Er was eens een Meisje dat bij haar Vader woonde. Er was eens een Jongen die bij zijn Moeder woonde. Voor die vier personen heb ik namen nodig want ik moet er personages van maken ivm de privacy. En nu zit ik strop. Ik moet vier namen bedenken. Op dit uur kan ik onmogelijk hulp vragen aan LM, hij slaapt nog. Dat hoor ik tot hier. Op hoop van zege dan maar. Het meisje heet Luddy, van Ludmilla. De jongen heet Hannes, van Johannes. Ja zeg, ik weet niks anders. Ziezo, daarmee zullen we het moeten doen. Een pa met dochter Luddy. Een ma met zoon Hannes. Gewoonlijk verzint LM de namen maar hij slaapt.
*
De kinderen kenden mekaar vaagweg van de lagere school. Tijdens hun humaniora-jaren zaten ze in dezelfde afdeling. Later volgden ze allebei kiné. Tijdens hun opleiding hielpen ze mekaar met de studies en er groeide iets. Ze gingen samen op kot, ze werden een studentenhuishouden.
De ouders kenden mekaar vaagweg van toen de kinderen nog op school waren maar er volgde nu wel een officiële kennismaking. En die viel mee.
Hannes werd kind aan huis bij Luddy en Vader, Luddy werd kind aan huis bij Hannes en Moeder. Ook de weekends brachten de kinderen samen door, ofwel bij Luddy thuis ofwel bij Hannes thuis. Zodoende kwamen de Ma en de Pa bij mekaar over de vloer want in het weekend wil men het eigen kind toch zien & spreken, newaar. Niet enkel de was & de strijk afzetten aan de deur. En men bleef eten. Na verloop van tijd kwam men zelfs vroeger, om te helpen koken.
De etentjes waren gewoonlijk een succes. Vooral omdat het niet de kinderen waren die kookten en het was heel gezellig samen koken en met vier aan tafel. De kinderen gingen uit, de Pa en de Ma bleven natafelen.
De kinderen verloofden zich. En toen ging er iets mis, de verloving sprong af. Er kwam geen huwelijk en de kinderen zagen mekaar niet meer.
Maar zo had de Ma het niet begrepen. En de Pa evenmin.
Zij had het wel voor die kolder van Luddy, die kleine plotse gektes. Dat had de jongedame van haar vader. Want die man had dat ook, die zotternijen, maar dan getemperd, zottebollen met een ondertoon van sérieux. Hij had het wel voor het kordate van Hannes, gedecideerd zijn. Dat had de jongeman van zijn moeder. Want zij had dat ook, die beslistheid, maar dan genuanceerder, meer doordacht en daardoor milder.
Luddy en Hannes hebben later elk iemand ontmoet en zij hebben elk een gezin en bij elke familiebijeenkomst zit iedereen aan tafel bij De Pa en De Ma. Want die twee zijn toen getrouwd, nog voor hun kinderen hun nieuwe partner ontmoet hadden. Gek hé. Of misschien gewoon oké. Er is natuurlijk een grotere tafel gekocht, want nu zijn ze al met tien ipv toen met vier.
te gast bij Wim Helsen ~ Fatma Taspinar met twee gedichten van haar ouders
Ik heb je nu eenmaal lief vergeten is niet aan de orde je liefde is in mijn hart verborgen niet enkel in mijn woorden het is aan jou dat mijn hart toebehoort aan niemand anders mijn lief
Papa Hamza Taspinar
De schoorsteen rookt de bergen kleuren bont, mijn geliefde, door het wachten is mijn jeugd vervlogen
Het was al een poos na kinderbedtijd. Tijdens een etentje bij mensen thuis kwamen de twee jonge kinderen des huizes in hun blootje de eetkamer binnenen stapten traag rond de tafel.
De ouders waren zo verbaasd dat ze deden of er niets aan de hand was en zij babbelden er over heen. De gasten gingen daarin mee en zij ook bleven onverstoord alsof er niks ongewoons aan de gang was.
Na hun plechtige ronde schreden de kinderen de kamer uit en aan tafel viel een stilte. Dan hoorde men een helder stemmetje : "Ziet ge wel dat het een Verdwijn Zalf is!"
Ipv te slapen waren ze uit hun bed gekomen omdat mama dat vandaag toch niet hoort -dat is voldoende reden- en ze hadden in de badkamer een heel mooi potje gevonden met dure crème die rimpels doet verdwijnen.
In hun fantasiewereldje was dat een toverzalf. Met die toverzalf hebben ze zich ingesmeerd, daarom moesten de pyjamakes uit. Verdwijnen en onzichtbaar zijn, allemaal goed en wel, maar zoiets moet ook getest worden hé. En dat hebben ze gedaan, voor een relevant aantal proefpersonen, de tafelgasten van hun ouders.
Die ouders zullen nu wel fier zijn want de combinatie van creatief denken -het is een toverzalf die doet verdwijnen- met logisch denken -onzichtbaarheid moet getest worden- is toch magnifiek, voor zo'n jonge kinderen. Volgens mij worden die twee kinders later grote wetenschappers.
Houd moed, Professor Van Broeckhoven, de versterking in uw labo is op komst!
m- met dank aan RD - EZW-07/2012, HiH-09/2014,10/2016 -
te gast bij Wim Helsen ~ Alex Callier met een tekst uit 'Ik ben de drummer van de band Okay' van Toby Litt.
“Mijn oren tuiten verschrikkelijk. Oorsuizingen. Het is niet ernstig, ik weet het, maar het houdt nooit op. Heb ik het je al eens verteld? Ik vergeet het alleen echt als we zelf muziek aan het maken zijn, of als ik naar iets anders luister. Rock meestal, bij klassiek hoor ik het er nog overheen. Net alsof iemand een gitaar tegen een versterker heeft gezet die nog aanstaat en dan binnen in mijn hoofd. Maar rondzingen kent tenminste nog variatie, raakt verwrongen en in een knoop van een noot. (zoals ‘I feel fine’ van de Beatles) Wat ik hoor is het geluid van een televisie als er storing is voordat ze het bordje EVEN GEDULD A.U.B. laten zien. Een biep-geluid met een oneindig aantal ie’s De b heb ik lang geleden gehoord en als ik de p hoor zal ik weten dat ik dood ben.”
over het boek : 'Ik ben de drummer van de band Okay'
Clap, drummer van een Canadese rockband, is de aimabele tegenpool van de ijdele zanger Syph en wordt vaak over het hoofd gezien. Vanuit het perspectief van de drummer kijken we naar het reilen en zeilen van een rockband en alle relationele perikelen die op de achtergrond meespelen. Toby Litt schept er duidelijk genoegen in om de interviews met de rocksterren en de dialogen met de fans met lichte overdrijving en ironie vast te leggen. Seks en drugs passeren de revue, maar dat is niet waar het in deze roman echt om gaat. Litts roman is een feest van herkenning: een roman vol nostalgie, die doet terugverlangen naar de tijd van ongepolijste popbands en rauwe rock-'n - roll. Litt, zoals altijd een speelse verteller, grijpt de muziek aan om te mijmeren over thema's als mannelijkheid, spiritualiteit en het proces van ouder worden. (van 't Net)
over Toby Litt :
Toby Litt werd geboren in Bedfordshire, Engeland, en studeerde Engels en creative writing. Hij schreef onder andere een thriller, twee verhalenbundels, een indringend psychologisch portret en een chicklit-parodie. Wat de boeken van Litt met elkaar verbindt is het alfabet – de titel van elk nieuw boek begint met de volgende letter van het alfabet. Het literaire tijdschrift Granta plaatste Toby Litt in de ereloge van de beste jonge, Engelse literaire auteurs. (tekst van 't Net)
Eerste indruk : Het gesprek gaat niét over de schrijver, noch over de tekst, maar over de oorsuizingen van Callier, wat me eerder een onderwerp voor een Gezondheidsprogramma lijkt.
Een tuin hebben we niet. Bewust niet. Wie op verplaatsing werkt met contracten van 6 maanden (later 4 maanden) komt terug thuis in een wildernis. Of in een woestenij, als het een droge zomer geweest is. Een tuin is niet echt iets voor zeelieden. Tenzij het zoiets is, maar zelfs dan ...
In ons stuk van de straat is wel ruim groenvoorziening, veel kleur en voor ons is er geen werk aan. Dat is het helemaal hé! Het ziet er natuurlijk wel getrimd uit. Parkachtig. Helemaal niks wilds. Maar dat is oké, we krijgen het zicht op heel die parkweelde cadeau, gratis en voor niks, een ontwerp met veel kleur in al dat gebladerte. Dus gaan we niet moeilijk doen over stijl of genre.
Planten hebben we evenmin. Dat is ook gekomen door de job. Wanneer er al eens een noodvervanging moet gebeuren en men moet binnen de 24hrs vertrokken zijn én het appartement afgesloten hebben, dan blijft er geen tijd over om planten naar een tijdelijk onderdak te brengen. Vandaar : geen planten. Vermits we buiten omgeven zijn door groen missen we binnen geen planten.
Wat we wel hebben zijn keien. 'k Bracht van zowat elke los- en laadterminal een steen mee. Die krijgen dan met stift een datum en plaatsnaam. Daarna gaan hij bij in een schotel of schoteltje. Voor als we een presse-papier nodig hebben. In de zomer hebben we er veel nodig want dan staan ramen en deuren hier open. Dreigt er iets weg te waaien? Leg er een steen op.
Die stenen liggen samen in schotels, grote en kleine bij elkaar. 'k Probeerde er al eens een patroon in te krijgen, in een van de twee schotels. Maar dan had LM een presse-papier nodig, merkte niks van de schikking en nam wat hij nodig had. Veel zaaks zal mijn schikking dus niet geweest zijn.
Nu is het al wat duidelijker, nu gebruik ik buiten de keien ook kiezel en zand. Mos mag ook. Maar dat gebruik ik liever niet. Schelpjes mogen zogezegd niet. Die gebruik ik dan weer wel. Ze noemen het zentuintjes, maar in mijn geval zal de benaming zandtuintje al goed zijn.
De foto's op 't Net tonen desktoptuintjes meestal in rechthoekige recipiënten. Hier thuis staan ze in ronde dingen. Soms groot, soms heel klein, maar altijd rond. Er zijn al genoeg hoekige dingen in de woonkamer. En als het kan met een theelichtje of drie erin, maar dat hoeft niet echt. De rijfjes heb ik niet. Ik gebruik keukengerei. Dat gaat ook.
Zo wat zitten krabben in zand vind ik plezant. Dat deed ik als kind al. 't Is misschien niet de meest spectaculaire manier van tuinieren, maar het houdt me rustig. En ik vind die dingen al eens mooi. Nu ja, mooi, soms kan het er mee door. Dat is al iets. Mijn dingen zijn ondertussen al iets strakker dan wat op het fotootje staat hoor. Dat is zo te zien nog niet af. 't Was maar om het gereedschap te laten zien. Een krabbertje.
Er werden nog twee platen uitgebracht met muziek van Joplin, Joshua Rifkin aan de piano. Een staaltje, voor wie tijd en zin heeft : https://www.youtube.com/watch?v=3KxXZOHchtU 11min50 Dit was minder duidelijk. Bij de Jazz dan maar. We moesten Scott Joplin toch érgens een plek geven.
In volle Joplin-folie kwam een klant iets halen voor zijn dochter. Het stond op een papiertje wat ze wou : freedom ‘s just another word for nothing left to lose Oh, dacht ik, wat heeft dat meiske geluk dat haar vader bij mij terecht gekomen is en niét bij mijn pa, want die wenste zich niet bezig te houden met ‘djoemdjoem-muziek’. Daarmee bedoelde hij rock en alle aanverwante.
Dat is een zinnetje uit ‘Me and Bobby McGee’, zei ik, maar die plaat zal ik moeten bestellen. (Pearl, 1971) Dat schikte de meneer, hij moest volgende week toch in de buurt zijn. Mijn pa had halvelings iets gehoord over Joplin enachteraf zei hij : “Van Joplin moogt ge 12 bijbestellen.” Ik zweeg in alle talen en noteerde 13 x Pearl van Janis Joplin in het bestelboek. Toen de levering kwam kreeg Pa bijna een geraaktheid. Rommel in zijn winkel! https://www.youtube.com/watch?v=WXV_QjenbDw 04min28
Janis Joplin Scott Joplin
En toch zijn die 12 ook verkocht en vrij snel zelfs. Een exemplaar vooraan in het uitstalraam zetten en de foto van Janis op de hoes deed de rest. Scott stond er al een tijdje natuurlijk. In het ander uitstalraam.
Een man in de Stad mailt naar zijn vriend in de Polders : In onze buurt is nog altijd om de andere dag een inbraak of een beroving. Ik was dat grondig beu. Onze dure beveiligingsinstallaties zijn onvoldoende. Ons alarmsysteem heb ik losgekoppeld en ik heb me uitgeschreven bij de burgerwacht.
In de hoeken van de voortuin heb ik een Afghaanse en een Pakistaanse vlag geplant en in het midden de zwarte vlag van de IS.
Nu wordt ons huis in het oog gehouden 24/7 x 365 door de politie, de Federale, de Nationale Veiligheid, Binnenlandse zaken, Buitenlandse zaken, MI-5, MI-6, de Mossad en de CIA. En dat alles gratis! Mijn kinderen worden gevolgd wanneer ze naar school gaan en mijn vrouw ook, telkens wanneer ze de deur uit gaat. Ik wordt gevolgd van en naar het werk.
In ons huis geen inbraken meer en onze wagens worden ook met rust gelaten. Mijn vrouw, onze kinderen en ik worden continu bewaakt. Wij hebben ons nog nooit zo veilig gevoeld!
“Ik studeerde af in 1958. Drie jaar hadden wij Engelse les gekregen van één van de beste leerkrachten die we hadden. Enfin best, ik bedoel vriendelijk en begripvol. En toen, ineens kreeg België de eer om een expo neer te poten in Brussel. En toen weer, zei ineens onze liefste leerkracht Engels dat zij vanaf maart tijdelijk geen les meer kon geven want ze was geslaagd voor hostess op de expo. Een opdoffer van formaat.
En een vervangster van niemandal. Een vrouw die dacht dat ze het lauw water had uitgevonden. Ik weet, het was voor haar niet gemakkelijk om zo maar in te vallen bij leerlingen van 16 tot 18 jaar. Maar het was voor ons ook niet gemakkelijk. Haar vorm van lesgeven was nog triester dan triest. Maart, April en half Mei, hadden we nog Engelse les en dan begonnen de voorbereidingen tot de examens. Leg nu maar eens uw eindexamen af bij een juf die je helemaal niet moet, en dat telde voor heel de klas, met wie je geen binding hebt. En iedereen was tegen haar, maar ze verdiende het, je kon niet praten met dat mens.
En wat gebeurde: tijdens het schriftelijk examen werden er briefjes doorgegeven. Maar zo dachten wij, gelukkig had zij niets in de gaten. Dat examen was op een vrijdag. Maandag kwamen wij in de klas en de klasoverste verscheen. Met de melding van de spiekbriefjes. Wij werden naar een grote zaal verbannen, werden meters uit elkaar gezet en moesten opnieuw een examen afleggen. Heel de klas was er maar nipt door, allemaal met de hakken over de sloot. Het mondeling examen daarna was nog erger. Wilde het wel lukken voor mij, dat Engels altijd mijn favoriete vak was, dus schriftelijk met de hakken over de sloot maar toch nog het meeste punten, en mondeling had ik ook de meeste punten, al lagen die ook voor heel de klas aan de lage kant.
Wij zijn met heel de klas naar de expo geweest, onze favoriete juf heeft ons rondgeleid, maar wij hebben haar wel gezegd dat ze ons ferm had liggen. Het was haar vergeven, want ze was een uitstekende hostess, ze heeft zelfs met haar foto in alle kranten gestaan destijds. Wel wij hebben haar toen een flesje parfum cadeau gedaan van Nina Ricci, als dank voor de 3 jaren, of liever voor de bijna 3 jaren.” Jacqueline.
Uw verhaal bracht me helemaal terug naar mijn eigen schooltijd. Wij hadden ook een lerares (Frans) die na Pasen niet zou terug komen. Ze ging trouwen met iemand uit Lyon. Er moest dus een afscheidscadeau gekocht worden Het geld inzamelen was het gemakkelijkste deel. Maar dan … Iets kiezen, dat gaan kopen, de stress achteraf, hadden we wel goed gekozen? En na de paasvakantie dat vreemd gevoel van z' is weg, écht weg. Voor altijd.
Wat er gekozen werd en wat er gekocht werd weet ik niet meer, daar hielden Lieve en Chris zich mee bezig. Maar ik herinner me wel de stress 'als ze het maar goed vindt' en dan achteraf zo dikwijls dat verloren gevoel, toen we les kregen van iemand anders.
m- HiH-09/2016, herwerkt – bovenstaande tekst is geplaatst met de toestemming van Jacqueline
Vijf jaar geleden, 27/10/2013 Die morgen hoorde ik op VRT1-radio een interview met Serge Simonart over Lou Reed. Gek genoeg heb ik de integrale tekst daarvan toen gevonden op de site van Humo.
Serge Simonart herdenkt Lou Reed maandag 28 oktober 2013 - 11u33, door ( ss ) 11 maart 1975. Na het concert van Lou Reed in de Antwerpse Arena Hall, glipt de assertieve opdringerige puber die ik dan ben binnen in de kleedkamer – we spreken over de middeleeuwen, de security was toen nog laks, en mijn Engels was op m’n veertiende al uitstekend, dus de Vlaamse roadies dachten dat ik bij de Amerikaanse roadies hoorde en vice versa.
Bovendien had ik, sluw, gezorgd dat de bassist mij een handtekening gaf ... op de achterkant van een All Area-pasje.
In de kleedkamer zie ik het volgende: Lou snuift iets wits – cocaïne, besef ik pas veel later. Samen met zijn gitarist Bob Kulick vijst hij hun gitaren open. Zijn vriendin Rachel aait over m’n hoofd en gaat naast me zitten en geeft me een drankje dat bitter smaakt. Rachel, die ik op dat moment héél mooi vind, is, en ook dàt besef ik pas veel later, een transseksueel. Op officiële foto’s meldt Lou dat Rachel ‘my boyfriend’ is, ook al ziet hij er uit als een vamp.
Tenminste, in het begin, want ik blijf tweeëneenhalf uur zitten, en aan het eind – het is dan bijna 3 uur ’s ochtends, mijn ouders staan op het punt om de politie hun verdwenen zoon te laten zoeken, bespeur ik op Rachels kin een zwarte schaduw – doorbrekende baardhaartjes. Ik mag Lou’s gitaar vasthouden. Hij leert me een paar akkoorden – ‘Sweet Jane’, denk ik later, maar misschien heb ik dat er bij gefantaseerd. Hij wil mijn elpee signeren, maar de pen werkt niet – ik heb de hoes met de heilige krabbel nog. Niets wijst er op dat ik hem later nog negen keer als muziekjournalist zal spreken.
Tijdens ons eerste interview, backstage op Werchter, zinder ik van anticipatie: ik ben nog steeds piepjong, maar ik hou van zijn werk - mijn drug was: ’s nachts met de koptelefoon naar ‘Berlin’ luisteren -, en ik ben perfect voorbereid, dus wat kan er in godsnaam misgaan?
Maar Lou blijkt koel, zelfs kil, en heel ongeduldig. Ik ben eerder verbaasd, ontgoocheld, maar ik merk dat zijn entourage echt voor hem beeft. En mijn voorganger, een Waalse collega van Télémoustique, een stoere amateurbokser, kwam daarnet na zijn abrupt afgebroken interview huilend buiten!
Gaandeweg ontdooit Lou. Hij blijft bits, maar bekijkt me meer geamuseerd dan vijandig, en antwoordt tenminste op mijn vragen. Aan het eind krijg ik zelfs een compliment, en hij vraagt aan zijn rosse assistente ‘Hebben we een cadeau voor deze jongen?’ Misschien bedoelt hij een gesigneerd T-shirt of tourprogramma. Maar de rosse vindt niets, en Lou concludeert laconiek ‘Apparently not.’
Als ik buiten wil stappen, houdt hij me tegen en zegt: 'Stay true, okay? To yourself and to what you believe in.’ Pas later verneem ik: Lou was toen net afgekickt van een alcoholverslaving, die op haar beurt een lichtgewicht alternatief moest bieden voor zijn heroïneverslaving. En niemand is slechter geluimd dan een alcoholicus die niet meer mag drinken.
In New York ontmoet ik Lou in de Bowery, als ik daar ben voor David Sylvian en Iggy Pop. Hij herkent me niet, maar als ik verontschuldigend zeg ‘Sorry, ik wilde me niet opdringen, enkel beleefd dag zeggen. Ik heb je geïnterviewd...’, nodigt hij me uit voor een drankje in het gore café waar ik op Iggy wacht. Eerst denk ik dat ook hij op Iggy wacht, maar hij vertrekt al eerder. We praten een minuut of twintig over emigranten (toen het Red Star Line museum onlangs opende, dacht ik meteen: ze hadden Lou moeten vragen), en over fotografie.
Pas veel later maakt hij professionele foto’s, en zie ik hem op een vernissage van zijn fotowerk praten met mijn andere held, David Bowie. Ik wuif van ver en laat hen met rust – want zo scoor je als journalist punten, niét door constant aandacht op te eisen.
Als ik hem een paar jaar later weer in New York spreek, is het in het kantoor van zijn manager, in een wolkenkrabber hoog boven Broadway.
Dirk Blanchart heeft me gevraagd om een exemplaar van zijn cd aan Lou te overhandigen – Dirk schreef het nummer ‘Uncle Lou’, dat mooi vat wat jongere muzikanten voor hem voelen. Lou is in hun ogen de norm, het rolmodel, de oudere wijze die ze niet willen teleurstellen.
Meerdere keren zullen andere rocksterren me iets zeggen als ‘Ik wilde een plaat maken die genade zou vinden in de ogen van Lou Reed.’
Het interview wordt pas echt een gesprek als ik de naam Orson Welles laat vallen. Lou blijkt een grote fan. Als hij begint te vertellen hoe hij Welles ooit op het vliegveld tegen het enorme lijf liep, en hij ‘te nerveus was om hem aan te spreken’, zie ik de eerste glimp van de mens, de rockster als fan van de filmster. ‘Lou was blij met jouw interview,’ zegt zijn assistente later. Ik schaam me dat ik met die melding blij ben als een klein kind.
Ten tijde van ‘Magic and Loss’ spreek ik hem in Parijs. Alweer blijkt de hele entourage bloednerveus.
Als ‘Set the twilight reeling’ uitkomt, is de sfeer nog meer gespannen. Noch zijn assistente, noch de mensen van zijn Amerikaanse en Franse platenfirma begrijpen wat die titel precies wil zeggen, en niemand durft het hem te vragen
In zijn hotelsuite blijkt Lou niet alleen. Naast hem zit een vrouw die ik niet ken – type dominatrix, strenge blik, koele stem. Ik begroet Lou. Geen teken van herkenning. Ik stel m’n eerste vraag. Hij heft zwijgend en theatraal z’n hand. Ordent tergend traag zijn aansteker, sigaarsnijder en sigarenetui en telefoon op het smalle koffietafeltje dat ons scheidt. Het lijkt een uur in beslag te nemen. Dan vraagt hij plots korzelig ‘Wel, ga je nog een vraag stellen?’ Na tien minuten verdwijnt de dominatrix – ik ben goedgekeurd. Het gesprek duurt een half uur langer dan voorzien, en nadien geeft Lou me ongevraagd een gesigneerd exemplaar van z’n net verschenen ‘Between thought and Expression’. Met opdracht ‘For my friend Serge, best wishes, Lou.’ Vriend?!
Later besef ik wat een bourgeois Lou is geworden. Geenszins de stoere straatvechter en evenmin het underground spook, maar wel een gezapige man van middelbare leeftijd die pro forma een zware moto voor z’n hotel laat parkeren, en op de hoes poseert met een Blade Runner-achtige valhelm, maar die privé een paar teckels houdt, en een schoothondje, en graag dineert in ouderwetse chique hotels zoals het Royal Monceau en het George V, plekken waar je elk zuchtje rock ’n roll meteen wordt gesmoord.
De kleindochter van een buurvrouw was van de behangtafel gevallen. En die was geleend. - De tafel is nu kapot. Helemaal kapot. En mijn kleindochter is zwanger. - Van de behangtafel gevallen … ? Wat dééd ze op de behangtafel?
Ik deed mijn best om mijn gezicht in de plooi te houden.
- Ze wou de luster afstoffen maar ze kon daar geen stoel zetten omdat de behangtafel daar stond en dan is ze maar op die tafel gaan staan. - Ah, dus de kleindochter wás al zwanger? Gewoon een babbeltje slaan kan soms toch zo ingewikkeld zijn.
- Ja vijf maanden, en dan al die onderzoeken en dan de kosten van die tafel …
Plots viel er niks nog te lachen, zwanger begot. Moeder en kind stellen het wel en de kosten van die behangtafel beschouw ik als een vervroegd kraamcadeau.
- Op een behangtafel kan men niet staan, misschien heeft ze zwangerschapsdementie, zei ik. ’k Zag dat het woord dementie niet in goede aarde viel. Er was wrevel.
- Dat komt door de hormonen, verduidelijkte ik snel. - Ze neemt geen hormonen ! zei ze met heilige verontwaardiging, ik had haar kleindochter beledigd. - Neenee, ik bedoel uit balans, omdat haar eigen hormonen … Eigen hormonen, dat leverde me een argwanende blik op.
Waarom, waaróm draait een simpel babbeltje uit op een moeilijk gesprek?
Het woord zwangerschapsdementie hoorde ik voor het eerst in een spelprogramma waar Maaike Cafmeyer in het panel zat. Wanneer Cafmeyer ergens in meespeelt of meedoet kijk ik, ook al is dat het domste quizprogramma want zij weet daar met zo’n terloopse onbevangenheid actief aanwezig te zijn, dat ik me afvraag of ze soms aan het acteren is. Een vakvrouw. Maar die keer was het écht zwangerschapsdementie, vertelde ze, geen pose of acteerwerk. Niet slim om aan De Slimste Mens deel te nemen wanneer men zwangerschapsdementie heeft.
Vanmiddag hadden we tomatensoep. Een van mijn duizend geïmproviseerde varianten. Ze viel in de smaak blijkbaar, want LM deed er complimenteus over en dat zei ik hem. Dat hij weer te lyrisch bezig was naar mijn zin. 'k Beloofde dat ik de samenstelling zou opschrijven en ik begon heel prozaïsch de ingrediënten op te noemen.
- Ge vergeet de bouillon, zei hij. - Ah ja. Misschien ligt het aan de bouillon dat ge de soep vandaag zo lekker vindt, aan mijn geheime kruidensamenstelling. - Die moet ge niet vertellen, dat is uw liederlijke vrijheid. Hier viel ik stil.
- Liederlijke vrijheid? Weet ge wat dat wil zeggen? - Jaja, maar nu ga ik wat liggen. En hij verdween voor een siëstje.
'k Snap het nu. Denk ik. Hij bedoelde waarschijnlijk dat de samenstelling van een bouillon hoort tot de keukengeheimpjes en deel uitmaakt van de creatieve vrijheid.
Ik had zijn ode aan dit tomatensoepje een te lyrische lofzang genoemd en hij weet vaag ergens dat de woorden gedicht en lied verwant zijn. Zo werd bij hem creatieve vrijheid dichterlijke vrijheid en dan vanzelf naar lied en lied-erlijke vrijheid. Dat alles in minder dan een seconde, in een flits : van creatieve vrijheid over dichterlijke vrijheid naar lied-erlijke vrijheid.
Misschien moet ik hem met Kerstmis de nieuwe editie van de Dikke Van Dale cadeau doen. Alhoewel … hij heeft de vorige nog niet uit.
Enfin, ik heb nu officieel de vrijheid om mijn bouillons samen te stellen zoals ik dat wil. In zijn idee desnoods al zingend.
Die dinsdag had ik moeten vertrekken. Woensdagmorgen belde de rederij mij om te vragen wat er aan de hand was en woensdagavond stond ik aan boord, volle 24hrs te laat en in mijn thuiskledij. Niet eens gedoucht.
Dat komt zo : ik had geen telefoon. Dat vond ik niet nodig omdat ik maar een paar maanden per jaar in België was. TV idem, ook niet nodig. Als contactnummer had ik het telefoonnummer van het cafeetje opgegeven. In '81 keken de werkgevers daar niet van op, veel zeelieden hadden een cafénummer als contact.
Toen ik dinsdag niet aan boord verscheen op de verwachtte tijd, nam het schip in Livorno woensdagmorgen contact op met de rederij in Antwerpen, de rederij nam contact op met de Pool der Zeelieden en de Pool der Zeelieden nam contact op met het buurtcafeetje in Ganshoren. De bazin stuurde iemand de straat op om me te halen en ik ging spoorslag mee naar 't café, om te horen wat er aan de hand was. Met mijn onnozele kop dacht ik dat het schip vertraging had, nog op anker lag, nog niet tegen de kaai lag en dat ik daardoor een dag of wat extra verlof zou hebben. Ik huppelde dus de straat af naar het cafeetje en belde opgewekt de rederij. Toen ik hoorde dat ik al in Livorno had moeten staan, wist ik niet wat me overkwam. Paniek. Regelrechte paniek. 'k Zat al in de schemerzone van contractbreuk want ik was niet intijds aan boord van het schip, ik was niet op mijn werk. Ongewettigd afwezig!
Ik heb aan de bazin gevraagd een taxi te sturen naar mijn thuisadres en tegen dat ik met mijn valies beneden was, stond de taxi daar. ’k Was te vroeg op Zaventem, maar dat vond ik niet erg. Toen ik een beetje tot rust gekomen was besefte ik dat ik best later had kunnen vertrekken van thuis en me na een douche had kunnen omkleden.
's Avond was ik aan boord in Livorno. Eerst me gaan melden bij de kaptein, zeemansboek afgegeven en linea recta onder de douche. Onder de douche in mijn eigen cabine natuurlijk. Het voelde aan als thuis, een cabine. Gelukkig was ik nog geraakt waar ik moest zijn, waar ik voor getekend had.
Van waar die vergissing tussen dinsdag en donderdag ? Nadat ik gemonsterd was bij de Pool der Zeelieden in Antwerpen, moest ik bij het reisagentschap in kwestie mijn vliegticket gaan afhalen en de dame aan de balie zei dat ik de 15de moest vertrekken, om zo-&-zo laat op de luchthaven zijn. Oké, zei ik, de 15de welke dag is dat. Donderdag, zei ze. En ik geloofde dat zonder nakijken, omdat dagen en datums deel uitmaken van die mensen hun beroep. Wat zou ik beroepsmensen controleren? Blind vertrouwen. Dwaas vertrouwen. De 15de was geen donderdag. De 15de was een dinsdag.
En zo kwam het dat ik mijn vlucht kwijt was en ook bijna mijn job kwijt was. Het is nipt goed gekomen.
Maar weet ge waarom ik geen kalender in huis had? Wanneer men in de late lente afmonstert en in België komt, zijn er geen agenda's en geen kalenders meer te koop. Wanneer men dan in de late zomer weer vertrekt, is dat zonder kalender in het hoofd. Een luchtig leven, jawel. Maar met nadelen.
15 september 1981 was een dinsdag. Laat u niks wijsmaken.
Eind september hadden we het efkes over de huisspin (tekst 725, 'een gans jaar maart?' - seniorennet.be ) en dat ze dit jaar wat groter is dan andere jaren, dankzij veel insectjes door het zacht najaar. Spinnen van 7cm diameter. Zelf gezien. Wat als een huisspin zo groot wordt als een bloemkool, een spinisaurus … schreef ik er toen op los. Awel, zulke spinnen bestaan. Groter dan een voetbal. Niet in huis. Maar toch, ze bestaan. In de jungle van Zuid-Amerika. In Guyana en in Suriname werd er een gezien. Dat zijn er al twee.
Een spanwijdte van 30 cm (dertig!), vertelt ene Piotr Naskrecki opgetogen op zijn blog. Het beest is een Goliath vogel-eter Tarantula. Maar het dier eet geen vogels.
LM en ik zijn daar ooit een keer geweest, meer dan 20 jaar geleden. Het was bedoeld als uitstapje. De weg naar de inkom van de hallen was toen een slijk- & modderpoel, we begonnen ons namiddagje al met natte voeten.
We kochten er een kaasje (Goudkuipje) en een rolletje kruidenboter. En gaandeweg merkte ik dat het er muf rook. Bij een tapijtenstand en later ook bij een lederwarenstand viel het me op. Alsof de goederen daar tijdens de week bleven liggen in onverwarmde (vochtige) hallen.
De jongen van de tapijtenstand probeerde ons te doen geloven dat een kelim met de hand geknoopt was. Toen ik hem voorzichtig zei dat kelim geweven werd, niet geknoopt, en dat zoiets toch te zien was aan de draad, waren we plots luid-&-duidelijk geen vrienden meer. Oeioei. Híj zag het verschil niet tussen geweven en geknoopt, maar wíj waren de slechteriken ? Tja … dat soort plots agressief-defensief gedoe kennen we ondertussen al.
Na het nodige geslenter langs standen en kramen kwamen we bij een stand van Ename en LM vond dat hij wel een moment van troost verdiend had. Dat vond ik ook, alleen moest het voor mij geen Ename zijn, want dat woord deed met teveel denken aan ‘enema’, het Engels woord voor lavement.
Terwijl we aan dat tafeltje zaten keek ik eens naar mijn kruidenbotertje en ik zag dat de vervaldatum overplakt was met het etiket van de handelaar. Toeval? Ik prutste het etiket los en zag dat het rolletje kruidenboter al danig over tijd was. Ik ging terug naar de stand. Alleen. LM wil bij dat soort situaties niet aanwezig zijn. Bij de stand kreeg ik mijn centen terug, maar niet zonder discussie. Dat rolletje kwam zogezegd niet van bij hen … Gelukkig hing hun naam & adres nog aan het kruidenbotertje. ’k Ben gewoon wat luider beginnen praten om de omstaanders en de voorbijgangers te laten horen dat … en plots kwam het in orde. ’k Kreeg ineens wél mijn centjes terug.
Bij de auto vroeg LM of ik wou rijden. Watte? Ikke? En ik rij niet graag! Er hielp geen soebatten, ik moest rijden.
Was het de Ename, waren het schimmelige wasems in de hallen, waren het de uren in natte schoenen … Toen we thuiskwamen voelden we ons ellendig, rillerig en moe.
Wat me direct te binnen schiet over die namiddag, meer dat twintig jaar geleden: het was er toen muf, het was er toen klef. En wanneer ik ’s anderendaags het Goudkuipje open deed rook dat naar schimmel.
Hoe het nu is in de hallen zou ik begot niet weten. Nog altijd onverwarmd? Naar de beelden van Google Earth zijn de modderplassen toch al weggewerkt.
Fotograaf Max Ellis (UK) noemt zichtzelf een creatieve natuurfotograaf. Hij gebruikt aangepaste accessoires en voedsel om de modellen te lokken.
En natuurlijk, wanneer kleine pompoentjes gereed hangen, met daarin lekkere hapjes, dan komen ze en duwen ze hun kopje er in om de lekkernij er uit te halen. Dat levert plezierige foto’s op. De eekhoorn hierboven houdt alvast een verkleedpartijtje achterin de tuin van de fotograaf.
“De eekhoorns op deze foto’s wonen in hoge bomen achter mijn tuin. Ze komen elke dag om te kijken wat er voor nieuws hangt of ligt en onderzoeken het, gaan er mee aan de slag. Photoshop gebruik ik zeer weinig, enkel om onzuiverheden uit sommige beelden te halen. Om de accessoires op te hangen gebruik ik vislijn. Alles wat ge op mijn foto’s ziet zijn ware beelden.” Max Ellis
Zij die nooit eens angst kennen, kennen vaak geen moed, want werkelijke moed, is soms het overwinnen van de angst.van P²
Dat klinkt me zo heldhaftig. Een uitspraak die men zou toeschrijven aan een Romeins veldheer. Iets dat geschreven werd als slogan. Geschreven geweest gehad is. Hoe voltooider de verleden tijd hoe liever. Voort doen ondanks de angst … Dat soort moedig-zijn ken ik wel. Van horen zeggen en van zien.
Het heeft onder andere te maken met uithoudingsvermogen. Mantelzorgers zijn moedige mensen. Het uithouden ondanks de kommer van 'wat zal het vandaag weer zijn' … Telt uithoudingsvermogen dan als moed? Ja. Volgens mij wel. Er is kommer genoeg mee gemoeid.
----- Van iemand van de kinderen van Laura, ik denk dat het Uma was, hoorde ik ooit : “dapper is als ge bang zijt en het tóch doen.” Dat vond ik een zeer rake en ook een zeer mooie omschrijving. Dat er gradaties zijn van bang naar angst moest het kind nog ontdekken. Met dat parcours is ze bezig en ik hou mijn hart vast voor wanneer ze angst zal moeten leren hanteren. -----
‘want werkelijke moed, is soms het overwinnen van de angst’
Dat is een waarheid als een koe, ik heb het nu minder maar in mijn jeugd heb ik eens zo'n angst gehad voor een mondeling examen, dat ik na het laatste woord dat ik nog uit mijn mond kon persen, begon te janken. De juryleden, drie leerkrachten waaronder ons klastitularis, waren helemaal van hun stuk : “ Maar enfin je hebt het zo goed gedaan wat is het probleem !?! ” Daar had ik tussen mijn snikken door geen antwoord op. Ik mag er niet aan denken of de angst slaat me weer om het hart. RSC 2015
Kan dat wenen van opluchting geweest zijn? De ontlading, de decompressie. De druk moest er af. Opluchting is iets raars hé. De ene mens slaat blij de hand voor de mond, de andere springt een gat in de lucht. De ene mens slaakt een zucht à la oef, de andere mens barst in tranen uit. Soms heb ik al gedacht dat men pas aan de opluchting voelt hoe zwaar iets gewogen heeft.
Als men na een geslaagd mondeling examen in tranen uitbarst, dan denk ik dat de druk toen héél groot geweest is. Een buurmeisje had dat ook. Zij was onze oppas. Ze was elk jaar met glans en glorie geslaagd en ze kwam elk jaar eind juni wat zitten wenen bij mijn Ma. Van opluchting dat de examens voorbij waren.
'k Vind het eigenaardig dat uw leerkrachten het verschijnsel niet kenden, wenen van opluchting. Als kind zagen we het elk jaar bij de oppas. Decompressie.
Uw (klein)kind wil in nabije toekomst een boomhut. In kinder-tijd wil de nabije toekomst zeggen : vandaag nog. Ge ziet dat getimmer vandaag niet zitten. Dan is dit een mogelijk antwoord :
Een boomhut bouwen is grof hoor. Eerst een boom dood maken en dan aan een vriendje van hem vragen om heel dat gedoe te dragen … grof, zeer grof.Demetri Martin, overdenker
-----
“Mijn kleinkinderen hadden een boomhut tot vorig jaar, ze zijn nu te groot geworden, de boom was zeker niet dood, want hij staat er nog, de boomhut zelf raakte versleten en een beetje gevaarlijk.” Oei nee, natuurlijk sterft die boom niet van een boomhut. 't Zou maar erg zijn als een boom die de boomhut moet dragen daar óók zou aan dood zou gaan. En zo staat het er ook niet, dat die boom daaraan dood gaat. Het gaat over twee bomen. Het is de éérste boom die doodgemaakt wordt, die verzaagd wordt tot balken en planken voor een boomhut.
foto van ’t Net
En dan verlangt men van een twééde boom dat hij het gebinte voor de boomhut draagt, dat hij het gebeente van de dode boom vasthoudt, het gedurende jaren in zijn armen houdt.
Chot, 'k hoop dat het Demetri Martin nooit ter ore komt dat ik hier zijn bedenksel heb gedissecteerd.
Vooraanstaande kattefielen zijn het erover eens dat You Tube op poten gezet werd om met de medemens kattefilmkes te kunnen delen. Zelfverklaarde lifecoaches zijn het erover eens dat als een mens af en toe een kattefilmke kijkt, die mens er weer tegen kan voor een tijdje.
Natuurlijk zit er een hoop sentimentele rommel tussen de filmpjes -en ook de idee mijn kat, schoon kat- maar er zitten evenzeer pareltjes tussen, waarbij een mens vanzelf gaat glimlachen. Hier komt een jonge kattin haar kroost voorstellen aan haar vriend/in, die van geboorte hond is.
Bewonder hoe vlot en soepel de hond bij de ontmoeting overgaat van een speelse begroeting met de kattenmoeder naar de voorzichtige kennismaking met de jonkies en dan weer naar speels met de moeder.
Op dat erfje genieten de dieren, het baasje blijkbaar ook, en wij, wij mogen efkes meekijken naar een tafereeltje over affectie, zomaar ergens ter wereld op een achterkoertje.
Toen LM en ik hier pas kwamen wonen, 02/98, hielden we ons gedurende een paar weken bezig met de buurt verkennen. Te voet. De rust-stop na een uur wandelen was een café aan de kerk. Dat werd toen opengehouden door Tinneke en haar man. Zij waren bijna 70, of 70+. Zij met haar vlotte babbel was onze hoedster voor alle mogelijke malheuren die ons zouden kunnen gebeuren in de jungle van het dorpsleven. Een geboren caféhoudster.
Toen we na zes maanden terug kwamen van een contract aan boord was het café overgenomen. We snapten wel dat Tinneke en haar man het genoeg vonden na zoveel jaren maar voor mezelf vond ik het enorm jammer. Alsof ik een wijze tante kwijt was. Niet dat LM & ik zo vaak in dat café kwamen, maar áls we kwamen, was er het zonnig gelaat van Tinneke en was er haar babbel om ons en andere aanwezigen wegwijs te maken in de Ekerse geplogenheden en op de kronkelige paden van het Leven in Het Algemeen.
En er was de rustige aanwezigheid van haar man. Hoe hij heette weet ik niet meer. Eigenlijk weet ik niet of ik het ooit geweten heb. 'k Herinner me hem als 'de man van Tinneke'. Een stille schaduwfiguur, bezig met leeggoed en bakken drank en glazen spoelen. Tinneke was de ster in de straat rond de kerk. Hij gedijde in de rand van haar glorie.
---
Woensdagmiddag (30/09) was het zomers warm aan de bushalte bij Palfijn. Palfijn Merksem. Want er is een Palfijn Gent ook. In de krant vergissen ze zich al eens van foto. Als er iets te melden valt over het ene ziekenhuis plakken ze gegarandeerd de foto van het andere. Jan Palfijn was een BV avant la lettre hé.
Er zat een vriendelijk meneerke op de zitjes in het bushokje. 'k Ging zitten op het andere uiteinde van het bankje, of hoe die drie metalen zitjes heten. We knikten eens.
Plots klonk er een harde tik. Ik had hen zien aankomen en ik had hét zien aankomen. Vier jonge testosteron-wezens die van school kwamen en het nodig vonden om ons met een harde tik op het glas te doen schrikken. Zelf schrok ik niet maar het meneerke wel. Geldingsdrang. Storend gedrag heet zoiets nu. 'k Keek eens naar de andere jongens die stonden te wachten. Zij waren in het blauw gekleed. Een andere school. Ze keken vóór zich en zij hadden duidelijk geen zaken met het gedragsgedoe en de oergeluiden van de alfa-schepsels die zojuist langsgekomen waren.
Het meneerke reageerde niet. Misschien had hij buiten die tik niks meer gehoord. Misschien was hij hardhorig. 't Zou kunnen.
In de bus zat hij recht over mij en ik had het gevoel dat ik hem moest kennen van ergens. Maar van waar?
Toen we uitstapten, allebei aan de eindhalte in Ekeren, ging hij traag, met de handen op de rug, dezelfde kant uit als ik. Ik stap voorlopig nog iets minder traag en ik ging hem voorbij. Toen ik onze voordeur bereikt had was ik het meneerke al helemaal vergeten, want er moest soep gemaakt worden.
Vanmorgen werd ik wakker met de gedachte 'de man van Tinneke'. Ik wist ineens van waar ik die blauwe ogen kende en die betrouwbare wangen, het meneerke was de man van Tinneke.
Wat zat hij alleen te doen in dat bushokje in Merksem? Wat liep hij alleen te doen aan de eindhalte in Ekeren? Ik had hem nog nooit alleen gezien. Met de handen op de rug, had ik hem zien stappen, niet met Tinneke aan zijn arm.
Ik vrees dat Tinneke naar Le Grand Café is, en hij wacht nu tot hij bij haar de glazen mag gaan spoelen.
Een maffiabaas ontdekt dat zijn boekhouder hem heeft opgelicht voor 10 miljoen Euro. De boekhouder is doof, dat was de reden waarom hij de job kreeg, hij zou nooit iets kunnen afluisteren. De maffiabaas laat zijn advocaat komen, die kent gebarentaal.
De maffiabaas vraagt: "Waar is de 10 miljoen die hij van mij gestolen heeft?" De advocaat vraagt aan de boekhouder, in gebarentaal, waar het geld is. De boekhouder gebaart terug dat hij niet weet waarover men het heeft, en de advocaat vertaalt dit voor de maffiabaas.
De maffiabaas haalt een pistool tevoorschijn, plaatst dat tegen het hoofd van de boekhouder, en zegt tegen de advocaat : "Vraag het hem nu nog eens."
Waarop de advocaat gebaart naar de boekhouder: "Hij vermoordt u als ge niet vertelt waar het geld is!"
De boekhouder gebaart: "Oké, oké, het geld zit in een valies, in het tuinhuisje van mijn moeder."
"Wel," vraagt de maffiabaas aan de advocaat, "wat heeft hij geantwoord?"
De advocaat: "Hij zegt dat ge niet durft te schieten."
Juni '76. Ik denk dat het '76 was, het jaar van die hittegolf.
Examen geschiedenis. En niet bij gelijk wie. Bij die kleine bazige prof. En ze was dan nog decaan ook. Examen om 19h. Is dat nu een uur om examen af te leggen? Maar het was een noodgeval want een paar dagen tevoren was onze eigen prof neergestuikt en overleden tijdens een mondeling examen en zij, de decaan nam over.
Er bestond nog geen GSM maar de tamtam werkte toch want ineens wist iedereen die het weten moest dat het Romeinse Rijk niet gevallen was door krachten van buitenaf maar wel van binnenuit uitgehold was door decadentie. 't Is maar ne weet. En dat we drie dagen tijd hadden om die driehonderd bladzijdes te herinterpreteren.
We waren onze eigen prof kwijt. We moesten examen afleggen bij de decaan herself en dan nog op een ontiegelijk uur. Toen het eindelijk mijn beurt was, was het al lang voorbij 19h en waren de gangen leeg, in dat hol nep-gotisch spookgebouw. (opzij van de Paul Hégerlaan). Ik was dus tamelijk bokkig toen ik binnenstapte. Niet bepaald de juiste attitude om een examen af te leggen.
- Goede avond, Professor. - U is? 'k Gaf mijn naam. - Neem plaats. 'k Ging zitten.
En ineens rook ik dat deze dame hetzelfde parfum droeg als ik. Diorella. Er was tussen ons 40 jaar verschil maar we droegen hetzelfde parfum.
het flacon van toen is nu ‘vintage’
Mijn eigen parfum ruik ik natuurlijk niet meer na het aanbrengen. Maar ik ruik dat van anderen wel. Zo rook zij waarschijnlijk het mijne. Heeft dat iets met het examen te maken of met de punten? Nee. Maar het schiep wel een band. Want na een paar vragen betrok de lucht en kwam er een zomerstortbui. Met veel bliksem. En gedonder. 'k Zag haar handen efkes klauwen. Ze is bang, ging het door mijn hoofd.
Ineens was er geen examen meer. - Zal ik het raam sluiten, Professor? - Ja, dank u, zei ze waardig.
We hebben samen die zomerstorm uitgezeten. In een wolk van Diorella. Met het raam dicht was haar kantoor erg warm. En de Diorella werd een cocon.
Ze stelde geen examenvragen meer, maar ze zei ook niet dat ik mocht gaan. Ze had gezelschap nodig. Ik vertelde over muziek, over het leven als jobstudent en ik waagde me aan een aantal vragen. Rustige praat om de tijd van het onweer vol te babbelen.
Diorella heeft sinds dan een toon van lucht-tijdens-onweer. Die toon zit niet in het parfum zelf hoor, het is een aroma ik er bij denk. En ik heb het nooit doorverteld, maar de decaan die ons met één blik de grond in kon bliksemen was bang van onweer.
Voor deze juffrouw is het de eerste herfst van haar leven en zij is vastbesloten er iets van te maken. Zo kijkt ze volgens mij.
foto's Richard Austin
Ze gaat ritselen. Want zoveel bladeren, zoveel kleuren, zomaar uit de lucht, dat vraagt om daden. Vandaar : ritselen. Zoveel ze kan en een heel seizoen lang.
'k Kwam uit bij funerair erfgoed en funeraire kunst, 'k wist geeneens dat die termen bestonden. En om ons daarin wegwijs te maken bestaan er funeraire gidsen, mensen die ons met geleid bezoek leren kijken naar die tak van de kunst en ons vertellen welk gedachtengoed daar mee gepaard ging en gaat.
Onderstaande lijst werd samengesteld door de FB-volgers van ene Bruno Loockx.
'k Heb alle tien de grafakkers opgezocht en er staan werkelijk monumenten bij. Onder elke alinea staat het linkje naar de afbeeldingen. Ivm het woordeke uitleg heb ik geprobeerd er deze keer niet Wikipedia bij te sleuren, maar in vergelijking met andere sites wordt daar toch in een bondige tekst tamelijk volledige informatie gegeven. Dus toch weer Wiki. Misschien is er een regio bij die u interesseert : Antwerpen, Gent, Hasselt, Lommel, Assebroek, Passendale, Brussel (Elsene en Evere/Schaarbeek).
De tekst in het zwart is van B. Loockx.
01. Schoonselhof - Antwerpen
Vele mooie kerkhoven waar bekende personen hun laatste rustplaats vonden, worden vergeleken met het Parijse Pére-Lachaise of het Schoonselhof in Antwerpen. Oorspronkelijk was dit 84 ha grote kasteeldomein een buitenverblijf voor rijke Antwerpenaren. Na de dood van jonker Julius Moretus in 1911 kocht stad Antwerpen het landgoed en opende er in 1921 het huidige kerkhof. Je vindt op het Schoonselhof roemrijke personen zoals Willem Elsschot, Hendrik Conscience, dichter Paul van Ostaijen en Herman De Coninck.
Kan je een begraafplaats elitair noemen? Vast wel als je de vele dure grafstenen ziet op het Gentse kerkhof Campo Santo. Hier vind je de culturele, financiële en katholieke elite van groot Gent. Niet minder dan 131 van de zerken en tombes zijn geklasseerd en beschermd, waaronder enkele pompeuze grafkelders. Op het hoogste punt van Campo Santo staat de Sint-Amanduskapel uit 1720. Indrukwekkende en soms heel sobere grafzerken vermelden bekende namen zoals Karel en Gustave van de Woestijne.
Nog in Gent, maar op het grondgebied van deelgemeente Mariakerke ontdek je de Westerbegraafplaats. Net zoals op Campo Santo kenmerken groteske grafmonumenten, familiegrafkelders het stedelijke gravenoord. In die tijden kwam er zelfs een tuinarchitect aan te pas om de begraafplaatsen van de rijke burgerij in een mooi landschapsdecor te plaatsen. Schrijver, prozaïst Cyriel Buysse is één van de bekendste figuren op deze godsakker.
Aan de Kempische Steenweg vind je het oud-Hasseltse Kerkhof dat in gebruik was tussen 1800 en 1930. In vergelijking met de huidige begraafplaatsen zie je hier duidelijk dat men vroeger een grafakker ontwierp als een heuse parkbegraafplaats. In je vrije tijd keuvelen tussen de overledenen was een moment van bezinning. Het oud Kerkhof is goed bewaard en sinds 2004 beschermd als monument. De grafkapellen en tombes bevatten veel symbolen die verwijzen naar de dood en het eeuwige leven.
De waanzin van de oorlog begrijpen we het best door een bezoek te brengen aan een militair kerkhof. Wie het Lommelse Duits militair kerkhof betreedt, wordt geconfronteerd met de duizenden grauwe stenen kruisen en de kruisiginggroep op de crypte. Zich opgeofferd voor … rusten hier 38.650 Duitse soldaten op het 16 ha grote terrein. Naambordjes vertellen je dat vele van deze oorlogsdoden stierven voor hun 18de levensjaar. Hitlerjugend?
In het landelijke Assebroek kocht de stad Brugge een terrein voor wat het stedelijke kerkhof moest worden. Een centrale dreef voert je er naar een groot calvariekruis. De harmonie met het vele groen maakt het geheel haast poëtisch. Is het toeval dat dichter Guido Gezelle hier voor eeuwig rust? Uniek is de neogotische grafkapel van de Brugse bisschoppen. In een lapidarium staan de restanten van de verdwenen grafmonumenten tentoon en lees je op infopanelen meer over de achtergrond.
Dat oorlog wreed is, beseffen we goed op het Gemenebest militaire begraafplaats Tyne Cot Cemetery in Passendale. Jaarlijks zakken ongeveer 200.000 bezoekers af naar de Westhoek voor dit Brits oorlogskerkhof, waar 11.952 slachtoffers rusten. Achteraan prijken op marmeren panelen de namen van 33.783 nog steeds vermiste Britse soldaten. Het dodenakker is dáár ontstaan omdat overleden soldaten in de nabijheid begraven werden. Het Cross of Sacrifice staat bovenop de centrale bunker die tijdens de slag van Passendale dienst deed als noodhospitaal.
Het kerkhof van Laken is met zijn koninklijke allures niet alleen een laatste rustplaats maar ook een laatste showplaats. Sommige Belgische grootheden staken er elkaar de kroon af met peperdure pracht en praal, alsof ze je uitdagen met een heus ‘m’as tu vu’ gevoel. Deze wereldberoemde necropool naast de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Laken oogt verloederd en heeft dringend een opknapbeurt nodig. Toch loont het de moeite eens rond de 19de eeuwse grafbeelden, zoals die van Poelaert en Anspach, te slenteren.
Net zoals in Laken is dit een kerkhof waar meerdere beroemde personen zijn begraven. Wellicht is architect Victor Horta die het grafmonument ontwierp voor de familie Solvay één van de bekendste. Tussen de notoire doden vind je ook Nobelprijswinnaar Jules Bordet, de uitvinder van de pralines Frederic Neuhaus en artiest Marcel Broodthaers. Tijdens een gegidst bezoek hoor je het liefdesdrama van Generaal Boulanger die zelfmoord pleegde op het graf van zijn vriendin, Marguerite de Bonnemains, twee maand na haar overlijden.
Het grafakker van Evere dateert van 1868 en was bedoeld als rustplaats, zonder onderscheid van ideologieën en religies. De gedachte dat het gerestaureerde dodenhuisje er nu dienst doet als bureel laat menig bezoeker zijn wenkbrauwen fronsen. Een obelisk van de hand van beeldhouwer Jules Reinaert staat midden de grafrijen van oud-strijders en herinnert gekende en ongekende gesneuvelden van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Enkele Art Nouveau monumenten, zoals die van Elsa De Bock en Cambier, zijn ronduit prachtig.
'k Heb dat nog weten gebruiken, buizenpost. Bij een firma in de Wiertzstraat in Brussel en veel later, een jaar of twintig geleden, in de supermarket hier op de hoek.
Zo'n uitgebreid systeem als op de foto was het niet natuurlijk. Wat een geheugen moet deze dame gehad hebben. De buizen dragen wel een labeltje, maar toch, als het snel moet gaan … En eens zo’n koker vertrokken is, floept hij weg hé. Verkeerd verzonden of niet.
'k Heb gezocht welk soort firma zo’n groot systeem zou nodig hebben. Het is een groot warenhuis in Chicago, Marchall Fields. Het buizensysteem werd gebruikt om het geld te verzamelen. Zo min mogelijk baar geld op de verkoopsvloeren. Afbeeldingen van Marshall Fields Store Chicago , een kijkje waard.
Helen Soros works the new pneumatic tube system to take cash at Marshall Fields store in Chicago, November 26, 1947
Buizenpost nog steeds onvervangbaar- door David Lemereis, 12-01-2010
Buizenpost was cutting edge technologie in de 19de eeuw en is nog steeds niet vervangen door iets nieuws uit Silicon Valley.
Dat men met een druk op de knop mailtjes of tweets in de vorm van bitjes en bytes via kabels en satellieten in een fractie van een seconde naar de andere kant van de wereld transporteert, blijft natuurlijk een wonder. Maar het verplaatsen van objecten en mensen zoals in StarTrek is nog geen realiteit. Zolang dat niet kan maken onder andere laboratoria en ziekenhuizen nog steeds volop gebruik van buizenpost.
Deze technologie stamt uit de 19de eeuw maar is tegenwoordig in een nieuw jasje gestoken. Buizenpost transporteert objecten via een buizensysteem van de ene plek naar de andere. De objecten worden meestal verpakt in een capsule die door overdruk of onderdruk door de buizen getransporteerd worden.
De posterijen maakten in de 19de eeuw volop gebruik van het systeem. Parijs had bijvoorbeeld tot 1984 een buizenpostsysteem met een totale lengte van ruim 450 kilometer. Vandaag de dag redt buizenpost nog steeds levens. Het Stanford Hospital in de VS bijvoorbeeld kan niet zonder buizenpost om tijdens operaties bloedmonster razendsnel via het ruim zes kilometer lange systeem naar het lab te transporteren. De bloedmonsters zijn temperatuurgevoelig en de resultaten van analyses moeten onmiddellijk aan de chirurgen in de operatiekamer terug geseind worden. Met een snelheid van zo'n 25 kilometer per uur is de buizenpost niet alleen sneller dan een koerier die zich door het gebouw moet begeven maar het bespaart ook aanzienlijk in mankracht. Uiteraard is deze 19de eeuwse technologie uitgerust met moderne sensoren en monitorsystemen.
Het wachten is echter nog op een echte StarTrek transporter die de buizenpost zal vervangen. Of dat ooit realiteit wordt is maar de vraag, hoewel de eerste stappen enkele jaren geleden al zijn gezet.
LM is aan het kalen en hij maakt daar gelukkig geen drama van. Hij wil daar iets mee doen, zei hij. De mode-uitdrukkingen hebben nu ook hem in hun greep, 'iets een plaats geven' en daarna eventueel 'er iets mee doen'.
Haaruitval … hoe geeft men uitgevallen haren een plaats? Die gaan gewoon dezelfde weg als afgeknipte haren. Soit. Om er iets mee te doen, daar heeft hij wel iets op gevonden. Zojuist liet hij me onderstaande foto zien: een geitje dat zich een weg graast door een witte wei.
Het heeft wel iets, vindt hij. Nu hoop ik dat die afbeelding een afwasbare tekening is en geen tattoe. En vooral, dat ik LM daarvan kan overtuigen.
In 2001 werd aan boord de kaptein afgelost. De wisseling gebeurde op 10 september, nota bene. De dag voor 11 september.
De zaterdag daarop hadden we besteldag, dwz slop chest & bonded stores. De nieuwe kaptein had een ander systeem om onze wekelijkse bestellingen op te nemen. Niet meer met een bestelbonnetje per artikel maar alles op één blad, één groot raster, dat werkt gemakkelijker in de nauwe voorraadruimtes.
'k Had er van gehoord, van het nieuw systeem en ik toog naar de mess om onze bestelling op het blad te noteren. Het was 10h, coffeetime, de bemanning was daar ook. Filipijnse bemanning. 'k Wou netjes mijn beurt afwachten, maar toen ze me zagen deden ze een stap opzij en lieten ze me voor. Niet omdat ik zo’n innemend wezen ben, maar vanwege de graad van LM. Puur protocol. Daarbij voelde ik me onmiddellijk ongemakkelijk en ik bleef ostentatief achter in de rij staan. Ik zei dingen als please carry on, please proceed, please go on … met de handgebaren erbij, de palmen naar boven gewend. Niks gekort, geen avance, tevergeefs. Ze moesten en ze zouden laten zien dat ze hunne wereld kenden. Dus ging ik maar voor hé, want om 10h20 was hun pauze om.
Er waren direct een paar bereidwilligen om te helpen lezen. Om te kijken wat ik zou invullen, wil dat zeggen. Want achteraf bleek dat de bestelling van LM en mij een gespreksonderwerp was. Zoiets als in het winkelkarretje van een BV kijken: ze heeft geen tandpasta besteld maar wel bier … ?
Ik vroeg aan de pages die me omringden waar op de lijst het water stond. Here, under, Ma’am. Onderaan stond : MW & SW.
- What's MW ? - Mineral Water Ma’am. (plat water) - What’s SW, then ? - Sparkling Water Ma'am. (bruiswater) - Oh, good, I tought for a moment SW was seawater.
Er volgde een gegeneerd scherp gegiechel, een geluid als van parkieten. Al eens volwassen mannen horen giechelen? En het duurde te lang om echt te zijn. Wat bleek, ironie is niet een vorm van humor die deze ploeg snapte. Of beter gezegd, de dubbele bodem ontsnapte hen. Vandaar dat gegeneerd gelach, echt een Oosterse reactie.
Hadden zij de twee situaties nog niet in verband gebracht met elkaar ? SW op pijperijen & valven, een afkorting waar ze dagelijks en overal mee te maken kregen en SW op het bestelblad, een afkorting waar ze wekelijks mee te maken kregen. Beide in een gans andere context, beide totaal verschillende vloeistoffen, maar allebei wel met de afkorting SW.
Eventjes doen alsof men die twee vloeistoffen verwart, was niet grappig in hun ogen, het was eerder een reden tot bezorgdheid over mijn mentale capaciteiten. En waarschijnlijk hadden ze nog medelijden met LM ook.
Misschien heeft ze dit geschreven voor senioren, om wat lichaamsbeweging aan te moedigen? Het is fantastisch vind ik, omdat het zo terloops klinkt.
-----
Het meubilair
Gaat u mee een eindje wand’len? vroeg de tafel aan de stoel. Van dat stilstaan in de kamer krijg ik toch zo’n stijf gevoel. Inderdaad, zo sprak de stoel, ik word óók een tikje stijf. Kom, we gaan, we hebben immers poten aan ons lijf.
Mag ik u dan vergezellen? vroeg het eikenhout dressoir. Maar ik loop een beetje langzaam, want ik ben zo vreselijk zwaar. Al die kopjes en die borden en die glazen in mijn maag. Gaat u ook mee, boekenkastje? En de boekenkast zei: Graag.
Zo ging al het meubilair een eindje wand’len langs de zee. Niet de klok en niet de lamp, die mochten allebei niet mee. Dus die staan nu wat te kniezen in het grote lege huis. Tja, zo gaat het in dit leven: wie geen poten heeft, blijft thuis.
-----
Het boek heet Ziezo. Dat klinkt als een afronding, wat het mogelijk ook is. Of als een beginselverklaring : Zo zie ! Zo en niet anders.
Ziezo. De 347 kinderversjes ~ Querido, ISBN 90-214-8131-6 Verschenen in : 1987 Leeftijd : 8+ / andere bronnen zeggen 5+
347 kinderversjes gebundeld, dat is een hebbeding voor oma’s & opa’s hé. Allen vandaag nog naar de boekhandel, dat voorleesding gaan bestellen!
"Als we klinken is het meestal op de gezondheid, of op het succes. We staan er niet bij stil, het is een gewoonte, maar strikt genomen is gezond zijn en nooit pijn hebben het mooiste wat een mens kan overkomen, maar een gezonde mens snapt dat niet, en ik ben daar één van. Vooral mannen zijn daar seuten in, het minste dat ze mankeren gaan ze sterven, allee dat zegt mijn vrouw toch. "Mannen weet niet wat pijn is! Ge moest eens een kind kopen!" Daar komen ze dan altijd mee aandraven.
Onze bijdrage om het te verwekken is ook niet gering, ge moogt dat niet onderschatten vind ik, en als het niet lukt van de eerste keer moet ge toch blijven proberen. Doe het maar hé! Vroeger, als de toekomstige moeder geen opening (raar woord) genoeg had (???), deed men dat 'met de ijzers', om de zaak wat wijder te maken. Dat is pas onmenselijk. IJzers = verlostang Het kind is met de ijzers gekomen, zei men toen, ik vond dat een barbaarse uitdrukking en die moeders moeten enorm hebben afgezien. Sorry, met ijzers, dat is erover.
De verlostang is inox, chirurgisch staal, non-ferro, dus niks ijzer. Om te beginnen. Als de verlostang er al over is, wat denkt ge dan van het scheuren?
Nu bevalt men onder water, ook thuis is opnieuw in, de band met het kindje is dan groter zegt men. Bij problemen is het keizersnede, mannen hebben dat het liefst, dan blijft alles smal, als ge begrijpt wat ik bedoel? Vandaar dat mannen egoïsten zijn, dat denkt alleen aan zichzelf.
De toekomstige moeders moeten vanaf nu hun woorden intrekken want nu bevalt men 'pijnloos'.
Epidurale, men hoort niets anders. Zodra men een kind verwacht vraagt men u of zal bevallen mét of zonder. Ge kunt dan de bevalling 100% beleven en volgen op de monitor, er is geen gevaar voor de baby, beweert men, en het is volkomen zonder pijn. De Moeders bepalen de manier waarop de bevalling verloopt.
Toen mijn vrouw dit stukje las, zei ze: "Waar moeit gij U mee? Gij hebt nog nooit gehoord van het Moeder instinct zeker? Moeders weten en voelen wat het beste is voor hun kind, wat kennen mannen daarvan?" Oei, dat ligt precies gevoelig, ik ben dan ook maar gestopt met schrijven en ik ben wat gaan snoeien in den hof. Een mens moet weten wanneer men te ver gaat.
Ons moeder heeft haar kinderen thuis gebaard, mijn zuster als laatste met een verschil van zes jaar. We hoorden ons moeder kermen toen de weeën kwamen, wij wisten niet wat er gebeurde. Ze lag op het bovenkamertje in bed. Toen de vroedvrouw riep: “Duwen Maria!” en we ons zus hoorden blèten, wisten we het, we zouden voortaan met 4 zijn.
Ik denk wel, dat moet ik toegeven, moesten de mannen de kindjes kopen, er zou geen overbevolking zijn. Maar voor mij moeten moeders geen pijn hebben, het moet een enorme belevenis zijn, een kind baren. Het leven krijgt dan een andere invulling, daarom succes aan alle moeders, wij mannen rekenen op jullie!"
met 'de ijzers' = the forceps, de verlostang : wordt gebruikt wanneer de baby blijft steken in het geboortekanaal. Afbeeldingen van obstetrical forceps
Een verlostang bestaat uit twee metalen 'lepels'. Elke lepel bestaat uit een steel met een gebogen blad dat precies om de zijkant van het kinderhoofd past. Op de overgang van de bladen met de steel zit een verbindingsstuk met een handvat. Inclusief de steel zijn de lepels 35 tot 40 cm lang.
De lepels worden afzonderlijk links en rechts van het babyhoofdje ingebracht en daarna gesloten. Tijdens één of meer weeën trekt de gynaecoloog aan het handvat van de verlostang om te helpen bij de uitdrijving terwijl de moeder zelf mee blijft persen. Bij de geboorte van het hoofd worden de lepels verwijderd. Daarna volgt snel de geboorte van de baby.
Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ik denk dat contentement veel te maken heeft met genieten. Of omgekeerd, genieten heeft te maken met contentement. Niet zozeer met tevredenheid.
Tevredenheid klinkt alsof men ergens vrede mee neemt of heeft moeten nemen. Er zijn toegevingen gedaan, er zijn compromissen gesloten. Al bij al is men tevreden. Al-bij-al = we mogen niet klagen. Tevredenheid is bijna een rationele beslissing, is de praktische versie van contentement.
Contentement is een ervaring. Het moment wanneer alle samenstellende delen van een situatie plots in evenwicht zijn en dat evenwicht helder en duidelijk voelbaar wordt. Ineens gaat het over de inhoud, over een volheid. Wanneer alles volkomen wordt. Volmaakt bestaat niet, maar volkomen wel. Volkomen is bolvormig. Contentement is ook bolvormig.
Tevredenheid heeft redenen die men kent. Contentement heeft oorzaken, zomaar.
Het is fijn om weten waar een medemens zoal haar of zijn inspiratie vandaan haalt. Muziek is een mogelijkheid. Muziek kan het gemoed in vervoering brengen. En als het muziek van Grote Componisten is zal het natuurlijk grote vervoering zijn, wat dan vanzelfsprekend groots schrijfwerk oplevert. Gelukkig is niet iedereen auditief aangelegd, 'k zie al een blog vol Wagneriaanse schrijfsels. Het scherm zou ontploffen van de erudiete bombarie.
Optisch/visueel werk is een andere mogelijkheid. Een bloemstuk of een foto of een binnenhuisinrichting die een bepaalde sfeer weergeeft. Sfeer werkt tamelijk inspirerend. Geuren werken daar aan mee. Aroma's en geuren bepalen mee een sfeer en beïnvloeden waarschijnlijk ook het schrijfsel.
Geschreven werk : mogelijk het moraliserend werk van ooit (voor een parodie!) , de fabels, legendes & de Olympische mythen, ook de quotes & overdenksels van nu … dat alles is humus en compost.
De gedachte wordt ingenomen, gaat in het achterhoofd liggen rijpen en komt vroeg of laat van pas voor een schrijfsel. Het achterhoofd is het magazijn. Het magazijn goed bevoorraad houden, is een bezigheid op zich. Overdenksels en quotes helpen daarbij, omdat ze zeer kort zijn en omdat het brein er een hele tijd mee verder kan puzzelen, frutselen en knutselen. Afwegen, overdenken, her-bedenken …
En dan hebben we het grafisch werk. Overweldigend veel. Gelukkig maakt een mens keuzes naar gelang de eigen voorkeuren. En al even gelukkig ken ik al vele jaren een correspondente die me wegwijs maakt in de wereld buiten mijn eigen voorkeuren. Dank zij haar en gaandeweg ben ik Mary Aslin tegen gekomen. Op het Net. Niet in het echt, want Aslin woont een oceaan + een continent verder dan Ekeren.
Aslin heeft het over 'actief zoeken'. Haar uitleg over actief zoeken naar inspiratie vond ik toen zo inspirerend dat ik me ingeschreven heb op haar nieuwsbrief.
De straatstenen : kleine gebeurtenissen op de stoep, in de wijk, in de aanzuiging van het straatgebeuren … Inspiratie ligt op de straten, daar ben ik voor mezelf van overtuigd.
'k Hou het kort : inspiratie komt voor ieder en elk uit een andere bron en mogelijk / wenselijk uit wisselende bronnen. Dit gezegd zijnde, de toekomst ziet er zo schitterend uit dat ik een zonnebril nodig heb.
En gelukkig moeten we niet kiezen tussen een heggemus of Grote Componisten. De Grote Componisten hebben zich ook ooit laten inspireren door gewone dingen als een hommel, wat maanlicht of een paar forellen. Dus waarom wij niet ...
Wanneer na de zomer, zo ergens in oktober voor het eerst weer de centrale verwarming op gang werd gebracht. hing er die eerste dag een typische geur in huis.
Waarschijnlijk kwam die geur van het materiaal van de radiatoren dat moest opwarmen, maar als kind dacht ik zo ver niet na.
Dat is het stof van de zomer, zei mijn ma. Dat klonk al geloofwaardiger. Het zonlicht had een hele zomer goudstof gelegd op alle dingen in huis en door de warmte was dat zomerse goudstof nu aan het vervliegen. We konden het niet zien, we konden het enkel ruiken. Het einde van de nazomer. Niet meer in sandaaltjes naar school, vanaf nu gesloten schoenen en later weer pantoffels die ondersteboven op de radiator van de inkom lagen te wachten op ons.
Alles kon. Alles kon komen. Er was nog niks voorzien door de weerlieden - die konden toen nog niet zo ver vooruit kijken. Er was enkel de geur van de radiatoren, een vage belofte over geborgenheid en warmte voor de komende winter.
JdB : Zeer ontgoochelend filmpje! Men verwacht natuurlijk dat hij een klop van de hamer krijgt! Maar nee, helaas nee. Volgende keer dan maar !
VG : Een goed systeem om niet op je vingers te kloppen. Maar je moet drie hamers hebben om 1 nagel in te kloppen. Drievoudige investering in gereedschap voor éénzelfde werk.
RdG : Ja, voor de vingers is het veilig, maar je riskeert een hoop builen op uw hoofd. En dat allemaal zonder veiligheidshelm op zijn kop. Bestaat er daar dan geen veiligheidsinspectie?
Heren, hebt gellie uzelf bezig gehoord over die jongen! Het jung is nog zo blij dat hij eens mag tonen wat hij kan. Op You Tube dan nog wel!
klop van de hamer (JdB) , triple investering voor 't zelfde werk (VG) , geen veiligheidsinspectie (RdG)
Gellie zijt sjaloes. Alledrie. En dat voor volwassen mannen. Foei. Gewoon sjaloes!
Regelmatig heb ik een nieuwe vlam. Dat kan iemand van de podiumkunsten zijn, een zangeres met een stem die in het oor valt (Lady Lynn ooit) of een acteur die ik nu pas leren waarderen heb (Peter Van den Eeden, sinds een aantal tijden). Of een figuur die iets weet over te brengen, iemand die weet wat lesgeven is, zoals een chef op Njam-TV die haar/zijn uitleg zeer duidelijk weet te brengen. Schilders, cartoonisten, auteurs, mensen van het grafisch werk …, allemaal mogelijke vlammen.
Om de zoveel tijd heb ik een nieuwe. LM is dat al lang gewoon want de lijst van oude vlammen is lang. En over al deze mensen heeft hij lofzangen moeten aanhoren.
Vorige week kreeg ik een filmpje binnen van 09 seconden en op slag had ik eventjes een nieuwe vlam. Dat kan hoor, vlammen binnen de 09 seconden. Enfin, bij mij toch. De man in kwestie is 02 sec in beeld.
'k Stuur dat filmpje door, naar familie en correspondenten, en dus ook naar LM, onder de titel : mijn nieuwe vlam. Als ik daar de wereld kond van doe is er volgens mij nooit iets geweest in die twee à drie seconden. De man in kwestie woont in Vermont (VS), daar rijdt van uit Ekeren geeneens een tram naar toe.
kaart Vermont LM zit hier achter mij, elke ochtend bezig met zijn eigen bezigheden. Onze stoelen staan ongeveer rug aan rug. Zijn stoel staat aan de oostmuur, een titske meer noord dan de mijne. Mijn stoel staan aan de westmuur, een ietske meer zuid dan de zijne. Wanneer we een kwartslag draaien zitten we ongeveer face à face, absoluut geschikt wanneer er gezwamd en geleuterd moet worden over dingen.
In geval van hoogdringendheid rolt men de stoel met een flinke stoot achteruit en belandt men met een bots tegen het werkblad van de andere. Gewoon gillen mag ook. Dat is minder schadelijk voor het meubilair.
Mijn Dierbare kreeg dus dat filmpje op zijn scherm, bekeek het en rolde zijn stoel ongeveer tot tegen mijn typtafeltje : - Waarom is dát uw nieuwe vlam? Niet hij. Dát.
Aan zijn toon hoorde ik dat er iets was. Aan zijn uitdrukking zag ik dat hij met iets in de knoop lag. - Omdat hij een kei is met keien, antwoordde ik. De man had fysica als beroep, of zoiets. Dat staat in de commentaren. En hij heeft er op geoefend natuurlijk.
Vandaag pas, negen dagen later, heb ik gesnapt dat Liefste Mijn efkes een prik van jaloezie gevoeld heeft. Stel u voor, we zijn allebei 66 en plots gaan LM zijn stekels overeind staan over mijn aandacht voor een 'andere' man van minder dan drie seconden op You Tube. Acteurs, musici, dansers, zangers, schilders, tekenaars, cartoonisten, het kan allemaal. Maar als iemand goed keien kan keilen, … dat komt te dicht bij zijn eigen kunnen.
LM is van de mechanica, als ik het goed heb is dat toegepaste fysica. Wat die man doet is fysica, hydrodynamica of zo. En dát was voor LM wat te dicht bij huis. 'k Vind het ontroerend, 66 en gepikeerd door een You Tubeke van 09 seconden.
Na een paar keer repareren -of was het nieuwe stoel kopen?- had een zus van LM de stoelen gemerkt met korte kleurlintjes die ze onderaan de dwarsspijlen geknoopt had. Geel en groen voor pa en ma, rood voor de zoon, blauw voor de dochter. Vanaf toen had ieder een eigen stoel. Wie zijn stoel kapot wiebelde moest maar op een wankele stoel zitten tot er voldoende zakgeld bijeen gespaard was voor een nieuwe stoel. Dat sparen zou ze dan wel zelf doen. Maw : als de stoel kapot was, werd het zakgeld ingehouden tot de prijs van een nieuwe stoel bereikt was. Desnoods zat men zolang op het keukenladdertje.
Dit was ongeveer het model van stoel. Een model dat robuust genoeg is, zou men denken, maar in de praktijk is het niet bestand tegen aanhoudende puber-nonchalance.
De zoon dacht dat hij slim was. Hij verwisselde zijn kleurlintje met dat van zijn zus. Zo kon hij naar believen zijn gewicht blijven balanceren. Als de stoel kapot ging zou hij de lintjes weer verwisselen en dan was zijn zus de pineut wier zakgeld ingehouden werd.
Waar hij niet meer aan gedacht had, was dat zijn moeder met brede alcoholstift de namen onderaan de zit geschreven had. Bij de volgende poetsbeurt zette hij zoals gewoonlijk de vier stoelen omgekeerd op tafel.
Rina stond klaar met een emmer zeepsop en leunde losjes op de schuurborstel. Zoon had de stoelen ondersteboven op de tafel gezet. Denkende dat zijn taak er op zat wou de zoon het afbollen. - Wacht eens efkes gij, zei Rina, ge moet uw lintje nog terug hangen. Aan-uw-éigen-stoel. Met de stoelen omgekeerd op tafel lagen de vier namen in het zicht. Toen hij de namen zag staan herinnerde hij zich dat hij zijn ma ze daar had zien schrijven met zwarte stift. Hij had toen nog geholpen om de stoelen weer op de vloer te zetten!
Zijn mond viel open. Letterlijk. Hij kreeg ter plekke een aanval van koleire. Wolvengehuil ! Omdat zijn moeder hem doorzien had. Omdat ze zo duidelijk liet merken dat ze hem doorzien had. Omdat ze slimmer was dan hij.
Toen Rina het vertelde zuchtte ze : die loebas moet nog zóveel leren …
Ooit hadden we het met de schoonzussen over onze eigenaardige kantjes. Of we die nog wel zagen, want voor onszelf zijn die kantjes zo gewoon geworden dat ze niet meer als eigenaardig overkomen.
We hebben bij mekaar dingen ontdekt. Eén van de zussen heeft iets met deuren en bij mij zijn het tafels. Er moet bij ons altijd een plek vrij zijn om te gaan zitten en iets te eten of te drinken. Dat komt van lang geleden, denk ik. Toen we nog kind waren.
Na het huiswerk maken konden Tina en Laura gaan spelen. In de winter gebeurde dat binnenshuis. Boven de tafel hing een verstelbare lamp en daar was het meeste licht. In een minimum van tijd lag de tafel vol met knutselgerei, legoblokjes en andere kleine dingen waarvan meerdere veelvouden bestaan.
Wanneer ik als oudste dan de tafel moest dekken was het een heel gedoe om die tafel leeg te krijgen. Keer op keer. De tafel was geëigend gebied en ik was de belegeraar die moest afgeweerd worden. Met argumenten als 'wij hebben straks geen honger'. Soms kwamen er tranen aan te pas omdat ze moesten opkrassen. 'Wij mogen hier nooit niks' ! Zij werden met speelgoed en al verbannen naar Siberië, een wit wollig warm berber tapijt dat drie stappen verder lag, tussen de eethoek en de zithoek. Helemaal speciaal daar gelegd om op te spelen, maar nee, er moest eerst wat drama & theater verkocht worden. In mijn memorie is dat dag na dag, heelder winters lang zo geweest. Toen al moet ik iets gedacht hebben over beschikbare tafelruimte.
LM en ik hebben twee tafels in de woonkamer, elk voor 4 personen. De ronde tafel staat in het midden en dient enkel om aan te eten, gelijk welk uur van de dag. Daar hebben thermos en koffietassen hun stek. De rechthoekige tafel staat met de korte zijde tegen het raam en dient voor al het andere.
Hier in 't burootje heb ik een typtafeltje H70cm-L105cm-D40cm. Klein en helemaal wat het moet zijn. De enige die deze afmetingen belangrijk vindt ben ik waarschijnlijk, maar ik zet mijn werktafeltje graag efkes in het zonnetje. Dit is hét meubel dat ik ooit meeneem naar een rusthuis.
Achter mij staat de lange werktafel van LM, juist diep genoeg om een krant open te leggen. Die tafel dateert uit de tijd dat er nog papieren kranten gelezen werden, het groot formaat.
En er is het gewezen desktopmeubel, waarin nu de printer en de scanner zijn ondergebracht. Bovenop ligt de onontbeerlijke rommel, twee antieke externe geheugens, de stekkerdozen en de hubs. In deze werkkamer moet het wat minder strak want schrijfideeën komen niet rechtlijnig binnen.
Ow, dan heb ik het nog niet gehad over onze twee terrastafels. En waarom twee. Maar nu moet ik stoppen want we gaan sebiet aan tafel.
Dit is een demonstratie over kracht en beweging, de katapult. Fysica dus. Het zou tevens een scenario van Shakespeare kunnen zijn, over hoe de hoogmoedige waarlijk het lot tart want vroeg of laat komt dé kleine slimmerik langs met een grotere katapult. Een Cocci Nelle laat niet met zich lachen. Nooit.
Na twee jaar bemoeienissen van de buitenwereld woonden LM en ik eindelijk samen, zomer '92. We woonden in een studio in Edegem. De studio was echt benepen om er voltijds met twee personen te wonen, mee omdat de tafel te groot was voor die kleine plek. De loopruimte werd er danig door beperkt. Dit is een bedenking achteraf want we hingen toen constant rond mekaars nek en dan komt men vanzelf toe met de beschikbare ruimte. We waren al blij dat we een eigen stek hadden.
De was werd natuurlijk buitenhuis gedaan en op een warme dag in augustus reed ik naar het dorpscentrum, om het witgoed te gaan wassen. In de Hovestraat, opzij van het plein, was een wasserette, een klein bankfiliaal en een cafeetje.
Wie gaat er op een warme namiddag wassen en drogen in een wasserette én staan strijken aan de rol. Geen kat. Enkel ik. Ook al draaide er geen enkele machine, binnen was het om te smelten. 'k Vulde en startte zo'n bakbeest in roestvrij staal. Na die krachttoer ging ik in het deurgat lucht happen. Gelukkig lag de wasserette niet aan de zonnekant maar aan de schaduwkant van de straat. Bij het café, twee huizen verder, stonden terrastafeltjes op de stoep. Ook in de schaduw. Aan de eerste tafeltje nam zojuist een gezelschap plaats. De zijflapjes van de reclame-parasols lieten zien dat daar een briesje waaide. Het tweede tafeltje, verderop, was vrij. Zou ik ? Een stoel om op te zitten, een koude pint en een briesje … op andermans stoep ziet het leven er zoveel beter uit.
Ik keek om. Zou ik ons beddegoed onbewaakt achterlaten ? Misschien. Dat tweede tafeltje was vrij maar het leek me toch wat ver van deze deur want in augustus trokken natuurlijk dagelijks horden beddegoeddieven door de Hovestraat.
'k Werd ongedurig van mijn eigen geaarzel en 'k ging binnen op de bank wat zitten bladeren in een van de tijdschriften. Na twee alinea’s kriebelde een zweetdruppel langs mijn rug naar beneden. Van mijn voorhoofd lekte een druppel op het blad, als een traan om de smart en de ellende van enkele BV's die op een luchtig strand problemen hadden om hun kapsel in model te houden …
Zou het eerste tafeltje nu al vrij zijn? Dat was zoveel dichter bij deze deur. 'k Ging eens piepen. Nee. De mensen van het eerste tafeltje hadden een tweede verfrissing besteld. De dronkaards. Het tweede tafeltje was nu ook bezet en daarmee was mijn dilemma van de baan.
'k Verdeelde de was over de drie gevaartes van droogtrommels. De drie samen veroorzaakten een golf van warmte die ik ging staan overleven op de stoep van het wassalon, kijkend naar de zijflapjes van de parasols wat verderop, of er nog een briesje te beleven viel op dat terras. Daar blijkbaar wel. Voor de deur van de wasserette helaas niet. Hoe lokaal zijn briesjes in straten met een zonne- en een schaduwkant?
Strijken heb ik niet meer gedaan. De drogers waren zo luchtig geladen geweest dat alle kreukels uit het wasgoed gewenteld waren. Mits wat zorgvuldig vouwen waren alle spullen kastklaar.
Toen de waszak geladen was, stapte ik de deur uit, nam een teug frisse lucht en ging aan dat eerste terrastafeltje zitten, dat nu eindelijk vrij was. Nu het niet meer nodig was. Maar ik had een verpozing verdiend. Op een stoel in een briesje met een koude pint …
'k Leunde achteruit en bestelde een glas water en een pintje. Het glas water om de dorst te lessen, het glas bier omdat ik mezelf op een moment wou trakteren. De was stond naast mij, het stapeltje scheen halvelings door de tas en ik keek er met voldoening naar, ik had me niet laten vellen door de augustuswarmte in het wassalon. Tropenhitte is erger en dat overleeft een mens ook.
Het leeg waterglas kon hij al weer meenemen, zo'n dorst had ik. 'k Zat eindelijk aan dat eerste tafeltje, op een stoel ipv op een harde bank zonder leuning, en er stond een koud glas bier te parelen. Nu nog dat briesje, dacht ik, en ik keek omhoog naar de zijflapjes van de parasol.
Dat had ik zo sterk niet mogen wensen. De bries kwam, zeer plaatselijk weeral, ging onder de rokken van de parasol en nam gelijk het tafeltje mee. In een tel lag de constructie parasol+tafel tegen de stenen en mijn glas bier lag bovenop de waszak. Daar was het bier in mijn handtas gegutst, een bordeaux stuk zacht leer met daim voering. Ongelovig zat ik te kijken wat zojuist gebeurd was met mijn mooiste tas.
De baas kwam buiten gelopen, nam het glas en zei iets dat ik geluk had dat ik het niet gebroken had. Dan pas hees hij de tafel+parasol weer overeind. En toen zag ik dat het bier door de ritssluiting van de waszak op mijn wasgoed aan het sijpelen was.
“Dat ÍK het glas niet gebroken had? Dat was de wind hé, baas!” Hij verdween met het glas naar binnen, alsof hij iets dierbaars had weten te redden.
De mensen aan het tafeltje naast mij zeiden dat die parasol geen voet had, en dat het daardoor kwam. Het gebeurde wel meer dat die parasol omwaaide met tafel en al wat er op stond. Ik keek onder het tafeltje en zag dat de staaf van de parasol eindigde op een punt. Het was een tuinparasol uit vroeger jaren die men in het grasveld duwde. Als een ballerina op een spitze stond de tuinparasol op de stoeptegels.
De baas bracht me een tweede pint, dat is dan zoveel, zei hij. Hij noemde de prijs van twee pinten.
“Deze heb ik niet besteld, zei ik en de eerste heb ik niet opgedronken. Zet uw parasol vast en ik kom betalen.” Met besmeurde was en vernielde handtas stapte ik richting gemeenteplein. Ik ging weg met verhit gemoed maar wel met geheven hoofd. Op het plein zag ik dat ik de wagen niet in de schaduw geparkeerd had.
m– HiH-10/2016 - nu pas besef ik dat ik het glas water toen ook niet betaald heb
Toevallig kwam ik langs de doodle van Google en die dag eerden ze daar een Noorderbuur, Van Leeuwenhoek uit Delft, de man die ongeveer een begin maakte met het modern optisch materiaal en aan wie wij onze brillen en lenzen te danken hebben.
Met een vage herinnering aan schoolboeken ging ik Van Leeuwenhoek zoeken bij Wikipedia en daar staat :
Antoni Van Leeuwenhoek ~ Delft, 24 oktober 1632 Johannes Vermeer ~ gedoopt te Delft, 31 oktober 1632
Dat die twee mekaar kenden ligt voor de hand. Antoni en Johannes waren stadsgenoten en generatiegenoten, mogelijk ook speelkameraadjes? Zelf zie ik ze als kind rennen en ravotten. Later waren ze vrienden of op zijn minst maten.
Bij Wikipedia staat het in deze bewoordingen :
“De astronoom en de geograaf nemen een enigszins aparte plaats binnen Vermeers oeuvre in, in die zin dat er geen huishoudelijke, maar beroepsmatige activiteiten worden afgebeeld. Op beide doeken staat dezelfde persoon, van wie sommigen menen dat het Vermeers tijdgenoot Antoni van Leeuwenhoek is, die vier dagen na Vermeer in dezelfde kerk werd gedoopt en later hielp de nalatenschap van de kunstenaar te ordenen. Op grond van andere afbeeldingen van Van Leeuwenhoek en informatie over diens karakter en werkwijze vinden anderen deze theorie niet aannemelijk.”
Voor een jeugdvriend wijkt men al eens af van vaste werkwijzen en principes. Misschien maakte Van Leeuwenhoek zo een uitzondering voor Vermeer. Misschien kreeg Vermeer tijdens zijn leven wel een en ander gedaan van Van Leeuwenhoek.
Zo denk ik nu dat Vermeer een vergrootglas gekregen of geleend heeft van Van Leeuwenhoek om de weerkaatsingen in die parel op doek te zetten. Zomaar. Een vriendendienst tussen twee denkers en doeners, zomaar twee creatieve dertigers toen in Delft. Van Leeuwenhoek leende iets van zijn uitvindingen aan Vermeer, Vermeer deed daar iets mee en wij hebben nu die parel. Kruisbestuiving. Tof.
liever een heel kleine munt dan een groot papieren lach je moet die wel echt krijgen het is geen financiële stunt het geeft je een goede dag je mag er niet over zwijgen big ietie -12/03/2017
'Een groot papieren lach', deed me onmiddellijk denken aan een verkiezingsaffiche. De lach vol zelfvertrouwen moet daar suggereren dat de man of vrouw in kwestie ons uit de huidige gevaarlijke wateren zal varen. Op voorwaarde dat we voor hem of haar kiezen natuurlijk. Beloftes. De loze voze glimlach, de glimlach van papier.
Maar die munt dan? Munt in combinatie met papier … dan kom ik uit bij geld. Liever een kleine munt, op voorwaarde dat die van het juiste metaal is natuurlijk, dan onbetrouwbaar papieren geld. Liever klinkende munt, dan ritselende munt. Geritsel is er al genoeg in de graaicultuur. Fiscale paradijzen léven van het geritsel. Dat zijn de vrijhavens voor de hedendaagse struikrovers, sluikrovers, ze doen het tersluiks.
Istanbul ken ik alleen van op het water gezien. ’k Weet niet hoe dikwijls we ooit door de Bosphorus gevaren zijn maar op de duur keek ik er nog amper voor naar buiten. Dat klinkt blasé, maar zo gaat dat. Met de straat van Gibraltar was dat ook zo. De eerste keer is het indrukwekkend, de tweede keer al iets minder en de derde keer zegt men ‘O, zijn we hiér al …’
Een keer ’s nachts door de Bosphorus, daar ben ik toen voor wakker gebleven. Het was heel mooi, en helder en ijskoud. Toverlichtjes op de hellingen met het schip op een kronkelroute tussen de heuvels. Alsof we door een juwelendoos vaarden. Dan voelt men zich klein, als Alice in Wonderland. De Bosphorus heb ik vaak bij daglicht gezien. Veel interessanter natuurlijk, maar niet zo feeëriek als ’s nachts.
Over het traject had ik toen een en ander opgezocht, in Encarta. Dat was een Encyclopedie op CD-rom. 103.000 artikelen. Een bibliotheek op een schijfje, met de mogelijkheid om ‘gericht te zoeken’. Dat gericht zoeken was gewoon linken klikken zoals in Wikipedia nu, maar toen vond ik ‘gericht zoeken’ een enorm gerief, een uitvinding.
Encarta gaf een klein kaartje. 'k Wist dus dat er een S-bochten op komst waren. Het kaartje van Encarta was duidelijk, maar deze satellietfoto is beter. En mooier.
Zwarte Zee bovenaan Zee van Marmara onderaan
In de S-bochten deden we tamelijk spectaculaire manoeuvres. Vooral in de laatste. Niet zoals F1-wagens door een chicane gaan, want een vrachtvaarder is een log ding. Het ging traag en met precisie, maar het draaien leek snel omdat de aandrijving helemaal achteraan ligt. De voorpiek zwenkte zeer snel weg. Eerst naar bakboord, iets later terug naar stuurboord Zo’n manoeuvre had ik eigenlijk nog nooit meegemaakt. Het klinkt wat zwierig als ik het zo herlees, maar het duurde verschillende minuten.
Men ziet die hellingen dichterbij komen, muren zijn dat. Niet zomaar muren, het is Moeder Aarde zelf die daar verticaal staat, zo van : durf eens … En dan eindelijk zwenkt het schip. Oef.
Er is wel loods aan boord, maar als in deze doorgang de stuurinrichting het laat afweten … dan zitten wij morgen allemaal in een Turkse gevangenis wegens pollutie. Dat is bijna eens gebeurd, maar dat is een ander verhaal.
Als LM de koffie zet ruikt die veel lekkerder dan wanneer ik het doe. Vooral 's morgens. Wanneer ik zelf koffie maak ruik ik die eigenlijk niet. Zelfs 's morgens niet.
Met koken gaat het ook zo. Als iemand anders eten maakt ruikt het voor mij al interessant. En als LM staat te knutselen met ovenschoteltjes, dan ruikt het feestelijk, zoals vroeger, toen oma thuis kwamen koken voor een communiefeest. LM is al eens royaal met boter, vandaar.
Restaurantgeuren, nog zo iets.
Op een keer stonden LM en ik in het Statiekwartier bij een Spaans restaurant te overdenken welke kant we zouden opgaan. Op de hoek van de Breydelstraat en de Statiestraat stonden we. En daar geurde het zalig, het rook er naar vakantie …
We stapten binnen, helemaal bereid om ons over te leveren aan Spaanse tafelgeneugten. Het etablissement bleek een trendy, steriel gedoe, tamelijk koel van inrichting en danig teleurstellend qua 'sfeer & gezelligheid'. Binnen was niks te merken van de gemoedelijkheid die de aroma's buiten beloofd hadden. Waar kwamen die dan vandaan ? Welke geuren waren bij de zijgevel zo sterk en uitnodigend geweest ?
Wel, LM & ik hadden als twee beginnelingen staan overleggen onder de uitlaat van de dampkap van de keuken. Natúúrlijk ruikt op die plek alles steviger en lekkerder dan in de zaal. Wahaddegedacht!
LM en ik stonden ergens op een luchthaven aan te schuiven aan een incheckbalie om naar huis te vliegen na een contract van zes maanden. Naar huis is oké, maar een mens moet eerst inchecken natuurlijk, of men vliegt niet mee. Het inchecken was daar weer eens een gebeuren op zich.
In de rij naast ons, de rij met de rode loper, stond een Braziliaanse dame zich op te winden omdat iets niet duidelijk was met de reservatie van haar zitplaats in eerste klas. Het was een drama-queen die liet horen dat ze betere service gewend was. De beste service! En dan dat stemvolume! Na een paar minuten van haar gedoe keek de jongeman aan de balie rond of hij ergens zijn chef zag, in zijn ogen duidelijk een vraag om hulp. De chef kwam en zij wist iets te organiseren waarmee het Braziliaans temperament mokkend instemde.
Toen kon het personeel van de Braziliaanse haar bagage op de band zetten. Ze blafte dat ze traag waren. Haar schelden striemde over hun gebogen ruggen. Die mensen moesten het bekopen dat hun senhora nog steeds misnoegd was over iets waar zij part noch deel aan hadden.
De volgende passagiers waren oudere mensen die al die tijd op de rode loper geduldig hadden staan wachten om ook in te checken in eerste klas. Een Brits echtpaar.
De jongen achter de balie was nog altijd ontdaan over het geroep van de Braziliaanse.
De kleine Britse legde haar hand op de balie keek omhoog en met een rimpelige glimlach zei ze duidelijk en melodieus in het zuiverste Engels dat ik ooit gehoord heb :
- Maar u geen zorgen jongeman, het is voorbij.
En zij gingen over tot een hoffelijk, formeel, functioneel gesprekje, zoals beschaafde mensen dat doen bij het inchecken. Door die routine kwam de jongeman zichtbaar tot rust, dank zij de savoir-faire van de Britse dame. Men blaft geen personeel af, men leidt personeel.
Toen ik de dankbare glimlach van die jongen zag schoot me een uitdrukking te binnen : "eerste klas kan men niet kopen, eerste klas is een manier van leven" In haar denken en doen was die Britse dame blijkbaar zo iemand, een eerste-klas mens.
In 1984 moest ik voor een kleine ingreep naar het ziekenhuis.
Een verpleegster kwam iets inspuiten en toen reed ze met mij de kamer uit. Ik bewonderde de vindingrijkheid van die mevrouw omdat ze wielen onder mijn bed gezet had. Dat vond ik wonderlijk gemakkelijk en aangenaam, ze mocht zo met mij tot het einde van de wereld rijden en ik vond mezelf en passant grappig want de wereld is rond. In de gang bewonderde ik de TL-lampen die voorbijtrokken. Schitterend vond ik die rij voorbijtrekkende armaturen, zo bleef het altijd en overal licht. Toen kwam mijn bed aan een zilveren wand en die wand ging open. Zomaar. Vanzelf. Als een deur die plots opengaat. Wéér zo’n uitvinding : deuren die plots opengaan. De wereld was prachtig.
Het volgende dat ik me herinnerde was dat ik in een groene ruimte lag, met gedempt licht rondom rond. Zo weinig licht, kan dit de operatiekamer zijn?
- Mevrouw, vroeg ik aan iemand die daar stond om de vragen te beantwoorden, hoe heet deze kamer? - De verkoeverkamer, antwoordde ze met een heel rustige stem. - En wat moet ik nu doen? - Verkoeveren, zei ze, doe uw ogen maar weer dicht.
Ik sloot de ogen en was innig dankbaar dat de wereld zo goed in mekaar zat : in een verkoeverkamer verkoevert men.
Achteraf vernam ik dat men tussen de operatiekamer en de ziekenkamer eventjes in de uitslaapkamer verblijft, onder het toeziend oog van stille mensen gaat men daar van verdoving naar gewone slaap.
Later ben ik nog een paar keren op de snijtafel gemoeten, maar het is nooit meer zo zweverig-aangenaam geworden als die eerste keer, toen ik toch zo zalig-dankbaar in schemerlicht had liggen verkoeveren.
De eerste stap tot het realiseren van een droom, is die in je geest tot prioriteit maken.van P²
'k Weet niet of ik ooit een droom heb willen realiseren. Daar ben ik te realistisch voor, denk ik. 'Er komt toch altijd iets tussen, en dan moeten we het tóch nemen zoals het komt' die stijl, een beetje fatalistisch misschien. Of Zen, maak ik mezelf graag wijs. En misschien ook wat bang van de ontnuchtering : 'is dit het maar …?'
Vergelijk het met een berg beklimmen. Bergje … Heuvel dan. Ik wil absoluut bovenop die heuvel geraken, voor het uitzicht. En ook om een paar foto's te maken. Wanneer ik eindelijk geraakt ben waar ik wou, is er daarboven vanwege de potdichte mist nul uitzicht en tot overmaat is er geen wc ookni ! Na een paar uren bergop wandelen kan men er mee lachen : dit is niet wat ik voor ogen had. Na een aantal jaren van inspanningen om een droom te verwezenlijken moeten constateren dat het niet is wat men er van verwacht had, is het wrang om te moeten constateren : dit is niet wat ik wou.
Wanneer ik het bovenstaande herlees lijkt het alsof ik in mijn jonge jaren niet wist wat ik wou. Met periodes was dat ook zo. Maar tegelijk wist ik wel heel goed wat ik niét wou, wat ik wou vermijden en misschien was het dat wat ik wou, een handen-vrij bestaan. Ik wou geen kinderen. Ik wou geen zelfstandige worden, ik wou geen job van 9 tot 5, ik wou niet in het onderwijs. Ik wou niet trouwen.
Dat laatste hebben LM en ik maar tot ons 40ste volgehouden. En het trouwen was dan nog een uitvloeisel van de job. In de landen van de Perzische Golf kan men maar best echtgenote-van zijn. Dat ik de vrouw van LM was, was niet voldoende. Er moest een papierke zijn. Om ginder gedoe en miserie³ te vermijden zijn we dan in België op een namiddag dat papierke gaan tekenen. Met een paar handtekeningen werden wij echtlieden ipv partners. Nuchter en realistisch, 'en petit comité'. Tegen de avond was le petit comité enkel nog realistisch.
Daar las ik die dag iets dat me deed omtuimelen van verbazing :
" Niet kunnen genieten van lekker eten, is zo goed als onbestaande " Non mais! Sta me toe van mening te verschillen. Niet kunnen genieten van lekker eten is zeer zeker wél bestaande.
Boulemie- en anorexia-patiënten genieten niet van hun eten en zij zijn big business. Legioenen fysiologen, voedingsdeskundigen, therapeuten, life-coaches, TV-makers en mensen van het geschreven woord verdienen op regelmatige basis hun brood aan mensen met eetstoornissen. Er gaat geen week voorbij of er is wel ergens iets te zien of te lezen over deze twee aandoeningen.
Verder zijn er de mensen die hun smaakvermogen kwijt zijn door een aandoening, een ingreep, een ongeval of door medicatie. Zij genieten ook niet meer van hun maaltijden zoals tevoren. Zij genieten hoogstens van de herinneringen aan wat ze ooit konden proeven. En die herinneringen vervagen waarschijnlijk.
En dan zijn er de mensen die van de stress niet meer proeven wat ze ooit lekker vonden. Mensen die problemen hebben, die in overlevings-modus leven omdat de problemen te overweldigend zijn. Niet kunnen genieten van lekker eten is zeer zeker wél bestaande, de medische wereld houdt er zich mee bezig.
Er zijn ook de gebieden waar schaarste heerst, waar eten gelijk staat aan overleven, daar geniet men ook niet, volgens mij. Men is al blij dat er eten ís. Gelijk hoe het smaakt.
Dichter bij huis is er de vierde wereld. Men eet wat men kan betalen. Maar leert men ook lekker vinden wat men nog kan betalen?
Het is ongeveer een voorrecht om in alle gemoedsrust, in peis en vree, te kunnen genieten van een maaltijd van eigen keuze.
het BBQ seizoen is officieel achter de rug, maar toch kon het efkes nog
een nieuw huis, dat moet gevierd, met tuin en oprit gans versierd omdat het nu nog kon, oktober gaf toch nog wat zon het werd lam en ook merguez, we waren met een stuk of zes er was een kok, een echte, ze had heur haar in vlechten ze droeg een grote rode schort, en ze nam een glaasje port op tafel kwam als fles een paar frisse Chardonnays
er was ook een klein buffet -zomaar voor de pret- met rauwkost, fruit en sla, een kleurenbeeld van ohlala vlees en groenten op het vuur op, de wijn was koel en puur het leven was een feest, en toen kwam het eerste beest
er kwamen wespen aangesnord, ze doken naar ’t glas port die met haar vlechten schrok, en nu mikten z’op de kok en op het fruit van heel ’t buffet, de kok zij was ontzet er was chaos en ellende, het buffet was plots een bende fruit en groenten helemaal verspreid, gegil - geroep - gebleit
en op de grond een artisjok de kok werd afgevoerd in shock
"Ze zeggen dat alles op zijn tijd komt, en dat zal zo wel zijn ook, maar waarom kom het dan vaak zo ongelegen"van P²
Dat denk ik ook soms: "Moet dat NÚ ?" Alles op zijn tijd is zo dikwijls niet 'mijn' tijd. Die voormiddag hadden we weer zo’' ongelukkige samenloop van omstandigheden. 'k Was bijna in slaap geraakt, de bel gaat. Het was de buurvrouw van beneden die iets kwam brengen. Voilà, 'k was klaarwakker natuurlijk. Weg was de vaak. En dat is voor de rest van de dag zo gebleven. Moe genoeg, maar geen vaak.
Als de buurvrouw in de namiddag gekomen was, zou er geen probleem geweest zijn. Maar dat kon zij niet weten natuurlijk, dat ik nog moest slapen. 'k Weet zelf amper wanneer ik zal slapen. Wanneer de vaak zich aankondigt. Alles op zijn tijd.
---
Gisteren had LM osso buco gemaakt, volgens een recept van het Net. Het was rundsschenkel, maar dat maakt niet uit, zo lang er maar een gat zit in de osso hebben we een buco. Hij kwam tamelijk ongerust vragen om te proeven, vond ik het vlees niet wat taai? Volgens de bereidingswijze was hij nochtans op schema wat de gaartijd betrof. 'k Heb hem al honderd keer verteld dat die gaartijden een richtlijn zijn, geen evangelie, omdat elke gebruiker met de eigen kookplaat & kookpotten werkt, en dat zijn gegarandeerd andere dan die van de auteur van het recept. Gaartijden worden aangepast aan het eigen keukenmateriaal EN MEN NOTEERT DIE TIJDEN voor later gebruik. Wat LM blijkbaar de vorige keer weer niet gedaan had.
Hij zou nog een half uur 'bijgeven'. En toen bleek een tweede verlenging van een halfuur nodig. Hij vroeg zich af hoe dat kwam. Zucht, hoe dikwijls nog?: een andere warmtebron dan het recept van 't Net + ander kookgerei betekent éigen gaartijden hanteren. En die noteren!
Soms vraag ik me af hoe iemand die het dagelijks beleid voerde over een machinepark van vijf verdiepingen zich zo onzeker kan voelen in een kombuiskeukentje van een doorsnee appartement. Hij kent toch iets van metalen en van dinges, van warmtebronnen. Inox is geen gietijzer en een gasvlam is geen warmeluchtoven.
Daarop bleef hij in de keuken staan. Om de vlam te bewaken. Daar blijven staan verandert niks aan de garing, en dat hij moest gaan zitten met zijn zere knie. Maar hij wou de vlam blijven zien. Heroïsch. Want hij moest ze bewaken. Olympisch.
De osso buco was geslaagd. Een grandioos resultaat. Hij was blij dat het vlees zo mals was, hij was blij dat ik het lekker vond, hij vond het zelf ook heel lekker, hij zat te smikkelen en te knikken en ik was zo blij dat hij zo blij was, dat hij zoveel voldoening had van zijn werk.
Hij spreekt al over diezelfde bereiding in de oven. Dan in de gietijzeren pot. Wéér andere gaartijden. Wéér gedoe en getwijfel en gedrentel in de keuken. Maar dat zien we dan wanneer het zover is. Alles op zijn tijd, zei iemand zojuist.
Een paar jonge Russen beklommen een Egyptische piramide, geraakten tot de top en maakten daarboven een paar adembenemende foto’s, met een fonkelend stinkend Cairo op de achtergrond. Was het driestheid? Want piramide-klimmen wordt er niet bepaald, eh … aangemoedigd. Integendeel. Dus vastberaden kan men ze wel noemen, die jonge gasten.
En toén, toen zetten de snuggere jongens de foto’s op het Net. Gewoon voor ’t geval het Egyptische gezag hen eventueel misschien zou willen arresteren … alle foto’s t/m n°10, daarover gaat het: http://raskalov-vit.livejournal.com/131308.html efkes kijken naar een particulier initiatief.
'k Vroeg me af of fruitvliegjes eendagsvliegjes waren. Neen! zegt het Net. Het zijn twee verschillende beestjes. De fruitvlieg heet voluit Drosophila melanogaster en heeft van ei tot einde een levensduur van 11 à 14 dagen.
"Je laat een banaan iets te lang liggen op de fruitschaal en ineens zijn ze daar: fruitvliegjes. Maar het zijn niet de vitamientjes waar ze op af komen; het is de alcohol in het overrijpe fruit."
De eendagsvlieg heet Hafte, (orde Ephemeroptera, eh, jawel!)
en zou als volgroeid insect een paar uren tot één dag leven. Bomans beschreef dit al: Anna, het leven van een eendagsvlieg.
-----
Op het afdakje boven de keuken lag een ei. Ach…. wat een klein eitje was dat! Het was nog veel kleiner dan een speldeknop…
Net op dat moment ging het eitje open en kwam er een heel klein beestje naar buiten. Een eendagsvlieg.
“Dit is een kostbare dag” zei Anna, want zo heette de eendagsvlieg, “vandaag moet ik groot worden, mij verloven, trouwen, kinderen krijgen, en …..sterven. Vanavond om acht uur moet alles gedaan zijn. Ik voel mij wel een beetje moedeloos met zoveel dingen voor de boeg. Maar wie niet waagt, die niet wint.”
Zij sloeg haar vleugeltjes uit en zweefde moedig over de zonnewijzer. Hier kwam zij een nette heer tegen. Hij was al wel wat oud, zeker een halve dag, maar hij zag er nog goed uit. Anna vond hem zelfs knap. En hij was zo discreet!
“Ach mejuffrouw….,” sprak hij haar aan. Anna bloosde. “Ik ben net geboren”, zei ze. “Kom, kom, ” ging de heer wat ongeduldig verder, “Wij moeten onze tijd niet verpraten, juffrouw. Ja of nee?” “Ja,” fluisterde de kleine Anna. Zij omhelsden elkaar vluchtig en wandelden wat tussen de andijvie. “Is dit nu het huwelijk”? vroeg Anna. “Ja, dit is het,” zei de heer, die Simon heette. “Het is nu half tien, ” zei hij. Hij werd bleek en gaf Anna een kus. Toen ging hij op zijn rugje liggen. Zijn pootjes in de lucht. Hij was dood.
Anna was meer verbaasd dan bedroefd. Het liefst had zij haar gezichtje in het zand gestopt en flink uitgehuild, maar dit paste niet bij een vrouw van middelbare leeftijd. Want dit was Anna nu geworden. Zij was wat gegroeid en had een bredere kijk op het leven gekregen. Zij stond hierover na te denken toen haar broertjes voorbijkwamen: in de schaduw geboren, waren zij wat later op de wereld gekomen. Anna bleef op een afstandje naar het uitkomen van de andere eieren kijken. “Het leven,” sprak zij, “het leven, beste jongelui, is een snelle desillusie. Tempo! Tempo! meer wordt er niet gevraagd."
Maar de kleine eendagsvliegen antwoordden niet eens. Zij spreidden hun vleugeltjes uit en vlogen rechtstandig naar de zon.
Nu schepte Anna ook moed. Ze sprong op en vloog over het duivenhok; daar ontmoette zij haar tweede man. Hun kennismaking was zakelijk, romantiek was belachelijk op die leeftijd.
“Bent U al eens getrouwd geweest?”
Jawel,” antwoordde Anna, “het was een heel net huwelijk. Maar hij is overleden. Het is al lang geleden.” “Goed. Ben U in voor een tweede huwelijk”? “Met wie?”, vroeg Anna. “Met mij”. “Oh jawel,” sprak Anna. En hiermee waren zij getrouwd. Neen, korter kan het niet. En toch is dit een lange verkering voor een eendagsvlieg.
Was het een gelukkig huwelijk? Neen. Zij vermoedde dat hij betrokken was bij een zwendel-affaire in miereneieren. Maar er waren geen bewijzen. Hij werd echter betrapt bij het smokkelen van een stukje paardemest en werd verbannen. De wet is streng. Anna treurde niet; zij legde een paar honderd eieren in de kelk van een primula en liet zich toen drijven op de wind. Hoger en hoger ging het. Het was zo zalig, dit zorgeloze drijven …
Plots voelde Anna zich moe, heel moe. Snel spreidde zij haar vleugels uit en daalde. Zou dit het einde zijn? De tranen schoten haar in de ogen; zij dronk wat water uit een koolblad en dutte even in. Toen zij wakker werd was de zon groot en rood. Alle dingen in de tuin waren stil en oud geworden. Ook Anna was een oude vrouw. Zij liep langzaam over het koolblad heen en weer en ging toen op de rand zitten. Van hier af kon zij de zon zien ondergaan. Anna zuchtte, en staarde over de bladrand naar beneden, op het leven onder haar. Slakjes, kevertjes, torretjes, van alles repte zich haastig voorbij, naar huis. Het was een vallen en opstaan, klimmen en dalen, gedrang en beweeg. Alleen Anna bewoog niet. Zij was dood.
'Anna' van Godfried Bomans uit zijn boek Sprookjes, 1962
Wil je iets bereiken zal je er voor moeten werken, want meestal geen succes zonder zweet. van P²
Persoonlijk zou ik in die regel zetten : geen resultaat zonder zweet. Succes is in mijn ogen een vies woord geworden. Ooit kon men een geslaagd resultaat een succes noemen. Nu is het woord succes naar mijn gevoel gekaapt door de socialites. Kardashian, Paris Hilton & consoorten hebben het woord succes besmet. Daarom ben ik terug geschakeld naar het woord resultaat.
Ook al was dat curry-recept van LM een succes, ik kan het woord niet meer gebruiken en ik gebruik resoluut 'resultaat'. De curry was lekker, dus : knap resultaat. Uitbundiger dan dat doe ik voorlopig niet meer. Succes mag weg.
Daarom verander ik het Overdenksel voor mezelf : geen resultaat zonder zweet
Ow, wachtwa. Zweet? Wij zijn senioren, waarom zouden wij ons nog in het zweet werken? Dat is slecht voor de bloeddruk en gevaarlijk voor van alles en nog wat. Niks van, geen denken aan. Inspanningen, tot daar aan toe. Maar zweet? Tarára. Hoogstens het woord inspanning, geen resultaat zonder inspanning
Ziezo, nu kan ik mij verzoenen met de dag die moet komen. m– HiH-10/2015, bijgewerkt
We zaten op een vlucht met Air France, een korte vlucht, het karretje met taksvrije koopwaar was pas voorbij en we gingen zo ongeveer landen. Ineens een bekend aroma: tabak. Iemand had een sigaret aangestoken. Twee rijen voor ons, aan de overkant van het gaaanpad, zag ik rook omhoog kringelen. Zelf was ik ooit een verstokt rookster, maar waar roken niet mag, mag het niet. Simpel.
Roken in een vliegtuig mag al vele jaren niet meer. De hele wereld weet dat wel ondertussen. Op welke planeet had dat uilskuiken al die jaren gewoond? Ik rekte mijn hals om te kunnen zien wie de hooligan was die het rookverbod negeerde. Tot mijn verbazing was het geen jeugdige provocerende dwarskop maar een dame tussen vijftig en zestig. Een elegante Française. Iemand van wie men zou verwachten dat zij haar wereld wel kent.
De meeste passagiers had ondertussen het tabak aroma opgemerkt. Er werden hoofden gedraaid en het werd stil in het vliegtuig. Heel stil. De stewardess kwam toegesneld en vroeg zeer beleefd aan de mevrouw of zij die sigaret wilde doven. De mevrouw weigerde. Categoriek en uit de hoogte.
De stewardess zei iets over reglement. De mevrouw wuifde dat weg met een elegant gebaartje en met het argument dat zij, mademoiselle la stewardess, haar die sigaretten zojuist zélf verkocht had en als Air France niet wil dat er aan boord gerookt wordt, moet Air France maar geen sigaretten verkopen aan boord. "Voilà. C'est par pricipe" besloot ze met een triomfantelijk lachje.
Nu ging het niet meer over wie gelijk had, maar over wie gelijk zou halen, het Reglement of een zelfgewrochten Principe? De situatie had de algemene belangstelling en de mevrouw beleefde daar zichtbaar genoegen aan. De stewardess zat met de toestand verveeld. De mevrouw genoot. De stewardess keek naar achter, in haar ogen duidelijk een vraag om versterking.
Een steward kwam haar te hulp en vroeg in nog hoffelijker bewoording aan de mevrouw of zij haar sigaret wilde doven. Weer een gedecideerde weigering. En weer met het argument: als Air France niet wil dat er aan boord gerookt wordt moet Air France geen sigaretten verkopen aan boord. En vermits Air France wél sigaretten aan boord verkoopt, mogen die sigaretten gerookt worden aan boord. Voilà. Simple n'est-ce pas! "En wat denkt u nu te doen, mij buitenzetten?" voegde ze er met een superieur lachje aan toe.
De purser (chief-steward) kwam erbij. "Mevrouw, u kan toch ook wachten met roken tot u het vliegtuig verlaten heeft" stelde hij glimlachend voor. Nee, want die sigaretten waren haar AAN BOORD verkocht, dus zou zij roken AAN BOORD.
"En u vind, omdat u ze hier gekocht heeft, dat u hier ogenblikkelijk en ter plaatse moet roken?" Já, dat vond zij, want dat sprak vanzelf! En ze keek eens genadig rond alsof ze wel wist dat de rokers onder ons haar in stilte bijvielen. Zij was immers onze woordvoerster.
"Mevrouw, zei de chief-steward iets luider - hij richtte zich nu tot het hele compartiment - als u bij de apotheker een condoom koopt, is het dan ook om het ogenblikkelijk en ter plaatste te gebruiken?"
Gelach - Geschater - Gebulder. En applaus. De opmerking van de chief-steward werd naar voren en naar achter doorgegeven aan degenen die te veraf zaten om ze gehoord te hebben. Het gelach trok door het vliegtuig als een golf door een zwembad. Hier ging de golf liggen en daar nam ze opnieuw een piek. En dan terug. Hier opnieuw handgeklap. En ginder nóg eens!
De mevrouw - ineens véél minder hautain - doofde haar sigaret, snauwde weinig elegant iets over ‘onbeschaamdheid’ en ging verongelijkt het landen zitten bekijken.
Met dat kunstgreepje had de chief-steward had de situatie in orde gekregen. Niet met redelijkheid, want de dame was van bij het begin al niet van plan geweest naar rede te luisteren.
Bij het uitstappen kreeg het cabinepersoneel meer vriendelijke begroetingen dan anders, een paar mensen staken hun duim op in het langsgaan en de twee mensen vóór mij gaven de chief-steward een hand. Op de loopbanden werd nog nagepraat. Zelfs toen we bij de bagageband stonden werd het voorval nog besproken. De mevrouw had nog steeds veel belangstelling. Maar zo te zien was ze daar allang niet meer blij mee.
De herfst maakt iets wakker in mij. Het was in de kleuterschool en er lagen herfstbladeren, zoals nu. Die bladeren konden ritselen.
In dezelfde klas zat een jongetje die een zus had ergens in een hogere klas en dat meisje had een eigen springkoord. Ik niet. Waarschijnlijk was ik nog te klein daarvoor.
Ik knuffelde en kuste dat broertje zowat plat tot hij hulp ging zoeken bij zijn zus. Dan volgde ik hem aan een slip van zijn schort tot bij zijn zus. Zij verloste haar broertje van mijn attenties door haar springtouw te lenen en ik ging dan het touw door de herfstbladeren trekken omdat ik ze wou horen ritselen.
Eigenlijk was dat gekus puur stalking, gijzeling en afpersing tegelijkertijd. En toch hebben ze mij daar losgelaten.
Was ik toen een kreng? Tja, misschien wel hé. Dat ik toen al een jongeman van drie of vier achterna zat om van zijn familie een afkoopprijs te bekomen … uitgekookt.
Zelf herinner ik me daar niks van, van dat kussen. Enkel van het springtouw en de knotsen die ritselden in de bladeren.
Op een dag kwam ik met het springkoord thuis. Zoiets vroeg om uitleg natuurlijk. Niet terug gegeven na de speeltijd? Mijn Ma en Zuster Jozefa hebben dan uitgevist van wie het touw was, en hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het verhaal dook jaren later soms nog op.
In de versie van mijn Ma was het sprinttouw de afkoopprijs, opdat ik het broertje met rust zou laten. In mijn versie was het koord een beloning, omdat ik het broertje toch zoveel kusjes gaf.
Thuis gaf ik Tina ook veel kusjes. Dan was ik een lief meisje en kreeg ik een aai over mijn bol. Waaruit volgt => kusjes geven is lief én => wie lief is mag met het springtouw door de bladeren ritselen.
Achteraf bekeken zal de versie van mijn ma wel de juiste zijn … soms hebben moeders gelijk hé.
Een practicum werd op school toen nog een praktijkles genoemd. Voor onze klas stonden geen regelmatige praktijklessen op het programma. We kregen wel les biologie in het biologielokaal, in 't biokot.
Daar stonden tussen twee glazen wanden, tussen het lokaal en de gang een verzameling bokalen vol verbleekte dieren op 'sterk water', op formol. De geur was er tamelijk uitgesproken, maar na een paar minuten merkte men die niet meer, zoals we de zurige lucht van het scheikundelokaal ook niet meer merkten na de eerste 5 minuten.
Op een dag besloot de lerares biologie dat het toch tijd werd voor een illustratie en ze kondigde de vivisectie van een kikker aan. En dat we allemaal naar voren konden komen om te kijken wat en hoe. Toen de kikker open gespeld lag en ik al die orgaantjes zag kloppen en doen vroeg ik luidop : 'Waarom? Daar bestaan toch prenten over? Met welk recht?Dit is iets gelijk die Mengele, dit soort dingen.' Want ik had al eens iets gelezen over die geflipte kwiet zijn afgrijselijkheden tijdens WOII.
'Als het u niet aanstaat kunt gij het lokaal verlaten' deed ze hooghartig. Wat ik letterlijk opvatte, wat ik zag als een toestemming en ik ging op de gang wat bekomen. 'k Was opgelucht dat ik daar op de vensterbank kon gaan zitten en dat het vensterglas koud was want ik voelde me heel flauwtjes. Er begon iets te dagen. Hoeveel vivisecties gebeuren er tijdens de opleiding van een leerkracht biologie? Van alle leerkrachten biologie in België? Van alle leerkrachten biologie in de wereld?
Bij die gedachte voelde ik mijn bloed wegtrekken en werd ik misselijk. Rennen naar de toiletten, ik heb het gehaald. In het terugkomen kruiste ik de directrice die daar liep te wapperen. Ze keek wel maar ze vroeg gelukkig niks. Dat mens kon ik er niet nog eens bij hebben.
Vanaf die dag werd ik al wee van de geur van het lokaal (formol). Later ook bij het zien van de deur van het lokaal en uiteindelijk ook bij het zicht van de lerares zelf. Voer voor Pavlov was ik toen. Formol, gelukkig ben ik later dat product niet meer tegen gekomen.
Die kaptein was een beetje een elitair mens. Zo’n heer met een zijden halsdoekje in de openstaande kraag van zijn hemd. Hij voerde aan tafel conversaties over Florence en musea en andere uitgelezen onderwerpen, een gesprek onder heren waardig. Alleen waren zijn tafelgenoten niet zozeer heren die kwamen tafelen, zij waren hardwerkende mannen die van hun maaltijd wilden genieten want de maaltijd betekent vrije tijd en een moment van rust. Eventueel wat loos gebabbel erbij, maar niet elke dag gesprekken over kunst en cultuur.
Bij momenten kwam er weinig reactie op de onderwerpen van de kaptein. Soms stokte zijn monoloog en dan had ik oprecht medelijden met hem. Hij moest niet op een vrachtschip varen, hij zou een cruisekaptein in de Middellandse zee moeten zijn. Daar zou hij dan de tafelgasten onderhouden over Cartagena en Venetië. Zo zag ik het, want over de kolenterminal in Tubarão waar we gingen lossen, vallen weinig culturele weetjes te vertellen.
Op zondagavond werd er wijn geserveerd aan tafel. Mijn eerste zondag aan boord was er witte wijn voorzien. Ik vroeg aan de chef steward/kok waar ik de ijsemmers kon vinden. Volgens hem waren er geen ijsemmers aan boord, hij had al eens gezocht. Maar de flessen liggen sinds gisteren koud hoor, zei hij. 'k Kreeg de sleutel mee om in de locker te gaan zoeken, nee, in de rekken geen ijsemmer te vinden. 'k Ging de sleutel terug brengen en zei dat ik eens in het magazijn ging kijken, misschien stonden ze daar? De chef dacht van niet maar ik kon altijd eens rondkijken.
Geen ijsemmers te zien, maar wat stond daar onderaan de rekken, zeevast gezet? Een stapel witte lege haring-emmertjes! Die van 40 stuks. We waren gered. Etiketten eraf, handvat eraf, een bord met serviette eronder, serviette erop en we hadden ijsemmers.
De kaptein was in de wolken met de ijsemmers en hij vond ze helemaal niet camping want een plastic ijsemmer is nog altijd beter dan geen ijsemmer. Toen hij ze op de tafel van de officieren ook zag staan, complimenteerde hij mij. Zijn tafelgenoten zwegen en de dag erna vertelde de chef steward me vanwaar die donderwolken. Ze vonden me een mouwveegster, met mijn ijsemmertjes. Kermille. Een mens doet moeite om de tafels wat afwerking te geven en dan is men een mouwveegster …?
Bleek dat 'die met zijn fijne manieren' al eens naar ijsemmers gevraagd had, en die waren er niet, en dan kom ik wat gedienstig doen met haring-emmertjes. Mouwveegster dus. In scheepsjargon bestaan daar lelijker woorden voor, maar die zet ik hier niet.
Op donderdag werd er na het avondeten de kaasplank aangeboden. Ik was bezig in de mess en de chef gaf de kaasplanken door, een voor de officieren, een voor de kapteinstafel. - Deze is voor de kapteinstafel, zei hij. - Dat zie ik aan de hoeveelheden. Maar geen Hervekaas voor de kapteinstafel, klopt dat? - Ja, dat is hier al wat geweest, zuchtte hij. Den ouwe wil geen Herve op de kaasplank, want Herve stinkt. - En vinden die anderen dat ook ? - Néé, de 1ste stuur en de chef mécanicien zijn zot van Herve. Dat is het juist. Maar den ouwe wil geen Herve op de plank zien.
Oelala, er gebeurde aan die tafel veel meer dan ik zag of kon merken. Ik nam twee ondertassen, paste daarop twee glazen dessertkommetjes ondersteboven en we hadden stolpjes. Dit model, maar dan ondersteboven :
- Wil de marco (marconist) ook Herve? - Nee, die doet mee met den ouwe natuurlijk, dat ventje is de mouwveger van de kaptein. - …. ? véél meer dan ik zag of ik kon merken.
We hadden twee kaasstolpjes, ik sneed een Hervekaasje in twee en onder hun stolpjes zette ik de helften mee op de plank. De chef zag me doen.
- Daar trekt gij uw plan mee hoor. Ik wil geen ambras.
Toffe baas was die chef steward, ik stond er alleen voor met de Herve, terwijl we voor reparaties van mankementen in zijn keuken en in de bewoning toch eerder de chef mécanicien en de 1ste stuurman nodig hadden dan de kaptein. Men kon dié twee mannen maar beter tevreden houden.
Na de hoofdschotel zette ik de kaasplank tussen de Marco en de kaptein en werd de kaptein nu niet wat bleek boven zijn gentlemensjaaltje?
- Mevrouw … zei hij. Die kaas … - Die kaas is afgedekt kaptein, stolpjes.
Ik nam de twee schoteltjes met stolpje van de plank en zette ze naast het bord van de chef Mécanicien en van de 1ste stuur. Hun gelaat lichtte op. Een glimlach tot achter hun oren. En of er nog stokbrood was. Natúúrlijk was er nog stokbrood, hier is een extra mandje.
- Mevrouw …, -de kaptein weer, onze heer met smaak- vindt u niet dat Herve stinkt?
Hij sprak niemand aan met de voornaam, en aangezien ik geen rang had was het ‘mevrouw’.
- Nee kaptein, Herve heeft een aroma, heeft een uitgesproken geur. Stank is totaal iets anders.
Man, ik kuis een aantal toiletten aan boord, wilt ge écht weten wat ik stank noem?
De chef Mécanicien en de 1ste stuur aten met smaak hun eigen royale portie kaas. Die dag was ik gered door het aroma / de geur van Herve. Ik had er twee sterke bondgenoten bij én, voor de rest van mijn contractperiode was ik van de smet van mouwveegster vanaf. Ook toen de voorraad Herve al lang op was.
Moeten wij mannen ons zorgen maken? ~ door Rocor, 10/2008
De tijd dat we het voor het zeggen hadden is voorbij. Wat zeg ik, als we niet oppassen staan we als mannen binnenkort allemaal op straat te praten met de buurman, terwijl we de glazen zemen, de brievenbus afwassen en over de hoge prijs van de groenten lullen in plaats van over de voetbal.
Ze lopen hun achterstand in. Vrouwen aan de haard is wel prehistorie. Wat zie ik gebeuren? Mannen nemen het werk over in alle taken die vroeger specifiek voor de vrouw waren. Voor de boodschappen zorgen, de kinderen naar school brengen, eten maken, kuisen, de was en de plas doen, met de kinderen naar de dokter en de tandarts, amai deden die vrouwen dan zoveel? De mina’s gaan ervoor, ze vechten zich een weg in de mannenwereld en het schoonste van al: ze doen het nog goed ook. Dat is moeilijk voor ons om het toe te geven, maar het is zo.
Ze nemen hun vrijheid, een verschuiving is bezig. Als we niet oppassen, nemen zij de macht over de twee seksen. Ons bolwerk is aan het wankelen, waar is de tijd dat we de kostwinners waren en alle beslissingen konden nemen, zonder inspraak? We moeten toegeven, er zijn veel beroepen waarin ze fundamenteel beter zijn dan wij, maar er zijn grenzen hé, ze moeten niet lastig beginnen te doen.
Neem nu hoe ze zich kleden, botjes met hun broek erin gestoken, brede riem onder het lederen vestje, borstjes vooruit, en kort geknipt haar, nog een stok onder de arm en een paard onder hun poep, dan is hun gezag compleet. Ze dragen alles van kledij wat een man draagt, andersom zou voor ons een probleem zijn, maar ze bewegen zich nadrukkelijk en zelfzeker door het leven. Het is meer dan duidelijk: ze hebben geen last meer van menopauze, ze nemen het gewoon van ons over. Gelijke kansen is maar normaal, ook in de scholen zijn ze heel goed bezig. We zijn niet meer de allesweters. Als we niet oppassen hebben we alleen nog ons lijf dat sterker is, en worden we verder in alles overklast. We zijn 2008 jaar de baas geweest, andere en betere nu, en ik zou bijna durven denken dat de wereld er beter uit zal zien. Ze hebben trouwens nog altijd hun ‘geheim wapen’ achter de hand, dan verkrijgen ze alles als ze dat bovenhalen.
Wat zoudt ge er van denken als ge aan het eten bezig zijt als man ‘s avonds en ge een telefoon krijgt van uw vrouw die zegt:
“Ik zal wat later zijn schat, ik ga nog een pint pakken met de collega’s. Mocht het laat worden ga maar slapen, zet mijn eten maar in de microgolf. Doé-oéi !
Beste Mede-Macho, zijt ge naar de bakker geweest? En is uwe strijk gedaan ?
Sinds piepjong ben ik dol op lekkere geuren. Tantes en groottantes dachten dat ik kwam knuffelen, maar eigenlijk was ik hen aan het besnuffelen.
Voor de after shaves was het iets minder ingewikkeld, alle ooms en grootooms gebruikten Tabac of Old Spice. Dus daar was ik vrij snel uitgesnuffeld, want veel meer was er toen niet op de markt.
Het boek van Patrick Süskind stond hier ooit in drievoud in huis, omdat ik het aan elk en ieder wil uitlenen maar ook nog zelf een exemplaar wil overhouden. ’k Ben goed maar niet gek. Of toch niet helemaal.
Toen we zeventien waren zei de lerares Frans zeer gedecideerd dat er zijn twee dingen zijn waarop men nooit mag bezuinigen: een goede BH en een goed parfum. Dat waren zeer wijze woorden. Gelijk wat mijn financiële situatie was in het voorbije levensparcours, het silhouet en de sillon moeten er zijn.
Toen ik in overall stond te zwoegen en te zweten hebben de BH en het parfum me recht gehouden. Met de juiste BH lijkt zelfs de meest vormeloze overall een drapage en dat is goed voor het zelfvertrouwen. Bij de lichaamswarmte van fysieke arbeid komt het parfum weer vrij, dat is goed voor het moreel.
“Zijn lach is onweerstaanbaar en hij heeft iets met brandweermannen, haaien en slechteriken die in de bomen langs de snelweg wonen.” MML Iets met brandweermannen en haaien, die fascinatie snap ik. 'k Heb ooit eens een grote kalender gekregen met zeemonsters. Haaien zijn indrukwekkend. Die met de brandweermannen heb ik toen zelf gekocht. Als tegengewicht. Ook indrukwekkend.
Over de slechteriken in de bomen ben ik nog aan het nadenken. Kan het zijn dat de jongste een avonturenfilm gezien heeft, zo iets waar de struikrovers zich uit de bomen laten vallen. Misschien een film à la Robin Hood? Dat zijn dan wel goeie slechteriken, maar het is misschien nog wat ingewikkeld voor een hoofdje van vijf dat er ook nobele bandieten bestaan. Robin Hood, Zorro, … er zijn er zeker nog, maar ze schieten me niet te binnen.
Bandieten die in bomen wonen dus, en die bomen staan dan best langs de snelweg omdat daar veel licht is en men een regen van bandieten ziet aankomen. Men ziet ze uit de bomen springen. Veel licht geeft een veilig gevoel. Ja, als ik bandieten in bomen had, 'k zou ze ook langs de snelweg doen wonen hoor.
“Morgen is de oudste van de partij en die inviteert me op friet met curryworst. Wel in een fijn restaurant, waar ik misschien aan de curryworst kan ontkomen.”
Meiske! Als het oudste kleinzoontje zo galant is zijn oma van zijn spaarcenten te trakteren op feestelijk eten als friet met curryworst, dan vind ik het flauw van u dat ge zoudt willen ontkomen aan die curryworst. Wees een dame! Rug recht, diep ademhalen en eet-die-curryworst!
"Het oude kerkhof, dat gelegen was in het centrum van de gemeente, is in onbruik De formule 'eeuwigdurende eigendom' is nog letterlijk in voege. Vele overledenen hadden nog hun plaatsje in een familiegraf. De gewone zerken die tien jaar mochten blijven, waren weggehaald
Het viel meteen op, verspreidde veldjes met wilde grassen en netels. En dan die oude familiegraven, her en der, grote bouwsels in graniet en arduin, scheefgezakt met afgebrokkelde beelden van engelen, verdoken onder takken en planten, en stukken van dorre coniferen.
Namen in arduin gebeiteld, haast onleesbaar, achter struiken, en soms in 't zand een stukje foto op een stenen boek. Langs de hoofdweg stonden ook nog vervallen kapellen, familiekelders, waarin men geen voet meer zet. Zou het luguber zijn in dit park wanneer het donker wordt?
In een brede laan zag ik een verwaarloosde arduinen zerk, waarvan de hoofdsteen er in al zijn breedte nog stond met nog enigszins leesbare gebeitelde letters: 'geb.... 24-01-1880. In de negentiende eeuw! De grote deksteen was verdwenen. Er lagen vier gezinsleden in 'eeuwige rust'. Mijn gedachten gingen naar de tijd van hun kinderen en kleinkinderen, de tijd die immer voortloopt, beladen met zovele herinneringen!
Het was onwezenlijk stil op het kerkhof. Enkele bomen stonden er half kaal te dromen. Hoe zou het hier met Allerheiligen zijn? Zouden chrysanten de troosteloosheid een beetje opheffen?
Eens verdwijnt dit oude kerkhof , wanneer het gemeentebestuur door stemming besluit dat 'het eeuwigdurend eigendom' niet meer 'eeuwigdurend' is! Dan blijven er alleen namen dromen in het gemeentelijk archief." GMA
De gronden in en nabij woonwijken zijn goud waard. Terwijl wij lopen te mijmeren tussen de vergane glorie zitten elders gladde projectontwikkelaars te lobbyen bij de pousse-café en verschuiven politiekers het eeuwigdurend eigendom via administratieve achterpoortjes weer een beetje naar minder-eeuwigdurend.
Oud Kerkhof, Arnaud Bex
Op het Net staan veel foto’s over oude begraafplaatsen, van zeer sfeervol tot povere horrorkitsch. Daarover heb ik ook een en ander gevonden. Maar dat is voor een andere keer.
Wanneer iemand iets helder uitlegt, dan sta ik in bewondering. Soms word ik er stil van. Kookprogramma of kwantummechanica, breipatroon of spellingsregels, wanneer de uitleg duidelijk is dan word ik blij. Vooral als ik een stukje kunnen volgen heb van dat breipatroon en die kwantummechanica. Dat laatste ivm de monstergolven op bepaalde breedtegraden.
De structuur van een uitleg: een ingewikkeld concept, een begrip, een idee afbouwen tot een duidelijke schets en vervolgens weer opbouwen tot een voorstelling van het oorspronkelijk geheel, dat soort uitleg, daar kan ik gelukkig van worden. Daar kan ik van genieten, van het feit dat iemand haar/zijn kennis wil delen en dat doet op een manier die bevattelijk is voor leken. Dan voel ik bewondering en dankbaarheid ook. Wanneer iets knap is uitgelegd, ja dat is genot. Een geruststelling ook : er zijn nog altijd mensen die het kunnen, ondanks de verkleutering en de verleuking van het onderwijs.
Ergens in de jaren 70 kwamen in het Brusselse de Chinese restaurants in beeld. In en rond Antwerpen waren ze er al langer. Voor de verworpenen der Culturele Revolutie duurde het blijkbaar iets langer om Brussel te bereiken dan om Antwerpen te vinden.
Die eethuizen waren relatief goedkoop en lekker en werden onmiddellijk populair. Ook al waren ze in achterafstraten gevestigd, de adressen werden doorgegeven en binnen afzienbare tijd waren in die straten parkeerproblemen. Populair dus.
Zo was er een nieuw gedoe in de Timmermansstraat in Jette en dat restaurant moest uitgeprobeerd worden natuurlijk. Wie heeft er al gegeten? Niemand? Zullen we die nieuwe Chinees dan eens proberen? Allen daarheen en de hond ging mee. Dat kon toen nog, met een hond op restaurant gaan.
De hond heette Pinjoef, was zwart, iets kleiner dan middelgroot, had slimme oogjes en ondanks haar temperament wist ze zich bij momenten welopgevoed te gedragen. Wat zeer vreemd was, want niemand had haar opgevoed. Zo bedelde ze bvb niet, zelfs niet aan tafel. Straatadel. Ze was een beetje nuffig ook.
Het restaurant was ingericht met veel rood en zwart, aan de muur taferelen met draken, en op de vensterbanken stonden vazen met bloemen óp ipv ín.
We waren met veel en we werden naar de grote ronde tafel geleid. We waren de eerste klanten. Dat is oké, een rustige moment, dan hebben de mensen van de zaal en van de keuken geen coup de feu, de service verloopt vlotjes. (weet ik)
Er kwam een aperitief, de kroepoek was toen nog gratis, en de bestellingen werden genoteerd. Voor een groot gezelschap is een ronde tafel zoveel plezieriger dan een rij rechthoekige tafels die bijeen geschoven worden. Men ziet iedereen, men hoort ook alle anderen, iedereen is opgenomen in de kring.
Pinjoef had zich onder de tafel geïnstalleerd en lag daar met het kopje op de poten te genieten van het feit dat zoveel mensen met haar meegekomen waren naar die fijne plek.
Het eten werd geserveerd en ten gerieve van ons werd de muziekinstallatie geactiveerd. Uit de luidsprekers kwamen tokkelinstrumenten en hoge vrouwenstemmen die melodieën produceerden. Toen nog niet echt voor ons Westers oor, maar goed, we leefden in een sfeer van verdraagzaamheid. Het eten was lekker en tolerantie was het modewoord. De term multicultureel moest nog uitgevonden worden.
Wij aten en wij praatten en wij dronken en alles was goed en aangenaam behalve dat hoog gemiauw van de Chinese zangstemmen uit de luidsprekers. Tolerant of niet, trop is teveel. Pinjoef dacht daar anders over. Zij genoot. Het duurde efkes eer ik begrepen had dat een bijgeluidje van onder de tafel kwam en niet uit de luidsprekers. Ik keek en daar lag ze, oogjes toe, muiltje ook toe, daar lag ze te genieten van de Chinese muziek en ze piepte/miauwde mee. Waarschijnlijk was ze de enige van het gezelschap die de muziek wist te waarderen. Iemand van de bediening kwam met een blij gezicht zeggen : ‘dog music oké!’ = zelfs de hond vindt de muziek mooi.
Yes, zei ik, verschrikkelijk gegeneerd dat die mensen zo Oosters beleefd waren. 'k Had onder de tafel willen kruipen van schaamte. Maar daar lag dat zelfgenoegzaam hondje al, te miauwen.