaurant was ingericht met veel rood en zwart, aan de muur taferelen met draken, en op de vensterbanken stonden vazen met bloemen óp ipv ín.
We waren met veel en we werden naar de grote ronde tafel geleid. We waren de eerste klanten. Dat is oké, een rustige moment, dan hebben de mensen van de zaal en van de keuken geen coup de feu, de service verloopt vlotjes. (weet ik)
Er kwam een aperitief, de kroepoek was toen nog gratis, en de bestellingen werden genoteerd. Voor een groot gezelschap is een ronde tafel zoveel plezieriger dan een rij rechthoekige tafels die bijeen geschoven worden. Men ziet iedereen, men hoort ook alle anderen, iedereen is opgenomen in de kring.
Pinjoef had zich onder de tafel geïnstalleerd en lag daar met het kopje op de poten te genieten van het feit dat zoveel mensen met haar meegekomen waren naar die fijne plek.
Het eten werd geserveerd en ten gerieve van ons werd de muziekinstallatie geactiveerd. Uit de luidsprekers kwamen tokkelinstrumenten en hoge vrouwenstemmen die melodieën produceerden. Toen nog niet echt voor ons Westers oor, maar goed, we leefden in een sfeer van verdraagzaamheid. Het eten was lekker en tolerantie was het modewoord. De term multicultureel moest nog uitgevonden worden.
Wij aten en wij praatten en wij dronken en alles was goed en aangenaam behalve dat hoog gemiauw van de Chinese zangstemmen uit de luidsprekers. Tolerant of niet, trop is teveel. Pinjoef dacht daar anders over. Zij genoot. Het duurde efkes eer ik begrepen had dat een bijgeluidje van onder de tafel kwam en niet uit de luidsprekers. Ik keek en daar lag ze, oogjes toe, muiltje ook toe, daar lag ze te genieten van de Chinese muziek en ze piepte/miauwde mee. Waarschijnlijk was ze de enige van het gezelschap die de muziek wist te waarderen. Iemand van de bediening kwam met een blij gezicht zeggen : ‘dog music oké!’ = zelfs de hond vindt de muziek mooi.
Yes, zei ik, verschrikkelijk gegeneerd dat die mensen zo Oosters beleefd waren. 'k Had onder de tafel willen kruipen van schaamte. Maar daar lag dat zelfgenoegzaam hondje al, te miauwen.
m – HiH-10/2016, bijgewerkt
|